woensdag 31 oktober 2007

Berin komt uit het hol

Vandaag kruipt de berin uit haar hol. Nog vóór de winterslaap kon beginnen. En met veel lawaai.
'Het is tijd voor een grote opknapbeurt,' brult ze.
Ze knipt de verkalkte nagels op haar berentenen, glijdt in een heel andere huid, een glanzende.
'Vanaf nu wordt er geen enkel feestje meer afgezegd!'
De berin doet haar werk -tak tak tak - effectief, dan belt ze Edward de kapper, reinigt het vel op haar gezicht, haalt nieuwe zooltjes om op te lopen, zwemt veertig banen borstcrowl tijdens lunchtijd. Ze boekt alvast een drie weekse reis naar Bhutan met de kerst.
Totdat het af is. Allemaal af is.

dinsdag 30 oktober 2007

De toekomst

In één adem:
Als je groot bent dan ga je naar de film en krijg je een computer en ga je naar school, leren schrijven.

Er wordt ademgehaald.

De twee-jarige heeft gezegd.
Tevreden kauwt ze op een stuk komkommer.
Ze weet waar het voor doet.

Glashelder ligt De Toekomst voor haar.

maandag 29 oktober 2007

Religie in hartje Amsterdam

'IK WIL NAAR DE KERK'. Ze staat stil in de Kalverstraat.
'IK WIL NU NAAR DE KERK!'gilt ze.
'Niet zo schreeuwen schat.'
'Mama? Mag ik bij de kerk naar binnen?'
'Er ís hier geen kerk.' Glimlachend kijk ik naar het winkelend publiek op zondag. Zo van: hoe kómt het kind erop.
'Papa, mag ik alsjeblieft naar de kerk?', vraagt ze, 'papaatje?'
En plotseling zie ik in de glimlach op onze gezichten de gelukzalige glimlach van het fanatieke Christenstel. Duidelijk herken ik de indoctrinerende grijns van de mens die geen twijfel kent. Omdat wie twijfelt 4-ever in de hel branden zal. Hier staan twee Christenfundamentalisten die hun dochter lang voor ze drie is al compleet in de Heer gekneed hebben.
'Alsjeblieft papa?'
'Zo,zo' knikt een bejaard stel goedkeurend, 'waar hoor je zoiets tegenwoordig nog?'Met tranen in hun staarogen kijken de oudjes naar ons blonde vrome meisje dat nu op haar knieën smeekt of ze die Godverse kerk in mag.

'En wie wóónt er in de kerk liefje?', vraag ik vilein.
'Doornroosje,' zegt ze, 'ik wil naar Doornroosje toe.'

zondag 28 oktober 2007

Je bent niet alleen in het bohos

Met de post kreeg ik het Het Oinkbeest van Elly en Rikkert.Een hoorspelachtig muziekstuk uit 1972. (Waarschijnlijk gemaakt in de rook van waterpijp en met de smaak van spacecake nog in hun mond.)
Het Oinkbeest is een vreemd wezen dat van de blauwe maan komt en per toeval - met de bliksem mee - op aarde belandt.
Daar zit hij nu. Midden in het Woud. (Zijn W, hoor ik nu pas, is de W van een Waanzinnige Surinamer) Hij heeft het koud, weet bij God niet waar hij is en zegt enkel OINK. Niemand kan hem verstaan. Tenslotte omarmt het Oinkbeest uit arren moede maar een steen, krult zich op en valt zacht huilend in slaap.
Zodra de eerste muziektonen door mijn kamer klinken, ben ik terug. Op het oranje bruine laminaat. Bij de radiocasseterecorder. Ben ik het elfje dat het oinkbeest troostend toezingt. 'Je bent niet alleen in het bohos.' Lang duurt het niet of ik heb alweer de rol van de alien op me genomen. 'Hier zit ik helemaal alleen. Waar moet ik heen? Waar moet ik heen.' (Blijf die W horen)
Op het cdhoesje staat een afbeelding van het elfje en het Oinkbeest. Maar dat zijn ze niet echt. Dat is maar een tekening. Van Elly en Rikkert. (Onder invloed vervaardigd. Toen ze nog niet in de Here waren.)

