zondag 31 mei 2009

Zo lief

'Ik vind jou zo lief dat de zon en de maan naar de beneden vallen,' zegt Jeetje. 'Ik vind jou zo lief dat alle mensen op de hele wereld meteen doodgaan - óók die in Thailand, Afrika, Portugal en Amerika - behalve papa en mama.'

'En behalve jij zelf,' zeg ik.

'Ja! En dan is het leeg. En dan is de hele wereld van ons, hè? '

zaterdag 30 mei 2009

Lees!


Nu in de winkel. Het dubbel vaarwelnummer van Bunker Hill met goeie verhalen van allerlei schrijvers. En van mij.

vrijdag 29 mei 2009

Klopt als een bus

Ik moet er na maanden weer inkomen. Het schrijven van mijn eigen proza. Er is altijd de angst dat het niet lukt. De tegenzin ook. Om te beginnen. Erin te duiken. De vraag waarom ik het eigenlijk doe. Momenteel ben ik al erg lang bezig met één lang verhaal. Het spannendste daarbij is niet het schrijven zelf, maar of ik het volhoud. Mijn geest. Of ik de spanning aankan. En vasthoud. Krijg ik het verhaal op zeker moment onder controle? Vallen alle puzzelstukjes wel echt ineen? Durf ik daarop te vertrouwen? En dan wekenlang. Elke dag: vertrouwen. Daar gaat het om. Want als ik bang ben, krijg ik sterk de neiging voortijdig in het verhaal in te grijpen.
Daarom schrijf ik graag verhalen. Hoe korter het verhaal, hoe eerder ik gerustgesteld ben. Ik begin iets te schrijven en daarna gaat het mij dus al heel snel om geruststelling. En dan begin ik weer iets nieuws. En daarom ben ik altijd een beetje ongerust.
En daarom hou ik zo van Het boek der rusteloosheid.
Als dit niet klopt als een bus.

donderdag 28 mei 2009

Vaders

'Is zij nieuw?' vraagt een vader.
'Ja.'
'Hee, kerel. Heb je weer iemand om verliefd op te worden,' zegt hij tegen het fragiele jongetje dat naast Jeetje zit.
'De jouwe valt ook op blondjes, hè!' lacht een andere vader. 'De mijne probeert ze ook allemaal uit. Nu mag het nog.'
Ik kijk naar de vaders.
'Ja, dat had je niet gedacht, hè,' zegt de ene. 'Op de basisschool gaat het anders.'
'Ze gaan nog niet zover hoor,' knipoogt de andere.

woensdag 27 mei 2009

Wennen!

Ik wacht op de terugkomst van man. Vandaag zal hij juf A. voor het eerst ontmoeten. Ik durf geen juf meer voor het eerst te ontmoeten, ik lijd nu al aan juffenvrees, erger dan aan de hevigste koudwatervrees.
Vandaag is het erop of eraf. AIs juf A. en juf P. dezelfde werkwijze hanteren, of beter gezegd hetzelfde harnas dragen, gaan we op zoek naar een andere school voor Jeetje. Dat is gedoe. Dat is niet te prefereren. Maar vijf dagen een type als juf P. nog minder.
De voordeur gaat open. Voetstappen op de trap. Komen er kleine voetstapjes erachteraan?

'En?' vraag ik.
'Juf A. was een échte juf!' zegt man bij de deur al. 'Gewoon een juf.'
'O, gelukkig .'
'Ja! Ze pakte Jeetje bij hand. Ze was warm en lief en vriendelijk. Er stond al een kring met stoeltjes klaar.'

Twee dagen juf P., drie dagen juf A.
Dan kan nu, ook voor ons, het wennen beginnen.

dinsdag 26 mei 2009

Mijn berispelijke gedrag

Man neemt poolshoogte op school vandaag. Mensen kunnen het over het algemeen goed met hem vinden. Juf P. vast ook. Waar man sympathiek, geduldig en gemakkelijk is, ben ik onsympathiek, ongeduldig en ongemakkelijk. En als iets mij niet bevalt, schijn je het regelrecht van mijn gezicht af te kunnen lezen. Het kan zijn dat juf P. 'dingen' van mij afgelezen heeft, die ik haar nooit regelrecht zou hebben gezegd.

