woensdag 29 juni 2016

Ik wil

Ik wil weer leven.  Plannen maken. Iets opbouwen. Ik wil duidelijk vooruit. Na maanden niet gesport te hebben, wil ik weer sporten. Rennen. Bewegen. Ik wil mijn huis opruimen. Ik wil de muren schilderen.  Ik wil de meubels verschuiven. Ik wil andere maaltijden leren koken.  Mijn pallet vergroten. Ik wil hoe dan ook vernieuwing. Ik wil elke dag om half zes opstaan om te schrijven. Ik wil alles wat lelijk is uit m'n directe omgeving weghalen. Ik wil er zijn. Ik ben er.  Terug uit New York.


zaterdag 25 juni 2016

Een prima dag

Ik heb op deze prima dag winkels gekeken op de 5th avenue, daarna gelezen en geslapen in Central Park, even later was ik de 7th avenue aan het afkuieren, op weg naar het Chelsea Hotel, toen ik plots in een totaal hysterische lichtgevende wereld terechtkwam. Miljoenen mensen, schreeuwerige reclames, nog hogere gebouwen. Op een bordje zag ik uiteindelijk: Time Square. Dit was denk ik hoe ik me vroeger heel New York had voorgesteld. Ik liep zo goed en zo kwaad als het ging over Time Square, liep door en door tot ik bij de 23ste straat kwam waar het Chelsea Hotel moest liggen - 'I need you, I don't need you,' zong Leonard Cohen - en ik móést gewoon naar dat hotel toe. Dat was het enige dat op mijn lijstje stond voor ik hiernaartoe vertrok.
Misschien omdat man en ik onlangs een paar avonden lang samen naar covers van de songs van Leonard hadden geluisterd, in een uitvoering van de Scandinavian Report, met whisky en ontredderde koppen, misschien omdat we die avond dat ik het ticket naar New York besteld had, een live optreden van Cohens 'The Chelsea Hotel' opzetten. Daar ergens moet het begonnen zijn.
'Ik zal je een foto sturen als ik ervoor sta,' zei ik toen.
En gisteren stond ik er voor.
Het hotel stond in de steigers. Er was niets aan te zien. 'I remember you well in the Chelsea Hotel' op een koperen bordje bij de ingang. Ik heb in de lobby gezeten. Op een rode pluche stoel. Er waren twee van die stoelen. Die naast mij was leeg. En bleef leeg. I was waiting for the miracle to come.
Ik heb dé foto naar man ge-appt. Ik heb mijn schriftje gepakt. Ik heb er geschreven. Jack Kerouac schreef er On the Road in 1 flow. Ik heb er gekeken naar de gasten die er nu kwamen. Het was er rustig en koel en ik voelde me op deze prima dag totaal op m'n gemak. Wat best apart is omdat ik eerder gewend ben me niet op m'n gemak te voelen.
Hierna wandelde ik verder naar het Whitney Museum waar ik om 19.00 u met E. had afgesproken. We keken naar de moderne Amerikaanse kunst, we maakten foto's op het dakterras met die skyline, we gingen eten bij The Spotted Pig en namen 's nachts de metro terug naar huis.

Maar rond drie uur schrok ik wakker, vloog ik rechtovereind  met hartkloppingen en in ademnood.  Omdat de fysieke afstand tussen mij en mijn gezin ineens zo groot was en ik ook al onder een stolp bleek te zitten. Ik vluchtte het bed uit en liep rondjes door de huiskamer.  Almaar rondjes. Hoe kom ik daar ooit nog terecht, dacht ik steeds, hoe kom ik daar ooit nog terecht? Wat als ik het vliegtuig niet meer in durf? En: Zie je wel, je moet je niet op je gemak voelen. Dit krijg je ervan.
Ik wist dat het niet waar was wat ik dacht, maar ik dacht het toch.
.





vrijdag 24 juni 2016

Amazing!

