vrijdag 24 juli 2015

Kalmerende spray


Gisteravond na tienen dwaalde ik zachtjes fluitend, met mijn tong klakkend, door het Diemerpark en als er niemand aankwam, riep ik op hoge toon zijn naam. In mijn ooghoeken steeds opnieuw iets zwarts. Maar dan was het weer een kraai, of een konijn. Nooit Ronnie.

Deze ochtend bezocht ik het Dierenpunt voor advies.
‘Hij is nu alweer vijf dagen weg,’ zei ik. ‘Heeft u enig idee waarom Ronnie dat doet.’
‘Tja,’ zei de mevrouw, ‘dat kan al aan hele kleine dingen liggen. Misschien kan hij het niet met de andere poes vinden.’
‘O juist wel, Ronnie en zijn zus spelen altijd samen. Of denkt u dat ze ruzie hebben?’
‘Het kan ook heel goed zijn dat hij iets in uw huis niet zo fijn vindt.’
‘Ja, hij is wel heel gevoelig denk ik.’
‘Soms is het alleen al de verplaatsing van een voerbakje,’ zei de mevrouw, ‘of als u andere werktijden heeft.’
‘Nu u het zegt! Het is begonnen toen ik een week naar Duitsland ging,’ zei ik, ‘sindsdien is hij steeds weg.’
‘Daar heb je het al,’ zei de mevrouw.
‘Ronnie en ik zijn wel heel close.’
‘Het zou goed kunnen,’ zei de mevrouw, ‘dat hij daarom vertrokken is. Als u weg bent, voelt hij zich onveilig.’ Ze gaf me een folder mee over een spray met een geruststellende werking. Door een hoge concentratie geruststellende feromonen, kan ik mijn kat extra ondersteunen in ‘zijn veilige haven’.
Mijn gezin daarentegen ziet er op de camping foto’s die ik binnenkrijg, extreem goed uit. Meer ontspannen en blij dan ik ze in jaren gezien heb. Allemaal. Het is zelfs de vraag óf ik Deetje wel ooit eerder zo open en gelukkig zag. Een ander kind. Alsof er een last van haar schouders is gevallen.
Het komt er bij ons thuis op neer dat alleen Ronnie zich onveilig voelt als ik er niet ben. Op de anderen lijkt mijn afwezigheid juist een tegenovergestelde uitwerking te hebben. Daar kan geen relax spray tegenop.
‘Het kan goed zijn dat jullie een entiteit in huis hebben,’ zei een vriendin van mijn moeder. ‘Dat ze thuis daarom zo veel agressiever zijn. Kinderen zijn heel gevoelig.’
‘Ja,’ zei ik.
‘Zal ik de entiteit weghalen?’ vroeg ze. ‘Daar ben ik voor bevoegd.’
‘Kan dat ook op afstand?’
‘Ja,’ zei ze. ‘Dat kan heel goed.’
Dat mag ze van mij best doen. Maar ik vrees dat ik de entiteit ben in dezen, die weggehaald dient te worden. (Floep..weg was ik.)

maandag 20 juli 2015

Geloof

'Veel stoornissen hebben te maken met zekerheid. Of althans met een gebrek aan zekerheid. Filosofisch gezien is het de mens onmogelijk om ergens zeker van te zijn. Elke vorm van zekerheid berust op het geloof dat er iets zeker is.'

Dit zegt psychiater en filosoof D. Denys in NRC weekendbijlage. Nu ben ik nergens zeker van, en het is fijn dat dát blijkbaar klopt (filosofisch gezien dan).
 Wat rest is weer dat merkwaardige woordje 'geloof'. Hoe langer ik over dat woord nadenk, hoe onwaarschijnlijker het me voorkomt. Hoe fictiever alles wordt.

zondag 19 juli 2015

Egocentrisch

Een verhaal van Lorrie Moore om de dag mee te beginnen uit de bundel Vogels van Amerika. Het eerste wat ik van haar lees. In dat ene verhaal weet ze me hardop te laten lachen, meteen daarna in tranen te krijgen, en ik heb m'n eerste koffie nog niets eens op. Dat is wat een verhaal op z'n best kan doen. Op mijn telefoon komt een foto binnen van Deetje met een indianenvlecht op een Franse theatercamping. Een foto van hun drieën voor de tent. Zij daar. Ik hier. De drie meter lange keukentafel is bezaaid met papieren - de verschillende versies duizelen - en overal liggen boeken. Beneden het ene verhaal afmaken, voor ik naar boven ga, naar m'n werkkamer voor het andere verhaal.
In mijn hoofd een dagindeling waarmee ik nu al niet meer synchroon loop. Maar dat geeft niet. Een dag die je helemaal zelf te besteden hebt, lijkt veel langer. Maar toch is het nu alweer 10.31 u. Een kleine week die ik op eigen wijze door kan brengen, m'n volkomen egocentrische eigen wijze, in m'n volkomen egocentrische eigen wereld. En dan de trein naar een plaatsje in Bretagne waar de werelden weer samen zullen komen.

zaterdag 18 juli 2015

Over het lezen van fictie

'Ik heb vaak gemerkt dat een wezenlijk op een romanachtige manier doorgronden van drijfveren me heeft geholpen enigszins te begrijpen wat iemand van mij of van iemand anders wil. Het is soms bijna beangstigend te beseffen hoe slecht de meeste mensen zichzelf kennen; het lijkt je een bijna religieus voordeel te geven met betrekking tot iemands ziel. Dit is een andere manier van zeggen dat we in literaire fictie het grote privilege hebben op te kunnen merken hoe mensen zichzelf gestalte geven - hoe ze zichzelf construeren met behulp van fictie en verzinsels en er vervolgens voor kiezen dat element van zichzelf te onderdrukken of te vergeten.'

