vrijdag 29 juli 2011

Agota Kristof

Kut, Agota Kristof is dood. Ik was haar een beetje vergeten. Ik had ook allang niets nieuws meer van haar gelezen, maar ik gebruik haar boek 'Het dikke schrift' nog altijd in mijn les.
Ik lees bij elke cursus weer het hoofdstuk 'Onze lessen' voor en dan zeg ik: 'zo moet het.'
De cursisten stribbelen altijd tegen.
'Waarom moet het zo?'
'Zo gaan we het vandaag doen.'
'Ik schrijf heel anders.'
'Probeer het maar eens.'
'Maar ik hou veel van mooie, poëtische taal.'
'Dat doe je thuis dan maar. Dit is een les. Je moet doen wat ik zeg.'

Een fragment uit het hoofdstuk:
'Om te zien of het 'goed' is of niet 'goed' hebben wij een heel eenvoudige regel: het opstel moet waar zijn. Wij moeten opschrijven wat er is, wat wij horen, wat wij doen. Bijvoorbeeld, het is verboden te schrijven: 'Grootmoeder lijkt op een heks,' wat wel mag is schrijven: 'De mensen noemen Grootmoeder de Heks.'
Het is verboden te schrijven: 'De Kleine Stad is mooi,' want de Kleine Stad kan mooi zijn in onze ogen en lelijk in die van iemand anders. En als wij schrijven: 'De ordonnans is aardig,' is dat geen waarheid, want de ordonnans kan in staat zijn tot gemeenheiden waar wij niet van weten. Wij schrijven dus gewoon: 'De ordonnans geeft ons dekens.'
Wij schrijven: wij eten veel noten. 'En niet: 'Wij houden van noten', want 'houden van' is geen duidelijk woord, het is niet precies en objectief genoeg. 'Van noten houden en 'van onze Moeder houden,' dat kan niet hetzelfde betekenen...'
(...) Woorden die een gevoel aanduiden zijn heel vaag, het is beter het gebruik ervan te vermijden en zich te houden aan de beschrijving van de dingen, van de mensen en van zichzelf, dat wil zeggen aan de getrouwe beschrijving van de feiten.

Mijn scriptie heb ik deels over haar trilogie: Het dikke schrift, Het bewijs en De derde leugen geschreven. Dat is alweer vijftien jaar geleden. Ik weet er nu weinig meer van. Maar ik vind dat iedereen die trilogie moet lezen.
'Moet?'
'Ja. Moet. Of dan tenminste Het dikke schrift.

dinsdag 26 juli 2011

Die nacht kon ze niet slapen

Eén maandag uit het leven van Jeetje (6)

Over de hongersnood in Afrika. Jeetje zit met een vol bord rijst met groenten voor haar neus.
'De mensen zijn zo dun, je ziet hun skelet door hun vel heen schemeren.'
'Maar waarom gaan ze daar dan dood van de honger?' vraagt Jeetje.
'Het is er zo extreem droog gebleven dat alle oogst is mislukt en daarom hebben ze niets te eten. Of heel weinig. Een handje rijst per dag.'
'Maar goed dat het hier vaak regent.'
'Ja, wij wonen in een heel rijk land.' Ik besluit corruptie even buiten beschouwing te laten.
'Dan moeten moeten die mensen maar snel allemaal naar Nederland komen.'
'Ja en dàt mag niet.'
'Waarom niet?'
'Ze passen niet allemaal in ons land.'
'Ik ga pannen met eten daar naartoe brengen,' zegt Jeetje. 'Eh...' Ze zoekt naar een goeie oplossing voor de hongersnood.
'Onze regering geeft wel geld aan die landen, hè, om te helpen. Maar niet genoeg. Ook weer niet zo heel veel.'
'Wij moeten zelf ook geld overhouden,' zegt Jeetje. Ze neemt plotseling grote happen.
'Ik wil niet dat je mijn skelet ziet,' zegt ze. 'Ik ben ook dun.'

