dinsdag 31 augustus 2010

Ontdekkingen

Met Jeetje (5) voer ik van die wereldse gesprekken...
'Wat is een Indiaan precies.?'
'Een mens natuurlijk.'
'Waarom noemen ze dat dan niet gewoon een mens?'
'Een Indiaan noemen ze óók mens, maar...'
'Is een Indiaan gevaarlijk?'
'Nee, want...'
'Waar komen Indianen vandaan? En leven ze nog?'

...terwijl ik met Deetje (3,5 maand) samen voor de spiegel sta.
Deetje vergaapt zich. Elke keer als ze het kleine meisje ontdekt, lacht ze verheugd. Het meisje in de spiegel lacht al even verheugd terug. Deetje schatert. Het meisje schatert ook. Deetje strekt haar armpjes om het meisje te pakken te krijgen. Ze buigt zich naar voren totdat ze met haar neus tegen de koude spiegel aankomt. Haar eigen, grote ogen kijken terug.

maandag 30 augustus 2010

Dit is allemaal lucht.

'Vroeger dachten de mensen dat ze van de wereld af konden vallen, hè? Omdat ze dachten dat-ie plat was.' Zo begint Jeetje (5) haar maandagochtend.
'Helemaal correct!'
'Maar als de aarde rond is, waarom vallen we er dàn eigenlijk niet af?' Jeetje houdt een cirkel van karton omhoog en trippelt met haar vingers over de rand.
'Omdat we een soort magneetjes zijn.'
'Dat snap ik dus niet.'
'De aarde is magnetisch. We worden er altijd weer naartoe getrokken. We zitten vast.'
Jeetje begint op en neer te springen op de grond. 'Ik zit niet vast hoor,' roept ze. 'Kijk maar, ik zit niet vast.'
'Jawel,' zeg ik, 'je wordt iedere keer toch weer naar beneden getrokken? Alleen een raket kan van de aarde losraken.'
'En een vliegtuig ook,' zegt Jeetje.
'Een vliegtuig komt niet echt van de aarde los. Vogels ook niet. Ze kunnen wel hoog in de lucht vliegen, maar ze komen niet in de ruimte terecht.'
'Wat is de ruimte?'
'Tja.' Ik wapper mijn armen door de lucht. 'De ruimte is oneindig groot. Daar zweven allemaal planeten. Wij zweven in de ruimte.'
Jeetje kijkt mij aan.
'De aarde is een planeet in de ruimte,' zeg ik. 'En daar zijn er miljoenen van. We kennen ze niet eens allemaal.'
'O, dat weet ik allang. De zon en de maan dat zijn ook planeten. Dat zijn vuurballen,' zegt Jeetje.
'We weten niet of er ergens anders ook een soort van aarde is, waar misschien mensen wonen zoals wij. Daar willen we wel graag achterkomen. Daarom maken we raketten en die schieten we de ruimte in om uit te vinden of er nog leven is.'
'Maar waarom kan een raket dan wel vliegen en wij zelf niet?'
'Eh..Een raket heeft een hele grote motor en die kan recht omhoog vliegen. Mensen kunnen alleen maar in een raket als ze heel veel lucht meenemen. Ze kunnen nooit uit de raket.'
'Mogen ze ook niet héél even met hun hoofd uit het raampje. Om te kijken.'
'Nee, nee. Er zitten helemaal geen raampjes die open kunnen in een raket. Mensen hebben zuurstof nodig. Lucht.'
'Maar wat ìs lucht nou eigenlijk?' vraagt Jeetje dan.
Ik wapper mijn armen nog maar eens in het rond. 'Dit is allemaal lucht.'
'Er zit allemaal lucht tussen ons.'
'Ja.'
Jeetje probeert eerst met haar handen de lucht te voelen die tussen ons zit. Dan zet ze haar lichaam in. Tot ze haar neus tegen mijn neus duwt.
'Ik merk niks van de lucht,' zegt ze tenslotte.

vrijdag 27 augustus 2010

Ik, klassenouder.

