woensdag 28 oktober 2015

Power of not yet.

'Mama, ken je de Power of not yet?' vraagt Jeetje (10) als ik haar naar bed breng.
'Not yet.' Ik ga naast haar zitten.
Ze vertelt over de theorie van Carol Dweck die ze vandaag op school hebben geleerd en dat er twee manieren zijn om over problemen na te denken. Dit probleem is te moeilijk voor mij, ik ben te dom. Of je denkt: Dit probleem heb ik nog niet opgelost. Leuk.
'O ja,' zeg ik. 'Dat kan ook! Leuk!'
Het meisje naast me praat geestdriftig over de hersenstam, weggetjes die er gemaakt worden, neuronen, dendrieten en axonen. Over manieren van leren, haar eigen manier van probleemoplossen.
'Dendrieten en axonen?' Ik voel ergens vaag iets oplichten en meteen weer uitdoven. Dendrieten. Ik kan haar nu al niet meer volgen en ze zit nog maar in groep zeven. Wat heeft ze aan mij?
'Ik denk eerder negatief, mama,' zegt ze. 'Al was negatief niet het goede woord volgens de juf.'
'Nee, dat zal wel niet.'
'Ik ga het gewoon nog leren,' zegt ze. 'De power of not yet.'
'We gaan het leren.' Ik stop haar strak in. Zoals mijn moeder dat vroeger bij me deed.
 's Avonds zit ik op de bank, met een deken om me heen, in het pikdonker, en bekijk TEDx filmpjes van die Carol Dweck - The power of believing you can improve - alsof het porno is.

vrijdag 23 oktober 2015

Honderden gelukzoekers

'Honderden gelukzoekers naderen Gennep. Zeer waarschijnlijk: honderden alleenstaande moslimmannen.'
De VVDfractie van die gemeente waarschuwt haar inwoners in een plaatselijke krant voor een dergelijke inval.
Toine Heijmans schrijft er vandaag over in een column in de Volkskrant. Ik kom daar zo ongeveer vandaan, daarom ben ik er altijd als de kippen bij als Gennep in een landelijke krant tegenkom. Mijn Gennep.
Ik zie de honderden alleenstaande moslimmannen de Maasbrug over komen, schreeuwend, moordend, de Gennepse vrouwen verkrachtend, waaronder natuurlijk mijn moeder die net op de markt was om leuke gekleurde stofjes uit te zoeken voor een nieuwe patchworkdeken.
- Sorry moeder, ik weet dat je allang geen patchworkdekens meer maakt. Dat was ooit een hobby. Maar het paste nu zo mooi in het stukje. Snap je? Patchwork. -
Het zit er dik in dat het kleine stadje binnenkort bestuurd wordt door de arabieren. Het heeft in de loop der geschiedenis al onder Pruisisch, Frans en Belgisch bestuur gestaan en nu komen daar die honderden alleenstaande moslimmannen om het roer over te nemen. Het boek van Houellebecq wordt waarheid in Gennep.
De messcherpe visie van de VVDfractie van de gemeente Gennep op asielzoekers is dan ook 'Ga weg.'

In Heijmans' column lees ik: 'In Gennep wonen geen asielzoekers, maar de kans dat ze komen is groot.'

zondag 18 oktober 2015

Spelen


Er zijn mensen die spelen en er zijn de anderen. Ik hoor het liefst bij de eerste categorie. Maar tegenwoordig - het zijn natuurlijk ook ernstige tijden - blijk ik hoe langer hoe meer één van de anderen te zijn.  (Mijn moeder denkt veel na over haar werk, schreef Jeetje voor iets op school.) Er is de neiging mij bloedserieus op De Zaak (of wat dan ook) te richten.
In plaats van te doen wat er in mij op komt, mijzelf te vermaken, er al pingelend op de toetsen achterkomend wat het is, waarom het is, erop vertrouwend dat het iets is.

Gisterochtend na de training hield de sportleraar me staande.
'Hoe voelde je je na ons gesprek?' vroeg hij. We bevonden ons tussen het sportzaaltje en de kleedruimte in. We keken snel om ons heen alsof we het over een drugsdeal hadden.
'Interessant,' zei ik.
'Ja, hè.' Hij lachte opgelucht. 'Het helpt echt. Je zal zien. Het maakt je minder sloom en somber en...'
De sportleraar straalde.
'Dat jij zei dat je wist wie ik was, vond ik interessant,' zei ik. 'Dat moet je me een andere keer nog maar eens uitleggen.'
Hij lachte weer.
'Maar ook een beetje eng,' voegde ik eraan toe.
'Het ís ook eng,' zei hij.