Over de dood Amy Winehouse.
'Was ze oud dan of ziek?'
'Nee.'
'Dan is ze zeker doodgemaakt?'
'Nee.'
'Hoe kan het dan dat ze dood is gegaan?'
'Ze dronk zoveel wijn dat ze doodging. Ze at niet, ze dronk wijn. Ze bleef maar wijntjes drinken en kon niet stoppen. Daaraan is ze gestorven.'
'O, dan heeft ze niet goed naar zichzelf geluisterd.'

Ze bezocht Naturalis in Leiden en was thuisgekomen met de dvd Walking With Beasts waarin de levenswijze van uitgestorven diersoorten getoond wordt. Er vloeit nogal wat bloed in die serie. De groten maken de kleinen af.
'Toen waren er nog geen mensen en geen huizen op de aarde,' zegt man opgewekt. 'En misschien zal het over een hele poos wel weer zo zijn. Dan zijn wij mensen weer verdwenen.'
'Verdwenen,' vraagt Jeetje. 'Wanneer?'
'Wij zijn eigenlijk nog maar heel kort hier.' zegt man. 'Wij mensen bestaan nog niet zo lang.'
'Ik ben er toch al best lang?' zegt Jeetje tegen mij. 'En jij nog veel langer, en er zijn voor ons al mensen doodgegaan. En daarvoor ook. En daarvoor.'

'Noorwegen? Wat is er dan precies in Noorwegen gebeurd?'
'O, niks.'

zaterdag 23 juli 2011

Aandacht

Ik wilde hier iets schrijven over het grote nieuws dat schrijver Dautzenberg uit Tilburg-Noord lid is geworden van pedofielenvereniging Martijn. Uit piëteit, vanwege zijn sterk ontwikkelde gevoel voor rechtvaardigheid; omdat iedere andersdenkende in dit land tegenwoordig verguisd wordt. Lees hier .
Ik kon de krant van vorige week niet vinden waarin het interview met een ander lid van die club stond. Ik herinnerde me van het artikel alleen nog de uitspraak: 'Ouders denken dat kinderen van hen zijn, maar ze zijn van iedereen.' Misschien is dat ook wel genoeg.
Wat een dappere schrijver, hè. Om zomaar lid te worden van een pedofielenvereniging. 'Want in onze 'fantasie' mag alles.' En dat is ook zo. Maar het is geen fantasievereniging. De meeste mensen die daar lid van zijn, zijn ook geen schrijvers. Het gaat hen niet om de fantasie.
Het weerloze kind is een onverwoestbaar icoon voor de politiek om kiezers te mobiliseren. Ook voor schrijvers, blijkbaar.
Wat ik wilde schrijven was: wat een aanstellerige, aandachttrekkerige actie. Alsof er niets beters te doen is.

donderdag 21 juli 2011

Verwend volk

Nadat ik het schrijven een beetje zat was, fietste ik naar de stad voor de uitverkoop kinderkleren bij Petit Bateau. Op de terugweg was er een verschrikkelijke wolkbreuk die anderhalf uur zou gaan duren. Maar dat wist ik toen nog niet, ik dacht aan zo'n bui die na vijf minuten weer over is. Dus wachtte ik in een portiekje. Normaal doe ik dat nooit, maar deze keer dacht ik: laat ik verstandig zijn, waarom natregenen? ook dacht ik aan mijn papieren tas met kleding. Een uur later was de regenval alleen maar heviger geworden, het portiekje voller.
'Dit stond al in de bijbel,' zei een mede-schuiler.
'O ja?'
'Dit is de zondvloed,' zei hij dramatisch. 'De zondvloed.'
Thuis heb ik het water van de zondvloed uit mijn schoenen gegoten, terwijl ik een douche nam werden mijn biologische kipkluifjes opgewarmd. 's Avonds las ik in NRC over de hongersnood en zag de foto van een moeder die haar uitgemergelde kleuter voedde. Man was bij de AH ijs aan het halen en drop.

