zondag 26 december 2010

Authentiek eten in Portugal.

We lopen in de richting van dat ene kromgetrokken bordje waarop in hanenpoten frango piri piri en peixe nog wat, nog wat staat. We volgen het bord zoals de drie koningen de ster. De pijl leidt ons naar een donkere steeg met ongelijke keien. Ver van het centrum. Er zijn waslijnen tussen de huizen gespannen. Er hangt een witte, druppende onderbroek. Meer tekenen van leven zijn er niet. Maar dit zijn tekenen van pure authenticiteit. Dit stemt hoopvol. Het maakt ons hongerig. We komen een vochtig hol binnen met visnetten aan de muur, er is geen verwarming, en de verlichting komt van het schijnsel van twee breedbeeld tvschermen. Een kerstanimatie speelt. Achterin staan vier vissers met rubberen laarzen tot over hun knieen en een pul bier voor zich. De eigenaresse, zwarte wallen in een spierwit gelaat, wenkt ons, begint druk met tafels te schuiven, schenkt ons haar laatste lach. Ze roept vanalles in het plat Portugees.
De kinderwagen blokkeert de doorgang.
´Het is misschien een beetje jammer van die televisies,´ roepen we naar elkaar, ´maar dit is de nieuwe authenticiteit. We moeten het op de koop toenemen.´
We bestellen het eten. Het water loopt ons in de mond. Beter hadden we het niet kunnen treffen.

Na drie uur verlaten we de zaak. In het centrum drinken we ieder twee blikjes cola leeg en daarna nemen we een dubbele espresso. Om alles te laten bezinken.

donderdag 16 december 2010

Een beetje gesloten

Het kerstreces begint vandaag. Ik zal wat onregelmatiger stukjes plaatsen. Omdat ik niet weet hoe het zit met aansluiting, aldaar.
Dus ik wens iedereen die dit leest een goeie kerst toe.

woensdag 15 december 2010

Deze zaak komt dichtbij.

Vriendjes en vriendinnetjes van Jeetje zaten bij het Hofnarretje. De man die ons het slappe handje gaf, is opgepakt.
Ik heb nagedacht over intuïtie.
Met Jeetje zijn we bij drie verschillende crèches weggegaan voordat we het goede kinderdagverblijf vonden. Maar bij het Hofnarretje vertrokken we omdat de man ons niet aanstond. Het slappe handje gaf de doorslag. Het staren van de kinderen. Hij stond op dat moment ook alleen op de groep.
Bij een andere crèche in die buurt gingen we na anderhalve week weg, omdat we de pedagogische methodes van de Surinaamse leidsters te Spartaans vonden. Jeetje kwam er elke dag met gezwollen oogleden, van het huilen, vandaan.
De derde crèche verlieten we omdat die ons te saai leek. Het was een klinische ruimte, zonder speelgoed, zonder uitdaging. Op de dag dat Jeetje daar zou gaan wennen, werd ze ziek. Ze belandde in het ziekenhuis en daarna werd een kinderdagverblijf door de artsen afgeraden vanwege infectiegevaar. Makkelijk vanaf gekomen.
Maar nu weet ik nog niets meer over intuïtie. Je kunt erover nadenken wat je wil.

dinsdag 14 december 2010

De schoonmaker belt

'Ja, Elkie!' Hij roept. Hij klinkt alsof hij vanaf de andere kant van de wereld belt. De lijn ruist, kraakt en suist. Toeterende auto's, sirenes, bellende trams.
'Hee Fabio!' roep ik terug.
'Ik heb slecht nieuws.'
'O ja!'
'Ja. Slecht nieuws. Mijn wiel is gestolen!'
'Ik kan je niet verstaan.'
'MIJN WIEL IS GESTOLEN.'
'Je wiel?'
'Ja mijn wiel is gestolen. Eerst mijn hele fiets. Nu alleen mijn wiel.'
'Wat erg voor je.'
'Ik laat het hoofd niet hangen, snapt? Het hoofd hangt niet!'
'Heel goed.'
'Ik had mijn fiets met twee kettingen vastgezet. Niet met drie kettingen. Snapt? Heel eventjes maar. En toen kwam ik terug en was mijn wiel weg.'
'Jij woont in een heel inbraakgevoelige buurt.'
'Ik kan niet komen.'
'Dat snap ik. Op één wiel kun je niet fietsen.'
'Wat zegt jij?'
'O niks.'
'Mijn hoofd hangt er niet bij, hoor. Snapt? Ik ga een tweedehands wiel kopen.'
'Doe dat, Fabio. Veel sterkte.'
'Dank je wel, Elkie.'

maandag 13 december 2010

Tja

Het kinderdagverblijf waar de man gewerkt heeft, was in mijn oude buurt. Op de dag dat Jeetje er zou gaan wennen, besloten we haar er af te halen.
Man en ik besluiten zulke dingen vlot. We hoeven elkaar maar aan te kijken. Misschien dat niet eens. We worden er wel eens van beticht te snel te oordelen. Te emotioneel te reageren ook. We liepen de ruimte binnen, kinderen staarden voor zich uit, alsof ze net gelobotomiseerd waren en de man die op de groep stond, gaf ons een slap handje. Hel.
Wij excuseerden ons, draaiden ons om en gingen met Jeetje op onze arm weer terug naar huis. We piekerden er niet over.
God weet waar wij haar voor behoed hebben.
Het is niet zo dat wij dit drama voorvoelden, want ditzelfde ritueel heeft zich bij twee andere kinderdagverblijven in de buurt herhaald.