Waar man redelijk is, ben ik eerder onredelijk en heb ik nogal snel mijn oordeel klaar. Het kan in een seconde gepiept zijn. Je hoeft maar 'dit' te doen en ik heb er geen vertrouwen in. Ik hoef maar 'dat' te zien of ik heb genoeg gezien. Ik ben heel erg voorbarig en ik denk toch gelijk te hebben. Tot zover: mijn eigen berispelijke gedrag.

We hebben wel een reputatie. Man en ik. Jeetje heeft drie crèches doorlopen voordat we op een goede belandden.
Bij de eerste crèche namen we haar na de eerste dag wennen alweer mee naar huis, de tweede crèche duurde twee weken en op de derde crèche is ze gewoon nooit meer teruggekomen. Pas op crèche vier was het goed.

maandag 25 mei 2009

Wennen?

'Vandaag ga je even wennen, hè?'
'Ik wil niet naar school,' zegt Jeetje zacht. Dikke tranen rollen over haar wangen. Uiteindelijk spreken we af dat ze tenminste even binnen gaat kijken en als ze meteen weer mee naar huis wil, mag dat.
'Dan ga je morgen iets langer wennen.' Jeetje springt van tafel, pakt meteen haar nieuwe, glimmende tasje. We stoppen er aardbeitjes in, en een beker sap. Misschien blijft ze.

De schoolwerkelijkheid is anders. Ze wil haar jas niet ophangen bij de andere jassen, en haar nieuwe tasje niet in de plastic box doen bij de andere tasjes. Ik laat haar het schoolgebouw zien.
'En dat is jouw klas,' zeg ik tenslotte. Jeetje wil niet. Ze huilt. Ik herinner haar aan onze afspraak en wijs naar de mevrouw in de witte kuitbroek.
'Kijk, dat is jouw juf!' zeg ik. 'Juf P.'
Juf P. loopt rond, ziet Jeetje niet, of heeft nu geen tijd voor Jeetje, en zal zich later ook niet aan haar voorstellen.
Ik laat Jeetje haar klas zien. We kijken wat de kindjes doen. We vragen de namen van een paar kindjes. Ik zeg dat Jeetje, Jeetje heet en dat ze komt wennen. Jeetje leunt tegen mij aan en kijkt. We kijken allebei hoe iedereen werkjes uit de kast aan het pakken is en teruglegt. Geen idee of er een systeem in zit.
Na een tijdje besluit Jeetje dat ze met mij mee terug wil. Hand in hand wandelen we in de richting van de onderwijzeres. Ze zal morgen langer komen wennen.

'Morgen komt er een stagiaire,' zegt juf P. 'Dat moeten we niet hebben.'
'Hoezo?'
'Het is voor de stagiaire geen goed begin als ze meteen zo'n moeilijk kind heeft,' zegt juf P.
'Het gaat nu toch om Jeetje?' zeg ik. ' Jeetje komt wennen.'
'Luister, Jeetje bepaalt hier niet zelf wat ze wil,' lacht juf P. 'Dat zou wat zijn.'
'Als het jou morgen niet uitkomt, komt Jeetje de dag erna toch pas weer. Of de volgende week,' stel ik voor.
'Je geeft mij geen kans,' zegt juf P. 'Zo kan ze nooit wennen. En blijft Jeetje bepalen hoe het hier gaat.'
'Het gaat niet over bepalen,' zeg ik. 'Ik heb het vanochtend met haar afgesproken.'
'Je laat haar hier,' besluit juf P. 'En dan kom je over een uur maar terug. Ik heb meer van zulke kinderen gehad.'
Ze pakt Jeetje uit mijn armen.
'Hoe deden jullie dat op de crèche?' Juf P. moet roepen om over het gehuil van Jeetje heen te komen.
'Daar was ze gewend,' roep ik. 'Dat is heel anders.'
Juf P. en ik kijken elkaar aan. Een bevroren ogenblik. Temidden van de herrie. En ik weet dat het niet goed zit. Ze stuurt mij weg. Ik laat me wegsturen door de juf.
'Mamaaaaa, niet weggaan,' snikt Jeetje.
Krijsend laat ik haar achter. Spartelend. Hulpeloos in de armen van de onbekende juf P.

