dinsdag 30 november 2010

Het gaat mij puur om het schrijven

Er werd mij vandaag gevraagd naar de verkoop van Lastmens. Wat heeft het boek, behalve al die goede recensies, nou gedáán. Hoeveel?
Ik moest het antwoord schuldig blijven. Ik kan het navragen natuurlijk. Maar zolang we niet door die eerste druk heen zijn, ben ik voldoende geïnformeerd.

Ook kreeg ik vandaag, bijna tegelijkertijd, een leuke brief van Vrouw & Kultuur waarin ze mij als kanshebber op hun Debuutprijs uitnodigen om op 12 december naar Eindhoven af te reizen.
Er staat: 'We rekenen op brede belangstelling, ook van de pers, omdat onder genomineerden enkele bestsellerauteurs zijn.'

Het wordt me wel ingepeperd.

Ik gok dat het hier niet over mij gaat. Maar zeker weten doe ik het niet. Ik heb dat namelijk niet uitgezocht.

maandag 29 november 2010

Wegdag

De crèche belde omdat Deetje vanaf 's ochtends al niets had willen eten of drinken. Hier thuis, in mijn armen, dronk ze wel. Zou een kind van bijna zeven maanden het concept hongerstaking al begrijpen?

Toen kwam man thuis en las ik een stukje voor. Ik kwam erachter dat ik nog best wat had geschreven, dat het best leuk was en drukte vol enthousiasme op 'bewaar niet.'

Daarna liep ik een stukje hard door de sneeuwstorm. Ik ben al bij 4 minuten rennen en dan weer 1 minuut wandelen x 4.
Nu gaat het brandalarm af. Ik moet geloof ik redden wat er nog te redden valt.

zondag 28 november 2010

Droom

Op zaterdagavond liggen man en ik op de grond van ons best wel nieuwe huis en kijken naar een tweedehands plastic paard dat, op acht nieuwe batterijen, over onze keukenvloer galoppeert. En daarbij steeds valt.
'Zijn ene poot hangt er los bij,' zegt man. 'Daar ligt het aan.'
'Been,' zeg ik. 'Ook bij een speelgoedpaard spreek je van been.'
'Zijn been is niet kapot.' Man pakt het oranjebruine paard op en bestudeert het als een smid. 'Zijn hoef ook niet.'
'Onze vloer is glad. Hij glijdt uit.'
Ik nies. Man en ik niezen allebei van al het stof dat uit de doos komt.
Ik heb op marktplaats een berg troep aangeschaft voor Sinterklaas, dingen die nog een opknapbeurt vereisen - Barbies met haaruitval, of excentrieke kapsels geknipt door onbekende kinderen, jurkjes zonder sluiting - maar op deze avond heb ik nog het meeste zin om al de zooi rechtstreeks de vuilnisbak in te kieperen. Ik hou er helemaal niet van om dingen een opknapbeurt te geven.

Daarna kijken man en ik naar 'Ik Vertrek'. We volgen een Nederlands stel dat hun grote, gezamenlijke droom najaagt. Het pachten van een pub in Engeland. Ze vallen meteen voor de 'Welcome Stranger' een café dat ingeklemd ligt tussen twee snelwegen. 'Binnen hoor je niets van het geraas,' zeggen ze tegen elkaar.
Ik lig met mijn hoofd op mans schoot te kijken.
'Als wij onze grote droom najagen,' zeg ik, 'wat moeten we dan nu najagen?' Nee, dat zei ik niet. Dat dacht ik alleen maar.
Er is geen grote, gezamenlijke droom. Ons leven is een aaneenschakeling van kleine, private werkelijkheden die elkaar soms ergens raken.
Na 'Ik Vertrek' is het alweer 22.00 u en de hoogste tijd om te gaan slapen. Uit twee kamers hoestende kinderen.
s' Nachts droom ik van plastic knollen met geruite dekjes die ik nog moet wassen. Maar ik weet niet op hoeveel graden. En dat alle barbies kale koppen krijgen van mijn reinigingsbeurt.

