maandag 31 januari 2011

Nonnen op de Mookerheide

We begonnen de feestochtend met een yogawandeling op de Mookerheide. Een hele groep vriendinnen en schoonzussen van mijn moeder. Eenmaal voorbij het hekje mocht er niets meer gezegd worden. Het ging er in deze wandeling om bij onszelf te komen, en één te worden met de natuur. In een lange rij liepen we door het witte, bevroren heuvellandschap. Achter de yogajuf aan. Het deed mij eerst denken aan een begrafenisstoet. Of een stille mars. Maar er was niemand dood. En we hadden geen slachtoffers van zinloos geweld te herdenken. Integendeel. Wij vierden het leven in stilte. Het bejaarde echtpaar dat per ongeluk tussen ons in verzeild was geraakt, werd daar ongemakkelijk van.
'Ik heb nog nooit zo'n grote groep vrouwen bij elkaar gezien die niets zeiden,' zei de man.
'Ach, dat zijn gewoon nonnen,' zei zijn vrouw, 'die zijn weggestuurd door de paters.'
Ze praatten nog even zachtjes door, maar al gauw deden zij er ook helemaal het zwijgen toe. Zo liepen we een heel eind stilletjes met elkaar op.
Maar zodra er een zijpaadje was, sloegen zij af. We hoorden ze proesten en lachen en hard met elkaar praten.

vrijdag 28 januari 2011

60

Morgen gaan we naar oma. Want oma is zestig geworden.
'Waarom is zestig eigenlijk een bijzondere leeftijd?' vraagt Jeetje.
'Zestig,' zeg ik. 'Dat is weer ouder.'
'Ja, hè,hè,' zegt Jeetje. 'Dat is elk jaar zo.'
'Ja, maar bij zestig is het wat anders.'
'Wat is er dan anders?' wil ze weten.
'Dan is oma niet meer in de vijftig.'
'Nee, oma is zestig.'
'Ja.'
'Nou,' zegt Jeetje, 'als ik van vijf naar zes ga, vind ik dan net zo bijzonder.'
'Waarom?'
'Ja, dan ben ik dus geen vijf meer, maar zes.'

'

donderdag 27 januari 2011

In therapie

'Wat kan er dan gebeuren als je de kapper belt?' zegt man.
'Hij kan me uitlachen,' zeg ik.
'Oké,' zegt man. 'Jij belt en hij begint te lachen. Wat nog meer?'
'Hij kan me een ijdeltuit vinden.'
'Hij lacht je uit, hij vindt je ijdel.'
'Hij denkt: wie denkt zij wel niet dat ze is? Daar kan ik toch helemaal niks meer van maken.'
Man knikt.
'Maar het ergste wat er kan gebeuren, is dat ik hem opbel terwijl hij helemaal geen tijd heeft.'
'Hij zegt: ik heb geen tijd voor jou.'
'Ja, die man heeft het al zo druk en dan bel ik óók nog eens.'
'O, dus je bent bang dat je hem overvraagt,' zegt man. 'Is dat het?'
'Ja.'
'Stel nou dat dit allemaal gebeurt...'
'Dan schaam ik me verschrìkkelijk.'

woensdag 26 januari 2011

Onzichtbare straling

Ik ren door het Diemerpark en word lichtjes geëlektrocuteerd als ik onder de draden door loop. Zoals altijd. Overal in het landschap staan hoogspanningsmasten. En onder mijn voeten die gifbelt. Geseald. Dat wel. Maar ik denk toch aan het lek. Bij elke stap die ik zet, denk ik aan het lek, ergens. Ik kan het niet helpen. Dat wat verzegeld is, gaat een keer open. Het is een natuurwet. Om de paar meter zit er een buis in de grond om het gifpeil te meten.
Als ik hier met Jeetje fiets, zegt ze: 'Niet daar onderdoor, mama. Niet daar onderdoor. Het voelt zo gek.' En dan schudt ze kort met haar hele lichaam.
'Zij zijn niet gesloten van boven,' zegt man over Jeetje en mij, 'ze komen onder stroom te staan.'
De buren fluisteren: 'In de Lisdoddelaan schijnen zeven mensen kanker te hebben.'
In de school van Jeetje is, uit voorzorg, een heel klaslokaal leeggeruimd. Iemand schijnt zijn kind zelfs van school te hebben gehaald. Vanwege de elektromagnetische straling.
Ik ren. In mijn oor steeds hetzelfde liedje. Om het aanhoudende gezoem van de masten niet te horen. Je zou ook kunnen denken dat het in het park vol krekels zit. Dat het er altijd hoogzomer is.