'Ben jij de moeder van Jeetje?' Als ik de klas uit wil lopen, trekt de meester mij aan mijn regenjas.
Ik knik.
'Wil jij klassenouder worden?'
'Klassenouder?'
'Dingen organiseren voor de ouders en zo.'
'Oh, eh organiseren is toevallig niet mijn sterke kant.'
'Samen met de moeder van Eetje. Dat maakt het minder zwaar.'
'Is het zo'n zware taak dan?'
'Nou ja, als je het deelt wordt het altijd lichter natuurlijk.' De meester lacht.
'Ik ben liever luizenmoeder,' mompel ik. 'Dat is overzichtelijker.'
'Ik hoor het vanmiddag wel,' zegt de meester. 'Bedankt!'
En hij sluit de deur van de klas. Na twee mislukte pogingen het immense schoolgebouw uit te komen, loop ik de derde keer goed.

donderdag 26 augustus 2010

Ruimte

Op het schoolplein stond hij. Met zijn armen over elkaar. Benen licht gespreid. Als een pilaar in de wind. Ik herkende de vader nog van de wal. Een hippe kunstenaar. We brachten onze kinderen ooit naar dezelfde crèche. Toen spraken we elkaar nooit. Nu waadde ik door de andere ouders, op hem af.
'Jullie ook hier?'
'Al anderhalf jaar.'
'En?'
'Je moet er een jaar voor uittrekken. Dan slijt het. Wees maar gerust, het slijt.'
'Wat slijt?'
'Na een jaar ben je er aan gewend dat je hier woont.'
'Nog elf maanden.'
'Er zitten zeker voordelen aan,' zei hij traag.
'De ruimte,' reciteerde ik. Het woord 'ruimte' was een mantra geworden. Het galmde door de straten. Het weerklonk in alle huizen. Iedereen was hier komen wonen vanwege de ruimte en nergens anders om.
'Als de kinderen maar gelukkig zijn, dat is voor mij het allerbelangrijkste,' zei de vader.
'Natuurlijk,' zei ik. 'Natuurlijk, natuurlijk. Absoluut.'

Elke dag kreeg ik een paar keer bezoek van hem.In het begin deed ik de voordeur nog gewoon open als de bel ging. Stond daar een jongetje met halflang bruin haar. Hij haalde zijn speen uit zijn mond en keek omhoog. Naar mij. Ik keek omlaag. Naar hem. Hij droeg een donkerrood luierpakje.
'Ik dorst,' zei hij, 'jij drinken voor mij?'
Of hij lispelde: 'Ik verstoppen. Jij zoeken.' Hij stapte al naar binnen. Ik gaf hem een glaasje water. Daarna verstopte hij zich. Tegenwoordig liet ik hem net zolang op zijn verstopplek zitten tot hij begon te roepen. 'Hier zit ik. Hier zit ik.'
Of ik deed niet open. Het zou wel weer zo'n peuter zijn. Ik zie ze hier overal; aanbellende peuters. De bellen zitten niet voor niets op een halve meter hoogte.

De vader en ik stonden nog een tijdje zwijgend naast elkaar, tot de schooldeuren opengingen en het plein vol met kinderen stroomde. Even later de straten. En de huizen.

woensdag 25 augustus 2010

Woorden als houvast

Wij wonen op een eiland, dus het waait hier veel. Bijna altijd. Maar gisteren bevond ik mij - als enige bovenop de Nescio brug - in een vliegende storm. Met mijn moderne, groene wandelwagentje. Modern = lichtgewicht. Ik keek omlaag. Nog één zo'n verraderlijke vlaag en mijn wagentje zou opstijgen. Ik zag mijzelf er achteraan duiken. Hoe ik in het donkergrijze water met witte schuimkoppen zwom, zoekend naar mijn baby. Terwijl de stem van mijn vader in mijn oren echoode: 'Hebben ze jou dat reddingsdiploma zomaar gegeven? Is dat dan ook alweer niets waard?'
Vanaf het eiland volgden de bewoners ons met hun verrekijkers. Een stipje op een grote witte hangbrug. Alleen nieuwelingen begingen zo'n fout. De wal was nog ver weg.
Mijn handen omklemden het stuur. De vingers van de baby hielden het groene dekje stevig vast. Alsof ze het voorvoelen. Mijn voeten zette ik dwars op het asfalt. Ik kneep mijn ogen dicht, deed een betonblok na en herinnerde mij de woorden van mijn Ayurvedische arts: ' Als het waait, moet jij binnenblijven. Storm is funest voor jou. Dan waaiert jouw geest uit. Dan loop jij het gevaar uit elkaar te vallen.'
Aan die woorden had ik nu ook al niets.

dinsdag 24 augustus 2010

Te moeilijk onderwerp.

