woensdag 30 september 2015

Tegen die tijd

Ik vroeg me steeds af wat Campert er zelf van dacht. We luisterden met z'n allen naar een briefwisseling tussen hem en Simon Vinkenoog van zeker zo'n 50 jaar terug. Het werd licht ironisch voorgedragen door twee jonge dichters. Het waren goeie nonsense brieven. Dat zeker. De wereld was één groot spel. Maar daar zit je dan. 85 jaar oud. Er worden at random wat van je brieven voorgelezen. De zaal lacht om je boude beweringen van toen.
Een paar keer betrad Remco Campert zelf het podium. Een magere man met een stok en die eeuwig jeugdige uitstraling. Hij is er, maar niet helemaal. Nooit helemaal.
Ik dacht steeds dat degene die hem begeleidde net te vroeg zijn arm losliet. Hij moest nog één traptrede en dan alleen verder op het podium met al die draden en dingen. Maar hij viel niet. Hij droeg voor uit zijn nieuwe bundel met een Jazz band. De camera's zoomden nog verder in toen hij zijn gedicht over de dood voorlas. Het laatste gedicht. De broze man op het podium. Zijn stem. Zijn woorden. Er gebeurde iets magisch in de zaal.  Dit zal het fragment zijn dat we keer op keer op het journaal terug gaan zien, tegen die tijd. Ik denk dat hij dat zelf ook wist.

zondag 27 september 2015

En passant

Ik ging weer eens rennen. Op zondagochtend fietsten er veel moeders met kinderen achterop door het park.  ''Mama, waarom bestaat pijn?' was de eerste vraag die ik opving.
'Tjaa,' riep de moeder uit. 'Waaróm, hè?' De rest van haar antwoord kon ik helaas niet horen omdat we elkaar al gepasseerd waren.
'Mama, verliefd op elkaar worden, hoe dóén volwassenen dat dan?' vroeg een ander kinderstemmetje. Een moeder met haar witblonde zoon achterop racete voorbij.
Het leek erop dat alle kinderen vandaag vastbesloten waren om en passant meer te weten te komen over het leven.
Waarom bestaat er pijn?
Hoe worden we verliefd op elkaar?
Kauwend op deze kwesties wandelde ik door het zonnetje terug naar huis.

donderdag 24 september 2015

Mist in de AH

Ik was erg aanwezig toen ik opstond, zo aanwezig als ik in jaren niet geweest was. Glashelder. Het was 06.00 u, dronk m'n eerste espresso, las Brieven aan een jonge dichter en als wereldse tegenhanger NRC. 'Sommige mensen hebben yoga nodig om tot rust te komen, wij het geloof,' stond er. Het was een artikel over Jihadgangers meen ik. Ik zag verbanden tussen dingen. Misschien had ik moeten weten dat het in mijn geval niet per se iets goeds is. Maar ik vond het wel iets goeds. Ik maakte notities voor mijn roman.
'Ik ben erg wakker,' zei ik tegen man.
'Nou!' zei hij.
Ik ruimde het huis op. De kinderen bracht ik naar school en ik zag ze echt. Zo echt zie je ze niet vaak. Er zou een heel nieuwe, échte episode in mijn leven aanbreken, wist ik. Voor negenen betrad ik de Albert Heijn al. Daar mistte het. Al gauw zag ik geen hand voor ogen meer. De schappen aan mijn linkerkant golfden en helden over, dus hield ik me bezig met de schappen rechts. Dan was er nog genoeg te koop. Bij de vuilniszakken knielde ik even om aan de golfslag te ontkomen, maar hoe diep ik ook bukte, hoe goed ik de verschillende soorten vuilniszakken ook bestudeerde, ik voelde de golf door me heen trekken. Koffie, dacht ik. Ik denk heel vaak: koffie. Ik ging op zoek naar de koffieautomaat, ergens in het rampgebied, in de hoop dat die rechtop was blijven staan.