dinsdag 25 januari 2011

Werk ze

'Die is kapot.' De schoonmaker zwaait met de nieuwe plumeau. Heel IJburg heb ik afgezocht naar het ding. Met Fabio's strenge stem in mijn hoofd. Voor vandaag moest ik 'm hebben. Zoals ik van hem ook een goedkope, plastic wc-borstelhouder aan moest schaffen. Die ik - godzijdank - nog op tijd vond.
'O jee,' zeg ik. 'De plumeau.'
'Ik heb de plumeau niet stukgemaakt.' Hij zegt het twee keer achter elkaar.
'Dat dacht ik ook helemaal niet,' zeg ik.
'Dan moet jij die ruilen,' zegt hij.
'Nu?'
Het blijft even stil.
'Nou, ik doe het deze keer wel met deze,' zegt hij.
'Gelukkig! Dan ga ik nu aan het werk, hè?'
'Is goed. Werk ze, Elkie.'
'Jij ook. Werk ze, Fabio.'

'Elkie?' roept hij na een tijdje.
'Ja?' Ik loop naar het trapgat. Hij staat bij de eerste traptrede met een dweil in zijn hand.
'Heb jij de mop soms gebruikt deze week?'
'Ja?'
'De mop is nog vies.'
'Sorry, de kindjes hadden iets gemorst. En toen moest ik dweilen en toen...'
'Jij moet 'm niet terugzetten met de mop omlaag, maar met mop de omhoog.' De schoonmaker kijkt me aan.
'Ik zal de dweil nooit meer gebruiken.'
'Beter niet,' zegt hij.
'Sorry.'
'Is goed.'
'Werk ze, Faab.'
'Jij ook, Elkie.'

maandag 24 januari 2011

De laffe moeder

Jeetje heeft op eigen initiatief een toverstokje aangeschaft voor het meisje uit haar klas dat een balletje in haar hoofd had en nog een jaar lang om de zoveel tijd heel ziek zal worden. 'Dit stokje kan haar misschien beter toveren,' was Jeetjes idee. Ze heeft er een tekening bij gemaakt. Het is om te gillen, zo aandoenlijk.
'Mama, zullen we nu naar haar toe om het te brengen?' zegt Jeetje.
'Nù?'
'Ja? Nu?'
'Ik weet niet waar ze nu is, lieverd. Misschien in het ziekenhuis.'
'Misschien wel thuis,' zegt Jeetje.
'Kan.'
'We kunnen kijken of ze er is?'
'Goed idee,' zeg ik. 'Maar nee, we hebben Deetje er ook bij. Dat zou veel te druk worden voor haar.'
'Denk je echt?'
'Hm-hm.'
'Ja, maar...'
'Weet je wat!' roep ik. 'Anders doe je het stràks, met pàpa ? Dan blijf ik hier. Met Deetje. Is dat geen goed idee? Ja, dat is een geweldig goed idee. Zo doen we dat. Jij. Straks. Daar. Met papa.'

vrijdag 21 januari 2011

Binnenkort

Ik ben zo blij met het bestaan van de elektronische post, want ik moest op de één of andere manier met de kapper in de straat in contact zien te komen. Voor mijn moeders verjaardag, volgende week. Misschien lukt dat nu nog, misschien ook niet. Ik weet niet óf en hoe snel de kapper op mijn mail zal reageren.
Ik kom elke dag een paar keer langs de kapsalon, en heb in mijn hoofd, mijn hoofd er al heel vaak om de deur gestoken.
'Zeg, heb je binnenkort even tijd voor me?' zei ik dan. 'Hee, het is weer tijd. Maar dat had je zelf natuurlijk ook wel gezien.'
De ene keer ben ik met kinderwagen - en dan moet ik tegelijk de deur openhouden, de wagen over de drempel duwen en dat alleen maar voor zo'n vraagje - de andere keer is hij weer iemand aan het knippen of neemt hij net een hap van zijn boterham. Dat zie je allemaal want de zaak is van glas.
Ik ben er sinds we hier wonen twee keer geweest. De kapper is aardig en hij knipt goed.
De afspraken zijn toen 'toevallig' door man gemaakt. 'O, als je daar toch langs komt, vraag dan even of hij binnenkort tijd heeft om mij te knippen?'
Het ligt niet aan de kapper. Als we eenmaal een paar keer gebeld zullen hebben, zal het makkelijker gaan. Dat weet ik.
Mijn vorige kapper, in mijn oude buurt, belde ik op den duur gewoon op. 'Ik wil graag een afspraak maken,' zei ik dan.
En daar werd nooit raar over gedaan.