zaterdag 27 oktober 2007

Alleen maar liggen

Ik lig in een oude kaalgroene gymzaal op een matje. Her en der verspreid in de ruimte liggen er Meer. Doodstillen.
Mijn voeten vallen over het matje heen. Ik mag me niet meer bewegen. De koude vloer kruipt in mijn voeten, in mij. Terwijl je vanzelf warm zou moeten worden. Het bloed zou moeten gaan stromen. Mijn voeten zullen inmiddels zwart zijn. En áls ik ooit weer op mag staan, vallen ze eraf. Zo afgestorven.
'Laat ook je geest stilstaan,' zegt de yogajuf.
De vrouw naast mij heeft bossen zwart haar op haar lijkbleke benen. Een teken van zelf nadenken of juist onverzorgdheid? Wil ze een man zijn? Is ze er misschien één geweest? Zit ze in de hormonale fase? Wil ze haar lichaam opnieuw leren kennen? Zijn de mensen hier yoga gaan doen omdat ze anders zelfmoord zouden plegen of gewoon om prettig rustig te worden in het hoofd. Voor de hele normale ontspanning. Zoals ik. Hadden ze ook kunnen gaan buikdansen?
'Denk niets. Helemaal niets,' herhaalt de yogajuf, 'Je hoeft alleen maar te liggen.'

vrijdag 26 oktober 2007

Het Mensenmonster

Het is de leeftijd. Bijna 2,5 en ze is bang dat er ieder ogenblik mensenmonsters in de woonkamer verschijnen. Die haar dan natuurlijk verzwelgen. Uiteen zullen rijten. Met hun grote harige mensenkoppen.
Ik neem haar in mijn armen, stel haar gerust omtrent het bestaan van Het Mensenmonster.
'Liefje, er zíjn geen mensenmonsters.' Ik praat met bulderende stem. Open en vrij kijk ik de woonkamer rond. Om te bewijzen dat ze echt niet bestaan. 'En zeker niet hiér.'
Maar als ze even later boven in bed ligt voor haar middagslaapje, zit ik alleen. Alleen.
Ze weet niet hoe ik de wc deur met een een ruk opentrek. Baf! En dat ik (bijna 34,5) áltijd als ik die deur openmaak, verwacht daarachter een of ander lijk aan te treffen. Meestal gewoon het overschot van een oude bleke vrouw met een witte onderbroek op de enkels, opengesperde ogen. Het Mensenmonster dat stilletjes mijn huis ingeslopen was voor een plas. Of een andere behoefte.

donderdag 25 oktober 2007

Afzeggeritus afgezegd

Gisteren alles afgezegd: het onlangs gekochte huis, de afspraken bij kinderdagverblijven in de nieuwe stad, onze Amsterdamse makelaar die foto's van dit huis zou komen maken, de financiele meneer gezegd dat hij kan stoppen met rekenen en omdat we toch in de flow van het cancellen zaten hebben we ook meteen onze schoonmaakster - waar we al vanaf het begin vanaf wilden - afgezegd. Dat was nog het moeilijkste. We waren ons ondanks alles toch aan haar gaan hechten. Al poetste ze niet erg veel noch erg nauwkeurig. En was ze zeker niet rap.
We ploften op de bank. We rilden. De afzeggeritus zinderde door ons lijf.
'Nu hoeven we alleen elkaar nog maar af te zeggen,' zei hij ferm.'Dan zijn we echt van alles af!'
We keken naar het heldere lichtje van de babyfoon op onze schouw. De afzeggeritus begon al te kelderen. Zakte nu dramatisch.
'We zijn nooit meer vrij,' zei hij.

woensdag 24 oktober 2007

Oost west thuis best en my wife is ill

We hebben wel vaker ver na middernacht, we lagen al met gepoetste tanden in onze slaapzakjes, besloten - of ingestraald gekregen - dat het toch écht niet goed was. Dat we hier zelfs geen nachtje door konden brengen. Dat we de tent, hoe dan ook, stantepede weer af moesten breken. Al was overal alles vol. En met het - inmiddels veel beproefde - smoesje 'my wife is ill', kreeg hij onze paspoorten weer terug. Ik hing dan slap, licht kwijlend, naast hem op de bestuurdersplek totdat die rood witte slagbomen - speciaal voor ons - omhoog gingen. Omhoog! Mijn ogen half dicht, niet helemaal natuurlijk, een beetje loeren was van levensbelang. Stilletjes reden wij de donkerte in. We waren ontsnapt! Het gevoel na zo'n ontsnapping op het allerlaatste ogenblik is onbeschrijflijk. Het gejuich dat in je opstijgt. FREEDOM. YEAH. Waar dan naartoe? is een tweede.
Intussen kan het wel op een tegeltje. Oost west thuis best en my wife is ill.

dinsdag 23 oktober 2007

Wat heb je vandaag gedaan?