We zaten in een New Yorkish café te kletsen met twee New Yorkers. Dat is niets opzienbarends. Zie maar eens niet aan de klets te komen met twee New Yorkers.
Het is meer zo dat mijn reisgenote kletst en ik haar side-kick ben. Ik zit er vooral bij te kijken. Naar de mimiek. De amazing things everywhere! De glimlachen. De welgemeende interesse. Het beste Aziatische eten ter wereld hebben ze in Queens, de beste pizza van New York is daar, het meest fantastische..
Het valt mij op dat ik steeds zoekende ben naar de andere kant. Alsof die meer waarheid zou bevatten. 
'Het is toch ongelooflijk,' zei ik toen we terug naar huis liepen, 'dat opgewekte gewauwel van die Amerikanen.'
'Maar jij bent continu heel cynisch,' zei ze.
'Ik?'
'Ja, elke zin zeg jij wel iets cynisch.'
'Vind je dat?'
'Ja.'
Ik vroeg haar om bewijsmateriaal. Hoezo en wanneer. Zij vond dingen cynisch die voor mij niets met cynisme te maken hadden. Maar het gaf te denken. Ik vind cynisme ook zo makkelijk.

'She is the more open one of you two,' zei laatst een opmerkzame kunstenaar op een terras. 
Iedereen die we hier ontmoeten, is trouwens kunstenaar - of anders wel acteur, rapper - en maakt heel belangwekkend werk. Deze man had bijvoorbeeld in tien jaar één schilderij verkocht. Maar dat lag dus niet aan zijn kunst. Er was geen spoor van twijfel aan zijn eigen kunnen te ontdekken.
'Kwaliteit en verkoop heeft niéts met elkaar te maken,' scandeerde hij.  
'Are you famous?'
'Yes, I am. Zoek me maar op op internet.'

Ik was in een boekwinkel toen er een vrouw binnen kwam rennen met een boek in haar hand.
'I wrote a book! I wrote a book!' 
'Wow. Thát. Is. Fantástic,' zei de boekhandelaar.
'It actually ís a very good book,' zei de vrouw. 'Very important.' En ze begon te vertellen waar het over ging. Ze nam de tijd. De boekhandelaar luisterde naar haar en gebruikte het ene na het andere superlatief. Alsof deze vrouw de eerst was die het plan een boek te schrijven had opgevat én uitgevoerd. Ik kon niet goed zien of ze het boek in eigen beheer had uitgegeven, en nu hoopte dat de boekhandelaar een partij boeken zou aanschaffen of dat het boek bij een gerenommeerde uitgeverij was uitgegeven en zij de sales-afdeling een handje hielp. Maar dat doet er misschien ook niet toe.
Wat mij wederom trof was de absolute zekerheid van deze vrouw dat zij iets goeds gemaakt had.
Na een tijdje verliet de vrouw die een boek geschreven had de boekwinkel met rode wangen. De boekhandelaar bladerde een paar seconden in haar boek, legde het in een hoek en ging weer verder met zijn werk.

Als ik een voet buiten de deur zet, is het standaard: 'Hi Sweetheart, how are ya doing?' Of 'Have a nice day, young lady.' 
Op een ochtend kwam ik buiten met een wat somber gemoed, en ik kan niet anders dan toegeven dat dat 'Hi Sweetheart' wél werkt. Mijn pas werd hoe langer, hoe lichter bij elk vriendelijk woord.
Als je even stilstaat, word er gevraagd of ze kunnen helpen. Haal je je metrokaartje wat te sloom door het apparaat, stopt er een willekeurige passant om het even wat sneller voor je te doen. Kijk je hulpeloos, dan wijst iemand je de weg.
Die Amerikanen zijn amazing.
Misschien moest ik hier eens niet cynisch over doen.