donderdag 20 januari 2011

Persoonlijk

Het moet zo persoonlijk mogelijk, het schrijven. Dat zei ik mijn studenten gisteren. Of dat had ik ze moeten zeggen. Naar aanleiding van de teksten die ik te horen kreeg. Die beter en beter werden naarmate ze persoonlijker durfden zijn.
Alleen het hoogstpersoonlijke is interessant. De rest is inwisselbaar. Verzonnen. Niet interessant. Niet relevant. En ook niet noodzakelijk.
Ik merk dat het niet zo makkelijk is hoogstpersoonlijk te zijn. Dat is echt voor niemand makkelijk. Niet alleen voor schrijvers.
Met hoogstpersoonlijk bedoel ik geen grote, persoonlijke drama's. Het gaat niet om de gebeurtenis. Maar om dat wat niet gebeurd is. Wat had kunnen gebeuren. Ik word veel te vaag nu. Voor een docent. Ik moet er nog goed over nadenken.
Noodzaak, ook al zoiets lastigs. Toch moet er een noodzaak zijn.

woensdag 19 januari 2011

Getekend

Jeetje en man kijken Shrek. Een animatiefilm met allemaal dieren en een beeldschone prinses.
'De prinses is echt,' zegt Jeetje (5)
'Dat is allemaal getekend hoor,' zegt man.
'De prinses niet, toch?' zegt Jeetje.
'Ook de prinses. Zij is héél goed getekend.
Ze kijken verder.
'Is Mowgli ook alleen maar getékend?' vraagt Jeetje dan.
'Ja. Had je dat nooit gezien?'

Na de film wordt het stil. Jeetje kijkt ons aan. Om de beurt.
'Pap, mam. Misschien zijn wij ook wel getekend?'
'Nee joh.'
'Maar héél goed getekend,' zegt ze met lage stem.

dinsdag 18 januari 2011

Onze bomen

Het regent. Een grote laadwagen met twee bomen rijdt voor. Onze nieuwe, dertig jaar oude bomen. De bomen kunnen niet door het huis, dus moeten ze achter langs. Bij de overburen door de tuin, bij de overburen over de hoge schutting. Maar daarvoor blijken de bomen veel te zwaar.

Man loopt met grote passen door het huis, een boor in zijn hand.
'Wat ga je doen?'
'De schutting weghalen,' zegt hij.
'Vinden de buren dat wel oké?'

Even later is de houten wand die onze tuin van die van de overburen scheidt, verdwenen en staan de overbuurvrouw en ik tegenover elkaar. Oog in oog. Voor het eerst. Ik knik haar toe.
Man heeft inderdaad heel mooi 'getekende' bomen uitgekozen. Een mooi getekende peren- en een mooi getekende appelboom. Wij houden van grillig. Wij houden ook van modderkuilen, gestapelde stenen en oude koelkasten en opgestapelde stoelen in onze tuin. Althans; die schijn kan het hebben, voor de buitenstaander. Dat wij daarvan houden.
'Zeg maar wat ik moet doen, hoor.' Ik wapper kort met mijn handjes. Man staat in een vreemde, ietwat gespannen omhelzing met de boom.
'Ik ben geen heftruck,' heeft de schoonmaker zojuist geantwoord op mijn hulpvraag.
Maar dan komt mans compagnon er al aan.