dinsdag 19 juli 2011

Sex appeal

Toen we tijdens het dessert voor elkaar de outfits bedachten, - het surfpak, de verpleegstersschort, een latex pakje - die we onder onze decente mantels zouden dragen, op weg naar de parenclub, kwamen we bij mij uit. Waar was ik nou precies het type voor?
Tot die tijd was het lachen, gieren, brullen geweest. Maar nu viel het stil. Ze keken mij alledrie aan.
'Heidi misschien?' opperde ik.
'Welnee! Heidi is blond en struis.'
Heidi werd afgedaan. Gefronste wenkbrauwen zag ik. Nadenkende blikken.
'Tja,' werd er gezegd.
Ik werd grondig bestudeerd, maar verder dan 'tja' ging het niet. Het lukte zelfs niet mij te visualiseren in een pikant pakje. Moet je nagaan.
'Een masker?' werd er ten slotte geopperd. 'Jij moet gemaskerd.'
'Iets dat hooggesloten is in ieder geval.' Daar was men het over eens.
'Een burka?'
Tijdens de koffie werd het bananenrokje genoemd. Maar dat was meer omdat het zielig voor mij was, dan dat ik er echt het type voor was.

maandag 18 juli 2011

Verrassing

Op onze zoveelste trouwdag zaten we met vrienden in een restaurant. Stel tegenover stel. We hadden het verrassingsmenu gekozen. Eerst ging het over scheidingen, dat we nu zo'n beetje in de fase terechtgekomen waren dat men ging scheiden. Toen kwam de midlifecrisis kort aan bod, direct gevolgd door het fenomeen parenclubs. Dat er meer mensen naar die clubs gingen dan je zou denken. We kenden allemaal wel iemand. Of dan tenminste vrienden van vrienden. Maar er rustte toch nog een taboe op.
'Dat is voor als je op je vrouw bent uitgekeken, maar je wil niet naar de hoeren,' zei man luid.
'Nou zeg,' zei ik, 'doe niet zo ontzettend boertig.' Terwijl ik in mijn entrecote prikte, keek ik kort naar onze vrienden. Ze gaven geen sjoege.
'Het is niet zoveel gedoe als een minnares,' ging man door, 'en goedkoper dan een hoer.'
'Heb je er weleens aan gedacht dat het ook iets met een relatie maken kan hebben?' zei ik, 'dat een stel op een gegeven moment behoefte heeft aan meer uitdaging?'
'O, je hoeft het niet met anderen te doen hoor! Je kunt ook gewoon je eigen partner nemen,' wisten onze vrienden ons ook nog te vertellen.
'O ja!' lachte man, 'dan kijk je rondom je heen en zie je allemaal hele lelijke wijven. Dan zeg je tegen je eigen vrouw: 'nou dan neem ik jou maar.'
Ik keek naar de plas bloed op mijn bord. Dat kreeg je van verrassingsmenu's.

vrijdag 15 juli 2011

Snap je dat?

Fabio moet binnenkort tegen zijn zin voor drie maanden naar zijn thuisland. Wat hij daar precies gaat doen, wordt mij niet duidelijk, maar hij heeft voor vervanging gezorgd. Daar zat ik behoorlijk mee. Moet ik zelf op zoek naar een nieuwe schoonmaker of niet? Ik durfde er niet over te beginnen, omdat het nogal cru klonk. Alsof ik alleen maar bezig was met het schoonhouden van mijn eigen benepen huisje terwijl er mensen zijn die er heel anders voorstaan. Gelukkig begint hij er zelf over. De vervangster is zesentwintig en al een half jaar in Nederland. Ze heeft in Brazilië een man en een kind.
'Ze probeert haar man nu ook hier te krijgen,' zegt Fabio.
'En haar kind natuurlijk,' knik ik enthousiast.
'Nee, die niet,' zegt Fabio.
'Die niet? Moet het kind alleen achterblijven?'
'Bij oma,' zegt hij.
'Vind je dat normaal of zo?'
'Ze willen geld bij elkaar sparen om daar een huis te bouwen.'
'Dat kan jaren duren.'
'Als ze daar blijven, komen ze nooit verder, Elkie.'
'O, maar dat kind dan? Dat is straks achttien en dan komen zijn ouders ook eens aankakken met hun klotehuisje. Ik snap dat niet.'
'Jouw overburen hebben een televisie in hun badkamer!' zegt Fabio, 'snap je dat? Dan merk je niet eens dat je in bad zit. En maar tv kijken. En maar tv kijken. En het water is allang koud geworden.'