dinsdag 22 september 2015

Sesam open u

Ik wilde een muziekje opzetten.
Van de ochtend tot de na-middag probeerde ik de Belgische servieskast in de kamer te openen. Twee deurtjes, één zou naar links- en de ander naar rechts openklappen en daarachter stond de versterker. De deurtjes klemden, nee zaten muurvast. Er kwam geen millimeter beweging in, hoe ik er ook aan trok. Mijn tweewekelijks krachttraining ten spijt. Deze kast was een onbegonnen zaak. Ik moest nu accepteren dat het een dag zonder muziek werd. Maar berusting voelde ik niet. Ik dacht: brandhout. Goedkoop is duurkoop. Daar had mijn oma zaliger gelijk in. Wat heb je aan zo'n authentieke kast als de f*cking deuren niet opengaan.
Tegen half vier kwamen Jeetje (10) en Deetje (5) thuis uit school en moeder stond nog altijd aan die kast te rukken.
'Probeer jij eens Jeetje,' zei ik.
Nee, ook Jeetje lukt het niet. Ze sjorde, hing en trok eraan. Had het bloed in de kussentjes van haar handen staan. We hebben het zelfs nog samen geprobeerd. Met vier handen. Tevergeefs, dacht ik, alles tevergeefs op deze regenachtige, doodstille dag.
'Laat mij eens,' zei Deetje.
En ze stond op van haar kleurplaat, liep naar de kast en trok de deurtjes open.
Er was muziek.
'Hoe heb je dat gedaan?' bleef ik maar vragen. 'Hoe kan dat?'
'Ja, jullie doen het alleen met jullie hoofd,' zei Deetje. 'Het moet met je hele lichaam.'

zaterdag 19 september 2015

Raar

Op zaterdagochtend sportschool. Leuk. Een klasje. Fris het weekend in. Om 10.00 u klaar. Daarna naar de  biologische winkel voor brood. En een Trouw kopen waarin m'n bespreking staat van het boek van Luiselli. Toch leuk om te zien. Naarmate je meer bespreekt zal dat wel niet meer zo nodig hoeven. Afijn. We hingen aan de gewichten. Deden buikspieroefeningen. Sprongen als kikkers door een ruimte. So far, so good. Moeite met links en rechts heb ik. Coördinatie. Ik stagneer soms omdat ik hier en daar wat verwissel. Maar what the heck?
'Even nadenken,' zegt de trainer dan tegen mij. Prima. Al is het vermoedelijk eerder: even niet nadenken. Goed. Het springen in de kikkersprong, het laatste onderdeel, ging me goed af. Dat is wel aan mij besteed. Daar ging ik. Spring. Spring. Spring. Als eerste was ik klaar. Fit genoeg dacht ik zo.
 'Jij doet altijd alles zo ráár!' roept de trainer. 'Waarom doe jij alles zo raar?'
'Ik probeer het goed te doen,' zeg ik.
 Zijn schaterende, sprankelende lach. Aardige vent. Hij geeft me een high five.
Ik mompel nog iets van dat ik dacht dat ik normaal deed. Trek m'n jas aan. Arm in mouw. Andere arm in mouw.  Doodop. Zeldzaam vermoeid. Een zombie ineens. Wat is dat toch met sommige zinnetjes die veel en veel dieper gaan dan andere zinnetjes? (En hoe hou je ze tegen?)

vrijdag 18 september 2015

Iets

Gisterochtend trok ik ineens Rilke uit de kast. De aantekeningen van Malte Laurids Brigge. Rilkes eerste roman. Ik had het boek in 2001 van een vriendin gekregen. Voorin schreef ze: 'Dit boek werd aangeraden door iemand die stotterde én met zijn ogen knipperde, dus dit moet wel goed zijn.'
De laatste maand haal ik elke dag een paar boeken uit de kast om 'iets' te vinden. Ik weet niet wat. Mijn ogen scannen de pagina's. Geen enkel boek krijgt een eerlijke kans. Het is een koortsachtig, rusteloos zoeken aan de oppervlakte. In de hoop op iets dat verder rijkt. De ene dag verrijzen er stapels in m'n kamer die ik de dag erna weer terugzet en zo maar door. (Zo ook met muziek trouwens. Ik hops van Cash naar Bach, naar Lykke Le, naar Arvo Pärt, naar top 2000. )
Maar gisterochtend pakte ik Rilke en las de eerste zin: 'Zo dus hierheen komen de mensen om te leven, ik zou eerder denken dat hier gestorven werd.'
En toen gebeurde het. Ergens. Iets. Mijn ogen vonden rust. Ik zakte terug in mijn stoel, ontspande.
 'Ik leer zien. Ik weet niet waaraan het ligt, alles gaat dieper bij me naar binnen en blijft niet staan op de plek waar het vroeger altijd ophield. Ik heb een innerlijk waar ik niets van wist. Alles gaat daar nu heen. Ik weet niet wat daar gebeurt. (...)  Ik wil ook geen brief meer schrijven. Waarom zou ik iemand vertellen dat ik verander? Als ik verander blijf ik immers toch niet wie ik was; en ben ik iets anders dan tevoren dan is het zonneklaar dat ik geen kennissen heb. En aan vreemde mensen, aan mensen die me niet kennen, kan ik onmogelijk schrijven.'
Ik hoor nu allerlei versie van 'I follow you.'