Het regent nog steeds.
De overbuurvrouw is heel tenger, heeft een eskimo capuchon op, haar schouders opgetrokken, en haar grijze ogen strak gericht op de palmboom. Die net nog tegen de schutting had gestaan.
Man hijgt, zweet, sjort aan de stam met s-bocht en mompelt dan iets over palmbomen in de winter. Om het ijs te breken, vermoed ik.
'Hij kan tegen min twintig,' zegt ze en pakt een palmblad vast.
Met het blad in haar hand kijkt de overbuurvrouw hoe twee mannen in haar tuin proberen twee boerse bomen over te hevelen. Zonder daarbij haar tuinverlichting te vernielen, de palmbladeren te knakken of het gazon kapot te trappen. Zij is twee maanden geleden bevallen, zal ik later van man vernemen.
'Ik zal het terras straks schoonvegen.' Man gromt gewoon van al die krachtsinspanning. En zijn compagnon brult bij het tillen.
'Ja,' zegt ze. 'Anders wordt de hond vies.'
'Ja, we willen graag meer contact,' zeg ik tegen de overbuurvrouw. 'Wij dachten, we kunnen de schutting wel weghalen.'
Maar ze reageert niet.

maandag 17 januari 2011

Nieuw bureau

Ik zit aan een nieuw bureau dat vijf jaar ouder is dan ik. Hier zal het verhaal over het meisje met die domme moeder dus langzaam maar zeker mijn hoofd uitgetrokken worden. Waarvan nu alleen nog maar flarden bestaan. Ideeën. Half afgemaakte alinea's. Losse zinnen. Bedenksels. Ik vergaar informatie, lukraak lijkt het, over aangeboren kleinhoofdigheid, prikpillen, bureau jeugdzorg, kleine hondjes, Theo en Jolanda, Mengele en zwakbegaafden, en ik schrijf op: Ieder van ons heeft z'n eigen kleine nachtmerrie.
Maar uiteindelijk zal het allemaal heus wel één kant opgaan.

zondag 16 januari 2011

Leven

Er wordt hier op zondagochtend nog echt hartverscheurend gehuild om de dood van een spin. Terwijl er net een vriend voor hem gevonden was. En ze net samengebracht zouden worden. Voor altijd samen optrekken. Eindelijk gelukkig zijn. Dat alles. Maar nog voor de eerste kennismaking, was daar de dood.
En dat terwijl Deetje zich telkens opnieuw optrekt aan de spijlen van de box, de bank, welke stoel dan ook. De gedrevenheid waarmee zo'n baby haar eerste blauwe plekken opdoet. Die concentratie. De ernst. Nog wars van elke dood.
Moeder maakt preisoep.
Vader rent een rondje, maar zodra hij terug is, belóóft hij zijn schreiende dochtertje wederopstanding van de spin. Dit zal buiten het zicht van ons allemaal gebeuren, natuurlijk. Straks, buiten. Zoals met al die wederopstandingen.

zaterdag 15 januari 2011

Well done

Vorige week een foto van de school van Jeetje in de Groene, deze week onze straat, ons huis.
Het tweede deel van het tweeluik over IJburg. De Vinexlocatie die zo niet genoemd wil worden. De huizen raken ze aan de straatstenen niet kwijt. Het project is een mislukking. Dat lees ik allemaal.
Maar intussen ben ik om, hoor. Het is gebeurd, dat wat met iedereen hier schijnt te gebeuren. Ook ik woon hier goed. Ik mis mijn oude huis niet. Nooit. Ik wil hier niet weg. In tegenstelling tot mijn eerdere berichten over mijn nieuwe leven als eilandbewoner. Als gevangene, toen nog.
Het is niet ver naar de stad. Ik kom er ook nog vaak. En hier is het rustig. Hier is ruimte. Hier ren ik door het Diemerpark. Langs het water. Langs de konijnen. En dan zie ik aan de overkant van het water de nieuwbouwhuizen liggen, en dan denk ik: 'Daar woon ik.' Dan ren ik gewoon lekker verder. Over de voormalige gifbelt. Pas als de stem in mijn oren: Great, all done zegt, stop ik.
Ik heb de eerste tijd trouwens gedacht dat hij Great, well done zei. Wat mij - telkens weer - met trots vervulde. En tevreden stapte ik mijn huis binnen.
Maar all done is ook goed.