'Anne Frank zag die boom altijd uit haar raam. Die boom is vandaag dus omgewaaid.'
'Maar wie was Anne Frank dan?' vraagt Jeetje
'Een Joods meisje dat daar ondergedoken zat met haar ouders. Toen het oorlog was. Ze hield een dagboek bij en schreef over de boom.'
'Wat is een dagboek?'
'Daarin kun je elke dag schrijven hoe je je voelt. En wat je allemaal gedaan en gezien hebt. Anne Frank had niet zoveel gezien omdat ze vier jaar lang niet naar buiten mocht. Dus schreef ze veel over die boom.'
'Waarom was ze dan gedoken?'
'Onder-gedoken.'
'Wat is ondergedoken?'
'Verstopt. Met haar hele familie. Niemand mocht hen zien.'
'Waarom niet?'
'Omdat ze Joods waren. In die tijd pakten ze alle Joden op en die werden ..eh..gevangen genomen. Daarom probeerden ze zich te verstoppen.'
'Wat zijn Joden?'
'Dat zijn gewoon mensen. Er bestaan verschillende soorten mensen. Rassen noem je dat. Er zijn Afrikaanse mensen, Chinese mensen en ook Joden.'
'Maar waarom werden ze dan gevangen genomen?'
'Er was een meneer - een dictator - die hield niet van Joden en hij besloot ze allemaal op te laten pakken. Hij wilde ze dood maken. Die meneer woonde in Duitsland en was helemaal gek.'
'Maar hoe maakte hij ze dood? Gaf hij ze geen eten?'

Ook kreeg ik tijdens dit gesprek nog de vraag: 'Waarom is de familie Frank dan verraden?'Niet nadat ik de vraag: 'Wat is verraad?' had moeten beantwoorden.

Ik zag Jeetjes ogen steeds groter worden. Na een plaatje van de omgevallen boom, wilde ze per se een foto van de meneer zien. Zo bekeek ik afbeeldingen van Adolf Hitler met mijn vijfjarige dochtertje. Mij naarstig afvragend hoe - en wanneer - ik het beste een bruggetje kon maken naar een ander onderwerp.

maandag 23 augustus 2010

Zin!!

Ik heb - na maanden - eindelijk weer zin! Lust! Het jeukt! Of nou ja: er is weer wat ruimte voor. Dat voel ik. In mijn hoofd. In mijn lijf.
Feitelijk begon het afgelopen zaterdag. Met het lezen van het artikel van Arnon Grunberg in NRC. Over zijn moeder die in het ziekenhuis is beland. Hoe hij alles wat er gebeurt in zijn leven gebruikt. Schaamteloos gebruikt. Dat is heerlijk. Dat is vrijheid. En hij doet het met schwung. Daarna las ik de nieuwe verhalenbundel van Remco Campert. Om vijf uur in de middag.
Het ziet er zo licht uit. Zo simpel. De woorden sprankelen. De personages die nooit tot hun kern komen maar daar eeuwig omheen cirkelen.
Ik ben me aan het verheugen op het nieuwe boek van Esther Gerritsen. Superduif. Dat komt begin september uit, maar ik zal het eerder in handen hebben. Misschien wel vandaag. Als het een keertje ophoudt met regenen. 'Bonnie weet al op jonge leeftijd dat ze voorbestemd is om uit te stijgen boven de middelmaat. Op haar elfde springt ze over een tuinhekje, en een aantal seconden blijft ze zweven. Niet veel later ziet ze hoe haar lichaam transformeert tot een gigantische, oerlelijke duif.'
Ik wil weten hoe dat verder gaat. Hoe ze dat oplost of beter gezegd inlost. Ik las een voorpublicatie. Het lezen van haar boeken inspireert. Omdat het plezier er van af spat. Zoals bij Grunberg, zoals bij Campert.
Verder kijk ik uit naar de eerste roman van Sanneke van Hassel. Nest die deze week gepresenteerd wordt. Haar precieze taalgebruik. De minitueuze beschrijvingen van concrete zaken. Er zal nooit met woorden geknoeid worden. Daar heb ik behoefte aan. Hier een voorproefje. Ik wil heel graag lezen hoe zij na twee verhalenbundels een roman in elkaar gezet heeft.
Twee weken geleden wilde ik beginnen aan Eline Vere van Couperus. Maar daar was het toen nog te vroeg voor. Ik viel bij de beschrijving van het tableaux vivant al op de bank in slaap.
'Hoofdpijn', mompelde ik. 'Ik heb hoofdpijn.'