dinsdag 15 september 2015

Tuin

We zijn net afgebeuld in de sportschool door de man van honderdzes kilo. Vier buurvrouwen en een jonge vrouw die twee jaar geleden haar nek brak op een skateboard. Ik kijk steeds of ik de knak nog ergens kan zien, maar nee.
We blazen in onze thee.
'Jullie tuin gaat er mooi uitzien,' zegt mijn rechterbuurvrouw tegen mijn linkerbuurvrouw. 'Ik spiek af en toe.'
'Ja, we hebben de trampoline verplaatst.' De linkerbuurvrouw kijkt naar mij. 'Dan hebben jullie er geen last meer van.'
'Ik had geen last van jullie trampoline hoor,' zeg ik snel.
'Maar je man voelde het trillen zei hij als er op gesprongen werd.'
'Mijn man ja. Die voelt alles.'
We lachen over mijn man die alles voelt.
'En jij dan,' zegt mijn overbuurvrouw tegen mijn rechterbuurvrouw, 'hoe zit het met júllie tuin?'
'Die moet nog betegeld worden. Het gras is niet mooi.'
'Zitten jullie er weleens?'
'Nooit,' zegt ze. 'Ik ga niet rechtop op een gewone stoel in de tuin zitten. Dan moet je toch een fijne bank hebben.'
'Nou, maar als je een bank in de tuin hebt, ga je er ook niet zitten hoor!' verzekert de overbuurvrouw ons. 'Ik rook een sigaretje, drink een kopje koffie en weg ben ik weer. Wat moet ik in de tuin?'
We weten het niet. We schenken nog een kopje thee in.
'Hoe zit het dan met jouw tuin?' vraag ik aan de jonge vrouw.
Ze heeft een balkon. Ze heeft een tuin op Bali. Een tuin op Blijburg. Een tuin in Frankrijk. Een tuin op Ibiza. Ze woont een paar maanden per jaar hier, een paar maanden daar. Haar kinderen zitten op een internationale school. De wereld is haar tuin.




maandag 14 september 2015

De irrelevantie

En waarom denk je dat je niet hebt kunnen schrijven sinds je hier bent.
Ik weet het niet. Ik denk dat het komt omdat ik bang ben voor de irrelevantie.
De irrelevantie?
Er zijn te veel dingen, ging hij op een noodlijdende toon verder, er zijn te veel boeken, te veel opinies. Wat ik ook doe, het zal toch maar op de grote hoop afval terechtkomen die elke persoon achterlaat. Ben ik een beetje te begrijpen?
Helemaal. En dat is nou net de reden waarom ik veilingmeester ben.
U? U bent kunstveilingmeester?
Van wat zich ook maar aandient.
En dat vindt u niet net zo banaal als het schrijven van boeken of het maken van schilderijen?
Op geen enkele manier. Ik ben als de aaseters van jouw vuilnis. Maar wel van goede afkomst. ik doorvors: ik vind. Ik aromatiseer, maak schoon en desinfecteer. I recycleer, beter gezegd.

Uit: De geschiedenis van m'n tanden, V. Luiselli.

vrijdag 11 september 2015

Iedereen op iedereen

'Is er nog iemand verliefd geworden?' vraag ik.  Jeetje is teruggekomen van het kamp met haar klas.
'Ja, iedereen is verliefd op iedereen!' Ze heeft een hese stem, maar oogt levendiger dan levendig.
'Wow! Iedereen op iedereen.'
'Ja, ik heb zo'n honger!' Ik wist niet dat het woord 'honger' in haar vocabulaire voorkwam.
'Je hebt zeker zin in iets vets?'
'Ja.'
Ik geef haar twee euro om een Turkse pizza te gaan kopen. Voor ze weggaat, trekt ze haar skinny jeans naar beneden.
'Ik wil je iets laten zien.'
'O?'
Ze wijst naar de grote huidkleurige pleister op haar knie. Tijdens de bonte avond is ze gevallen op de stenen. Iemand uit een andere groep zeven heeft haar laten struikelen. Ik denk dat dit was voordat iedereen op iedereen verliefd werd.
'Moest je huilen?'
'Ja,' zei ze, 'maar het was heel leuk.' Toen ging ze pizza kopen. Naar buiten. De zon in. De wereld aan haar voeten.