zaterdag 23 mei 2009

Als warme broodjes over de toonbank, ja

In de boekwinkel in de Utrechtse straat. Een Duitse dame, die alweer jaren in Nederland woonde, vroeg al een hele tijd omstandig om advies bij de boekverkoper. Welk boek moest zij toch aanschaffen als presentje?
'Wat voor een type is het?' vroeg de boekverkoper.
Nou, het was een ingetogen mevrouw. Misschien wat in zichzelf gekeerd. Eigenlijk kende ze haar niet goed. En haar vrienden en andere naaste collega's kenden haar ook niet goed. Navraag had de Duitse dame geleerd dat niemand uit haar directe omgeving wist waar ze van hield. Of wat haar hobby's waren. Hierop raadde de boekhandelaar haar meteen het boek van de vrouw van Paul Auster aan. Dat zei hij ook. 'Dit is het boek van de vrouw van Paul Auster. Ik vond het goed en het verkoopt heel goed.' Zo te horen zou het nog maar een kwestie van tijd zijn of Paul Auster zou worden gereduceerd tot de man van Siri Hustvedt. (Zojuist typte ik vrouw van Paul Auster in bij google om de spelling van haar naam te verifiëren.) Maar nee, de Duitse dame had al een Engels boek voor de mysterieuze vrouw en wilde niet nóg een Engels boek voor haar kopen. Ze wist niet hoe het met haar kennis van de Engelse taal gesteld was.
'De vertaling misschien?' opperde de boekhandelaar. Ze wilde ook geen vertaling. 'Sorry, dat ik zo kritisch ben,' zei ze. Maar dat kon de boekverkoper zich best voorstellen. Hij was zelf ook heel kritisch. Toen toverde hij Jhumpa Lahiri tevoorschijn. Vreemd Land had ontzettend goede kritieken gehad. Het boek liep als een trein. En een introverte mevrouw die zich niet makkelijk liet kennen, zou daar vast en zeker raad mee weten.
'Eigenlijk wil ik het liefst Nederlandse literatuur geven', bekende de Duitse dame. Maar daar wist ze zo weinig van. Misschien kon hij haar helpen een boek van een Nederlands schrijver te vinden. Literatúúr.
Al die tijd stond ik vlak naast haar. En mijn boek lag binnen haar handbereik. Ze hoefde maar te bukken. Zo lagen en stonden er wel meer boeken van Nederlandse schrijvers die ik haar kon aanraden. Maar de profielschets van de ontvanger vertelde duidelijk dat zij Het besluit van Dola Korstjens moest hebben. Hij zou het haar zo meteen vast aan gaan raden. Terwijl de boekverkoper naast mij zijn hoofd aan het breken was op een Nederlands schrijver - alsof hij er geen één in zijn assortiment had - wachtte ik. Stond ik op het punt om in te grijpen. Ik zag voor me hoe ik de Duitse dame Dola in haar handen zou drukken. Hoe ik haar zou zeggen dat ze er gratis een officiële handtekening bij kon krijgen, plus een boodschap aan de ongekende mevrouw.
'Ja!' riep de boekverkoper tenslotte. Hij was eruit. De Duitse dame en ik keken hem verwachtingsvol aan.
'Tommy Wieringa,' zei hij. 'Hij heeft fantastische recensies gehad. Is een groot Nederlands schrijver. Zijn boek gaat als warme broodjes over de toonbank.'
De Duitse dame huppelde blij naar de kassa met Caesarion in haar hand. Ik kwam achter haar aan met Roem van Daniel Kehlmann.
Hoe zou mijn Dola hier nog ooit wegkomen?

vrijdag 22 mei 2009

Herstel

Daar zit man. Voor ons huis. Op het bankje op het trottoir. In de zon. Met een muts op. Hij heeft het zelf niet meegemaakt, de heisa die er om hem was. Het begint hem nu langzaam te dagen. Want hij wordt gekust door alle buurvrouwen die hem weer zien. De buurmannen schudden hem ferm de hand.
'Ik ga toch ook wel eens een weekje op vakantie?' zegt man, 'en dan kussen ze me nooit als ik terugkom.'
En: 'Mensen vertellen me plotseling heel andere dingen. Erge dingen.'