zaterdag 21 augustus 2010

Ik zit erbij

'We vervééélen ons,' zegt Jeetje als we net op het strandje zitten. 'We willen naar huis.'
'Wat wil je thuis doen?'
'Make-uppen.'
'Kom op Jee, je hebt helemaal geen make-up. En je vindt er ook niks aan!'
Voor me staat een meisje in een roze badpakje met hartjes. Het is mijn Jeetje. Het moet mijn Jeetje zijn. Ze is vijf. Het lijkt of ze onlangs vijftien geworden is en met rasse schreden afstand neemt van haar wereld. Van mij. Van alles wat ze vroeger leuk vond. Het nieuwe zesjarige vriendinnetje knippert met haar ogen en doet haar haren achter haar oor. Ze heeft een roze bikini met bovenstukje en rokje.
'Zij heeft alles mooier,' zegt Jeetje. 'Zij heeft een mooier badpak. Zij heeft mooiere kleren. Zij heeft een mooiere tas. Zij heeft een mooiere slaapkamer. Zij ís ook mooier.' Jeetje plukt aan haar badpakje. Het meisje fluistert iets in haar oor.
Ik zit erbij en kijk ernaar.

vrijdag 20 augustus 2010

Thuis

De tram bracht mij in zeven minuten strak naar Amsterdam centraal. Daar zette ik het op een lopen.
Ik waadde door dikke patat- en wietluchten en mensenzweet. Ik botste tegen schouders, ellebogen. Uitpuilende rugzakken drukten in mijn gezicht. Ik ontweek de hulpeloze blikken, de grimassen van kortgerokte bardames en de uitgeputte gezichten van de mannen en vrouwen in kniebroeken in de wachtrij voor het museum met plastic poppen. Ik rende langs winkelruiten. Ik marcheerde door steegjes. Ik bekeek de scheve huizen. Het water. De mensen op de terrasjes. De bekende Nederlanders op de fiets. De omgeving werd allengs bekender. Mijn pas vertraagde. Ik haalde diep adem. Voor mij lag de wereld. Recht voor mij. Ik was er bijna.

woensdag 18 augustus 2010

Het vertrekgevoel

Mijn personages zeggen natuurlijk niet voor niets om de haverklap 'Ik ga weg' of 'Ik wil hier weg.' Dat hebben ze van mij.
Dat ze niet gaan, hebben ze ook van mij. Gisterenmiddag kwam ik tot de visboer net over de brug. Ik keek uit over het IJsselmeer. Met vier ons kabeljauw kwam ik weer thuis. Waar man begon met de bereiding ervan. Jeetje sesamstraat keek. Deetje haar lipjes aflikte zodra ze mij zag.
'Dit is het begin van een minstens twee jaar durende depressie,' zei ik.
'Je hebt slaap nodig,' zei man.

