donderdag 30 januari 2014

Een dag

Het is een maandag die geen maandag is omdat het donderdag is. Maar dat is dan ook het enige verschil. De week gaat snel. Het is nog geen februari maar het voorjaar is al bijna weer afgelopen en het nieuwe boek nog steeds niet af. Deze maandag begon met 'Mama, heeft een ochtendhumeur.' En nu zit ik alweer in mijn renkleren te wachten tot ik opgehaald wordt door een vriendin. In het donker, naast de houtkachel. Met een nieuwe linker en rechtersok. De poes mauwt weer zo angstaanjagend, net als gisteren rond deze tijd. Ze is acht maanden nu en definitief geen babypoesje meer. Ik heb ergens op deze dag de dierenarts gebeld die haar zo snel mogelijk weer onvruchtbaar moet maken. Voor het te laat is. Over poesje gesproken. Het woord kut kunnen we vervangen voor vagijn, las ik in een discussie op Facebook. Omdat een kutdag een negatieve connotatie heeft, dat is het geval met alles waar kut voor staat, en een vagijndag nog klinkt als valentijndag. Maar dan minder commercieel.
En nu zit ik alweer naast de kachel, maar heb ik acht punt twee kilometer gerend waarvan het laatste stukje kei hard. En tijdens de sprint voelde ik dat ik door de maandag heen rende, ik voelde dat ik er doorheen aan het breken was.
Als het geen donderdag was geweest.

dinsdag 28 januari 2014

Ik wil winnen

De kaarten vliegen door de kamer en Deetje (3,5) rent erachteraan.
'Ik wil winnen!' gilt ze. 'Ik wil winnen!'
'We zullen het spelletje niet meer doen,' zeg ik.
'Jawel,' krijst ze. 'Jaaaaaa wel!
'Nee hoor, als jij zo raar doet, kunnen we geen spelletjes meer doen.'
In een hoek zijgt ze neer. Alsof er net een wereld is vergaan, in plaats van een spelletje memorie verloren.
'Het gaat om het spelletje, niet om het wínnen.'
'Ik wil winnen.' Haar stem is schor.
'Je kunt een andere keer nog winnen.'
'Ik wil nu winnen.'
'Nee, het gaat er om dat wij gezellig een spelletje doen.'
'Maar ik wil wihinnen.' Deetje stort zich in mijn armen en blijft zacht snikken. Jeetje (8,5) zet het liedje van Kinderen voor Kinderen in. 'Moet ik dan altijd een winnaar zijn. Ik doe echt m'n best maar voel me soms zo klein. En wat is er zo erg aan de laatste zijn?'

maandag 27 januari 2014

Munttheevrouw

Ik fietste naar de P. omdat ik een lunchafspraak had. Ik bestelde alvast verse muntthee. Tegenwoordig schaam ik me als ik muntthee bestel omdat ik overal lees dat het 'bepaalde types' zijn die daar om vragen. Zo ook met witte wijn. Witte wijn en munttheevrouwen; die schijnen gru-we-lijk te zijn. Daar wil je niet dood mee gevonden worden.
Maar ik dronk de thee gewoon rustig en keek de ruimte rond. Ik meende me te herinneren dat ik hier ooit bij een trouwborrel van vrienden was geweest. Ik dacht aan hun lange, pijnlijke scheiding. Daarna stond ik op om een krantje te pakken. Bij de leestafel vond ik alleen maar zaterdagkranten. Ik ging weer zitten en keek op mijn telefoon. Op twitter kwam weer de longlist van de Libris voorbij. Ik klikte twitter weg. Op Facebook diezelfde lijst. Ik klikte Facebook weg, zoop mijn glas leeg. Toen kwam mijn lunchafspraak binnen. Ze bestelde een muntthee. Die schaamt zich nergens voor, dacht ik. We begonnen met bijpraten. Het ging eerst over dissociëren en plezier hebben  - hoeveel plezier moet een mens per dag eigenlijk hebben? - en daarna hadden we het over walls of fame.