Hij herstelt en ik doe vrolijk mee. Als hij 's middags slaapt, val ik ook in slaap. 's Avonds om half tien is het de hoogste tijd om naar bed te gaan. Ook voor mij. We hebben allebei iets meegemaakt. En ik kan hem niet goed uitleggen waar ik nu van herstellen moet. Ik weet het zelf eigenlijk ook niet precies.

donderdag 21 mei 2009

Een huis met een tuin

Ik breng Jeetje met de trein naar Nijmegen waar opa en oma staan te wachten. Zij zullen haar met de auto verder vervoeren. Dieper en dieper het platteland in. En ik neem dezelfde trein weer terug.
Thuis gaat de telefoon.
'Met Elke.'
'Met Jeetje,' zegt Jeetje.
'O, hoi Jeetje.'
'Mama?'
'Ja?'
'Ik wil geen balkon. Ik wil een huis met een tuin.'
'O, ja?'
'Ik wil verhuizen,' zegt Jeetje.
'Naar hetzelfde dorp als opa en oma?' zeg ik zacht. 'Bedoel je dat?'
Een moment blijft het stil aan de andere kant van de lijn. Hier komen we op een kritiek punt. Stel dat ze daar persé naartoe wil verhuizen? Dan zal dat vanaf nu een wig tussen mij en mijn dochter drijven. Eén van ons zal ongelukkig worden.
'Nee,' zegt Jeetje. 'Ik wil een huis met een tuin in Amsterdam.'
'OK,' zeg ik, 'zal ik dat voor je kopen.'
'Ja,' zegt Jeetje.
'Anders nog iets?'
'Nee, dan geef ik nu oma even, goed?'
En weg is Jeetje. De tuin in natuurlijk.

woensdag 20 mei 2009

Alles uit?

'Hoezo alles uittrekken?'
'Alles,' zei ze.
'Ook mijn onderbroek?'
'Alles.'
'Alles?'
'Ik ga je eerst helemaal masseren.'
'Ik hou daar niet van.'
'Ik moet je lichaam eerst in-oliën,' zei ze. 'Niet echt masseren.'
Als Jeetje iets niet wil, gebruik ik ook altijd een ander woord voor hetgeen ze niet wil. Om het lichter te doen klinken.
'Ik behandel je genitaliën niet,' zei ze.
'Haha,' zei ik. Het klonk alsof je ook je genitaliën kon laten behandelen hier.
'Ik hou de handdoek er altijd voor,' zei ze, 'je zult nooit helemaal naakt voor me liggen.'
'Mmm,' zei ik.
'De Shirodhara behandeling is voor je hoofd,' zei ze.
'Precies, daarom, ik dacht.'
Ik was ineens weer een jaar of twaalf. Onze hond had me per ongeluk gebeten en ik moest een prik. 'Zo! Doe nu je onderbroek maar omlaag,' zei de huisarts. Ik weigerde. In alle toonaarden. Iedereen vond het te flauw voor woorden. Maar die onderbroek ging niet omlaag. Ik koos uiteindelijk voor de pijnlijkere variant in de bovenarm. Liever pijn lijden dan mijn broek laten zakken. Nu zat ik in het kamertje van een Ayurvedische kruidenvrouw. Het stond er vol met potten olie en kruiden. Er klonk een rustig muziekje. De muren waren groen, het plafond blauw. Een streep zonlicht scheen op de behandeltafel. De olie was al bijna warm. En ik wist dat ik geen twaalf meer was.

dinsdag 19 mei 2009

Waarom?

Ik zat in een bomvolle metro. Ik zag daarachter een vrouw zitten die misschien een man was, maar die bij nadere inspectie toch een vrouw bleek. We zaten elkaar een beetje aan te kijken door de scheidingswand van mat plastic. Met twee handen hield ze haar handtas voor zich op haar schoot. Het waren vooral haar lippen die opvielen. Ze waren pikzwart omrand. Als die van een clown die ze vergat in te kleuren. We bleven elkaar maar aankijken terwijl we onder de grond door raasden en een groep jongeren baldadig begon te worden. Ik weet niet waarom.