Het geluk van twee kinderen is dat je heel vroeg gaat slapen en dan om het uur gewekt wordt door één van de twee. Troosten, verschonen, dorst lessen, nachtmerrie, mug, speentje, etcetera.
Wij, in het holst van de nacht, in de weer met ons kroost. Onder het aanhoudende gebrom van een luchtverversingssysteem.

dinsdag 17 augustus 2010

Hol

In dit huis klinkt alles nog hol. Zelfs mijn vingers die zacht op de toetsen tikken. Alsof ik op een ouderwetse typemachine aan het rammen ben. Ik krijg er hoofdpijn van. De dag is net begonnen, maar binnen moeten de lichten al aan. Ik heb mijn o zo verlangde uurtje alleen. Waarvan ik eerder dacht dat het er nooit meer van zou komen. Deetje slaapt nog. Jeetje is voor het eerst van haar leven naar de naschoolse opvang. Man is naar het werk gereden. Ik kan iets gaan schrijven. Ik zou van alles kunnen gaan doen, dan eindelijk. Maar helaas ben ik hedenochtend net zo hol als dit huis.
Marjoleine de Vos schrijft in haar column in NRC: 'Taal kan heel verhullend en onoprecht zijn. Dus dan zeggen we: ik kijk wel naar wat ze doen. Dat is vaak verstandig. Mensen zijn wat ze doen, niet wat ze zeggen.'

zondag 15 augustus 2010

Drie dialoogjes op zondag

'Jeetje, heb jij de koektrommel leeggegeten?'
'Nee? Hoezo?'
'Nou, de koektrommel is leeg.'
'O, en jij wou mij zeker net een koekje geven?'

'Jeetje, wat zie ik nu! Jij hebt die afwrijfplaatjes op de muur van je kamer geplakt!'
Jeetje buigt haar hoofd alvast.
'En wij hebben de muren net gewit! En alles!'
'Ik wist niet dat het niet mocht.' Een traan rolt over haar wang.
'Dat wist jij heel goed!'
'Ik wou roze in mijn kamer. En de plaatjes zijn roze,' fluistert ze.

'Mama, waarom was jij op de radio?' vraagt Jeetje.
'Omdat ik schrijf.'
'Maar wat ging jij daar dan doen?'
'Ik kwam daar om te vertellen over mijn boek.'
'Alwéér over dat boek?'
'Ja.'
'Maar een boek is toch om te lezen?'

vrijdag 13 augustus 2010

Nachtvluchten

Morgenochtend van 06.00 tot 07.00 ben ik te gast in het programma Nachtvluchten op radio 1.
Dus voor de vroege vogel onder ons...
Ik ben zelf eigenlijk wel heel benieuwd naar wat ik allemaal ga zeggen, morgen zo vroeg.

donderdag 12 augustus 2010

Uithongeren

'Honger je baby uit en ze neemt de fles vanzelf,' schrijven de specialisten voor.
Een vriendin zegt: 'We hebben onze dochter drie dagen niets anders aangeboden. Ze heeft drie dagen gekrijst. En ik heb al die tijd staan huilen in de tuin. Maar op zondagavond dronk ze uit de fles. Ze moest wel.'

Ik kijk naar Deetje die in de box haar dagelijkse oefeningen doet. Ze probeert van haar rug op haar buik te komen. Ze ligt al op haar zij, steunt en kreunt erbij. Totdat het mollige lijfje zich ineens razendsnel omdraait en er een klein kopje met een bosje zwart haar boven de box uitsteekt. Ze steunt op haar ellebogen en lacht mij breed toe. Een draad spuug komt uit haar mond. Het eerste tandje van mijn kleine flesweigeraarster zit er ook al.
'Jij moet uitgehongerd worden, meisje,' zeg ik. 'Het leven is niet altijd leuk.'
Deetjes heldere, donkerblauwe ogen worden halve maantjes. Van het lachen.
'Jij moet maar leren doen wat ik zeg, jongedame. We zullen jouw willetje moeten breken. Mijn wil is wet!'
Deetje kijkt mij aan, smakt met haar mond. Haar tongetje gaat over lippen. Na haar ochtendgymnastiek heeft ze altijd dorst.
Maar ja.