vrijdag 14 januari 2011

De domme moeder

'Ik denk ook altijd dat ik eigenlijk dom ben,' zeg ik.
'Misschien ben je het wel,' zegt man.
'Misschien zou ik ook zo'n heel officiële IQ test moeten doen. Net als Sanne Vogel.'
'Ik zou het niet doen,' zei man, 'wat nou als blijkt dat je echt dom bent? Dat zou een teleurstelling zijn.'
'Als je creatief bent, moet je over een zekere mate van intelligentie beschikken.'
'O ja?' zegt man.
'Ja,' zeg ik.
'Ik weet het niet hoor,' zegt man.
'Vind jij mij dom dan?'
'Dat zeg ik niet.'
'Trouwens, mijn hoofdpersonage zal ook wel denken dat ze dom is,' zeg ik. 'Omdat ze een domme moeder heeft. '
'En is ze dat?'
'Ik heb nog niet nagedacht over haar intelligentie quotiënt.'
'Het is een interessant onderwerp om over te schrijven,' zegt man. 'Denken dat je dom bent.'
'Ja,' zeg ik. 'Maar alleen als je dat dan helemaal niet blijkt te zijn, natuurlijk.'

donderdag 13 januari 2011

Doktertje spelen

'Zullen we spelen dat de pop heel erg ziek was?' vroeg het buurmeisje. 'En dat ze een gebroken been had?'
'Nog wat,' zei Jeetje. 'Ze had ook een balletje in haar hoofd. Goed?'
'O, ja. Dat had ze ook.'
'We moeten haar hoofd meteen opensnijden en het balletje eruit halen,' zei Jeetje.
'Ja,' zei het buurmeisje, 'anders gaat ze dood.'
Het werd stil. Twee meisjes zaten over een pop gebogen. De operatie duurde lang. Het ging blijkbaar niet makkelijk. De sfeer in de huiskamer was om te snijden.
Maar na een tijdje zei het buurmeisje: 'Zo, klaar. Die kan in de ballenbak!'
'Ja!' zei Jeetje. 'Hup, bij de andere balletjes die in hoofden gezeten hebben.'
'Nu moet ze nog wel twee weken in het ziekenhuis blijven.'
'Ja,' zei Jeetje. 'Ze kan nog niet naar school. Ze is nog maar vier. Dat zou veel te druk zijn voor haar hoofd.'
Ze legden de pop te rusten in het wippertje. Met een theedoek om haar hoofd. Een tijdlang streelden ze haar wang.
'En nu haar been!' zei het buurmeisje.
'Ja,' zei Jeetje. 'Daar moet gips omheen.'

woensdag 12 januari 2011

Nee

Wat Deetje kan.
In haar handjes klappen, nee schudden.
'Jij bent nog veel te jong om 'nee' te zeggen,' zegt de juffrouw van het consultatiebureau.
Maar dat helpt niet. Steeds weer 'nee, nee, nee' schudt ze met haar mooie hoofdje.

Deetje ligt nu te slapen met haar knuistjes langs haar gezicht, de grote speen in haar mond. Haar gordijnen op een kier, zodat ze als ze wakker is meteen het licht kan zien.
Dit is het moment vlak voordat ik haar oppak, haar in een winterpak prop, op mijn buik hang, om met haar op de fiets te stappen. Tegen de regenstorm in te trappen. Op weg naar grote zus.

De grote zus heeft van die saaie citotoetsen moeten doen op school en daarom moet ze thuis nog een hele tijd hard en hoog gillen. 'Je moet heel lang stilzitten, je mag geen ja zeggen en zelfs geen nee,' gilt ze.
Deetje zit erbij en klapt in haar handjes.

dinsdag 11 januari 2011

Naar jaar

'Ik zag hem gisteravond buiten staan. Voor hun huis,' zegt man. 'Hij was aan het roken en aan het bellen.'
'Zij was waarschijnlijk binnen aan het rusten,' zeg ik. 'Dat moet ook nog. In haar toestand.'
'En hun meisje ligt daar,' zegt man. 'Plotseling afgesneden van alles.'
'We moeten Jeetje een kaart laten sturen,' zeg ik. 'Voor op het prikbord.'
'Toen ik Jeetje net naar school bracht zag ik bij hen boven één lichtje branden,' zegt man.
'Misschien is ze nu wel aan het bevallen.'
'Ja.'
'Jeetje krijgt er onherroepelijk mee te maken. Als het meisje straks terugkomt in de klas. Zonder haar.'
'Ja.'
'En Jeetje denkt al zo veel na.'
'Met kerst was er nog niets aan de hand bij die mensen.'
'Nee.'
'Ik heb er vannacht ook al over gedroomd,' zegt man.
'Maar het kan gewoon allemaal goed gaan,' zeg ik.
'Ja, dan hebben ze gewoon één heel naar jaar,' zegt man. 'En dat was het.'