woensdag 22 januari 2014

Conclusie

Op een weblog las ik vandaag een stuk over de stolp waarin wij in Nederland leven. Het vacuüm. Hier is alles goed en rustig en vrij. En dat we dat eens zouden moeten waarderen. Op de radio hoorde ik iemand zeggen dat er hier niets is waar wij voor hoeven vechten  en dat dat eigenlijk jammer is.
Op de televisie beelden van verhongerde mannen in foetushoudingen. Beestachtige martelingen. In de krant las ik over de uiterst moeizame vredesconferentie over Syrië. Via Facebook kreeg ik 'de tien vragen die je niet durfde stellen over Syrië' onder ogen. Wat is daar nou precies aan de hand?
Deze avond vroeg ik mijn cursisten verhalen van zestig woorden te schrijven, waarbij de situatie eerst goed, rustig en positief is en daarna vol problemen, bedreiging en angst.
Misschien denk je dat er nog een conclusie moet zijn, maar die is er niet.

dinsdag 21 januari 2014

Omgaan met tijd

11.07 u. Op een kladblokje naast m'n toetsenbord noteer ik steeds hoe laat het is, om de tijd niet weg te laten glippen. Ik wil de uren in de hand houden. Mijn eigen tijd goed indelen. Ik heb vandaag in principe tot 15.00 u. Om de haverklap kijk ik op het blokje om te zien hoe laat het net was en om op te schrijven hoe laat het nu is, en dan ga ik na  wat ik in die tussentijd precies gedaan heb. Soms geef ik online les als tutor. Soms, zoals nu, schrijf ik een blog. Of ik kijk op Facebook om de bezigheden van mijn online vrienden te checken, of ze nog iets leuk gevonden hebben van mij of van anderen. Daarnet stuitte ik op een filmpje over waarom schrijvers drinken en dacht aan al de mensen die geen schrijver zijn en toch drinken. Maar als ik dadelijk ga beginnen, eindelijk het document open, zet ik de wekker eerst op vijfenvijftig minuten. Die vijfenvijftig minuten duren langer. Zoals ook de tien minuten die mijn dochter pianospeelt, langer lijken als ik de wekker zet. Maar ook korter. Het heeft iets met afbakenen te maken. De tijd laten groeien en afbakenen. 11.16 u.
Dit stukje nalezen, schrappen, veranderen. 11.19 u.

maandag 20 januari 2014

Niets meer aan te doen

We sjeesden regelrecht van radio L1 in Venlo naar het bejaardentehuis in Gennep waar oma (98) in bed ligt. Ze zag er beter uit dan de vorige keer. Haar gezicht was voller. Haar wangen roder. Misschien was het ook omdat ze nu haar gebit in had.
Ze zei: 'De dokter heeft gezegd dat ik alles mocht eten en drinken. Er was helemaal niets wat ik niet mocht hebben.'
'Ja?'
'Weet je wel wat dat inhoudt, Elke?'
'Nou?'
'Dat er niets meer aan te doen is,' zei ze. 'Ze kunnen er niks meer aan doen.' Oma sprak elk woord zorgvuldig uit en keek me aan.
'O ja.' Ik sloeg mijn ogen neer. Het werd stil in de kamer. Hier zat ik dan aan de rand van oma's bed en er was niets meer aan te doen. Al zag ze er goed uit vandaag. Maar daar durfde ik niet over te beginnen.
'Heb je zin in een stukje chocola, oma?'
We aten chocola uit het schaaltje dat op tafel stond; oma, mijn moeder en ik. En meer deden we niet.