maandag 18 mei 2009

Jee

Jeetje had nog een weekje respijt gekregen, maar ik nam tussen de middag vast een voorproefje in haar brave new world.
Haar klas. De tafeltjes in groepjes bij elkaar. Vierentwintig kinderen aten er een boterhammetje. Of knabbelden van een komkommertje. In het midden zat een forse dame met een hoofddoek.
'Hee, waar is Jee?' vroeg een meisje dat in onze straat woont.
'Eh, Jee? Jeetje komt volgende week,' zei ik.
Ik knielde neer bij het tafeltje waaraan ze zat te eten. Samen met een klasgenootje.
'Is dat de overblijfmoeder?' vroeg ik voorzichtig.
Ze begonnen te gillen van het lachen. 'Overblijfmoeder ! Dat is de overblijf.'
'O, ja. Is dat dus de overblijf?'
'Ja,' zeiden ze. 'De mevrouw met dat doekje om het hoofd.'
'O, oké. Hoeveel boterhammen hebben jullie bij je?'
Ze hadden er elk twee bij zich in een trommeltje. En ze hadden er iets hartigs op omdat dat van hun moeder moest. De ene had pittige kaas en de ander had pindakaas. Ze gingen morgen op schoolreisje, naar sprookjesland. En dat leek hun leuk. Ze aten en babbelden. Ik zag het lege tafeltje naast hen waar volgende week Jeetje aan zou schuiven. Jee. Met haar nieuwe glimmende tasje. Met een appeltje erin, en een beker sap, voor het eerste pauze kwartiertje.
En een broodtrommeltje voor tussen de middag. Met twee hartig belegde boterhammetjes. En een worteltje. Ik zuchtte. Om Jee.

zondag 17 mei 2009

Er arriveerde een taxi

En toen arriveerde er een zwarte taxi in mijn straat. Gisteravond laat. De lucht had niet donkerder kunnen zijn.
Vanuit het raam, van boven, zag ik man uitstappen. Met een tasje in zijn hand. Hij droeg een joggingbroek en sportschoenen. Ik zag een lachje op zijn gezicht.
Even later stapte hij mijn huis binnen. Hij ging op mijn zwarte stoel zitten en keek mijn kamer rond. Ik zat op de bank naar hem te kijken. Hij zag er van de zijkant nog precies hetzelfde uit. Ik durfde hem niet aan te raken. We praatten wat.
'Waar is de oplader van het fototoestel?' vroeg ik.
Hij stond op en liep naar de kast waar, inderdaad, de opladers lagen. Ik schonk thee in.
We dronken yogi thee en keken naar de diashow van Jeetjes vierde verjaardag. Man met infuus en een jarig Jeetje op schoot.
Nu zat er op die plek een grote witte pleister. Verder waren zijn armen nog precies hetzelfde.
'Lust je een glaasje wijn?' vroeg ik tenslotte.
'Mag ik dat wel?'
'Dat weet ik niet.'
We waagden het erop. Man kwam naast mij op de bank zitten. We dronken een glaasje wijn. We proostten. Op hem. Op het leven. Op ons. In ons huis, in onze straat.
Het ging goed.

zaterdag 16 mei 2009

Bijna thuis...

Voor het eerst in pakweg zesduizend jaar zit ik achter de computer en meteen krijg ik een sms. De tijd drupt weg, lees ik. Kus: man.
Hij heeft zijn laatste infuus vervroegd gekregen en daarna zal hij de taxi naar huis nemen. Geen seconde langer blijft hij daar.
Moeder is naar haar huis vertrokken. En ik heb Jeetje net precies in bed gelegd. Jeetje is gisteren vier jaar geworden en dat werd een groot feest. Vandaag wisten we de sporen en troffen we voorbereidingen voor de plotselinge terugkeer van man. Een compleet bacterievrij huis.
De tijd loopt. De afwas staat er nog. De kranten liggen klaar. Jeetje roept met het zoveelste smoesje.

woensdag 13 mei 2009

Over etherische aanwezigheden en geniepige beestjes

'De dood is niet groot,' zegt man als we teruglopen naar zijn kamer, 'de dood is piepklein en woont in je.'

We hebben net het verlossende - het gaat voorspoedig- gesprek gehad met de neurologe. In een apart kamertje. Over man en zijn beestje. De neurologe was jong. Ze had grote, uitpuilende ogen en staarde recht door ons heen terwijl ze haar verhaal hield. Over het beestje dat wij allemaal met ons meedragen en dat wacht op het geschikte moment om toe te slaan. Het beestje dat in het hoofd van man geslopen was, en als we er een uur later bij waren geweest, had hij het niet overleefd.
'Heeft-ie ook pootjes?' Man onderbrak het relaas van de neurologe.
'Wat zegt u?' Haar wangen kleurden rood. 'Póótjes?'
'Ja?'
'Nou, nee. Hij glijdt..Eh?'
'Op zijn buikje?' informeerde man. 'Of hoe?'
Ze negeerde zijn vraag en ging door met haar verhaal. Er was geen contact met de specialiste te krijgen. Ik had voortdurend de neiging te zwaaien en 'hoehoe' te roepen. Maar ik heb wel meer neigingen.