'Wat heb je vandaag gedaan?,' vraag ik aan mijn dochtertje als ik haar op kom halen bij het kinderdagverblijf.
'Ik ben vandaag naar Afrika gefietst. Samen met Kyra. (haar vriendinnetje red.)
'Helemaal naar Afrika gefietst?'
'Ja en daar hebben we beren en monsters gezien,'roept ze enthousiast.

PS:
Ik kan nog geen nadere mededelingen doen over of het die Thai was. Of waarom mijn maagpijn vandaag een heel stuk minder of zelfs vrijwel verdwenen is. We houden het op een fysieke, korte, doch zeer hevige griep van 1 dag. Later meer.

maandag 22 oktober 2007

Was het die Thai?

We zouden onze tent op die plek nooit opzetten, zo ingeklemd tussen anderen, hebben man en ik al gefluisterd, maar het ís ook geen camping hier. Het is onze nieuwe straat! Die wordt op deze zondagmiddag al wandelend met mijn familie goedgekeurd. En over een jaar zullen we uitbundig zwaaien naar de mensen die hier nu zo onbekend achter de ramen zitten te eten. We zullen op z'n minst de naam van dat blonde kind op het fietsje aan de overkant kennen.
Al kuierend door de buurt merkt mijn vader - zeker niet ontevreden-op: 'dus hiér lopen we de komende dertig jaar. Als ik dertig jaar nog haal.' Ook de loopafstand van het huis naar het centrum, van het huis naar het station wordt heel erg gunstig bevonden. We eten bij de dichtsbijzijnde Thai. Ze brengen het zelfs gratis lees ik. Hier kunnen we, tot de dood ons scheidt, onze maaltijden héél goed bestellen.
Als we even later onze echte straat in Amsterdam weer inrijden, zegt mijn moeder: 'Gek. Deze straat oogt ruimer. Veel wijdser. Rustiger. Terwijl hier toch véél meer mensen wonen.'
Eenmaal thuis word ik meteen ziek. Kotsziek. Zwak. Misselijk. En nu nog steeds.

zaterdag 20 oktober 2007

Het leuke/verschrikkelijke van alles

Ik wil het heel anders, als alles maar wél hetzelfde blijft.
Als ik maar niets verlies.
Ik wil alles anders als ik er maar niets bijkrijg want meer dan dit kan ik niet aan.
Ik wil stevig blijven zitten op dezelfde stoel en hunkeren naar verandering, een heel nieuwe leven. Wederopstanding.
Met twee handen houd ik me aan de wereld vast. Zoals ie is.
Zoals ie voor mij net nog was.
En nu alweer anders.
En nu?

vrijdag 19 oktober 2007

Ik hoor brommertjes

Sinds kort hoor ik het brommertje weer elke ochtend, klokslag vier uur, de straat in brommen. Van ver al. Het brommertje trekt op, geeft gas, stopt, brievenbus kleppert, het brommertje trekt weer op, geeft weer gas, stopt. Een andere brievenbus kleppert. Totdat het brommertje de hoek om bromt. Weg is het brommertje.
Maar ik blijf brommertjes horen, overal optrekkende brommertjes. Brommertjes die allemaal tegelijk gas geven en wegrijden. Totdat het licht wordt.
Ik wil het absoluut niet hebben over sinds wanneer ik de brommertjes precies ben gaan horen. Of over waarom ik schijnbaar zo licht slaap dat het eerste het beste brommertje mij al wekt. Of over het wel of niet missen van brommertjes. Zeker niet over mogelijke brommertjes in mijn hoofd.

donderdag 18 oktober 2007

Mijn muze 2

Als het kloppen lang aanhoudt, doe ik toch maar open. De bovenbuurvrouw staat voor de deur met een stapeltje post.
'Gaan jullie weg?,' vraagt ze meteen.
'Eh?'
'Gaan jullie verhuizen?'
'Eh..ja misschien wel..'
'Dacht ik wel.'
'Maar hoe weet u dat nou?'
'Ik voel het,' zegt ze.
Ik schaam me omdat ik nooit oprecht in haar helderziendheid geloofd heb. De kleine vrouw staat wijdbeens voor me. Wie weet wat voor geheime informatie ze nu allemaal tot zich neemt.
'Waarheen?'
Ik vertel waarheen en dat het nog lang niet zeker is en dat we het haar pas zouden zeggen als het zeker was.
'Ik wens jullie het allerbeste.'
'We zijn nog niet weg hoor.'
'Het gaat jullie lukken,' zegt ze, 'dat voel ik.'
Voor ik iets kan zeggen vervolgt ze:
'En ik heb een cadeau voor de kleine gekocht.'
'O ja?,' zeg ik verrast.
'Als je niet bij mij binnen wil komen, leg ik het wel voor de deur.' De bovenbuurvrouw duwt de post in mijn handen, vervolgt haar weg naar boven.