's Avonds deed ik mee met de Vorlesebühne in Utrecht. Daar had de sportleraar niets te zoeken. Korte absurdistische teksten, dialogen, vreemde muzikanten, bij elkaar gekomen in een oude molen. Maar ergens was er een overeenkomst. Het had allemaal iets met spelen te maken, verzinsels, wendingen, verhalen, toeval, volgorde, publiek. Erop vertrouwend dat het iets is.

donderdag 15 oktober 2015

Wie wil dit lezen?

We zaten in carrévorm, ik achter de lessenaar.  De weg naar zee stond twee uur lang pontificaal op haar tafel. Ik keek er steeds tegenaan.
'Mag ik het uitlenen aan iemand anders van de groep?' had de cursiste me gevraagd.
'Het is jouw boek, toch?' zei ik.
Ze zette het boek rechtop. Daar stond het.
We waren bezig met de onderhuidse spanning van een tekst. Hoe zorg je ervoor dat je door wil lezen terwijl er niets bijzonders gebeurt. Hoe zet je spanning op een tekst?
Na de les pakten we onze tassen in, de cursiste had De weg naar zee in haar hand: 'Wie wil dit lezen? Wie wil dit lezen?'
Sommigen zeiden nooit iets te lezen, anderen hadden al genoeg boeken op hun nachtkastje liggen.
'Het leest héél makkelijk weg,' zei ze. 'Het zijn drie verhalen.'
Ik dacht aan de titel van de nieuwe bundel van Sylvia Hubers: Hier moet ik ingrijpen.
'Het zijn geen drie verhalen. Dat niet.'
'Jawel,' zei ze.
'Nee.'
'Je hebt ze zo uit,' ging ze door. 'In één ademtocht. Echt vlot geschreven!'
'Je hebt het over mijn vorige boek.'
'Geef maar aan mij,' zei tenslotte iemand. 'Ik wil wel eens iets van de juf lezen.'

Die avond zag ik de priester Antoine Bodar in een tv-programma die over de 1200 boeken in zijn kast sprak alsof het zijn vrienden waren.

dinsdag 13 oktober 2015

Geloof

We hadden een half uur gesport en dronken nog een kopje thee, twee buurvrouwen en ik. We hadden het over rape-drugs. Onze sportleraar van honderdzes kilo schoof bij ons aan tafel.
‘Jullie gebruiken toch geen drugs?’ zei hij.
‘Natuurlijk niet.’
‘Je moet elke dag van het leven genieten,’ zei hij.
Dat vonden wij ook.
De sportleraar nam een kussentje voor in zijn holle rug en daar kwam het geloof om de hoek kijken. Er volgde een sprookjesachtig verhaal over zijn wonderbaarlijke genezing en oude mensen die als engelen op zijn pad kwamen toen hij het echt niet meer zag zitten. Er kwamen dromen in voor waarin god tot hem sprak. Het was mooi. Ik ben altijd geïmponeerd door mensen die echt in iets geloven. Door hun zelfverzekerde voorkomen. De waarheid die zij wel kennen en ik niet.
Toen de boze geïntroduceerd werd, werd de sfeer allengs beklemmender. De gipsen wand moest dicht omdat de mindfullnesstraining in het belendende zaaltje begon. We bevonden ons in een afgesloten, spierwitte ruimte. Een wachtkamertje voor de hel óf de hemel, leek het. De thee was allang op. De sportleraar begon Engelse spreuken te zeggen. God verloor zijn mildheid een beetje vond ik. Als je je niet aan hem overgaf, waren zijn straffen niet mals.
‘Ik weet wie jullie zijn.’ Eén voor één wees hij ons tenslotte aan. ‘Ik weet wie je bent.’
‘Wat goed,’ zei ik zacht.
‘De volgende keer vertel ik het.’ In één keer schoof hij de muur tussen ons en de rest van de wereld open. Voor hij de nacht in verdween, zei hij nog: ‘er wonen veel meer mensen in jullie. ‘