'En? Wat vond je van deze neurologe?' zeg ik op als we weer op zijn kamer zitten.
'Ze is er niet geweest,' zegt man. 'Het was een etherische aanwezigheid.'
'Een etherische aanwezigheid?'
'Ja, en dat maakt haar niet sterk,' zegt hij, 'daardoor heeft ze totaal geen autoriteit. En geen overwicht. Ze keek me niet aan. Ze heeft haar naam niet eens genoemd.'
'Misschien moet je haar dat zeggen.' (Man zit in 'de communicatie sector')
'Het was ook geen ruimte om mensen in te ontvangen,' zegt man, 'er lagen overal bloedspatten op de grond.'

dinsdag 12 mei 2009

Langeafstandsbril

Ik heb m'n lange afstandsbril opgezet, inmiddels. Man resideert nog bijna twee weken in het ziekenhuis. Die rooie verpleegster is eigenlijk best lief. Zijn nieuwe kamergenote is een beschaafde, Duitse oma. Het raam in zijn nieuwe kamer kan open. 'Ik hoor buiten de trams weer rinkelen!' zegt man.

De blik door de lange afstandsbril is overzichtelijker. Redelijker. Geduldiger. Praktischer vooral. Ik ben van de planning. Wat moet ik meenemen naar het ziekenhuis? Wat moet er mee terug? Wie wil er, wanneer en hoe laat, bij man langskomen? Hoe ga ik voor Jeetje een zo rustig mogelijk thuis creëren? En voor man een zo gelukkig mogelijk ziekenhuisverblijf?

Jeetjes verjaardag zal toch goed worden gevierd. Gisteren doorkruiste ik de stad, op de fiets, met enorme stelten. Waar ik links en rechts per ongeluk iemand mee tegen de vlakte had kunnen slaan. Maar dat deed ik natuurlijk niet.

Jeetje wil het niet over papa hebben. Maar in het holst van de nacht komt ze bij me liggen. Met een bende knuffels. Opgekruld. Ze huilt.
'Morgen na de crèche gaan we papa een kus geven,' zeg ik tenslotte. 'En dan krijg je een lollie op de fiets. En daarna gaan we thuis spinazie eten. En papa eet misschien ook wel spinazie in het ziekenhuis.' Ze wordt stil en even later breng ik haar terug naar haar eigen bed.
Daar liggen we nou, alledrie in dezelfde stad, maar zo ver van elkaar af.

maandag 11 mei 2009

Brad Pitt

Man is zojuist - na vijf nachten - verhuisd naar een tweepersoonskamer waar hij de volgende elf nachten door zal brengen.
'Het is net Brad Pitt!' mompelt de oude, scheefgebekte vrouw als ze hem naar binnen ziet schuifelen. Met z'n zakjes aan zijn stang. Brad Pitt piept. Dit betekent dat Brad Pitt een nieuw zakje moet. Zijn kamergenote hangt in haar stoel, houdt een vergrootglas voor haar rechte oog, en tracht de Spits te ontcijferen. Ze heeft ook een kindertekening op haar prikbord hangen. Ochot, het is een oma.
Ik hang Jeetjes tekeningen op het prikbord van Brad Pitt. Zo kunnen ze naar elkaars tekeningen kijken.

Het zakje van Brad Pitt wordt verwisseld door die rooie verpleegster die mij een paar dagen geleden nog weg wilde hebben. Ik kijk haar strak aan. Maar ze zegt niets. Ze doet niets verkeerd. Ik kan geen ruzie met haar krijgen.
Brad Pitt blijkt haar te hebben geïnformeerd over mijn komst buiten het bezoekuur. En hij kan zulke dingen. Er gaat een deëscalerende werking van hem uit. Zelfs nu.

Ik wil deze hele afdeling opblazen. Ik kan geen half dood mens meer zien.

We wachten al de hele ochtend op de neuroloog die ons zal vertellen wat de prognose voor mijn Brad Pitt is. Hoe lang het vermoedelijk zal gaan duren. Wat er nog met hem gaat gebeuren? Hoe het komt dat hij door deze zeldzame aandoening getroffen is? De neuroloog komt natuurlijk niet. Die lul zit vast ergens te roken. Of met collega's te ouwehoeren.