Vrijwel iedereen

'Iedereen woont in Amsterdam toch?', besluit een jongen van een jaar of drie op deze ochtend uitgerekend aan mij te vragen.
'Iedereen hiér woont in Amsterdam ja!' Ik kies mijn woorden zorgvuldig.
'Iedereen woont in Amsterdam,' zegt hij tevreden. (Ik geloof dat hij ook wat dovig was, die jongen. Dat hij binnenkort buisjes zou krijgen of ze net had gekregen. Zoiets. In dat geval functioneerden die buisjes nog niet zo goed) De jongen blijft me maar aankijken.
'Wat moet je nou? Hè! Hè?'
'Iedereen woont in Amsterdam,' zegt hij luid en pakt daarbij, ook met zijn lijf, de hele ruimte. (Het was geloof ik de zoon van een beroemd acteur)
'Vrijwel iedereen.' Ik sla mijn ogen neer, buig mijn hoofd, kus mijn meisje op haar kruin en taai af. Ik fiets terug langs de Amstel, het water golft en glinstert epileptisch in het zonlicht. De regenboog die we op de heenweg nog zagen, is weg.

woensdag 17 oktober 2007

De aankoop van een woning

Ik geloof dat we vanmorgen een huis gekocht hebben. In een wereld die de onze niet is. De nieuwe wereld is dichtbij de duinen en de zee. Het huis dat erin staat heeft drie verdiepingen en een tuintje. Maar het staat niet in onze geliefde stad. Waar onze geliefde mensen wonen en ons geliefd kind haar eerste vriendschappen heeft lopen. Die abrupt afgebroken zullen worden. Of dan op z'n minst zullen veranderen.
Het gaat sneller, en met meer toevallige bijkomstigheid, dan de aanschaf van een gemiddelde spijkerbroek. De aankoop van zo'n woning.

dinsdag 16 oktober 2007

Ik ben de buitenwereld

Ik ben bij het Cinekid festival waar twee afleveringen van vreemde e.e.n.d. (eigenlijk erg normaal dus) vertoond zullen worden.
In de tweede aflevering is mijn nichtje de vreemde eend. Ze is een klein mens. Zo groot als een peuter maar al elf jaar. Het moment tussen aflevering 1 en aflevering 2. (Achter de schermen worden vast druk banden verwisseld) Helemaal achterin de zaal zit ik. Naast haar vader. Hij kijkt naar het witte doek waarop zo dadelijk zijn dochter te zien zal zijn. De lichten blijven uit. Het is het moment voor de onthulling. Zij zit een rij voor mij. Haar vriendinnen aan de ene kant, haar broer en zus aan de andere kant. Ik kan niets aflezen aan haar gezicht. Ook zij kijkt. Wacht af. Sereen haast. (Het duurt hoogstens een minuutje. Maar het lijkt een eeuwigheid. De stilte.)
En dan horen we de begintune. Mijn nichtje komt in beeld en vertelt over achondroplasie, de groeistoornis die haar leven vormt maar de inhoud ervan wil ze er niet door laten bepalen. En dat doet ze ook duidelijk niet. Dat zien we. Zoals ook de jongen in de rolstoel uit aflevering 1 dat niet deed. Ook bij haar is het vooral de buitenwereld die niet altijd even goed meewerkt met dat plan. Het zijn de blikken van de mensen. Het gefluister achter je rug. Het is de buitenwereld die het vreemde-eend-zijn juist bevestigd. Je moet het in je eentje doen. Ook ik ben de buitenwereld.
Kijk daarom allemaal op 30 oktober bij de VPRO naar de aflevering van mijn nichtje!