donderdag 23 juni 2016

De ijskunstenaar

We werden de galerie ingetrokken door een man met een prachtig strak lichaam, lang krullend haar en make-up. Hij was de galeriehouder en kunstenaar van ijssculpturen. Momenteel exposeerde hij werk van iemand die zijn leven lang al bezig was zijn onderbewuste te schilderen, en hij bleef er maar op hameren dat de man in kwestie veel filosofische kennis had en die ook in zijn werk gebruikte. Het was - al met al - niet zomaar een droomwereld.
Even later liepen we het onbewuste van een belangrijk kunstenaar in. Het werd bevolkt door bomen met menselijke eigenschapen. Overal bomen.We glimlachten naar de galeriehouder en zeiden af en toe 'waanzinnig.'
'Dit zijn de lelijkste schilderijen die ik ooit gezien heb,' zei E.
'Spuuglelijk,' zei ik.
De galeriehouder liep voor ons uit, steeds dieper de krochten van het souterrain in, en bleef ons op bloedserieuze toon vertellen over de allesomvattende betekenissen van de ontwortelde bomen. We bekeken de ene na de andere wandelende boom. Tot de man een walk-in vriezer openmaakte, en ons zijn eigen ijssculptuur liet zien. Het was een kitscherig ding, het deed denken aan Frozen. Daar stonden we in een kelder ergens in Brooklyn met een ijskunstenaar. Voor een gigantische vriezer.
Ik bekeek de dikke deur. De hendel aan de buitenkant. Zijn wijd opengesperde ogen. De blauwe ogenschaduw. Die grimas.
'Ga maar even dichterbij kijken.' Hij maakte een uitnodigend gebaar met zijn armen. Hij wees de vriezer in. 'You're welcome.'



dinsdag 21 juni 2016

Violent Women


'We moeten een wapen,' zei ik.
Het was half vier in de nacht. We waren tegelijkertijd wakker geworden.
Het was alsof er mensen bij ons in het souterrain hadden staan overleggen. Op een steeds gejaagdere toon werd er gesproken. Ze konden ergens niet naar binnen. Ze hadden het over 'two ladies.' Tot er een deur werd dichtgeslagen. Er klonk gekraak op de trap.
'Eva?' had ik voorzichtig gevraagd. 'Ben je wakker?'
'Ja, what the fuck is dit!'
Een seconde later stonden we in ons ondergoed tegenover elkaar. Two ladies. Slaapmaskers bovenop het hoofd als piratenlapjes.
'We moeten een wapen,' zei ik nog een keer. 'Voordat we gaan kijken.'
'Damn,' zei ze.
Zij pakte de grote bierfles die we leeggedronken hadden. Ik stopte een kurkentrekker tussen mijn vingers, ik zou met één haal iemands gezicht open kunnen rijten. Het huis waar we wonen telt vijf verdiepingen. We moesten alle kamers gaan controleren. Oók de gewelfde kelder.
'Wacht,' zei ze beslist. 'Telefoon meenemen.'
'112 kun je hier zeker niet bellen?'
'911. Van die serie, weet je wel.'
'Ok.'
En daar gingen we, eerst de kelder in. Zoals in de film.
We waren die avond naar een concert geweest in Prospect Park van de Violent Women & Kirstin Hirsch. Het was althans de bedoeling dat we de Violent Women hadden gezien. Toen we in het park aankwamen, bleek dat we ons een dag in de datum hadden vergist. Het concert was de dag ervoor geweest. Door de nacht liepen we terug, door frisse en minder frisse buurten.
'Het is een voordeel dat we oud zijn,' had ze nog gezegd, 'we kunnen nu overal lopen zonder lastig gevallen te worden.'
En toen we daar liepen,  de violent women, ik met de kurkentrekker vooruitgestoken, vroeg ik me af of dat nu ook het geval zou zijn.

zondag 19 juni 2016

We kunnen..