woensdag 11 augustus 2010

Songlines

Het damrak trilde ervan. Midden op het trottoir en dus midden in de loop van honderden mensen zat een jongeman met dreadlocks, ontbloot bovenlijf en op blote voeten - ik zag heel smerige voetzolen - de aarde zelf te wezen. Hij blies op zijn didgeridoo, keek erbij alsof hij ver weg in de woestenij zat en één met de natuur geworden was.
Ik vind zulke jongemannen verwerpelijk. Ik vind ze verschrikkelijk irritant. Vaak zit er ook een bloedmooi meisje met een neusbelletje naast en een grote herdershond. Maar vandaag niet. De jongeman zat vandaag alleen en liet zijn muziekinstrument diepe klanken voortbrengen. The songlines.
Maar ik wilde het helemaal niet hebben over die aanstellerige idioot met zijn didgeridoo. Hoe hinderlijk kan zo iemand op je netvlies staan en blijven staan? Hoe hinderlijk kan zo iemand je in de weg zitten? Nu zit-ie zelfs hier ruimte in te nemen. De lul.
'Wat zegt nou dit over mij?' zou zomergast Paulien Cornelissen zich afvragen.

dinsdag 10 augustus 2010

Pijn

Elke buurt heeft zo z'n ongeschreven codes. Die leer je langzaamaan kennen. Ik ben erachter gekomen dat onze nieuwe buurt een geschreven code heeft. Het is in deze straat gebruikelijk om, als vader, de naam van je kroost op je onderarm te tatoeëren. Ik heb er al meerdere buurmannen mee zien lopen. Sommigen hebben alleen de initialen in hun arm laten branden. Sommigen de hele naam. Dus man zal binnenkort met Jeetje op zijn ene- en Deetje op zijn andere arm door het leven gaan. In sierletters. Om de buurtcohesie niet te verstoren. Het is vermoedelijk eventjes doorbijten voor hem. Man houdt namelijk helemaal niet van pijn.
Een buurman liet hem vanmorgen zijn ontwerp voor een binnenkort te zetten tatoeage op zijn rug zien. Het woord 'PAIN' van links naar rechts. In prachtletters.
'En?' vroeg de buurman. 'Wat vind je ervan?'
'Dat woord,' zei man. 'Daar krijg ik een beetje negatieve associaties bij. Kan dat kloppen?'

maandag 9 augustus 2010

Nooit alleen

Het duurt te lang voor ik doorheb dat het geen gezichtsbedrog is. Het meisje dat in een flink tempo - achteruit - door de supermarkt loopt, zwaait al naar me. Ze lacht erbij. En als ze haar hoofd iets draait, zie ik op de plaats waar haar achterhoofd had moeten zitten, nog een gezicht naar me lachen.
Ik buig mij voorover om mijn pot pindakaas met stukjes noot te pakken.
Ze zijn het gewend. Mensen die kijken.
De meisjes zitten met hun hoofden en hun ruggen aan elkaar vast. Ze zijn een jaar of tien. Als het ene meisje vooruit loopt, loopt het andere meisje vanzelfsprekend achteruit. Zo leven ze. Een mens met twee gezichten. Een mens zonder achterhoofd om op te liggen. Of op te vallen. Nee, het zijn twee mensen natuurlijk. Maar hoe heeft hun moeder hen vastgehouden toen ze net geboren waren? Hoe moeten ze slapen? Als het ene meisje op haar buik wil slapen, slaapt het andere meisje op haar rug bovenop haar. Nee, er is geen rug om op te liggen. Je hebt altijd iemand op je rug geplakt. Altijd. En die persoon heb je nog nooit recht in de ogen gekeken. Er is geen ontsnappen mogelijk. Je kunt nooit iemand van je afschudden.
Ze kunnen nooit naar hun eigen kamer ontsnappen en daar heel even alleen gaan zitten. Zoals ik nu.