zaterdag 13 oktober 2007

Alles is liefde

Amsterdam by night. Alles is Liefde is al eeuwen uitverkocht. Rijendik, tot op het spoor van de tram wachten ze. Mensenmassa's met gel in hun haar, wolken parfum, hoge hakken aan de voeten. (ik had een dikke handtas met een yoggingbroek erin gepropt, direct uit de yoga in de hakken geschoten) Zoenende paartjes, knipogende tieners, lonkende blikken. We flaneren ze voorbij.
Alsof de stad een kermisplaats was. We keken onze ogen uit, was er tijdens onze afwezigheid zoveel veranderd dan? Waren we sowieso afwezig geweest? Snel verouderd? Was de bioscoop voortaan For Free? Of was alles werkelijk Liefde geworden. We denken het laatste, ALLES IS LIEFDE natuurlijk en besluiten te gaan eten. We schuifelen (op hakken moet je ook niet meer willen) door de straat met leuke bijzondere pitoreske restaurantjes. Overal klinkt een ander muziekje maar allemaal even mooi. En daar zit/ligt hij. Een dikke man van een jaar of vijftig. Op de grond. Tegen de pui van een pub. Een bierfles in zijn knuist geklemd. Ogen dicht. Zijn twee Mates zitten op hoge barkrukken ernaast elkaar diep in de ogen te kijken. Met elk een bierfles in de mond. Op de terugweg ligt/zit hij er nog steeds.

vrijdag 12 oktober 2007

Een kleine greep uit mijn bezigheden

..licht gemaakt, ik hoor over Gruffalo's, bezemstelen die in tweëen breken, knollen van rapen, door het raam heb ik de maan gezocht - tevergeefs, in het donker klitten monsters, twee keer op het toilet gepoept, een keer in mijn broek geplast, een lila bril opgezet, ik heb een groep tieners bestudeerd en apen met rode kontjes, krokodillen die mij misschien willen eten, slangen met slappe witte konijnen, stekelvarkens lijken op egels, roze pelikanen spelen verstoppertje onder de brug, vader en moeder olifant - baby olifant is naar het kdv vandaag, ik kijk naar een reuzenvrouw die twee kinderen toeschreeuwt, lang blijven kijken, over gedacht, veel soorten geweien gespot, langs een waterval gerend, gegild, ruzie gemaakt met een onbekende over het verschil tussen een neushoorn en een nijlpaard, langs bellende trams gevlogen, blaadjes zien vallen,er is mij verteld dat het herfst is (er wordt mij wel meer verteld) appel eten, met appel in de hand in slaap gevallen, brood halen, Volkskrant kopen, thuis twee huilbuien, moeten aquarellen, nog een huilbui, toch mogen schilderen, acht schilderijen gemaakt, mijn gezicht beschilderd, papieren kapot gescheurd, pindakaas gesmeerd, gouden glaasje melk gedronken...

donderdag 11 oktober 2007

Lees!

'Onthoud goed, als je jong bent, denk je vaak: je weet niet wat je moet doen en je hebt geen hoop. Neem iedere kans die je krijgt, want je weet niet waar nieuwe wegen toe leiden.'
Dit briefje kreeg Doris Lessing van vrienden van haar vader toen ze zestien was. En dat is het advies dat ze nu aan haar kleinkinderen geeft: Laat je niet bang maken. En lees! Ze won vandaag de Nobelprijs voor de Literatuur. 87 jaar.
(The Golden Notebook wil ik mee beginnen)
Met de post kwam vandaag uit België: De Brakke Hond, herfst 2007. Daarin opgenomen mijn verhaal Het besluit van Dola Korstjens. Op bladzijde 71 moest het staan. Na een uur heen en weer bladeren vond ik bladzijde 71 dan toch! Zeer geschrokken legde ik het blad weg. (Het is die definitieve aanblik van je verhaal op papier) Even later pakte ik het weer op om op bladzijde 1 het verhaal Gebroken Wit van Caroline Ligthart te gaan lezen. (Eerste prijs winnares van de Verhalenwedstrijd! En geweldig geschreven.) Bij de post zat de Groene met het essay: Waarom vrouwen (bijna) nooit literaire prijzen winnen.
Ook las ik er een recensie van Groener Gras, de nieuwe verhalen bundel van Annelies Verbeke. Met de kop: Iedereen verliest. (Haar verhalen moeten door mij aangeschaft worden. Haar wekelijkse collumn in het NRC interesseert me.)
Morgen zal er een lang artikel van Esther Gerritsen in de Volkskrant te lezen zijn over Virginia Woolf.
(Virginia Woolfs Mrs Dalloway wacht ongeduldig in mijn kast. Ik was al fan van het oeuvre van Esther Gerritsen)
Dus: LEES! (Voordat we Educated Barbarians worden die alleen met computers omgaan, aldus Doris Lessing die het - dunkt me - weten kan.)

Anders!