Het is komkommertijd dus geen zelfgeschreven stukkie, maar weer een citaat uit Tintelingen van James Wood.

vrijdag 17 juli 2015

Een kwestie van geloof

Het echte in fictie is altijd een kwestie van geloof - het is aan ons, lezer, om fictie te bekrachtigen door ermee in te stemmen. Er wordt geloof van ons gevraagd, een geloof dat we op elk moment kunnen weigeren. Fictie beweegt zich op het terrein van de twijfel, fictie is een ware leugen, fictie is zich er op elk moment van bewust dat ze kan falen overtuigend te zijn. Geloof is in fictie is altijd 'doen alsof'. Ons geloof is metaforisch en lijkt alleen maar op echt geloof.

Dit kwam ik net tegen in Tintelingen van James Wood. Het lezen en schrijven van Literaire fictie.

Twijfel. Geloof. De thema's van het werkje waar ik nu aan bezig ben. Hoe verhouden die twee zich tot elkaar? Wat als één van de twee de overhand neemt?

donderdag 9 juli 2015

Ronnie

Ronnie, de zwarte kater, was acht dagen lang verdwenen. Ik weet nog dat hij vorige week, op een vroege ochtend in de Eifel ergens diep in het bos, mijn pad kruiste. Ronnie is me achterna gegaan, dacht ik. Ronnie is de enige die echt niet zonder me kan. (Of ik niet zonder Ronnie)
Op diezelfde dag verdween hij hier.
Gisteren rond een uur of drie vonden Jeetje en een vriendinnetje hem tussen het riet en de struiken in het Diemerpark. Hij kwam luid mauwend op het voer af, maar wilde verder blijkbaar niets meer van ons weten. Hij keek gek uit zijn ogen vond ik. Ronnie was Ronnie niet meer. Alsof hij psychisch niet helemaal in orde was. Iets groots te verwerken had.
Alleen in een grote plastic Curverbak, het dekseltje op een piepklein kiertje, heb ik hem tenslotte de brug over gekregen. Het wilde zwarte dier op een drafje naar ons huis gedragen. Het kattenluik gebarricadeerd omdat hij meteen weer wilde ontsnappen.
'Logisch,' zei een buurman, 'hij heeft het daar fijn aan de waterkant. Ronnie lijkt me wel een type dat vogeltjes vangt en beestjes.'
'Heeft hij het daar fijner dan bij ons?'
De buurman knikte.
'Dus Ronnie wilde gewoon weg?'
'Ik weet het natuurlijk niet zeker,' zei de buurman snel.


dinsdag 7 juli 2015

Stilte

Ik had hier korte, grappige stukjes kunnen schrijven over mij en de veelal Belgische bejaarde stellen in de eetzaal, of over de in zichzelf gekeerde mensen die werkten in het familiehotel, waarmee ik na een dag of drie stilzwijgend een band kreeg. Alleen omdat we op hetzelfde moment ergens waren en ik 's ochtends 'gutemorgen' tegen ze zei en zij tegen mij. En 's avonds knikten we. Na een paar dagen merkte ik dat ik blij was ze te kunnen begroeten. Mijn kameraden met  hun oververhitte hoofdjes en de gezwollen aderen op het slappe witte vlees. De toekomst
Negen nachten verbleef ik in een appartement, maar ik ontbeet en dineerde in het hotel dat erbij hoorde. Het viel me de eerste dag al op dat ik niet de enige was die daar in stilte zat te eten. Er was het geluid van tikkend bestek. Ook de oudere stellen begrepen elkaar na al die jaren kennelijk woordeloos.
De woorden moesten uit mezelf komen. Buiten mijn dagelijkse hardloop en/of wandelrondes door het bos, was er niets anders te doen dan schrijven en lezen. Ja, er was het zwembad in de kelder waar ik als enige mijn baantjes trok. Het wandelen leek in het begin nog vaak op marcheren, het zwemmen op dwangmatig heen en weer crowlen. Als ik me niet vergis kwam daar allengs een rustiger tempo in. Ook was ik op den duur niet meer bang om in het bos te verdwalen. Elke nacht vroeg ik me wel een paar keer af: wat doe ik hier? En waar zijn Jeetje en Deetje? Maar intussen voltrok zich iets, was zich iets aan het voltrekken. Iets kalms en goeds. Tegen het eind van de week, om half vijf 's ochtends, had ik zomaar gevonden wat ik bleek te zoeken.
(Op vrijdagavond kwamen de bezwete collega's voorrijden en hebben we het nog twee dagen op een enorm praten en zuipen gezet)