We liggen in bed. Zij is in het ene bed bezig met foto's bewerken voor instagram. 'Daar word ik rustig van.' Het boekje 'How to love' dat vandaag nodig aangeschaft moest worden, heeft ze terug op de tafel gelegd. Ik lig in het andere bed met m'n nieuwe ereader. Het leest geweldig vanaf zo'n ding.   'The course of love' van Alain de Botton slingert ergens op de grond.
We hebben onze slaapmaskertjes al op ons hoofd. Oordopjes liggen klaar. 
Het is alsof we al jaren weg zijn. Er zit hier meer tijd in de tijd. Thuis - met die dagelijkse sleur, het ritme, de voorspelbaarheid - is er voor je het weet een week, maand, jaar voorbijgegaan. Dat wéét iedereen wel en tóch handelen we er te weinig naar. We vergeten het te vaak. Dat is zonde. Zoveel tijd heeft een mens niet.
'Het heeft nu toch z'n weerslag op me,' zegt ze.
'Wat?'
'De kinderen.'
'O die.'
'Het is een gemis wat ik voel, denk ik.'
'Ja, die lui maken deel uit van je identiteit.'
'Ik dacht dat ik dat totaal niet zou hebben.'
'Je moet er gewoon niet te veel aan denken.'
'Doe ik ook niet.'
'Nee, ik ook helemaal niet.'
We kunnen een nieuw leven gaan beginnen in Williamsburg waar we net waren. Het bruist en borrelt dus ook daadwerkelijk hier. In de City That Never Sleeps. Ik had eerlijk gezegd verwacht dat dat overdreven zou zijn. Een stad is een stad. Mij krijg je niet snel gek. 'Je gaat gewoon naar een soort Rotterdam,' had man me ook gezegd voor ik vertrok. 'Twee weken naar een iets groter Rotterdam. Lijkt me niks.'
Op een gegeven moment neem je denkwijzen van elkaar over. Zonder dat je het in de gaten hebt.
Maar wat ik wou zeggen: álles is natuurlijk mogelijk. We zijn vrij. We kunnen een ander leven beginnen, we kunnen de kinderen over laten komen. We kunnen, we kunnen...
We doen onze oogklepjes op en vallen in het diepe, donkere gat van de slaap. 

zaterdag 18 juni 2016

Ronnie

We liepen de High Line af. Het constante geluid van sirenes en helikopters op de achtergrond. Links van ons steeg een helikopter op, we keken uit over het flonkerende water van de Hudson River, New Jersey aan de overkant, zij maakte foto's en ik kreeg van wel zes mensen hetzelfde berichtje: Ronnie is thuis.  Er kwamen foto's binnen van onze zwarte kater die, meer dan een maand geleden alweer, zonder opgaaf van redenen thuis vertrokken was en al die tijd niets meer van zich had laten horen.
'Ronnie is thuis!' zei ik.
'Jij bent nog half in IJburg,' zei ze. 'Met je dikke pik.'
'Met je dikke pik?'
'Can I take a pic vroeg ik.' Ze knikte naar de verkoper van het Hotdog kraampje. Mijn vriendin hield haar iPhone scheef en maakte er een foto van.
'O,' zei ik. 'Pic.'
'Ja, pic.'
'Maar fijn hè? Dat Ronnie thuis is.'
'Fuck off met je Ronnie!'
'Fuck off met je Ronnie?'
'Ja, ik ben er echt ontzettend verbaasd over,' zei ze, 'dat je zo aan Ronnie hangt.'
'Dat is misschien wel zo.'
'Ja, als Ronnie niet thuis wil zijn, is dat jammer voor Rónnie. Meer niet.'
'Maar hij ís er dus weer!' Ik zuchtte. We liepen naar de plek waar een fietsenstalling was. Ergens in de buurt van het Chelsea Hotel.
'Je hebt minstens zo'n leuk leven zonder Ronnie,' riep ze uit. 'Djiesus. Misschien nog wel leuker.'
'Nou, ik ben wel dol hem hoor.'
'Ik hoor helemaal niks van thuis,' zei ze. 'En that's fine.'
Het volgende moment karden we weer zo verschrikkelijk hard door New York - we trapten de Brooklyn bridge over alsof het de Nesciobrug was - dat het leek of we hier geboren waren en op weg waren naar iets belangrijks. Naar Ronnie misschien.