zaterdag 27 november 2010

Heden, uw dagelijks stukje

Voor mijn trouwe lezer,
Sorry van het stukje van gisteren. Dat er niet was.
Mijn handen waren halverwege de dag namelijk al te zwaar geworden om zichzelf te dragen. Laat staan om te typen. Alles werd in de loop van de middag op de een of andere manier ondraaglijk. Het geluid van opgewonden, pratende kinderen, baby's en mannen. Het geluid van de televisie. Het omslaan van de krantenpagina. Pruttelende pannen. We aten ook nog aardappelpuree van ongeschilde aardappels en er was geen room of boter in huis om het enigszins smeuïg te maken. Zelfs geen krokant laagje, want de oven ging stuk.
En buiten was het plotseling ijskoud geworden. De rits van mijn jas had het begeven. Ik was steeds op pad de afgelopen week. Misschien dat het daardoor kwam dat ik hier gisteren niets schreef.
Waarvoor nogmaals mijn excuses.
Elke.

donderdag 25 november 2010

Geloof

Soms geloof ik er niets van dat Jeetje (5) echt in al die kolderiek rondom de Sint gelooft. Ik zie haar zitten in haar prinsessenjurk, met haar knieën opgetrokken, een spits, ietwat wit gezichtje. Haar vriendinnetje springt naast de bank op en neer, op en neer, en roept dat hun school dè kwijtgeraakte sleutel van de pakjeskamer heeft. Echt waar.
'Echt waar!' toetert ze in Jeetjes oor.
'Hmhm.' Jeetje knikt afwezig. 'Echt waar.'
En dan: 'Mam?'
'Ja, schatje.'
'Hoe lang duurt het nog?'
Ik vertel haar dat pakjesavond niet zo gek lang meer duurt.
'Neehee.' Jeetje zucht. 'Hoeveel nachtjes nog voor we op vakantie gaan?'

woensdag 24 november 2010

Schaamte

Ik liet de cursisten vanavond een momentje opschrijven waarin ze zich schaamden zonder dat ze het woord schaamte mochten gebruiken. Dat vond ik heel interessant. Schaamte, kwam ik ter plekke achter, zegt bijzonder veel over de mens. Zo niet alles. Schaamte durven gebruiken is belangrijk voor een schrijver. En jezelf schaamteloos durven gebruiken ook.

Ik vertelde over de keer dat ik al vroeg voor de deur van een kroeg stond omdat ik daar die avond voor zou lezen.
Een hoogzwangere dame doet open. Zij is een van de organisatoren van de literaire avond.
'Gaat alles goed? Hoe lang moet je nog?'
De organisatrice is bezig stoelen en tafels te verschuiven en de andere mensen van de organisatie hebben me blijkbaar ook niet gehoord. Ik besluit niet op te geven. Ik heb deze sociale toon aangeslagen, dan moet ik ook doorgaan. Gewoon blijven proberen contact te maken. Al durf ik niet zo goed.
'Wat leuk! Hoe lang moet je nog?' zeg ik luider. 'Ben je niet moe?'
De zwangere staat nu vlak naast me, maar kijkt niet op of om. Zegt geen boe of ba. Mijn stem draagt niet ver.
'FANTASTISCH! Een kind!' schreeuw ik dan, 'EN WANNEER KOMT HET KIND?'
'Ze is helemaal niet zwanger,' fluistert iemand dan in mijn oor.

dinsdag 23 november 2010

geklets op de dinsdag

Ik zit hier al een half uur beneden aan de vier meter lange tafel om een stukje te schrijven. Maar het komt er niet meer van. Man telefoneert erg luid, en daar word ik door afgeleid. Ook hebben we erg kleurige patchwork gordijnen waar ik steeds naar moet kijken.
Man zegt: 'Dus ik mag jou niet zomaar in een verzorgingstehuis stoppen, dan weet ik dat.'

Ik heb aan het eind van de dag weer over de gifbelt, die nu een park is, gerend. Vandaag was de maan niet meer zo vol. Om de dag loop ik nu. Ik hou me aan het schema. Soms stel ik me al voor hoe mijn voeten snel over het asfalt zullen gaan, zweven is het bijna. Ik vraag me af of dat het begin is van het geluk. Nu is het nog 2 minuten rennen en dan 2 minuten lopen. En dat maal 5.
Het was vrij donker en ik had benen van lood toen ik een meneer die met een hondje wandelde, inhaalde.

Voor het rennen was ik heel druk bezig met een hoogleraar theoretische informatica die zich voor de lol bezighoudt met het verbeteren van het spoorboekje in o.a. New Delhi.