Nu zit Brad Pitt daar alleen te wachten. Samen met die oma.

vrijdag 8 mei 2009

Het beestje

De bacterie staat op kweek.
'We moeten wachten tot er een beestje uit is gegroeid,' zegt de neurologe. 'Om te kijken wat voor beestje het precies is.'
'Het beestje,' zeg ik.
'Ja, het beestje,' zegt zij.

Een bleke, roodharige verpleegkundige komt binnen, met een mollige side-kick. De rooie begint me weg te sturen. Omdat ik er buiten het bezoekuur ben. Tieners nog. In opleiding vast. Wat denkt ze wel. Het is mijn echtgenoot. Godver, de godver.
'Dan kan iedereen wel gaan doen, mevrouw.' Ze volgt het verpleegsters-protocol. 'Anders zou het een chaos worden.'
'Ik ben zijn echtgenote!'
'Niet iedereen kan hier zomaar in en uit lopen, af en aan, komen en gaan,' brabbelt ze door.
'Zoveel zijn het er niet,' zeg ik. 'De mensen hebben doorgaans maar 1 echtgenoot.' De side-kick glimlacht om mijn schrandere opmerking. De rooie niet.
'Het kan gewoon niet,' zegt ze, 'als anderen het zien.'
'Hij zit in isolatie! Wie ziet me hier?'
Het meisje weet niet goed wat ze moet zeggen. Het arme kind kan er ook niets aan doen dat man hier ligt. De trut.

'U mag vanavond van deze kamer af. Dan gaat u naar een zaaltje. Dat is ook veel gezelliger,' zegt ze zogenaamd opgewekt tegen man. 'Het kan uw genezing bespoedigen.'
'Nou, la-me maar hier hoor,' zegt man. 'Ik ben niet zo'n sociaal dier. La-maar zitten.'
'Eh..,' zegt ze. 'Maar u ligt nu op een afdeling voor mensen die doodziek zijn.'
'Doodziek?' zegt hij.
'Doodziek?' zeg ik.
De rooie doos knikt volgens het verpleegsters-protocol. De neurologe glimlacht.
'Doodziek?' zegt hij.
'Als hij hier weg moet, betekent het dus dat hij niet meer doodziek is, in elk geval,' zeg ik.
De rooie knikt. De neurologe glimlacht.

donderdag 7 mei 2009

Hoe krijgen we de boel weer ooit bij elkaar?

Ik zou er vast mooie stukjes over hebben kunnen schrijven. Ons nachtelijke ziekenhuisbezoek. De wereld van de vermoeide nachtverpleegsters en met spoed opgeroepen neurologen en radiologen. Met hun luide stemmen en de jassen nog aan.
Maar ik wil nu niet. Want het is geen fictie.

Ik dwaalde om drie uur vanmorgen door een uitgestorven labyrint van ziekenhuisgangen. Een spookachtig, half verlicht, gebied. En geen levend wezen te bekennen. Deuren die zich openden en ook weer vanzelf achter mij sloten. Alles rook naar bederf.
Ik zocht de weg terug naar de spoedeisende hulp, waar ze voor mij alleen een taxi zouden gaan bellen.

De ene donderdag ben je met je gezin op vakantie in Portugal en de donderdag erna zijn we allemaal ergens anders. Jeetje is 150 km van mij vandaan. Opgehaald door opa en oma. En man ligt, vast aan slangen en zakjes, in zijn geïsoleerde kamertje in het OLVG. Met een hersenvliesontsteking. En ik hier, thuis.
Wat zou ik er meer over willen zeggen?

woensdag 6 mei 2009

Onrust in huis

Man ligt in bed met de Mexicaanse griep. Dat dènk ik dan meteen. Mijn zieke geest. Het is niets voor man om zo ziek te zijn.

Jeetje heeft last van wisselende stemmingen. Ze gilt hoog, huilt onbedaarlijk of lacht zich ziek om haar eigen poepgrapjes.
Want we komen elke dag nader tot het einde van de crèche-periode.