Maak een ander verhaal jij! Zet een nieuw muziekje op. Hoor een klank die je nooit eerder hoorde. Koop nieuwe oren desnoods. Kijk vandaag met een andere blik. Door een andere kleur ogen. Vandaag niet die twee armetierige kijkers van jezelf die steeds hetzelfde zien. Verruil ze! En ook je lijf. Loop op nieuwe benen. Ruik met frisse neus. Denk iets anders. Volg een ander gedachtenspoor. Een nog onontgonnen pad. Verras jezelf. Zoeken jij. Zoek de magie van deze dag. Die ergens moét zijn, die ergens anders in moet zitten dan gisteren.
Het is zesentwintig minuten over negen al.

woensdag 10 oktober 2007

Gediplomeerd

Binnenkort zullen de ouders met hun bijna wiegedood baby's in wachtrijen voor mijn deur staan. (Als je maar voldoende frisse lucht inneemt, kun je ze allemaal aan) Ik zal de pinda's uit de luchtpijpen van de gestikte peuters rammen. Gevallen kleuters met bot dat uit hun onderbenen steekt, zullen stilletje wachten op mijn handelen. (Op mijn gestreken lakens waarmee ik alle gebroken benen in de stad afdek) Onmiddellijk zal ik de ernst inzien van de niet wegdrukbare rode puntjes op het lichaam van degene die met een klein beetje hoofdpijn naar bed ging. ( Hersenvliesontsteking. De puntjes herken ik als De Dood die stiekem aan het intreden was, totdat IK kwam..)

dinsdag 9 oktober 2007

Schuld

Ik kom niet graag afspraken niet na maar was de kinderen totaal vergeten die ik om half vier mee naar het speeltuintje zou begeleiden. Ze hadden alle tien al een half uur in een rijtje voor de deur gestaan. De schoentjes aan. De jasjes dichtgeknoopt. Mutsjes op. Hoopvolle blikken. En toen de crècheleidster belde, herinnerde ik me zelfs niet dat ik hád moeten komen. Dus ik smeet mijn werk neer, als een dolle fietste ik er alsnog op af. Voor niets. De kinderen zaten alweer in een ander schema. Ik heb me er ter plekke vooral van vergewist dat het inderdaad mijn domme fout was. (Me - onder toeziend oog van de leidster - maar snel ingeschreven voor vandaag. Echt goedmaken was niet meer mogelijk, dat begreep ik al wel) Net toen ik weer naar huis wilde sjezen om me daar te gaan zitten schamen ( m'n werk toch nog snel af te maken), zat daar een reuzenkonijn op de stoep. Duidelijk een huiskonijn. Dat het niet lang op straat zou overleven. Er stond een voordeur open. Daar moest het huiskonijn uitgekomen zijn. Maar ik had haast. Was al veel tijd kwijt. De leidster keek streng toe. (Als ik met konijnen al zo omging, hoe moest dan met..) 'Misschien is er iemand daarbinnen onwel geworden?', vroeg ze. Ik knikte.
En niet veel later stond ik met een vreemde vrouw in een vreemd huis met een vreemd konijn en keek ik in een vreemde wc of daar iemand lag.

maandag 8 oktober 2007

Toen opende ik mijn mail

Ik dacht een berichtje te zullen gaan schrijven over het zonnige weekend dat we in de tuin van mijn ouders doorbrachten. Over oma en kleindochter die er achter elkaar aankruipen; lieveheersbeestjes zoekend in het gras. Of over het schilderij dat de peuter 's morgens vroeg aan haar jarige opa geeft en het cadeautje dat ze vervolgens absoluut niet af wil staan. Een gekookt ei voor het ontbijt met een vermeend kuikenfoetus erin. (En dat dat schijnbaar niet meer kan tegenwoordig, behalve op het platteland) Het fietstochtje naar Duitsland waarin het kleinkind voorop bij opa op de fiets in slaap valt. Met dieprode wangen en open mond, steunend op zijn arm. Het moment voordat we weer vertrekken; de overgrootmoeder heeft haar achterkleindochter op schoot. Het kusje dat gegeven wordt.
Ik dacht iets te schrijven over het bezoekje aan de pasgeboren zoon van een vriendin, over wedstrijden die gewonnen worden, literaire tijdschriften die uitkomen en een huisje in de duinen dat gekocht gaat worden.
Maar toen opende ik mijn mail en las ik het bericht waarin staat dat er iemand heel erg ziek is. En niet meer beter wordt. Onduidelijk is hoe lang. En wanneer.