Ook bestelde ik toen oude speelgoedpaarden via Marktplaats.

maandag 22 november 2010

Hoor de wind waait

Nog nooit eerder zong ik karaoke met sinterklaasliederen. Ook niet met andere liederen.
Na het eten zaten we met de hele familie voor het computerscherm en wij zongen. Vader, moeder en Jeetje. Deetje zat bij vader op schoot en keek toe. Met dikke rode wangen en een pluk haar omhoog. Uiterst geconcentreerd gleden haar ogen van links naar rechts, van haar zuster naar haar moeder en weer terug. En toen keek ze omhoog naar vader. Ze zag alleen de onderkant van zijn kin. Ook vader zong uit volle borst.
Je ziet de verbindingen gelegd worden in dat koppie.
Net toen we aan 'Hoor de wind waait door de bomen,' wilden beginnen, vroeg Jeetje of wij ajb wilden stoppen met zingen omdat ze graag wilde horen hoe de tekst precies ging.
En dat deden we.

zondag 21 november 2010

Observatie momentje

Jeetje en ik zijn in de badkamer. Het ging over iets waar ik te oud voor was. Ik weet niet meer waar ik ook al weer te oud voor was. Ik weet alleen dat ik ook vond dat ik er te oud voor was.
'Ja,' zei Jeetje. 'Jij hebt al rimpels op je voorhoofd.'
'Op m'n voorhoofd niet toch?"
'Jawel, daar en daar en daar.'
'O, ja.'
'En dáár ook.' Ze wijst naar mijn mondhoeken en tekent twee verticale strepen in de lucht. Ik zit op de badrand en zij staat vanaf een klein afstandje naar me te turen. Met haar ogen samengeknepen. Dan wijst ze.
'Bij je ogen,' zegt ze. Met haar vingertjes maakt ze kleine krioelende gebaartjes. Alsof ze aan het luchttypen is.
Ik knik. 'Kom, je gaat tandenpoetsen.'
Ze poetst haar tanden.
'Zijn ze wit?' vraagt ze halverwege. Ze klemt haar gebit op elkaar.
'Ja, prachtig,' zeg ik.
'De jouwe niet,' zegt ze. 'De jouwe zijn bruin, met geel en oranje.'
Dan poetst ze aandachtig verder.

vrijdag 19 november 2010

Dagdromen maakt somber, meldt NRC

Een afdwalende geest maakt somber. Zelfs als de gedachten zich naar iets leuks begeven, raken mensen daardoor niet in een beter humeur dan wanneer ze zich waren blijven concentreren. En als de gedachten naar iets neutraals of vervelends afdwalen, gaan mensen zich slechter voelen, zo stond vrijdag in Science.

Gisteren zag ik de documentaire 'Reïncarnation' op het Idfa. Over een Tibetaanse vader en zoon. Regelmatig werd gezegd dat het pure geluk 'm zat in totale aanwezigheid.
Ik kan me alleen voorstellen dat het fijn moet zijn als je helemaal aanwezig bent bij wat je doet. Ik kan alleen maar kijken naar de mensen die aanwezig zijn. Ik kan denken aan degenen die enkel zwemmen als ze zwemmen, eten als ze eten en lezen als ze lezen. Ik kan mij hun aardse geluk voorstellen. Maar meer kan ik niet.
Ik word pas somber van het proberen niet af te dwalen. Dieptriest zelfs.
Naast mij in de bioscoop zat een hoogbejaarde vrouw in een bontjas. Totaal afgedwaald. Ze snurkte als een gek. Dat leidde me af. En als ze even niet snurkte, de gedachte dat ze misschien dood was.

donderdag 18 november 2010

Hoe ver gaan we?