donderdag 14 juli 2011

De grote buik van Fabio

De schoonmaker wordt gebeld. Het is een vriend die vanavond bij hem wilde komen eten maar nul op rekest krijgt.
'Ik hou niet van eten, Elkie. Ik vind het onzin,' zegt Fabio als hij klaar is met telefoneren.
'Waarom?'
'Je eet het op, en de volgende dag ligt het in de wc,' zegt hij, 'dat vind ik nutteloos.'
'O, nou, maar.'
'En ik wil dun worden!' zegt hij ferm. 'Hoe kom jij eigenlijk zo dun? Jij bent moeder van twee kinderen.'
'Maar jij bènt toch dun, Fabio?'
'Ik heb een hele grote buik.'
Er staat een kleine, uiterst tengere man in de keuken. De grote buik is nergens te zien. Zelfs een lichte bolling van zijn t-shirt, is met mijn blote oog niet waar te nemen. De analyse is al gemaakt. Er schieten mij ineens wel erg veel gesprekken met hem te binnen over eten, vetzucht en zijn aperte afkeer van de dichtslibbende mens. Hij heeft al heel vaak gevraagd naar mijn voedingspatroon Ook heb ik hem nog nooit iets in zijn mond zien stoppen. Clear.
'Eh?' zeg ik, 'Jij hebt denk ik anorexia nervosa.'
'Wat?'
'Dat is een ziekte. Je dènkt dat je dik bent, maar je bent het helemaal niet. Je ziet in de spiegel iets anders, dan er is. Dat heb jij.'
'Dat heb ik niet,' zegt Fabio, 'ik heb een grote buik.'
Daar laten we het bij voor vandaag. Misschien ontgaat mij iets. Ik wil niet zover gaan dat de schoonmaker nu voor mij zijn t-shirt omhoog moet doen. Dan zal hij zijn kerstpakket, volgestouwd met bonbons - dat eten 'ze' anders nooit - ook wel weggegooid hebben, denk ik meteen.

dinsdag 12 juli 2011

Stappen overslaan

Vanmorgen om kwart voor zeven besloot ik het bed uit te gaan om mijn dagelijkse rondje van 3 kilometer te rennen. Nog in bed zag ik mezelf al gaan in mijn rode korte broek. Het deed me goed. In gedachten vloog ik over het asfalt, was ik in een wip weer thuis. Met een geweldig humeur en rode wangen begon ik het ontbijt voor de hele familie klaar te maken, kopje koffie erbij.
Maar eenmaal op het asfalt waren mijn benen erg zwaar, alsof die nog sliepen. Het lichaam was log. De stront liet zich maar moeilijk uit de ogen verwijderen. Ik besefte: ook een klein rondje, is een rondje. Echt elke meter moet gerend worden. Je kunt niet een paar stappen overslaan. Het blijft zwoegen.
Zo ook met schrijven. In gedachten heb ik al bijna twee boeken geschreven. Ik weet waar ze over gaan. Hoef het alleen nog maar op te schrijven. Een paar maandjes en af is het. Kopje koffie erbij en op naar het volgende idee.
Maar echt elke letter moet opgeschreven worden.