vrijdag 9 oktober 2015

Schuld

Ik scheurde in tweeën van binnen.
Een buikspieroefening in de sportschool. Ik lag voor een gozer op de vloer, hield zijn enkels vast, ik had al niet zo'n zin om de enkels van die gozer vast te pakken, maar daar had ik geen enkele reden toe, hij wenkte me, dus ging ik aan zijn voeten liggen, met mijn benen in de lucht. Hij gaf er een rothengst tegen, en er scheurde een buikspier doormidden, het zal wel verrekken zijn geweest, ik zou er nooit zo cool bijgezeten hebben als er echt iets gescheurd was. Hoewel het mijn specialiteit is om onder alle omstandigheden cool te blijven.
'Ik voel me wel schuldig,' zei de gozer.
'Ben je gek. Het is jouw schuld niet,' zei ik. 'Ik ben ook veel te oud aan het worden. Dan gebeuren die dingen.'
De gozer verdween, ik had last van die kolere buikspier en kon geen arm strekken zonder ineen te krimpen. Ik dacht aan het principe van de schuld op je nemen. Sommigen gaven de rest van de wereld de schuld als er iets mis ging, anderen weten het aan zichzelf. Ik hoor bij de laatste categorie. Alles ligt helaas altijd alles aan mij. Laatst had ik een nieuwe groep cursisten die ik toesprak, een wat oudere man zei steeds 'ik versta je niet' en ik kreeg het almaar warmer. Ik dénk dus dat ik normaal praat, dacht ik, maar ik ben de hele tijd aan het brabbelen. De groep zat me ook al zo blue aan te staren. Ze hadden nog nooit zo'n vreemd gebrabbel gehoord. Ik was niet meer in staat contact te maken, het spreken verleerd, definitief in het land der idioten terechtgekomen.
Die man bleek doof.
Ik heb het zelfs met computers. Ik moest van mijn computer bewijzen dat ik een mens was. Dat lukte me niet. Dus was ik geen mens.


dinsdag 6 oktober 2015

Blauw vlammetje

Ik probeerde vandaag het blauwe vlammetje zachtjes op te stoken. Zonder al te veel dwang.

'Dan ga jij maar eens heel snel gezellig doen!' hoorde ik in de namiddag een moeder roepen tegen het ontroostbaar huilende jongetje.  'Jij zit niet op een troon en denkt hier alles te bepalen.'
Ik stelde me voor dat ik het tegen een vriend zou zeggen, die diep in een depressie zat.
'Dan ga jij maar eens héél snel gezellig doen! Jij zit niet op een troon en denkt hier alles te bepalen.'

In een interview met de gouden griffelwinnares las ik daarnet: 'Hoe meer ik 'moet' van mijn opdrachtgever, hoe minder ik uiteindelijk te spreken ben over het eindresultaat.'
Dat is waar, dacht ik. En dat dat ook gewoon geldt als je je eigen opdrachtgever bent.


zondag 4 oktober 2015

Doel

Het is doodstil in de sportschool. De les begint pas over een half uur. Als ik me om wil draaien, zegt de sportleraar dat ik vast op de fiets kan gaan zitten. Daar fiets ik, achter glas, met uitzicht op het water. De kade. De zon die blikkert op de golfjes. Blauwe lucht. Joggers hollen voorbij, twee aan twee, kletsend. Mijn fiets staat op level 12 en ik kom niet vooruit. Ik zie elke minuut, elke seconde verstrijken, de hoeveelheid calorieën die ik verbrand, mijn hartslag. Daar ga ik, rijdend over fictieve bergen.
'Praat eens.' De sportleraar komt bij me staan.  'Jij moet praten.'
'Waarom?'
'Gewoon praten.'
'Waarover?'
'Vind je het leuk op IJburg?'
'Nee.'
'Waarom niet?'
'Allemaal dezelfde mensen.'
'Allemaal Nederlanders?'
'Allemaal Nederlanders inderdaad.'
'Vind je je leven saai?'
'Ja.'
'Heb je een doel in je leven?'
'Gelukkig wel.'
'Wat is je doel?'
'Boeken schrijven.'
Meteen vraag ik naar zijn levensdoel. Doelen, altijd leuk. Maar dan heeft hij iets anders te doen en is hij weg. Ik trap door en vraag me af of levensbeschouwing op de zaterdagochtend er ook bij hoort. Ergens was ik steeds bang dat hij over god zou beginnen. Die neiging hebben mensen vaak als ze mij even alleen spreken.
Na het fietsen, geeft hij me halters.
'Jij gaat leven, lieverd.' Hij grijnst.