We zitten samen aan de dis, man en ik, ergens halverwege de zestig ben ik en hij is iets in de zeventig, we roeren in ons eten. En we roeren maar. Geen hap gaat er naar binnen. Omdat Jeetje en Deetje zojuist samen de wereld hebben verlaten. Nergens, helemaal nergens, op deze aardbol is nog een spoor van hen te vinden. We willen er niet verder over nadenken. Maar we kunnen niet anders.
'Vroeger was een waddeneiland al ver,' zegt man.
'Ik liftte ooit met een vriendin naar Portugal,' zeg ik. 'Nou, dat was wat.'
De jongvolwassene van nu reist minimaal een half jaar de wereld rond, Azië, Australië en Nieuw Zeeland. En dan heb je natuurlijk de dreiging dat ze blijven. Dat ze de vermaledijde 'liefde' vinden en besluiten zich ergens aan de andere kant van de wereld te vestigen. Dat is ook vervelend voor de ouders. Het is ver. Maar ze zijn tenminste bereikbaar.
Wat moet je als je kinderen besluiten dat ze absoluut - fysiek -los willen komen van de aarde en dat dat gewoon kan?
'It's a life changing experiment, mam!' vertelt Jeetje mij. 'Deze weken voor maar 1000 EU.'
'We have to go, mom,' zegt Deetje, 'Big sista en ik.'
'It's safe hoor,' zegt die grote zus nog snel. 'Sooo safe.'
'Don't worry, be happy mom and dad,' zegt Deetje.
(Ik weet niet waarom mijn dametjes Engels blijken te praten trouwens. Het zou best kunnen dat man en ik, onze generatie, de laatsten zijn die de NL taal nog bezigen.)
Maar wat moet je als retourtjes ruimte gemeengoed worden? Zie ons zitten aan de dis, roerend in de prut, alleen maar hopend dat het geen enkeltje wordt.
'There is skype,' heeft Jeetje nog gezegd, 'we can skype in space.'
Man en ik hebben het geprobeerd, maar we kunnen de verbinding niet tot stand brengen.

woensdag 17 november 2010

Motivatie

Ergens las ik iets over de moeders die zelfs geen tijd meer hadden - of de tijd niet namen - om het gewicht dat na de geboorte van kind twee was blijven hangen, kwijt te raken. En zo bleven ze voorgoed slap in het vel. Twee maatje meer viel nog best mee.
Het artikel over de moeders heb ik al minstens twee weken geleden ergens gelezen. Maar elke dag zie ik in de spiegel die moeder. Ik zie haar ook als ik op mijn bureaustoel zit en mijn buik over de broekrand bobbelt. 'Dit is heerlijk, dit heb je verdiend,' fluistert ze in mijn oor als ik 's avonds op de bank het Sint Maarten snoep lig te verorberen. In plaats van te sporten.

Ik kan me ineens ook zo ontzettend goed voorstellen hoe vrouwen het er gezamenlijk 'bij laten hangen.' Na kind twee. Bij het eerste kind is de motivatie om weer te worden als voorheen groter. Bij kind twee weet je maar al te goed dat er geen voorheen meer is. Het is niet meer zo erg. Je koopt wat wijdere bloesjes en grote truien. Je bent wat ouder. Wat zou je nog? Als de kinderen er maar goed uitzien. Daar gaat het om.

In de buurt waar ik woon wordt vreselijk veel gebaard. Het is werkelijk bij de gekken af. Maar er wordt hier ook minstens zo veel gesport. De moeders zien er, zelfs na drie of vier kinderen, nog even goed uit. Strak in het vel als altijd. Geweldig gekleed. Allemaal in een eigen unieke stijl. Er is er vrijwel geen met uitgegroeid haar. In de vroege ochtend zie ik de moeders, appeltjes etend, voorbij vliegen.
Dat helpt dus, merk ik. Je wil niet achterblijven. Je kan niet achterblijven. Het klimaat waarin je je bevindt, werkt stimulerend. Ik trek mij op aan dit moederbeeld. Ik moet wel. Ik hijs mij in mijn sportbroek. Want ik, ook ik, zal door het achterland joggen.

dinsdag 16 november 2010

Moederrol

Ik lees over een schrijfster wier twee kinderen nooit voorkomen in haar columns of andere werk. Haar vriend wel. Omdat zij het hem kan vragen. Maar de kinderen kan ze niets vragen. Dus schrijft ze niet over hen.

Ik kan dat mijn bloedjes ook niet voorleggen en ze komen wel in mijn werk voor. Behandel ik de kinderen alsof ze mijn eigendom zijn? Beschadig ik hun privacy met mijn hardcore Jeetje en Deetje stuff. Schrijf ik alles op waar ik zin in heb? Heb ik wel grenzen? Ben ik zo'n moeder die haar kroost misbruikt voor andere doeleinden dan waar ze voor gemaakt zijn? Waar zijn ze voor gemaakt?
Die vragen kwamen op.