donderdag 5 augustus 2010

Kennismaken

Ik pak het cadeautje in voor oma. Een foto van Jeetje en Deetje. Oma wordt morgen 95 en zal dan haar achterkleinkind Deetje voor het eerst ontmoeten. Ik kijk naar de foto van de twee kinderen. Deetje trekt aan Jeetjes haar en allebei grinniken ze erom. Het is de eerste en meest basale vorm van interactie die er tussen de zussen bestaat. Een blonde en een donkere. Een dunne en een dikke. Misschien hebben ze dezelfde vorm ogen. Maar met Deetje heeft zich een totaal andere energie in ons huis gevestigd. Ik bedenk hoe Deetje nu boven in haar ledikant ligt te slapen. Met haar armpjes omhoog en gekromde vuistjes. In het blauwe slaapzakje waar ook Jeetje ooit in sliep. Ik bedenk hoe ik een paar maanden geleden hier schreef dat ik me over een paar maanden vast geen leven zonder die toen nog onbekende baby zou kunnen voorstellen. Dat is inderdaad waar. Maar het is nog steeds alsof we elke dag verder, beter en meer kennismaken. Eigenlijk wil ik ook dat dat nooit meer ophoudt. Het kennismaken. Ik moet er eens aan denken bij Jeetje. Dat ons leven een groot kennismakingsproces is. Ik wil haar leren kennen.
Morgen zal ik aan oma vragen hoe het bij haar zit, met haar zes zonen. Of dat zij ze intussen helemaal door denkt te hebben.

woensdag 4 augustus 2010

vrije wil

Ik kocht vandaag een bakfiets. Een inklapbare. Doch onmiskenbaar een bakfiets. Ik heb ooit gezworen nooit een bakfiets te kopen. Nooit zou ik wonen waar ik sinds enkele weken woon. Maar om mee te beginnen zou ik nooit en te nimmer twee kinderen hebben.
Wel. Nu. Ik heb het inmiddels allemaal.
En ik zeg ook weleens dingen tegen zo'n kind waarvan ik nooit gedacht had dat ik ze zou zeggen. Dat ze haar schoenen uit moet doen voor ze binnenkomt. 'Want ik heb net gestofzuigd.' Dat ze zich niet twee keer per dag moet verkleden. 'Ik kan aan het wassen blijven!' 'En niet met je vieze vingers op de ramen.'
In de vrije wil heb ik nooit geloofd. Misschien is dat maar goed ook.

Ik fietste er vanmiddag op weg alsof ik erop geboren was. Met Jeetje in de bak. Het regende dat het goot en zij bleef droog in haar tentje. Ik werd kleddernat. Ik dacht: als de kinderen maar droog blijven. Daar gaat het om. Zulke gedachten krijg je dus ook automatisch.

Ik weet nog dat ik me ooit doodschaamde voor het kinderstoeltje dat aan mijn stuur zat. Met zo'n plastic windschermpje ervoor. Fietste ik 's avonds door de stad met zo'n lullig leeg stoeltje. Het bewijs van een weinig avontuurlijk leven.
Nu ben ik die schaamte allang voorbij. Ik heb zelfs wel eens gemerkt dat ik 's avonds trots door de stad fietste. Met het kinderzitje achterop. Juist door het kinderzitje.

maandag 2 augustus 2010

Het leven steekt

Deetje, je hebt vanmorgen weer twee prikjes gehad. In allebei je warme beentjes één. Op het consultatiebureau in het nieuwe stadsdeel waar we wonen. Je brede lach bestierf op je lippen. Je ogen werden groot en schoten alle kanten op. Je armpjes maaiden in de lucht. Je geheugencellen zijn nu aangemaakt, zei de arts. Weer een dochter die beseft dat het leven gemeen kan steken.

Jeetje, je kwam vanmorgen heel opgewekt terug van een logeerpartij bij opa en oma. Je wilde meteen met je nieuwe buurmeisje gaan spelen. Je kwam erachter dat je als je bij je iemand aanbelt een 'nee' kunt horen. Ik heb liever dat jij nooit een 'nee' zou horen. Maar denk erom dat je het aanbellen voortaan niet zult laten.
Daarna viel je van een muurtje. Recht met je mond op de grond. Je krijste werkelijk als een speenvarken. Het bloed spatte in het rond.
'Komt het nog ooit goed. Mama, komt het nog goed,' herhaalde je.
'Het komt goed,' zei ik. 'Het komt absoluut goed.'
'Zo'n lip laten sommige vrouwen opspuiten,' zei opa, 'en die krijg jij er nu gratis bij. Dat is het voordeel, meisje.'