woensdag 9 september 2015

Orde

'Ga even naar jezelf,' zei de boekhoudster. We zaten samen achter mijn computer op mijn werkkamer. Ze was onverwachts langsgekomen met de spullen. De ramen zaten vol spinrag, er kroop net een dikke spin tegen de muur omhoog, het bureau bezaaid met tandenstokers. 'Wow. Lekker licht hier,' had ze gezegd toen ze het luik opende. Ze stapte over wat boeken en blaadjes heen en liep naar me toe. Het geeltje 'Autonoom zelf is sterker dan twijfel'  hing nog altijd aan de radiator,  de krantenkop 'Ik strijd, ik ben iemand' aan de muur. 'De ideale moslimvrouw' lag naast me, snel legde ik 'De geschiedenis van mijn tanden' er bovenop.
Het was lang geleden dat er iemand hierboven naast me had gezeten.
'Ga even naar jezelf? Hoe bedoel je?' Ik bewoog wat met de cursor heen en weer over m'n bureaublad.
'O ja, jij bent nu natuurlijk bij jezelf,' zei ze. 'Ik heb een mapje met jouw naam.'
We keken naar de wirwar van mapjes op mijn computer. We zochten het juiste mapje. We klikten erop.  Na een tijdje stond ze op en zei: 'Je hebt het goed op orde, als je het niet verder uit de hand laat lopen.'
Zodra ze weg was, opende ik het raam en pakte de bezem. De zon scheen, ik veegde en veegde en oefende de stabiele basishouding die ik vanavond in de sportschool zou gaan perfectioneren.

dinsdag 8 september 2015

Wandeltherapie

Tegen negenen in de ochtend rende ik het universum van Woody Allan in.
Drie vrouwen met dure gebreide vesten, herfsttinten, gebroken wit, stoere bruine laarzen, stonden op het schelpenpaadje in het Diemerpark te praten. Hun rashonden dartelden om hen heen. De vierde vrouw met hond kwam er aangewandeld.
'Goedemorgen Tjitske, jouw energie is heel anders dan gisteren en eergisteren!'
'Echt?' Tjitske maakte de riem van haar hond los. Hij stoof weg.
'Ja, en ook héél anders dan de gisteren daarvoor,' zei Cate Blanchett uit Blue Jasmine. De film die ik gisteravond keek.
Cate gaf Tjitske met de bad vibe een knuffel. De vier honden renden alvast achter elkaar aan over het open veld. Vrolijk. Uitgelaten. Voor de zoveelste keer.

maandag 7 september 2015

Opeens was daar ergernis


Opeens was daar ergernis, zei Deetje (5). Haar hoofd lag op haar handen op de ontbijttafel.
Mooi, zei ik, mooi gezegd zeg.
Heb je wéér een idee voor een verhaal zeker, zuchtte Jeetje (10) (Denkt u er vooral DUH achteraan)
Opeens was daar ergernis vind ik een mooie titel.
Schrijf maar eens een keer iets af, zei Jeetje. Je moet ook dingen áfmaken, mama.
Ja, ja. Doe ik. Doe ik. Weet ik. Weet ik.
Wanneer schrijf je je boek voor kinderen nou af?
Ik kan niet alles tegelijk.
Volgens mij werk je daar helemaal niet aan.
Eerst dit. Eerst dit. Dan dat.
Volgend jaar zit ik in groep 8. Ik wil m'n boekbespreking over jouw boek doen.
Ja. Ja. Ja. Ja.
Hoeveel bladzijdes heb je al?
Hoe spel je Bosnië-Herzegovina?
Deetje richtte haar ultra-zware hoofd op. Is het vandaag een lange of een korte dag? vroeg ze met stroperige stem.

woensdag 2 september 2015

Interpretatie

Op zondagochtend had Deetje (5) een schilderij gemaakt.
‘Mooi,’ zei ik toen ik beneden kwam. ‘Wat is dat precies?’
‘O, een dood meisje.’
‘Wow. Goed idee!’
Sindsdien slingert het dode meisje hier rond, op de tafel, het aanrecht, de vloer. Overal kom ik het tegen, raap ik het op, leg ik het maar weer ergens neer. Met haar anonieme grijze gezichtje. Een grote omcirkelde 5 op haar buik. Steeds opnieuw moet ik denken aan de aangespoelde Syrische kinderen die ik op een foto op Facebook zag. Dode meisjes en jongens. Drijvend in de branding.
Gisteren, toen ik al bellend met mijn moeder door de kamer liep, dook het meisje ook weer op.
In haar 40jarige loopbaan als onderwijzeres was zij nooit een kind tegengekomen dat dode meisjes schilderde, zei ze. ‘Kinderen doen nooit zomaar iets.’
Man ging er vanuit dat Deetje zomaar wat geschilderd had en toen pas zag dat het een dood meisje was.
Ik dacht dat ze het einde van haar ‘schattigheid’ getekend had, dat verklaarde ook die 5.
‘Ik ben nu 5, ik ben niet schattig meer,’ had ik haar laatst tegen het buurmeisje (11) horen zeggen. ‘Jij vindt me ook niet meer schattig, toch?’
‘Maar mijn papa en mama vinden jou nog wel schattig,’ zei het buurmeisje.
‘Ze zijn gewoon met cijfers bezig op school,’ zei man. ‘Daarom die 5.’