maandag 10 januari 2011

N.a.v. een bezoek aan het Joods Historisch Museum

'Dus Joden gaan naar de synagoge, Moslims naar de moskee en Christenen naar de kerk.'
Jeetje knikt geïnteresseerd.
'Mensen met verschillende godsdiensten maken ook vaak ruzie met elkaar,' begin ik alvast uit te leggen. 'Ze vinden hun eigen God het beste en willen dat wij dat allemaal geloven.'
'Niet waar!' zegt Jeetje, 'Rachida van de opvang wil dat helemaal niet.'
'Niet iedereen maakt ruzie,' zeg ik. 'Maar goed, ik ben dus eigenlijk katholiek. Omdat ik gedoopt ben.'
'O ja?' zegt Jeetje. 'Waarin?'
'Waarin?'
'Waarin ben je gedoopt?'
'In het water. Toen ik een baby'tje was. Dan giet een pastoor in de kerk een beetje water over je hoofd, dat noemen ze wijwater, en dan zeggen ze dat je Gods zegen hebt.'
'Toen moest je zeker wel huilen.'
'Ik denk het wel,' zeg ik. 'Mijn ouders lieten mij dopen omdat de oma van mijn vader dat zo graag wou. Niet omdat ze in God geloofden.
'Dat is eigenlijk gek, toch?' zegt Jeetje. 'Dan hebben ze gewoon gelogen.'

vrijdag 7 januari 2011

Bewustzijn

Met haar vingertje volgt de piepkleine de lijnen van de houten vloer en als ze een kruimeltje tegenkomt, oefent ze steeds opnieuw de pincetgreep. De laatste dagen weigert de piepkleine 's avonds te gaan slapen. Ze gaat, zodra je haar kamertje verlaat, zo hard te keer dat het lijkt alsof ze ter plekke vermoord wordt. Soms laten we haar een tijdje alleen met haar moordenaar. Dan luisteren wij naar het krijsen van het biggetje in het slachthuis. Maar het gaat niet voorbij.
Het is de fameuze acht maanden sprong, lees ik in de handboeken. De piepkleine vraagt zich af of wij ooit nog terugkomen als wij weg zijn gegaan. Nee, dat vraagt ze zich niet af. Ze is bang. Bang van niet. En dus gilt ze. En dus is ze stil als ze één van ons weer ziet. En zo maar door.

donderdag 6 januari 2011

Balletje

'Bij mij in de klas zit een meisje dat ineens een balletje in haar hoofd had,' vertelt Jeetje aan haar buurmeisje. 'En ze hebben haar hele hoofd opengemaakt om het eruit te halen.'
'Hoe kwam dat balletje daar?' vraagt het buurmeisje.
'Dat balletje was er gegroeid,' zegt Jeetje.
Stilte.
'Ze is nu nog in het ziekenhuis,' zegt Jeetje dan. 'Ja, want ze hebben ook haar haren weggehaald. Dat moet natuurlijk eerst even aangroeien.'
'O, ja.'
'Ja,' zegt Jeetje, 'maar het is een heel zeldzame ziekte hoor.'
'O, gelukkig,' zegt het buurmeisje.
'Maar ik denk toch dat ik het misschien krijg,' zegt Jeetje en ze bevoelt haar hoofd.

woensdag 5 januari 2011

Tijd en evolutie

'Hij wist niet eens dat wij vroeger staarten hadden,' zegt Jeetje over een jongetje dat kwam spelen.
'Maar wij hadden geen staart, hè?'
'Nee, wij niet,' zegt Jeetje, 'natuurlijk niet. Maar oma Geurts wel toch?'