maandag 11 juli 2011

Anekdote overstijgend

Nieuwe opnames van Torpedomagazine stukjes in de Rode Hoed. Ik kwam er om elf uur in de ochtend. Maar goed ook, anders had ik nog de hele dag geschaafd aan mijn stukjes.
Na de opnames, eet ik, - in het illustere gezelschap van A.L Snijders, Joubert Pignon, Tommy Wieringa, Carel Helder & dochter, cameraman Hens en assistente Miep, broodjes ham.
Het was goed gegaan, dus een broodje ging er wel in.
De handdruk van de heer Snijders voel ik, allang weer thuis, nog steeds. Ik was er niet op beducht. Zoals ook bij lezing van het eerste tekstje mijn stem nog te zacht had geklonken. Die moest harder. Het is de instelling van krachtige handdrukken en luide stemmen. Daar moet ik af en toe aan herinnerd worden.
Ik denk nu aan wat we daar bespraken over het schrijven van korte stukjes en hoe ingewikkeld dat feitelijk is, of kan zijn. Omdat het de anekdote moet overstijgen. Ik wil het eigenlijk niet zo serieus nemen. Anders moet ik met dit weblog stoppen. Daar neigt het soms naar.

zaterdag 9 juli 2011

De structuur is helder

'Wanneer schrijf jij nou eens een keer een kinderboek?' zegt Jeetje. 'Ik wil dat jij een kinderboek schrijft!'
Aha. Hier gebeurt iets. Moeder wordt uitgedaagd. Je hoeft bij moeder niet al te hard aan te dringen, of ze heeft deze uitdaging aangenomen. Zeker als haar dochter erom vraagt. Het arme kind wil een fatsoenlijk boek.
'En dan gaan we naar de winkel om jouw boek te kopen,' gaat Jeetje door.
'Nou, als ik dat boek al helemaal geschreven heb, ga ik het natuurlijk niet kopen,' zegt moeder, 'maar waar moet het eigenlijk over gaan?'
'Over een gelukkig en tevreden meisje,' zegt Jeetje meteen.
'O,' zegt moeder teleurgesteld. 'Een gelukkig en tevreden meisje.'
'Ja, een gelukkig en tevreden meisje,' zegt Jeetje.
'Maar,' zegt moeder. 'Wat moet ik daarmee?'
'En op een dag komt ze erachter dat ze kan vliegen,' zegt Jeetje.
'Aha!' Moeder veert op. Vliegen betekent neerstorten, denkt ze. 'En waar wil dat gelukkige meisje dan naartoe vliegen?'
'Naar de hemel,' zegt Jeetje.
'Nou, nou, nou.' Moeder schudt haar hoofd. De hemel is haar te pathetisch en te symbolisch.
'Ze wil naar de hemel, de sterren en de maan vliegen,' zegt Jeetje, 'Wat is daar mis mee?'
'Dan moet er onderweg natuurlijk iets gebeuren,' zegt moeder. 'Een hemelmonster of zo.'
'Ja, hèhè!' Jeetje zucht diep. 'Dat is nou juist het héle boek, dat zijn de hoofdstukken die jij op moet schrijven. Ze kan vliegen. Ze gaat naar het heelal! En onderweg gebeuren er dingen. Misschien een hemelmonster, ik weet niet wat. Als het op het eind maar goed komt. Dan is het meisje weer thuis bij haar papa en haar mama.'
'Maar wàt moet er dan gebeuren onderweg?'
'Ja, eh, jij gaat het boek schrijven. Niet ik,' zegt Jeetje. 'Doei.'

vrijdag 8 juli 2011

Daar zijn geen woorden voor

We staan met de hele familie voor onze gesloten deur. Het regent.
'Geef mij dat deuropenmaakding eens,' zeg ik.
Man kijkt mij aan.
'Wat is er? Geef nou!'
'Het is ernstig dat je het zelf niet eens meer hoort,' zegt hij, 'deuropenmaakding. Het is toch ook veel omslachtiger dan sleutel?'

