vrijdag 9 september 2016

Even niet

Hey you out there,
Ik ben er even niet.
Voorlopig, - ik denk zo tot de kerst - plaats ik hier geen stukjes. Ik vind het onwennig. Maar ik ga mij concentreren op het andere werk dat me nu echt te doen staat. Op een dag ben ik terug. Ik hoop jij ook.
Mocht het nou beter voor me blijken te werken deze tekstjes wel te maken, dan ben ik er veel eerder gewoon weer. Niet te rigide zijn, nooit te rigide zijn, vind ik. 
Me.

vrijdag 2 september 2016

De muis

Ik las een biografie van een visser die jarenlang de zee borduurde omdat hij ziek was en niet veel anders meer kon. Ik heb het hier al eerder gehad over de muis met de schort achter de kinderwagen die ik in klas zes van de lagere school borduren moest. Die muis komt vaak terug.
Een grijze muis met schort en strik, achter een kinderwagen. Naar mijn idee heb ik het hele jaar alleen aan dat ene borduurwerkje gewerkt, de andere meisjes waren allang klaar, ook de jongens hadden hun figuurzaag-werkje af, terwijl ik op die handenarbeid vrijdagmiddag maar steeds met naald en draad in de weer was. Net zo lang tot die verschrikkelijke grijze muis tevoorschijn zou piepen. Het moest precies dezelfde muis worden als iedereen had. Ik weet nog dat de juf zei dat mijn muis niet goed was. De voorkant niet en de achterkant ook niet. Mijn muis helde voorover en de achterkant van het borduurwerkje was één grote knoop. Voor de moeite kreeg ik een zes min. Het maakte mij niet uit. Als ik maar nooit meer zou hoeven borduren. En de muis wilde ik voorgoed vergeten, maar meer dan dertig jaar later popt ze nog regelmatig in mijn geheugen op. Het lijkt nu alles wat ik ooit op de basisschool gedaan heb.
We hadden een meester én een juf in de zesde klas. Het was een getrouwd stel. De juf ging over de borduurwerken en de meester over het figuurzagen. Net zoals de juf ons de biologieles gaf over het menselijk lichaam en de meester in een ander lokaal aan de jongens vertelde wat er voor de jongens allemaal te gebeuren stond.

donderdag 1 september 2016

Zuiverheid

Een woensdagmiddag op het Diemerstrandje. Deetje en haar vriendje groeven een kuil naast het kleed waarop ik zat. Die twee zesjarigen; het allerjongste en verreweg het allermooiste stel dat ik ken, ongelooflijk trouw, respectvol en zorgvuldig naar elkaar toe. Ze bieden elkaar altijd een luisterend oor, zijn óók begripvol als de ander een kleinood lijkt te hebben, nooit of te nimmer zullen ze een grapje maken ten koste van de ander, ze dragen zorg voor elkaar, en zijn sinds hun crèchetijd in een dialoog verwikkeld die geen einde lijkt te kennen, er bestaat bij die twee niet zoiets als sleur, ze kunnen er geen genoeg van krijgen met elkaar te spelen, een enkel meningsverschil daargelaten, wat vaak op ernstige wijze met elkaar besproken wordt, geen volwassen stel doet hen dat na.
Goed, gisteren wilde er dus een derde jongetje meedoen met het graven van die kuil. Het vriendje van Deetje werd, zo had ik hem nog nooit gezien, meteen nogal vilein naar het jongetje toe. Eigenlijk ronduit vals.
'Waarom doe je nou steeds onaardig?' vroeg ik.
'Ik weet het niet,' zei hij, 'ik voel boosheid als hij erbij komt. En daarom wil ik niet dat hij mee doet. Steeds als ik hem zie, voel ik heel veel boosheid hierbinnen. En daarom ga ik dan zo doen.'
'Ja,' zei Deetje, 'hij wil gewoon niet dat het jongetje meedoet.'