Soms zijn er wel dingen die ik besluit niet op te schrijven. Dat gaat allemaal intuïtief. Veel gaat bij mij op intuïtie. Die moet ik maar vertrouwen. Mijn kinderen hebben in het echt andere namen. Daarmee bouw ik afstand in. Ze hoeven zich (later) niet te identificeren met de stukjes.
'Ik ben Jeetje niet!' zegt Jeetje nu al wel eens. 'Ik heet geen Jeetje.'
'Dat is waar, liefje,' zeg ik. 'Jij bent Jeetje niet. Ik noem jou zo als ik een stukje schrijf waar jij in voorkomt.'
'Maar dat ben ik niet.'
'Nee, dat is Jeetje.'

Het gaat mij er in mijn stukjes nooit om om hen en hun gedrag centraal te stellen. Het is niet bedoeld als exposé. Het gaat mij er meestal om hoe ik er mee omga. Hoe ik me met de meisjes verhoud. In de rol van moeder.

maandag 15 november 2010

Beweging

Het verhaal ligt dus ergens op de loer. Het meisje ook. Ze heet nu nog afwisselend Joke, Nelly of Lisandra. De goede naam zal blijken. Het is alsof het verhaal, de stem van dit meisje, zich onder een dikke laag troep verborgen houdt. Af en toe neem ik een duik, schrijf een zin op en dan kom ik weer snel terug naar de oppervlakte. Daar boek ik een vliegreisje Faro voor met de kerst. Ik lees op facebook en bekijk het gastenboek op de site van mijn pas bevallen nicht. In een schrift schrijf ik dingen op die mogelijk zouden kunnen gebeuren. Dit typ ik over in een document. Ik verschuif wat mappen. Ik schrijf een factuur. Ik meld me aan bij een hardloopsite. Het moet er nu echt eens van komen. Zoals het verhaal verborgen zit onder dikke aardlagen, zo houdt mijn lichaam zich ook nog schuil in mij. Beweging dus, op alle fronten. Aanscherpen, straktrekken.
Het vliegt alle kanten tegelijk op. Ik begin elke keer opnieuw met een nieuw begin. Alsof ik de snaren aan het stemmen ben.
'Jij wordt daar niet paniekerig van,' zeg ik tegen mijzelf. ' Want zo doe jij dat altijd.'

zaterdag 13 november 2010

Nivea

Het lijkt net of hij gisteren, nee vorige week, hooguit vorige maand, nog in ons midden was. Maar nu is de Goedheiligman daar alweer. Nu wordt er alweer gezongen. Nu staan de laarsjes alweer klaar, keurig naast elkaar. Glimmend. Deze keer niet bij de schouw. Want er is geen schouw. Deze keer staan de laarsjes bij de voordeur. Ze zijn een maatje groter dan die van vorig jaar. En ze zijn zojuist gepoetst met Nivea. Tip van oma. Dat doen de Italianen allemaal, zegt oma. Er gaat niets boven Nivea op laarsjes. Oma heeft haar leren jassen er pas allemaal nog mee ingesmeerd. En vanmorgen, voor ze naar Amsterdam afreisde, deed ze eerst een dikke laag Nivea op haar droge huid en daarna op haar schoenen.
'Jouw laarsjes zijn natuurlijk ook gemaakt van het huidje van een koe,' hoor ik haar aan Jeetje uitleggen.
'Het huidje van een koe.'
'Ja,' zegt oma. 'Dus die laarsjes kunnen wel een likje van dit spul gebruiken. Dan worden ze weer glanzend en lekker soepel.'
Zo staan er twee met Nivea ingesmeerde laarsjes in het halletje. Voor het eerst bij deze voordeur. En dit zal voorlopig nog niet de laatste keer zijn.