vrijdag 17 juni 2016

Echt

'Ben je goed?' had mijn vriendin nog gevraagd. 'Weet je waar de fietsenplek is?'
'Ja natuurlijk,' zei ik. En wandelde een andere richting op dan zij liep. Zij ging mensen bezoeken, ik moest niet denken aan geklets met vreemden, dus besloot vast naar 'huis' te gaan.
'Zeker weten?' had ze nog een keer gezegd.
'Of course.'
Ik weet soms niet waarom ik sommige beslissingen maak. Misschien alleen maar om er hier een stukje over te kunnen schrijven?
Ik weet wel dat ik gisteravond op zeker moment doorweekt van het zweet op die City Bike zat, middenin de spits van New York, het begon te schemeren, een spookrijder op een One Way street was ik, - ik had ook geen bier moeten drinken, dacht ik steeds, had ik maar wat meer slaap gehad, wist ik maar wat links en rechts was - mijn telefoon met Google Maps in m'n hand die nog maar 30 procent batterijvulling had, die soms van het ene op het andere moment leeg kon zijn, zonder cash op zak, en ik raakte steeds verder verwijderd van de plaats waarheen ik moest. Waarheen moest ik eigenlijk? Soms is het te laat om op beslissingen terug te komen.
De gele en groene taxi's reden voorbij en ik vroeg mij af waarom ik daar niet in zat. Waarom ik me zo nodig moest bewijzen. En voor wie eigenlijk. Was het wel bewijsdrang? Ging het om vertrouwen? Uitdaging? Waarom mezelf steeds zo uitdagen de laatste tijd?
Ik weet dus dat ik daar fietste, het blauwe balletje op m'n telefoon was ik, ergens in Brooklyn, en dat ik me vasthield aan de gedachte dat ik dit stukje op zou schrijven. Straks. Later.  Stoer verhaal. En dat ik toen voor de zoveelste keer bedacht: dit is geen verhaal, je moet hier echt uit zien te komen.
Het lijkt wel of ik dat echt nog altijd niet goed begrijp. Dat dingen ook écht kunnen zijn. Realiteit.

'Hee, ik ben thuis,' appte ik naar m'n vriendin. 'Pas jij straks wel een beetje op. Het is bijna donker.'

donderdag 16 juni 2016

Manhattan momentje

Het momentje gisteravond rond een uur of zes bij de Manhattan bridge met uitzicht op Manhattan, de nieuwe toren, het vrijheidsbeeld. Je kent het plaatje allang. Maar het bestaat dus ook echt. Alles bestaat. Mijn vriendin draaide 'First we take Manhattan than we take Berlin,' van Leonard Cohen op haar I-phone. 
Nooit zal ik meer naar dat liedje luisteren zonder dit uitzicht erbij te zien en dan vooral het gevoel erbij. En hoe we even daarvoor de stad keihard doorgefietst waren op onze City Bikes. Alsof ons leven ervan afhing. En hoe we uiteindelijk naast die brug stonden. In een andere tijdzone. Zo ver van huis. Met een Ice Cofee in onze hand te kijken naar de skyline. Een surrealistisch beeld. Een Woody Allan film.
We kennen elkaar van de crèche aan de Weesperzijde, tien jaar geleden. Het begon er eigenlijk mee dat haar zoon mijn Jeetje flink in haar wang gebeten had. En nu trekken we twee weken samen op in Amerika. Met elk onze eigen dingen aan het hoofd. Of juist niet aan het hoofd. We hadden het bedacht in een Amsterdams café, terwijl we elkaar bij een gin-tonic vertelden hoe ons leven ervoor stond.
'Laten we weggaan,' had ze gezegd. 'Ik zal aan mijn broer vragen of we in zijn huis in New York mogen.'  Nog niet eens een week later was de vlucht geboekt.
En gisteravond besefte ik dus voor het eerst dat we er ook echt wáren. En dat het geen film was.  Maar een goed idee. Ook al weet ik nog altijd niet wat het me brengen zal. Dat hoeft denk ik ook niet.  Juist niet. Ik geloof dat ik alles los moet laten. Elke verwachting. Van wat dan ook.



woensdag 15 juni 2016

Dag 1

'Welcome to New York,' zei de jongeman in de airline die ons naar het metrostation bracht.
Het begin van de film. Even later zaten we in de metro, twee vrouwen die hun gezin thuis hadden gelaten, met hun koffers en de bezweette lijven. Buiten de blikkerende zon. Op weg naar halte Nostrand waren ze zich nog totaal niet bewust van dat wat komen ging. Een typische filmhuisfilm.
In het volgende shot doorkruisten we Brooklyn, met onze koffers en rugzakken. Het was vijftien minuten lopen naar de juiste Avenue. Met de google app liep je overal zo naartoe.
De zon brandde op mijn zwarte kleding.
Het was een herrie. Overal muziek uit auto's. Donkere mensen. Veel churches. God was hier overal aanwezig. Slechte gebitten. Wasserettes. Kleine kapperszaakjes voor afro kapsels. One way's to ? Iedereen lachte ons inderdaad vriendelijk toe, vroeg waar we vandaan kwamen en hoe het ging. Hier en daar zat een tentje met smoothies, koffie en tarwegras. De totaal gescheiden werelden. In een half lege winkel werd de Dove Deodorant voor ons achter het glas vandaan gehaald, alsof het een dure parfum betrof.