vrijdag 17 januari 2014

Heel anders

In de trein naar Maastricht, ik denk ter hoogte van Weert, moest ik Revolutionairy road  opzij leggen om het verhaal Lastmens te gaan lezen. Het was jaren geleden dat ik dat gedaan had. Het kwam mij voor als eeuwen terug. Maar dat kon niet waar zijn. Voorin stond dat het boek in 2010 uitgekomen was.  Ik was op weg naar de kunstacademie om te praten over dit verhaal. De studenten audio-visueel wilden er een korte film van maken.
Het viel me helemaal niet tegen. Het woord negerin stoorde me. Maar dat was alles. Wel begreep ik waarom mensen het verhaal 'zwart' genoemd hebben. Af en toe werd ik door de woorden om de oren geslagen. Het waren ooit mijn woorden. Ik wist dat ik ze geschreven had, maar zo voelde het niet.
In het verhaal 'besluit' de moeder, Wieke heet ze, zich op zeker moment voor te doen als de au-pair van haar eigen kind. (Het is niet echt een besluit. Die vrouw besluit niks. Het overkomt haar. Ze zegt geen nee.) De afstand die dat met zich mee brengt maakt het voor haar makkelijker met haar dochtertje van drie om te gaan. Als ze haar kind beschouwt als werk, is de verantwoordelijkheid beter te dragen. Is ze beter in staat liefde te voelen. Als toeschouwer gaat alles beter. Het leven als baantje is makkelijker dan er middenin zitten.
Even later zat ik voor een klas derdejaars studenten. Ze vroegen dingen als: Heeft Wieke in het verleden een problematische verhouding met mannen gehad? Haat ze kinderen? Waarom is ze bij die man? Is het verhaal misschien een postnatale depressie? Wat is er in het verleden met Wieke gebeurd dat ze nu zo is?
Voor ik het wist zaten we in een soort therapiesessie waarin ik de woordvoerster van Wieke scheen te zijn.
'Jullie moeten er vooral je eigen ding mee doen,' zei ik op zeker moment tegen de studenten, 'een film is iets heel anders dan een verhaal. Het staat op zichzelf.'
Dat wisten ze allang. Eén jongen stelde voor om in plaats van een kind een hond te nemen. En in plaats van de zandbak waar de au-pairs samenkomen een hondenuitlaatplaats.

woensdag 15 januari 2014

Flarden van de laatste dagen

Murakami in een interview in NRC over schrijven: Ik heb geen enkele bewegwijzering. Het is reizen zonder landkaart. Het enige wat ik nodig heb is vertrouwen - het geloof dat ik ooit, op een dag, het verhaal waaraan ik begin ook daadwerkelijk zal kunnen beëindigen. Voordat ik die kracht in mezelf voel, begin ik niet eens.
Vlak daarna hoorde ik een geïnterviewde op de radio (ik weet nu al niet meer wie)  Kant citeren: Durf op je eigen verstand en gevoel te vertrouwen. Heb aandacht. Je kunt alleen maar echte aandacht voor andere mensen hebben als je volledig op je eigen perceptie vertrouwt.
En zojuist las ik op Facebook twee stukken van Vlaamse schrijfsters wier werk ik bewonder, Saskia de Coster en Annelies Verbeke, het ene stuk ging over het evenement Literaire Moeders (Mannen, wees gewaarschuwd, vrouwelijke schrijvers rukken op!) en in het andere stuk werd getwijfeld over de uitwerking van zo'n avond lang praten over vrouwelijke auteurs. 'Omdat ik vrees dat elke beklemtoning van de vrouwelijke auteur als aparte groep, de discriminatie uiteindelijk in de hand werkt,'  schrijft Annelies Verbeke. En: 'Ik blijf oprecht denken dat mijn geslacht er weinig toe doet wanneer ik schrijf, ik blijf oprecht denken dat ik een parade van mensen ben, een optocht van vrouwen, mannen en hermafrodieten van alle leeftijden die me bij het schrijven goed van pas komt. '
Saskia de Coster benoemt in haar column in de Morgen haar literaire moeders en schrijft: ' Nochtans geloof ik oprecht dat de drang om te schrijven aseksueel is, dat niemand met zijn geslachtsdeel schrijft, en dat je literatuur zelf niet kan opdelen in vrouwenliteratuur en mannenliteratuur. Maar of je effectief aan schrijven toekomt, of het je toegelaten wordt, of het gepubliceerd mag worden of niet, dat heeft eeuwenlang afgehangen van je sekse.'
Dit heeft allemaal op een bepaalde manier met elkaar te maken.