donderdag 11 november 2010

leerpuntjes

Een cursist ging op woensdag naar een vet concert in Paradiso. Een ander verkoos een optreden van Cirque du Soleil boven mijn schrijfles. Eentje liet het na vier lessen wegens 'persoonlijke omstandigheden' helemaal afweten. Per mail. In haar verhaal speelde een overleden moeder een pregnante rol. Ja, dan ga je toch invullen. Al ben ik de laatste die zal beweren dat fictie en realiteit hetzelfde zijn. Maar meer informatie dan de stukken die ze schreven, had ik niet over hen. Bij sommigen kwamen er tentamens uit de lucht vallen. Zij dienden de woensdagavond en nacht -onverhoopt - te gebruiken om te 'blokken'. Ik heb een cursist gehad die zich maar een keer heeft laten zien. Hij was een voormalig stagiair-correspondent uit het Midden-Oosten en na die eerste aanzet voor een verhaal, is hij opgelost in het niets. Eén cursiste twijfelde alleen nog over het fulltime schrijverschap of het opzetten van een kinderdagverblijf in Zuid-Spanje. Zij heeft halverwege mijn lessenreeks de knoop blijkbaar doorgehakt.
Er was mij al verteld dat het voorkomt dat de mensen niet op komen dagen, omdat ze op woensdagavond iets anders te doen hebben dan de cursus korte verhalen schrijven. Ook zouden ze soms wegblijven bij extreme weersomstandigheden.
Toen dat inderdaad zo bleek te zijn, was ik toch verbaasd. Want wie wil er nou iets anders liever gaan doen dan schrijven? Wie trotseert er nou geen regenbuitje om zijn tekst beter te krijgen?
Dat is meteen het grote verschil tussen mij en een cursist. En dat moet je goed in de gaten houden als docent. Zij doen het gewoon voor de lol. Er zijn wel meer dingen die je voor je lol kunt doen. Ook dat is een leerpuntje voor mij.

woensdag 10 november 2010

De vrouw

Als ik de vrouw op de trap passeer, zie ik de piepkleine baby over haar schouder bungelen, het haar nog vet van het smeer, de speen bedekt de helft van zijn gezichtje. 'Daar ga je dan kleine,' fluister ik. 'Mee in de vaart der volkeren.'
De vrouw jaagt haar trage tweejarige voort in het trappenhuis en brengt haar oudste naar het juiste klaslokaal. Ik lach naar haar, maar zij lacht niet terug.

Elke dag zag ik haar een paar keer op haar bakfiets voorbij komen, altijd fietste ze tegen de wind in. Haar blik op oneindig. Hoogzwanger. Maandenlang was deze arme vrouw ook zo ontzettend hoogzwanger. Een uitgezakte knot in haar haar.
Maar een paar dagen geleden, zag ik haar achter een kinderwagen lopen. Je weet dat er zich onlangs iets bijzonders heeft afgespeeld. Dat zie je niet. Er ligt een schoon wurmpje in een wagentje. Het is alsof dat zonder vies te worden gebeurd is. Zo ziet het er uit bij andere mensen. Alsof ze niets geleden hebben. Zo zag de vrouw er uit voor het baby'tje, zo ziet ze eruit na het baby'tje. Met exact dezelfde knot.
Nu de baby er is, lijkt er niets veranderd. Ze stapt haastig voort. Met haar blik nog altijd in de verte, ergens.

Ik denk dat het beter voor de vrouw zou zijn als ze rust zou nemen. Al die haast, zou dat nou nodig zijn?

dinsdag 9 november 2010

Nieuwe fase

Ze wordt ongelooflijk groot. Ze begint al aan vast voedsel.
Naast een tekening van Jeetje, haar mondje blauw van inkt, heeft ze nu ook haar eerste fruit gegeten. Een halve banaan is het babybuikje ingegaan. Kleine dingetjes mogen ècht niet meer op de grond slingeren. Omdat ze er juist plezier in heeft om die hele kleine dingetjes tussen twee hele kleine vingertjes te pakken en ze dan te proeven.
Daar gaat ze, ik hoor haar. Ze beweegt zich voort. Ze oefent haar stembanden.

maandag 8 november 2010

Dingetje

Zaterdag, bij de Nachten in Antwerpen, las ik o.a. 'De bril van de schoonmaker' voor. Er was gevraagd om een 'Dingetje' te kopen voor 5 EU en daar een stukje van 500 woorden over te schrijven. Dat zal dan geveild worden op E-bay. Ik kwam met een bril aan en met dit verhaal. Een bewerking van een weblogbericht. Zo ga ik wel vaker te werk.

De bril van de schoonmaker.