Een schrijver met woordvindingsproblemen. Hier zit er één.
Het vreemde is dat de woordvindingsproblemen zich nauwelijks voordoen als ik schrijf. Ja, soms moet ik zoiets googelen: 'ding waar je op kunt zitten.' Of: 'het geeft licht.'
Maar bij het schrijven komen de woorden meestal uit een reservoir diep in mij, daar waar ik in het dagelijkse leven niet bij kan.
Daarom heeft het voor mij iets mystieks.

donderdag 7 juli 2011

Het schoolfeest

Om acht uur 's avonds staan de moeder en de zoon voor de deur met één tekening van een luchtballon. Het hadden twéé portretten moeten zijn. Een van de meester en een van de juf, met een leuke quote erbij.
'Ik vind het zo dapper van jullie,' zegt de moeder, 'dat jullie de organisatie van het feest op je nemen. Wat een werk moet dat zijn.' De zoon staat me verwachtingsvol aan te kijken.
'Mooie ballon,' zeg ik, 'knap.'
'Het is niet niks, zo'n eindfeest. Ik zou er niet aan moeten denken. Maar jullie zijn natuurlijk de klassenouders.'
'Klassenvader,' zeg ik. 'Mijn man is klassenvader. Hij organiseert alle festiviteiten. Ik ben zijn assistente. Ik neem de tekeningen in ontvangst.' Ik doe mijn lieftallige glimlach.
'Ik heb morgen speciaal vrij genomen om 14.00 uur.' De moeder glimlacht ook.
'Morgen. Het is morgen toch niet?'
'Jawel, het is morgen,' zegt ze stellig.
'Het moesten trouwens twee tekeningen zijn,' zeg ik zacht. 'Eentje voor de juf en eentje voor de meester.'
'O, dan gaan we naar huis om er nog eentje te maken.' Ze wenkt de zoon.
'Het is volgens mij morgen niet hoor,' zeg ik nog eens.
Maar de moeder en de zoon zijn al weg.

Binnen leest man de krant.
'Ze vinden het allemaal heel dapper en fantastisch dat wij dit al-le-emaal doen,' roep ik. 'Maar we doen helemaal niks! We zijn er helemaal niet mee bezig. Wat moeten we eigenlijk doen? Ze zeggen dat het morgen al is. Iederéén heeft vrij genomen voor dit geweldige feest.'
'Ik koop twee flessen rosé en ranja.' Man slaat een bladzijde van de krant om.
'Maar als ze allemaal vrij genomen hebben, komen er 60 ouders en 30 kinderen,' roep ik.
'Er zit niet meer geld in de pot,' zegt hij.'De ouders betalen niet én ze kunnen niet lezen. Al die tekeningen zijn niet goed. Ik ga ze teruggeven, en dan moet het opnieuw.'
'Maar het is mórgen al.'
'We hebben nu een insect, een boot, een huis, een hijskraan en een luchtballon,' zegt man. 'Dat was de opdracht niet.'

dinsdag 5 juli 2011

En toen wist ik het

Ik was aan het joggen en vroeg me af waarom de konijnen er 's middags niet zijn en 's ochtends en 's avonds met zovelen. Met z'n honderden. Overdrijven mag dan mijn stijlfiguur zijn, maar dit is de absolute waarheid. Er zitten in het Diemerpark honderden bruine, en een tiental zwarte, konijnen gebroederlijk op veldjes bijeen. Mannen, vrouwen, kinderen. Als ik 's ochtends of 's avonds voorbijren, verzet geen konijn een poot.
Ik scheer rakelings langs ze heen, maar het zal de konijnenwereld een rotzorg zijn. Ze zijn met meer, natuurlijk.
Vandaag was het anders. Heel sporadisch zag ik er eentje die, al was ik nog heel ver weg, meteen weer het struikgewas indook. 's Middags is het natuurlijk te warm voor de konijnen, met al die zon, dacht ik. 's Middags zijn de konijnen banger, dacht ik, door al die zon. Het zijn natuurlijk alleen de gekke, schuwe beestjes die dan naar buiten gaan. 's Middags houdt de rest van het konijnenuniversum siësta.
Totdat er plotseling een vos voor mij de weg opschoot.