maandag 13 januari 2014

Gelijk

De poes was al een dag en een nacht weg. Het was niets voor haar. Ze ging nooit ver van huis. Ze moest wel verdwaald zijn. Het was een vrouwtje. Geen erg emancipatoire gedachtengang. Maar het ging om een poes.
'Nu niet gaan zeggen dat ze een matje is geworden,' zei Jeetje voordat ik mijn mond open had gedaan. 'Jij altijd met je dood, dood. DOOD.'
'Nee, jij,' zei ik. 'Het is jouw poesje dat nu zielig en alleen en uitgehongerd ergens op ons zit te wachten. En jij speelt lekker op je kamer met je monster-high poppen.'
'Ze komt heus wel terug, mama.'
'Jij maakt je helemaal geen zorgen. Dat vind ik nogal raar,' zei ik.
'Hoe wéét jij dat ik me geen zorgen maak?'
Het tengere, blonde kind stond op de vierde traptrede en keek naar me. Achteneenhalf jaar oud. Haar armen over elkaar. Zo'n monsterlijke pop in haar ene hand. In haar oorlelletjes kleine gouden ringen.  Het ene lelletje roder dan het andere. Donshaartjes op haar oorschelpen. Het roze hemd hing half uit haar lila spijkerbroek. Vanaf een iets hoger standpunt bestudeerde ze de vrouw die voor haar stond. Mij. Haar moeder.
'Ik hoef toch niet de hele tijd te zèggen dat ik me zorgen maak.' Ze articuleerde alsof ze het tegen een zwakzinnige had. 'Of wel soms? Maak je je soms pas zorgen als je het steeds zegt? Nee, hè? Nee.'
Ik zei dat ze gelijk had, dat ze gelijk had. En rond drieën 's nachts zou de poes ook inderdaad gewoon terugkomen. Luid mauwend stond ze onder het raam. Verbolgen omdat het zo lang duurde voor iemand haar binnenliet.
'Sorry,' mompelde ik, 'sorry dat ik je zo lang heb laten wachten. '



donderdag 9 januari 2014

Docu Doe Maar



In Heijen ontstond dus Doe Maar. Hadden wij dat geweten, was onze jeugd anders verlopen. Heijen was niet direct het stoerste plaatsje om in op te groeien, vonden mijn vrienden en ik. In de jaren tachtig. Nu schrijf ik hier: mijn vrienden en ik en het klinkt alsof we een clan waren. Maar ik had geloof ik twee vriendinnen. Waar ik niet echt mee praatte. Dat deden wij niet. Niemand deed dat daar. We voelden elkaar nog gewoon aan.
Waren we ergens anders, werd ons op een gegeven moment altijd die ene vraag gesteld.
'Wat praten jullie grappig. Waar komen jullie vandaan?'
Hoeveel beter zou het zijn geweest als we hadden kunnen zeggen: 'We komen uit het dorp waar  Doe Maar begonnen is. Ergens op een zolder. Op een Heijense boerderij. En wij speelden daar rondom heen.'
Alleen Henny deed toen nog niet mee. Het is jammer dat Henny misschien wel helemaal nooit in Heijen geweest is.

dinsdag 7 januari 2014

Luik

De Bulgaar en zijn vrouw zijn de hele dag al boven bezig een luik te maken dat mij definitief van  van de rest van het gezin zal scheiden. De poezen verscheuren kranten als bezetenen. Soms kost het me enige moeite de zin van dingen in te zien.
Een vriendin die a Room of One's own aan het lezen is, drukt me op het hart dat ik een hele dikke kluisdeur moet nemen. Het wordt een luik van multiplex. Hoogstens drie centimeter dik. En met kieren ertussen zag ik net. Het is misschien juist fijn dat ik, als ik werk, mijn kinderen en man nog gewoon kan horen. En de vrienden van mijn kinderen. En daar de ouders van. Een beetje contact met de wereld is goed voor een schrijver.
Misschien doe ik dat luik, als het straks klaar is, wel gewoon meteen weg. De luiken blijven open dit jaar. Ik kan ook voor altijd in café's gaan werken. In de CoffeeCompany op het Javaplein vandaag zat ik tegenover een beroemd politica. Wij, allebei achter onze laptopjes.
Het wemelde daar trouwens van de lieve mensjes zoals wij, achter lieve opgetrokken muurtjes.