Als ik naar boven loop om de baby uit bed te halen, komt Fabio achter me aan. Nog steeds pratend.
De nieuwe Braziliaanse schoonmaker wil veel met mij praten. Erg veel. Ik ben zijn enige kans om het Nederlands mee te oefenen. Elke kans die hij krijgt, grijpt hij. Benut hij. Buit hij uit. De overlevermentaliteit. Daar kan ìk weer van leren.
‘Jij kan jouw baby gewoon in de prullenbak gooien, toch?’ zegt hij.
‘Dat is hypothetisch gezien mogelijk.’ Af en toe doe ik een moeilijk woord. Voor zijn woordenschat.
‘Dan kan jouw baby niets doen, toch? Jij bepaalt wat ze doet, toch?’
‘Ja?’
‘Nou, zo is het ook met mensen. Wij worden als marionetten bestuurd. Wij kunnen niks doen, snapt?’
‘Een baby is een mens, Fabio.’
‘Wij bepalen zelf niks,’ zegt hij. ‘Snapt?’
Het is een beetje alsof de schoonmaker en ik het Moeder de Gans Spel aan het doen zijn. Ik ben de moeder en hij het gansje dat mijn gang naar de babykamer nauwgezet volgt.
‘Oom Fabio zegt gekke dingen. Oom Fabio moet oppassen.’ Dit is mijn babystem. Een octaaf hoger. Als ik haar optil, lacht de baby naar mij en naar hem. ‘Anders zetten we oom Fabio zèlf bij het grofvuil.’ Ik kus haar warme, zachte nekje. Ze drukt haar kwijlmondje op mijn gezicht. ‘Ik ruik iets,’ zeg ik.
‘Ik zou jou zo kunnen vermoorden,’ zegt hij.
Ook als ik de baby met de billen bloot op de commode heb liggen, maakt de schoonmaker van de gelegenheid gebruik de Nederlandse taal met mij te praktiseren.
‘En jouw baby ook.’
Hij staat midden in de deuropening. Dit kamertje is niet groot. Twee bij drie. De schoonmaker is ook niet groot. Anderhalf bij een kwart. Maar hij is een krijger.
‘Jij weet niet waar ik last van heb,’ zegt hij.
‘Hoezo?’
‘Dingen kunnen hoog oplopen, snapt? En dan kan het ineens genoeg zijn en dan kan ik denken: ik ga haar baby doden.’
‘Fabio, wij zeggen hier: Snap je? niet snapt. Snap je?’
‘Jij kent mij niet. Ik ken jou niet,’ zegt hij.
Ik hoef eigenlijk die bril maar weg te denken, me één streepje op zijn wangen voor te stellen, en er staat een Amazone-indiaan op mijn drempel. In zijn bestaan bedreigd.
‘Jouw man is hier niet. Ik ben een man, ik ben sterker,’ zegt de indiaan. ‘Snap je?’
‘Goed gezegd!’
Met een hand houd ik de beentjes omhoog en met de andere probeer ik de lichtbruine babyvla weg te poetsen. In plaats daarvan verspreid ik het. Het half ontblote kind probeert steeds op haar buik terecht te komen. Mijn handen zitten vol, haar romper raakt bevlekt, het behang besmeurd.
‘Ik vertrouwde je wel,’ zeg ik.
‘Jij ziet alleen mijn buitenkant,’ zegt hij.
‘Ik zie poep.’ Ik lach.
‘Jij weet niet wat in mijn hart zit,’ zegt hij.
‘Nee, maar, eh, je wou toch niet echt gaan moorden nu?’
Overal is poep. De schoonmaker komt erbij staan. Hij zet zijn bril af en kijkt me aan. De lotiondoekjes zijn op. Ook dat nog.

vrijdag 5 november 2010

Werkelijkheid

Deze week heb ik Deetje voor het eerst naar de nieuwe crèche gebracht. Vijftien stappen van mijn huis vandaan. Wat een gemak!
Bij de rondleiding had ik het ding al wel zien staan. Maar ik deed alsof van niet. De leidster zag er heel verstandig uit en ik was ervan overtuigd dat zij een baby daar niet in zou stoppen. Omdat ik het al aan haar gezicht kon zien, hoefde ik het haar niet te vragen. Trouwens ik had het geelwitte, plastic gevaarte helemaal niet in die hoek zien staan. Dus kon ik er niets over vragen. Er zat ook geen baby in. Dat zei genoeg. Misschien waren die gevallen tegenwoordig verplicht op kinderdagverblijven.
Als dat namelijk niet zo was, als ik deze walgelijke wipper wel zou hebben gezien, als die er niet alleen voor de inspectie neergezet was, zou ik Deetje niet naar deze crèche hebben kunnen brengen. Uit principe niet. Terwijl hier de oplossing lag van ons logistieke probleem. Wie puur oplossingsgericht denkt, moet hier en daar wat weglaten.
Er zitten vijf standen op de stoel. Op stand vijf zwiept de baby heen en weer alsof die zich in een kermisattractie bevindt.
Gisteren vond ik Deetje in stand vijf. Ze probeerde steeds het popje dat bovenop haar lag te pakken, maar dat lukte niet. Ze bewoog, als een doorgedraaide autist, heen en weer.
Men kan zijn ogen niet sluiten voor wat er wel is. Men kan de werkelijkheid niet naar zijn hand zetten. Behalve in geschrift.
Ook de lieve, verantwoorde leidster zet mijn levenslustige baby in een elektrische stoel. Achter de bank. Ver van de andere kindjes af die aan tafel zaten om hun fruithapje te eten.