zaterdag 6 oktober 2007

Er hangt een vinger in de lucht

De informatieochtend van een openbare lagere school. Waar is het? In de hal klamp ik een groepje ouders aan.
'Komen jullie misschien ook voor de informatiebijeenkomst?' Komen ze niet.
Het is speelkwartier. Ik dool door rond door de gangen van het grote gebouw, totdat ik de man zie. Duidelijk ook een dolende.
Samen dolen gaat altijd beter. Al snel vinden we de lerarenkamer! We zijn goed!, bevestigen ook de meesters en de juffen.
Hier zal het zo dadelijk inderdáád beginnen. Maar nú nog niet. We moeten nog heel even terug naar de gang, a.u.b. De koffie is nog niet op.
We wachten netjes tussen de luizenzakken.
Ik had ook wel koffie gelust,' pruilt de man, 'ik heb ook pauze.'
Niet veel later wenkt meester Taco ons al. Hij oogt goed, jong, energiek, fris. Meester Taco vertelt ons de prachtigste dingen over zijn school. We hangen aan meester Taco's lippen. De belangrijkste waarde van zijn school is de sfeer, benadrukt hij keer op keer. 's Ochtends om kwart over acht stáát meester Taco er. (Waarom heet zo'n man net Taco?) Goed, meester Taco wacht de ouders en de kinderen dus op bij de ingang. Hij geeft ze allemaal een hand en wenst hen een hele goede morgen. En dat elke dag. Wij zijn onder de indruk van zoveel liefde voor de zaak.
Er hangt een vinger in de lucht.
'Waarom stond u dan net niet bij de ingang? Om óns te verwelkomen?', vraagt de man die duidelijk nog verbolgen is omdat hij geen koffie kreeg. 'Spiegelt u de zaken niet net wat mooier voor dan ze zijn meneer Taco?'

vrijdag 5 oktober 2007

Waarschuwing!

Donderdagavond. Je komt het grote gebouw binnen, haalt je pasje door één van de doorgangspoortjes, bliep.
Je buigt af naar de kleedruimtes, rijen grijze identieke pashokken. Je hebt het voor het kiezen vandaag!
Je neemt er een, begint je kleren uit te trekken. Halverwege stop je abrupt. Je luistert, houdt zelfs je adem even in, maar je hoort niets. Je probeert zo zacht mogelijk verder te gaan. (Omdat jíj zeker niet degene wil zijn die de doden per ongeluk zal wekken) Je rilt.
In je donkerblauwe badpak ( chloor bijt uit op cruciale plekken) stap je het hokje uit. Je loopt naar de kluizen. De haren op je lichaam staan recht overeind.
Je voert een geheime code in. 'Zorg dat er niemand meekijkt!', staat er in rode waarschuwingsletters. Je kijkt om je heen: geen mens. Toch bescherm je het toetsenbord met je armen als je je code verifieert. Altijd alert zijn. Ergens hoor je een kluisje openklikken, klik. Dat moet het jouwe zijn. Je blote vloeten kletsen op de tegelvloer. Je hebt ergens iets gelezen over de dwaze dagen en iets met voetbal. Het uur u heeft net geslagen? Je weet van niets.

donderdag 4 oktober 2007

Frollup

Toen ik opstond, keek ik in de spiegel en zag daar een Frollup.
Ik bevoelde mijn gezicht. Duidelijk de gebobbelde huid van een Frollup.
Ik lachte. De Frollup lachte.
En toen ik goed keek zag ik dat ook man en kind Frollup waren geworden.
Het kan zo maar gebeurd zijn!
Wij Frollups schilderen andere Frollups in de vroege ochtend en die komen dan meteen tot leven, wij smeren honing op ons brood en in ons haar. Frollups eten kaas alleen in rolletjes.
Je kunt dus gewoon op een dag wakker worden en in een Frollup getransformeerd zijn.
Het is de vraag of en wanneer de Frollup weer een mens wordt.
En of dat überhaupt wel nodig is.
Je kunt als Frollup gewoon naar de winkel. We lijken op mensen.