'Als ik vier ben, kan ik bij de kraan,' zegt Jeetje. 'Als ik vier ben, mag ik lang opblijven. Als ik vier ben, kan ik zonder zijwieltjes fietsen. Als ik vier ben, knoei ik niet meer met eten. Als ik vier ben, kan ik al schrijven. Maar ik ben drie, hè? Ik ben nog drie.'
'Ja, nu nog wel. Maar niet zo lang meer.'
'IK BEN NOG DRIE.'
'Ja, jij bent drie.'

Ik heb intussen de eerste mogelijke covers van mijn nieuwe boek gezien, dat nog lang niet af is. En in januari pas zal verschijnen.
Ik heb zin om te schrijven. Op een stil plekje.

dinsdag 5 mei 2009

Ik run ons hele huishouden.

Het zit zo. Man heeft oorontsteking. En hij ligt nu nog maar anderhalve dag plat of ik heb al drie brandblaren en Jeetje is definitief in de poep en plas grapjasfase beland. Voortdurend wordt hier gegrold over drollen eten, poep happen en het laten van dikke vette scheten. Er wordt over de grond gerold. Jeetje ligt slap van het lachen. Man staart levenloos voor zich uit. Onderwijl verbrand ik steeds mijn hand.

maandag 4 mei 2009

De harde cijfers

Op de ochtend van de vierde mei maakte Elke Geurts het besluit zich op te winden over de matige verkoopcijfers van haar eerste boek. Van tevoren had ze niet gedacht dat het haar iets zou kunnen schelen. De harde cijfers. Maar dat kon het wel. Er was een zekere strijdlust in haar opgekomen.
Want waar ging het haar nu eigenlijk om? Gelezen worden, natuurlijk.
Geld was in deze tijd ook niet geheel onbelangrijk.

Belangrijker was de vraag: Wat kon ze er nu nog aan doen om de verkoop te bevorderen?
Juist, een nieuw goed boek schrijven. Dat zeker. Daar was ze mee bezig. Maar wat had het eigenlijk voor zin als het bereik klein was? Ze schrok niet van deze gedachte. Het kwam wel vaker bij haar op. Bij alles wat ze deed. Ze voelde de noodzaak te schrijven. Dus dat was 'zin' genoeg.

Had ze sowieso wel genoeg gedaan aan de verkoop?
Ze las regelmatig voor op podia, maar had het publiek daarbij niet altijd gewezen op de mogelijkheid om het boek te kopen. Ze ging ervan uit dat ze daar zelf op zouden komen. Ze wilde zich niet opdringen. Terwijl ze dat natuurlijk best wilde, anders had ze geen boek geschreven. Een schrijver dringt zich per definitie op. Eén keer was haar redacteur meegegaan toen ze voordroeg. Hij had wel een stapeltje boeken bij zich, en verkocht ze allemaal. Maar hij kon toch niet voortdurend aan haar zijde staan?

Ervaren mensen hadden haar al verteld: 'Tja, als je goeie recensies hebt, zegt dat niks over de verkoop. Het is helemaal niet gek dat het dan juist slecht verkoopt. En als je slecht besproken wordt, kan het verkeren dat het een bestseller wordt. Niemand leest recensies.'
En natuurlijk was er het eeuwige argument van 'de verhalenbundel' die nooit goed zou verkopen.

Op de ochtend van de vierde mei vroeg ze zich af of ze niet liever een slecht besproken boek had geschreven, dat dan wel door de hele wereld gekocht en gelezen werd. En cadeau gedaan.
Waarschijnlijk had ze geen keuze. Ze ging maar snel aan het werk.

zaterdag 2 mei 2009

Schrijven is inkijk


AARZELT NIET!
TREEDT BINNEN
VINDT:de Vrije Man van mijn hand
en andere interessante verhalen en gedichten.

vrijdag 1 mei 2009

Schijnwereld

Precies de laatste bladzijde van het Schijnbestaan van Saramago uitgelezen toen de wielen van het vliegtuig de grond raakten.
En we met dat schokje weer in ons normale bestaan terecht kwamen.
De realiteit bleek er één van een zwarte auto die op een menigte ingereden was om de bus van het koninklijk huis te raken. En: mondkapjes. Een Mexicaans griepvirus dat richting pandemie aan het gaan is. De realiteit behelsde een stapel vuile was op de keukenvloer. En het eerste jaaroverzicht van mijn eerste boekverkoop. Dola deed het boven verwachting goed in de pers. Ik had wel op iets meer gerekend, eigenlijk. En het was heus best schappelijk, waar ik op hoopte.