donderdag 9 juni 2016

De hond en ik

Ik liep te somberen over straat met mijn Turks Brood en twee bakjes aardbeien voor 5 Euro in een plastic tasje, toen ik voor het eerst aan de hond dacht.
Ik neem een hond, dacht ik. Een trouwe hond die altijd goed gehumeurd is. En nimmer van mijn zijde wijkt. Een Golden Retriever. Ze schijnen niet heel intelligent te zijn, maar dat hoeft van mij ook helemaal niet. Het gaat mij om zijn zonnige karakter.
De hond is altijd blij om mij te zien. Overal waar ik ben, is de hond. Als ik lesgeef, ligt in de hoek van het klaslokaal de hond op mij te wachten.
Als ik schrijf, slaapt de hond naast me. De hond en ik gaan samen op de achterflap van mijn nieuwe boek. Ga ik hardlopen, rent de hond blij met mij mee. Het zou voor de kinderen ook geweldig zijn, zo'n hond in huis om mee te knuffelen. Er staat nog altijd een foto van de Golden Retriever waarmee ik ben opgegroeid in mijn werkkamer. Daar kijk ik de laatste tijd veel naar.
Thuisgekomen zette ik de boodschappen op het aanrecht, googelde op Golden Retriever pups en keek of ik mijn hond er al tussen zag. Ik liet een nestje met goudblonde puppy's aan mijn buurvrouw zien. 'Schattig toch?' zei ik.
's Avonds appte de buurvrouw: 'Nog effe de hond uitlaten en dan lekker onder de wol!'
Toen ik vanmorgen koffiedronk met een collega zei hij: 'Een hond? Niets erger dan vrouwen met honden.'
Maar dat was gewoon jaloezie. Hij was nu eenmaal geen hond. Bij het Kruidvat heb ik daarnet alvast een roze etui gekocht met een afbeelding van mijn gouden hond erop. En de woorden: Best Friends Forever.
Eerst naar New York. Dan de hond.





dinsdag 7 juni 2016

Oud worden

Ik herinner me dat we samen in de schaduw van een boom zaten te tekenen en te schilderen, twintig kilometer van Rome, je kon een spiegelei bakken op de weg dus we bleven onder die boom zitten en zodoende ben ik nooit in Rome geweest, ik herinner me dat we door de regen in een Spaans plaatsje liepen op slippers, allebei in een pantalon van zijn kleine moeder, onder een grote Burberry paraplu, ik herinner me ook de dag dat hij bijna stierf aan een hersenvliesontsteking, het moment dat hij geplaagd door waterpokken de ijskoude Amstel in wilde springen, en ik zie nu steeds de grote grove lijnen, hoe we samen opgroeiden, de gekraakte boerderij verlieten, een eenkamerflatje in Culemborg betrokken, hoe we verhuisden van een heel fijn appartement in de Amsterdamse Rivierenbuurt, naar een saaie maar ruime nieuwbouwwoning op IJburg, omdat vijf jaar na het eerste meisje, het tweede meisje op komst was en ruimte en een tuintje om voorrang vroegen. Zo gingen we van begin twintigers, naar dertigers, tot de veertiger en vijftiger die we nu zijn. Hij de kalme, en ik de onrustige van het stel. Een heel gewoon verloop van de dingen, als ik het zo overzie, in een leven dat op geen enkele wijze uniek te noemen is, behalve dan dat het het onze was.