woensdag 3 oktober 2007

Mijn Muze

Na drie kwartier lang en aanhoudend kloppen op mijn deur; de sterkte daarbij opvoerend van een beleefd klopje naar luid roffelend, Afrikaans trommelend tot het zware bonzen van een uitgebroken gorilla, ze duwt de klink naar beneden, gooit haar gewicht tegen mijn deur (mijn huis is altijd van binnen vergrendeld), ik begin net te vrezen dat ze er vandaag ook bij zal gaan roepen 'Je bent thuis! Ik hoor je wel ademen!' of dat ze deze keer écht met deur en al bij mij binnen gaat vallen 'HALLO HIER BEN IK,' valt er een absolute stilte aan de andere kant. Ze is weg? Of misschien tref ik haar straks aan op mijn deurmat. Ineengezakt. Moegestreden? Het duurt even voordat ik weer voluit adem durf te halen. Maar ik ben tenminste niet gezwicht!
Als ik uren later naar buiten ga, leunt de enorme bos bloemen tegen mijn deur. Roze, rood met heldergroene stelen. Kelkjes, roosjes. Een paar kopjes hangen. De buitensporige bos staat op een stapel reclamefolders. Een kaartje erbij, geschreven in haar krullerige, bibberende, oude mensen handschrift: 'kus van bovenbuurvrouw.'
De meeste zaken in het leven laten zich niet dwingen, ik wel.

dinsdag 2 oktober 2007

Het doolhofgevoel

Je doet mij definitief geen plezier met doolhoven.
We kwamen in een nagebouwd labyrint van dichte groene heggen terecht. Compleet met doodlopende weggetjes, schijnpaden en nep-uitgangen. Wat begon als een leuke onderzoekingstocht samen met mijn dochtertje eindigde in gekruip door het gat in de heg, het buikschuiven onder afrasteringen; nooduitgangen voor peuters.
Dochter was al lang aan de andere kant, terwijl moeder zich er, met een rood hoofd, doorheen aan het drukken was en halverwege bleef steken. Als in een te nauw geboortekanaal.
Je moet je kinderen ALTIJD je ware gevoel tonen. En niet liegen. Dat voelen ze feilloos. Een kind gaat aan haar eigen gevoelens twijfelen als mama iets anders zegt dan ze uitdrukt. Dat willen we niet.
Dus: 'Mama zit vast.'
'En mama kan de uitgang niet vinden.'
'Mama is heel erg in paniek nu.' (spreek het kind gewoon aan in de eerste persoon)
'Tja ik weet het ook helemaal niet meer.'
'Ik haat doolhoven. Ik word helemaal gek.'
'Dít gevoel heeft jouw mama nou altijd, kindje, als mama gewoon door de wereld wandelt. Het doolhofgevoel heet dat. Dóólhof gevoel.
'Godverdomme! IK ZIT VAST.'
'Luister meisje. We komen hier nooit meer uit, jij en ik. We blijven hier wonen. We zullen verhongeren. Hopen maar dat er iemand langskomt.
'Ja ga maar gewoon. Laat mama hier maar in de heg steken. Jij bent nog jong.'
'Dag lieverdje. Zorg goed voor jezelf.'

maandag 1 oktober 2007

Een blik op mijzelf

Ik ben het prikbord boven mijn bureau: tientallen kleine papiertjes met losse kreten, citaten, aanzetten tot structurering van ? (tijd, werk, plaats), openingstijden van het zwembad, Portugese escudo's, inlognummers, bol.com rekeningen, aanmaning van T-mobile, briefjes met Dringend!, Nog Te Doen, titels van boeken die gelezen moeten worden, uitgeleende boeken en aan wie, telefoonnummer van een schoonmaakster die ik nooit zal bellen, foto van vriendinnen op mijn verjaardag, verhuisbericht van een vage kennis, papieren door een punaise dichtgeduwd, geheime informatie?, dochter eet knakworst, oud herhalingsrecept voor geneesmiddel, krantenknipsel uit 2006 over een muur die de verkeerde kant opvalt, aantekeningen van mogelijke verhalen, over elkaar heen geprikte schema's, systemen, dagindelingen, mijn cv zodat ik weet wat ik deed, een brief aan de ouders/verzorgers betreft gezondheidsonderzoek van vorig jaar of was er alweer zo'n onderzoek?, kortingsbonnen die verlopen en niet verlopen zijn, yoga workshop in november, visitekaartje van een onbekende en dat van mijn moeder, titels van nooit geschreven boeken of nog te schrijven, in praktijk hetzelfde. Dit alles blijft niet binnen de randen van het prikbord.
Mijn buitenkant is fictie.
Ik ben het icoontje op mijn werkblad: als je mij aanklikt, val ik uiteen in honderden naamloze mapjes (naamloos 1,2,80 etc) en evenzoveel titelloze tekstfragmentjes, foto's door de jaren, muziekjes.
Ik ben de kledingkast en als je mij opent weet je niet of het zomer of winter is, of de herfst begint of dat de lente in aantocht is. Ik hoop de lente.