zondag 5 januari 2014

De wereld van oma

In de deuropening zie ik haar al liggen met open ogen. Wijdopen. Langzaam loop ik haar kamer in. Vanuit het bed volgt ze mijn gang, als die van een vreemde. Ik haal mijn pet van mijn hoofd. Als ik me naar haar toe buig, kijken we elkaar aan van heel dichtbij. Ik herken haar nauwelijks. Ze heeft grote ogen. Een andere blik ook. Nog nooit eerder zag ik haar zonder tanden. Misschien is dat het? Op het moment dat ik haar kus, flitst het door mijn hoofd dat ik in de verkeerde kamer ben. Bij de verkeerde mevrouw. Dat we elkaar helemaal niet kennen en ik hier een volslagen onbekende sta te kussen.
'Elke,' zegt ze dan. 'Elke.'
'Ja,' zeg ik.
Oma ligt scheef in het bed. De aders op haar handen zijn dik en zwart. Er zijn haast alleen nog aders. Ik hou ze vast.
'Je handen zijn zo zacht, oma.'
'Dat krijg je als je er niks meer mee doet,' zegt ze.
Ik lach. Zij lacht ook. De klassieke zender staat op, zoals altijd. Mijn moeder zit aan de ene kant van het bed, ik aan de andere. We babbelen wat. Er heerst rust in de kamer. Het is een compleet andere wereld. Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat oma hier ligt te wachten op de weeën. Ze is uitgerekend. Het zal in deze dagen beginnen. De bevalling. Maar ze lijkt kalm. Ze weet dat er niets anders op zit. Ze heeft ooit zeven kinderen gekregen, misschien maakt dat het makkelijker? De overgave.
'Ik kan niet meer staan,' zegt ze.
'Je krijgt toch fysiotherapie?'
'Ja, maar het gaat niet. Mijn benen zijn verstijfd. Ze willen niet meer.' Ze haast zich te zeggen: 'Het is niet de schuld van mijn benen hoor.'
'Nee, natuurlijk niet.'
'Het is gewoon het lot,' zegt ze. 'Het is mijn lot.'
Dan zegt mijn moeder dat mijn vader thuis de piepers op heeft staan voor de zuurkoolstamppot. We moeten gaan, we moeten eten en daarna ga ik met de meisjes terug naar Amsterdam. Ik zeg haar gedag, ze knijpt stevig in mijn hand. Ik knijp terug. 'Tot de volgende keer,' zeggen we.
Als ik op de drempel sta roep ik: 'Doei.'
'Doeg,' roept oma.
Dan verdwijnen mijn moeder en ik de hoek om. Terug naar de wereld van de piepers.

zaterdag 4 januari 2014

Le grande attacco

We liepen anderhalf uur naar Kriterion om dan eindelijk die onuitstaanbare rotfilm te gaan zien, die door alle kranten met vijf sterren beoordeeld is. Het regende. Het woei. Ik wilde, vanwege dat weer, bij Studio K. al stoppen om de Nederlandse productie Soof te gaan bekijken, maar zag teleurstelling op het gezicht van de ander. Dus: op naar La grande belezza. De zaal was afgeladen . We waren op de de juiste plek, het goede moment, de film moest inderdaad wel heel geweldig zijn. Maar na tien minuten al begon het tintelen van mijn linkerbeen. Mijn barometer dat er iets niet in de haak is. Hoe meer pijn, hoe minder in de haak. Vroeger gaf het been aan dat er een epileptische aanval zat aan te komen.
Mooie beelden ja. Mooie beelden te over. Prachtig zelfs. Ik kreeg zin om te zwemmen in die blauwe zwembaden, in whisky met ijs, ijsblokjes, zee. Na de zoveelste serie mooie beelden van Rome, begon mijn been echt heel lelijk te steken. Over expliciteren gesproken, mompelde ik steeds vermoeider voor me uit, over expliciteren gesproken. En iedereen trapt hier in.
Ik probeerde een dutje te doen om de tijd sneller te laten gaan, maar de pijn hield me uit mijn slaap. Het leek alsof de bloedtoevoer naar mijn linkerbeen volledig tot stilstand was gekomen. Het zou natuurlijk nog altijd de voorbode voor Le grande attacco kunnen zijn.  Vierde rij, in het midden. Frontaal. Na een tijdje begon ik er zelfs op te hopen. Het is ook een manier om weg te komen. Het Niets te beleven. En het zou prachtig in beeld gebracht kunnen worden.

vrijdag 3 januari 2014

De lijkkist

Op dag drie van het nieuwe jaar, of is het dag vier?, raak ik de tel al kwijt. En kom ik in een loods vol tweedehands meubels,  achter de kerkbank die misschien heel leuk past bij onze  keukentafel, ook nog plotseling een glimmend zwarte lijkkist tegen. Zoekend naar oude schoolbureautjes voor onze driejarige, een geinige dossierkast voor op mijn nieuwe schrijfkamer, vind ik juist dat ding. Zwart. Opzichtig blinkend tussen de vintage shit.
'Die persoon die erin moest, ging misschien toch niet dood,' zegt man.
'Misschien ligt er nog iemand in.'
We verlaten de loods met ellende en gaan linea recta naar IKEA. Daar geen doodskisten maar eeuwig groene planten. De ondergrondse parkeergarage is daar nog het leukst. Als ik de auto uitstap, ben ik namelijk meteen weer in Beijing. Zo ondervind ik op dag drie/vier van tweeduizendveertien hoe ontzettend belangrijk geur is voor de herinnering. Ondergrondse parkeergarage = Beijing. Geur = een tijdmachine. En de vorige keer dat ik in zo'n parkeergarage was, wàs ik ook echt in Beijing. Dat is het mooie. Maar dat is vanaf vandaag dus voorgoed voorbij. De volgende keer dat ik in een parkeergarage zal zijn, was ik de keer voor de vorige keer dat ik in een parkeergarage was, in Beijing.