Oma Geurts is haar 96-jarige overgrootmoeder.

dinsdag 4 januari 2011

Prooi

'Wat doe je op je ogen?' vroeg Jeetje.
'Niets.'
'Wel waar. Wat ga je doen?' Jeetje en Deetje zaten in bad en ik maakte me op om te vertrekken.
'Naar het café een oude vriendin ontmoeten.'
'Wie dan?'
'Die ken je niet, ze woont in Afrika.'
'Waarom ken ik die niet?'
'Daar kreeg ik ruzie mee toen jij net geboren was.'
'Ruzie?!'
'Ja.'
'Waarover?' Jeetje ging er eens goed voor zitten.
'Ik moet nu gaan.' Ik boog me voorover om haar een kus te geven.
'Je bent lelijk,' fluisterde Jeetje.
'Hoezo?'
'Zomaar.' Jeetje lachte hard en Deetje lachte heel hard mee.

In het grand café zag ik haar gelukkig meteen aan de leestafel zitten. Breedgeschouderd, krullend haar en voor haar op tafel haar eeuwige koffie verkeerd. Maar toen ik bij haar stoel stond, keek ik in het gezicht van een engelachtige jongeman. Ik liep verder, de mensen aan de tafeltjes één voor één observerend. Ze zat niet op de plekjes waar we vroeger avonden lang gezeten hadden. Als een roofdier, sloop ik. Maar ik zag mijn prooi niet. Nergens.
Totdat ik plotseling op mijn rug werd besprongen. Ik gilde.

zondag 2 januari 2011

Overkant

Voor onze deur stoppen elke dag touringcars vol Japanners of andere toeristen. Ze stappen uit om onze straat te fotograferen. Het is wel heel bijzonder als je in zo'n straat woont. Maar de toeristen staan altijd met hun ruggen naar ons huis gekeerd. Ze maken foto's van de overkant. Honderden foto's.
Deze vakantie zat er een andere familie in ons huis. Nu sturen ze ook enkel vakantiefoto's van de overkant van onze straat.
Gisteren dronken we een borrel in zo'n huis aan de overkant. 'In het begin zwaaide ik altijd als ik de lens op mij gericht zag,' zei de gastvrouw, 'maar daar ben ik wel mee opgehouden.'
Aan de overkant ontwaarde ik ons huis tussen de andere eendere huizen. Toen we weer terug waren, viel mij de imperfectie hier op, de witte muren, en dat de gordijnen zo stroef liepen.
'Och, een beetje troep heeft ook iets ongedwongens,' zei iemand die vandaag bij ons op bezoek was.

zaterdag 1 januari 2011

We zijn weer geopend!

'Ik vind het heel erg voor Maria dat ze geen huis hadden toen Jezus geboren werd,' zegt Jeetje (5,5)
'Ja, dat is pech.'
'Je moet eigenlijk ook een bijzondere moeder zijn, als je zo'n bijzonder kindje krijgt.'
'Jij bent ook een bijzonder kindje,' zeg ik.
'Nee mam, ik ben een heel gewoon kindje.'
'Ik vind jou een heel bijzonder kindje.'
'Dat zeggen àlle ouders over hun eigen kind,' zegt Jeetje, 'dat is niet waar. Ik ben gewoon. Jezus was bijzonder. Hij is de zoon van God, toch?'
'Ja.'
'Sommige mensen denken dat God bestaat en andere mensen denken van niet.'
'Precies.'
'We zullen het nooit weten,' zegt Jeetje. 'Niemand heeft hem ooit gezien.'
'Wat denk jij?'
'Ik denk dat hij niet bestaat. Maar ik kan het ook niet helemaal zeker zeggen.'
'Dus je twijfelt.'
'Nee, maar ik denk dat Jezus wel bestaat eh..bestaan heeft. Die is nu natuurlijk ook al heel lang dood. Maar wij vieren zijn verjaardag nog steeds.'
Ik knik.
'Ik vind het trouwens ook erg gek dat Sinterklaas niet bij de kinderen in Portugal komt, terwijl dat naast Spanje ligt.'
'Ik heb toch al een paar keer uitgelegd dat Sinterklaas een Nederlandse traditie was.'
'Traditie, traditie, traditie. Dat zeg je steeds!' zegt Jeetje boos. 'Traditie! Maar waa-ròm?'

Intussen op de vloer sleept ene Deetje zich voort. Aanhoudend roepend: 'Mamamamèm, mamamamèm! Mamamamèmèmèm!'
Het volume steeds iets opschroevend. Dit betekent dat ze het ergens absoluut niet mee eens is.

Kortom: Het belooft weer een uitdagend jaar te worden. Voor ons, gewone stervelingen.