maandag 6 juni 2016

Muis

Naast haar fietst de zesjarige dochter met scheve staart en de roze teenslippers met bloem - 'Zie je wel mama, ik kan wel fietsen met slippers aan! - de elfjarige is vijf minuten eerder al vertrokken, met een iets te kort t-shirt waarop 'PEACE' geborduurd is - hee, je kunt toch niet met een blote navel in de klas zitten! had de moeder gezegd -  maar hee, dat kon de dochter wel, iederéén in de klas had blote navels. De moeder zelf rilt steeds en heeft kippenvel op armen en benen, maar hee, álle moeders dragen in de vroege ochtend al rokjes met gestreepte t-shirtjes, dus zo moet het.
In de kleuterklas wordt ze aan het handje van de zesjarige meegenomen naar de vensterbank, waar dertig muizen van klei in het zonnetje liggen te bakken. De moeder praat en lacht met de steeds grotere hoeveelheid kleuters die bij hen komt staan, haar stuk voor stuk trots hun eigen muis aanwijst, en kust daarna haar eigen kleuter gedag, de deur van groep zeven zit al dicht als ze nog even bij de elfjarige wil gaan spieken.
Ze gaat boodschappen doen, dat is een feit.
Ze is moeder, dat is een feit.
Ze zal over een week naar New York vertrekken, dat is ook een feit, ze kan zich er niets bij voorstellen, zoals ze zich nergens meer iets van voor kan stellen de laatste tijd, vooral van zichzelf kan de moeder zich nauwelijks nog een voorstelling maken. Nu ik haar beschrijf, merk ik dat pas goed.  Ze is een muis van klei op de vensterbank met twee roze speldenknoppen als ogen. Ze wacht tot ze mee naar huis genomen wordt.


donderdag 2 juni 2016

Waarom?

Zo zie je dagenlang helemaal niemand in een Drents dorp en verlang je naar wat gedruis, zo loop je in een stoet kinderen en ander gespuis over je eigen nieuwbouweiland. Het krioelt, krijst en trapt op elkaars hielen, het struikelt, huilt en lacht.  Kletsende moeders in zwarte jurkjes met Nike Airs eronder. Vaders met loopfietsen onder hun arm. Buurmannen in bermuda's. Iedereen hier is elkaars buur of doet dan tenminste alsof. Die domme citroentjes met pepermunt erop in een zakdoek gedraaid. Al die kleuren, geluiden, bewegingen. Een kolkende massa. Een psychose, denk ik, zo moet een psychose beginnen. Ternauwernood hou ik mijn zenuwgestel bijéén.
'Moet jullie voordeur wagenwijd openstaan?' vraagt dan een buurvrouw die relaxed langs de kant staat te kijken als we voorbijkomen.
'Wat?'
'Ja, jullie deur staat wagenwijd open.'
Het is teveel. Een open deur.
Maar als die deur weer netjes dichtzit, lopen we kalmpjes verder. Het verdomde gifpark in, met die verdomde lui allemaal. Er is alleen het handje van dappere Deetje in die van mij.
Tot ze met haar hoofd tegen die ene kutlantaarnpaal die er staat, knalt.




woensdag 1 juni 2016

In charge

Zo, ik ben inmiddels al een paar uur in charge. En dat voelt meteen een stuk beter dan van een enorme afstand naar je gezin zitten kijken, als naar een gesloten bolwerk, er verder niet bij te kunnen.
Jammer alleen van mijn nek.
Toen ik rond zessen wakker werd, was 'het' in mijn nek geschoten, en nu loop en zit ik kaarsrecht, als een voornaam mens. Wat ik in wezen ook ben. Ik herinner me ineens weer de woorden van een collega die het ooit waagde me voor seksloos juffertje uit te maken.
Maar goed, met 'het' in mijn nek, en tranen in mijn ogen, heb ik rond elven man uitgezwaaid die de komende twee weken in een caravan aan zee zal bivakkeren.
'Be well,' zei ik.
'You too.'
'If it be your will.'
Dat laatste was natuurlijk niet waar, maar die muziek stond op en het klonk mooi, nederig. Ik ben op zich wel voor nederigheid. Maar al te nederig moet een mens toch ook niet worden. Dat voel ik nu ik  dus een paar uur in charge ben, het helemaal voor het zeggen heb, in mijn huis met mijn dochters.
Ergens in de duinen mijn man in een caravan.
Misschien heb ik wel teveel gebogen de laatste tijd en is 'het' daardoor zodanig in mijn nek geschoten dat nu zelfs het kleinste buiginkje al een afgrijselijk, stekende pijn veroorzaakt. Ik weet het niet. Wel hoop ik dat 'het' dan ergens goed voor is.