maandag 4 juli 2011

Op bezoek in Noord

In de Tolhuistuin was een literair festival over verhalen van Amsterdam-Noord. Daar ging ik op de zondagnamiddag naartoe. Ik ging zitten bij collega's en luisterde. Het was een sympathiek festival. Goede verhalen. Ik vond het ook zo leuk omdat ik er in m'n eentje heen kon gaan en voordat ik op de verkeerde pont kon stappen al collega's trof. Zo gingen we samen over het water. Dat heb ik anders nooit. Die vanzelfsprekendheid. Het gevoel van aansluiting.
De middag eindigde met een uitnodiging bij een schrijfster in IJmuiden en ook ik heb mensen uitgenodigd naar IJburg af te reizen. Het stuk land zonder geschiedenis. De leegte is voelbaar. Daar waar wij uiteindelijk tòch besloten te gaan wonen in plaats van in Amsterdam-Noord. En gisteren had ik daar een beetje spijt van.
Het bruiste in Noord.
Ik herinnerde me ook onze fietstochten door Noord. Hoe we voor een geweldig oud schoolgebouw stonden - misschien mijn droomhuis - dat ik had gevonden op Funda. Zoiets vind je alleen in Noord. Maar op de hoek van de straat was een seksshop. De kinderen zouden hier nooit buiten spelen. Er heerste een ander soort leegte. Het bleek geen 'goede' buurt in Noord. De ene straat was er wel 'goed' volgens mensen die het konden weten, maar de straat erachter kon weer helemaal 'fout' zijn.

vrijdag 1 juli 2011

Over omvang en hondjes afmaken

Er komt iemand met een grote omvang voor in het boek.
'Om-vang,' zegt Jeetje (6)
En daar begint het gesprek.
'Kijk, je hebt iemand met een grote omvang en iemand met een kleine omvang.' Ik zie mijzelf op de bedrand zitten mijn handen maken een wijde cirkel rond mijn middel. 'Gro-te omvang.'
'Maar hoezo om-vang?' vraagt Jeetje.
'Nou, het gaat er om hoe iemand omvangen is. Gewoon de omvang dus. Eromheen. Hoe vangt hij of zij om. Snap je?'
Jeetje kijkt mij aan. Ik ben gewoon moe.

De cliffhanger van dit hoofdstuk gaat over Kruimeltjes hond die afgemaakt wordt als hij niet binnen 3 dagen door zijn baas opgehaald zal worden. De tweede betekenis van 'afmaken' heb ik een week geleden al uitgelegd.
'Nu worden honden niet meer zomaar doodgemaakt, hè?' zegt ze als ik met de deurklink al in mijn handen sta.
'Nee, hoor,' zeg ik. 'Zeker niet.'
'Nooit?'
'Nee, nou ja, ze maken weleens een hond af. Maar alleen als hij ziek is en toch al dood zou gaan. Dan verlossen ze de hond uit zijn lijden. Dat is alleen maar heel erg fijn voor hem. Dat-ie dan geen pijn meer voelt.'
'Ja, ja,' zegt Jeetje. 'Maar dat doen ze niet als ze hem nog beter kunnen maken?'
'Nee, alleen als hij zo ziek is dat het geen zin meer heeft.'
'Ook pasgeboren hondjes.'
'Het zijn meestal hele oude honden die zo ziek zijn,' zeg ik nonchalant.
'Je wordt natuurlijk niet metéén ziek, hè. Als je geboren bent.'
'Nee, hoor.'
'Maar Tanja had een baby in haar buik,' zegt Jeetje. 'En Tanja ging dood en de baby ook.'
'Tanja?' Hoe kan mijn vermoeide geheugen een overleden moeder en ongeboren kind vergeten zijn? 'Tanja?' zeg ik nog eens.
'Het nijlpaard,' zegt Jeetje.
'Ah. Tanja het Nijlpaard. Uit Artis?'
'Ook de baby van Tanja ging dood,' zegt Jeetje.
'Goed,' zeg ik. 'We zijn hier van het woord afmaken aan het afdrijven. Volgens mij was dat nijlpaard al stokoud. Maar het zijn allemaal dingen die kunnen gebeuren. Welterusten.'