donderdag 4 november 2010

Eer?

Jeetje zit in bad en vraagt om iets te drinken. Zo gaat dat al de hele tijd met van alles. Zij vraagt, ik breng.
'Straks als je uit bad bent.'
'Nee, nu.'
'Hè Jeetje, ik lijk je bediende wel!' zeg ik als ik haar het bekertje water overhandig.
'Maar jij bent veel sneller dan een bediende,' zegt ze en drinkt haar bekertje leeg. Ik zet het netjes terug.

Leuk weekendje?

Voor wie dit weekend, een weekendje Antwerpen gaat doen, is er het festival de Nachten. Met optredens van allerlei leuke schrijvers en bands en op zaterdag kun je ook naar mij komen luisteren. Ik zal iets nieuws voorlezen en iets ouds.

woensdag 3 november 2010

De cultuurfilosoof

Ik veerde op uit mijn lethargische houding toen de cultuurfilosoof in het televisieprogramma aanschoof. Hij had een boekje over de eeuwige terugkeer van het fascisme geschreven.
Voor de filosoof op het scherm verscheen, wist ik niet goed wat ik met het halve uur dat mij die avond nog restte, aan zou vangen. Man telefoneerde met zijn zus, en ik had de tv aangezet.
'Wilders is een fascist,' zei de filosoof. Hij was daar om in debat te gaan met een historicus die dat pertinent onwaar vond. Terwijl er op tv gesproken werd over het hedendaags fascisme, was Man elders in de kamer aan het debatteren over de voors en tegens van het hebben van dochters. Ik zette de televisie harder. Steeds harder. Ineens mocht ik geen woord missen van wat hier gezegd werd. Man hing op.
'Kom eens, kom eens,' zei ik.
'Die vent spreekt me niet aan,' zei Man.
'Maar je weet niet waar hij het over heeft.'
'Moet dat?'
'Volgens mij heeft hij gelijk! Echt. Al kan ik het niet precies onderbouwen.'
'Onderbuikgevoelens,' zei Man. 'Daar moet je nooit naar luisteren.'
Toen begon het volgende item en gingen we slapen.

dinsdag 2 november 2010

Pilletjes

'Ik wil niet groot worden.' Het begint Jeetjes mantra te worden. 'Ik wil niet groot worden, want dan moet je kinderen krijgen.'
'Hou nou toch eens op over dat kinderen moeten krijgen, liefje. Je moet niks.'
'Ik wil niet groot worden.'
'Maar je wordt groot.'
'Ik wil geen kinderen.'
'Maak je niet druk. Er zijn pilletjes tegen kinderen.'
'O, ja?' Jeetje springt van haar stoel. 'Die wil ik! Die wil ik! Die wil ik nu!'
'Dat zullen we t.z.t. wel bespreken,' zeg ik. 'Het is nu absoluut niet aan de orde. Je bent vijf.'
'Is dat hetzelfde als pilletjes tegen wormpjes?'
'Zoiets.'
'Ik vind het wel zielig voor jou als ik geen kinderen krijg.'
'Waarom?'
'Dan word jij geen oma.'
'Geeft niks, schat. Geeft niks. Ga spelen!'

maandag 1 november 2010

De dood van de beroemde schrijver

'Ik vind het erg,' zegt Jeetje.
'Wat?'
'Dat die beroemde schrijver dood is.'
'Hij was al wel heel oud, hoor.'
'Was het echt de beroemdste schrijver van héél IJburg?'