donderdag 2 januari 2014

Een greep uit de bezigheden op dag 2

De meisjes naar opa en oma laten brengen voor twee nachtjes. Begonnen in Een dagje naar het strand van Heere Heeresma. Een kilometer of zes, zeven gelopen; het normale rondje langs camping Zeeburg plus een rondje Flevopark. Het zeefje van de afwasmachine - of hoe zo'n ding ook heet - noodgedwongen schoongemaakt, er hing nog een half kerstdiner in. In witte, papperige vlokken. De was uit de droger gehaald, voor de helft opgevouwen en in de kasten gelegd. De vetvlekken zaten nog gewoon in het nieuwe gele kindercoltruitje. Ik heb de laatste tijd (het kan geen toeval zijn, dacht ik) met heel veel verschillende mensen gesprekken gevoerd, waarin op zeker moment het zogenaamd geweldige spul Vanish Oxigen ter sprake kwam. In de roze pot. Het zou tovermiddel zijn. Niets van waar dus. Althans: dit geldt niet voor mij.
Het plan gehad een twitterverhaal te gaan schrijven zoals Jennifer Egan dat heeft gedaan. Mijn verhaal begon ermee dat een vrouw die op de eerste dag van het nieuwe jaar in het buurtcafé zat, steeds maar bejaarde versies van bekenden voorbij zag komen, - dat had ik gisteren toevallig ook daarom kom ik erop - vriend en vijand die ik voorbij zag lope, ze waren van de ene op de andere dag zeker dertig jaar ouder geworden -, maar in het verhaal moet de lezer er dan langzaam achterkomen dat alleen de vertelster  (ik dus) dertig jaar geleden stil is blijven staan. En waarom. In het echt sta ik dus niet stil.

woensdag 1 januari 2014

Absolute zekerheid in 2014

De eerste dag van het nieuwe jaar begon met tosti's, espresso's, appeltaart en andere mensen. Nu dan zijn de andere mensen weg, de feesten allemaal voorbij, alleen de appeltaart en de andere lekkernijen niet op. Zojuist heb ik twee porties Häagen-Dazs ijs weg moeten werken en ben er nog altijd niet doorheen. Er is zoveel gebeurd in december van het afgelopen jaar dat ik begin te schrijven over het ijsje dat ik net at. In de laatste zes dagen van 2013 kwam er o.a. een Bulgaar met zijn vrouw onze keuken niet alleen veel groter maken, maar ook lichter. De verlichting die we nu, uit gewoonte, niet aandoen. Dus snijden we ons vlees nog altijd in het donker.  Mijn boeken en ik zijn in die dagen ook naar de bovenste verdieping verhuisd.  Ik heb mijn hele hebben en houden dus één trap hoger gebracht. Als het goed is, ligt het daar nu nog allemaal. Vanmiddag - nadat ik vijf kilometer had weten te rennen - zat ik heel stil in mijn renpakje naast de houtkachel. Ik pakte Een roos van vlees erbij. Lezen doe ik tegenwoordig alleen diep in de nacht en op momenten dat ik even niet opzichtig aan het leven ben. Zoals vanmiddag dus ineens. Man was rennen, de kleuter van oudjaarsnachtuitputting in slaap gevallen, de achtjarige speelde boven op haar nieuwe kamer met haar vriendinnetje en ik las. Tijdens het lezen zag ik het beginbeeld van mijn nieuwe boek met absolute zekerheid voor me. Beter kon ik het niet bedenken. Wat ik al met al een heel goed begin van 2014 vond.  Ook al weet ik inmiddels wel hoe het met mijn absolute zekerheid gesteld is. (En die van de rest van de mensheid)