Toen hebben we Jeetje twee dagen in de week naar een gastouder, een paar straten verderop, gebracht. Ik had de vrouw op marktplaats gevonden. Ze liet het bewijs van goed gedrag zien en dat was dat. Ze sliep tussen de middag altijd met Jeetje en haar eigen dochtertje in bed. Omdat dat zo gezellig was.
Ik vond dat wel een vreemd idee. Maar ik liet het zo. Ik wist dat ik intimiteit al snel vreemd vond.

zondag 12 december 2010

Eer

De tweejaarlijkse prijs van 1000 Euro die bestemd was om vrouwelijke debutanten wat meer onder de aandacht te brengen, ging deze keer naar een non-fictie bestseller. Het Pauperparadijs. (Eenendertigste druk.)
'Waarom zit ik hier eigenlijk?' vroeg de schrijfster zich aan het begin van de middag af. 'Ik heb namelijk helemaal geen fictie geschreven.'
'Jahaa,' zei de gespreksleidster.
'Het was er mij juist om te doen dat er geen woord fictie in voorkomt,' zei de schrijfster.
'Wacht het juryrapport maar af. Dan weet je waarom je hier zit.'
Suzanna zat daar om te winnen natuurlijk, maar dat kon de gespreksleidster toen niet verklappen. Dan was er geen literaire middag meer.

We zaten de hele middag in de Eindhovense bibliotheek op een ijzeren verhoging en praatten over verkoopcijfers. Het debat ging over boekverkoop. Daar wist ik weinig van. En de andere vier genomineerden - Franca Treur, Pia de Jong, Laura Broekhuysen en Suzanna Jansen -, ook niet echt. We zaten naast elkaar, met onze benen over elkaar, en ik probeerde steeds zo te gaan zitten dat onze voeten dezelfde kant op wezen.
Ik vroeg me af hoe het er aan toe zou gaan bij een Man en Kultuurdebuutprijs. En of mannen ook aan synchroonzitten zouden denken.

'Vrouw en Kultuurprijs,' zei man vanochtend nog, 'dat is net zoiets als een Marokkaan en Vriendelijkprijs.'

Uit het rapport bleek dat de jury niet had gemerkt dat Het Pauperparadijs non-fictie was. Nu geef ik die jury groot gelijk. Het verschil tussen fictie en non-fictie is ook heel klein. Eigenlijk wel op te heffen.
Ze spraken ook nog veel lovende woorden over mijn boek.

Ik heb in de Eindhovense bibliotheek één boek verkocht. Aan een vrouw wier dochter zich ook waagde aan het schrijven van verhalen.
'Veel succes' heb ik aan de dochter geschreven. En ik meende het echt.

Heel vervelend vind ik het dat ik mijn blauwe, dure, lievelingsvestje verloor. Ik had het vest in mijn tas zitten en het is er waarschijnlijk bij het zoeken van mijn pen uitgevallen. Tel daarbij het treinkaartje op.
Dan hou je echt alleen de eer over. De eer werd steeds kostbaarder.

Om de trein terug te halen jogden Franca Treur, Pia de Jong, de marketingdame van uitgeverij Prometheus en ik dwars door Eindhoven. Met onze bossen bloemen stevig tegen onze borst gedrukt.
'Maar goed dat ik veel geoefend heb,' dacht ik nog. 'Ik ben een goede renster.'

zaterdag 11 december 2010

Verrassing

Jeetje en ik fietsen. We praten over morgen.
'O, morgen ben ik er niet. Morgen ga ik naar Eindhoven,' zeg ik.
'Wat ga je daar doen?'
'Voor een prijsuitreiking.'
'Een prijsuitreiking?' vraagt Jeetje.
'Ja, ik en nog vier anderen kunnen een prijs winnen en morgen in Eindhoven vertellen ze wie de prijs gewonnen heeft.'
'Aha.'
'Ja.'
(stilte)
'Maar mama, waarvóór kun jij dan eigenlijk een prijs winnen?'
'Voor mijn eerste boek. Ze hebben vijf boeken gekozen en één boek wint.'
'En waarom dan?' zegt Jeetje.
'Ze kijken welk boek het beste is.'
'Echt? Het bèste boek?'
'Nou ja, dat vinden die mensen die die prijs uitdelen. Het is niet te zeggen wat het beste boek is. Het zijn zulke verschillende boeken.'
'O, ja.'
'Het is al met al dus heel goed mogelijk dat ik morgen naar Eindhoven ga om te verliezen.' Ik zucht.
'Verliezen?'
'Ja. Daar kun jij ook niet goed tegen, hè?
Jeetje schudt haar hoofd en somt op wie er allemaal nog meer niet tegen zijn verlies kan.
'De meeste mensen verliezen niet graag.'
'Ik ben zo benieuwd wat die prijs dan is,' zegt Jeetje.
'Geld.'
'Geld? Dus je weet het al? Dat is dus al helemaal geen verrassing meer.'

vrijdag 10 december 2010

De Pippi Langkous pyjama met lange mouwen

Er liggen twee Pippi Langkous pyjama's op de grond. Allebei met korte mouwen.
'Maar ik heb echt wèl een Pippi Langkous pyjama met lange mouwen!'
'Waar is die Pippi Langkous pyjama met lange mouwen dan?'
'Ik heb 'm wel.' Jeetje huilt, Deetje pruilt en begint dan ook te huilen.
'Pak 'm dan.'
'Ik heb 'm wel!'
'Je hoeft niet zo te huilen. Laat de Pippi Langkous pyjama met lange mouwen maar gewoon zien.'
'Ik had 'm net nog. Hij lag op mijn behed. En nu is hij kwijhijt.'
'Dus de Pippi Langkous pyjama met lange mouwen is opgelost in het niets.'
'Jij hebt dat gedaan!'
'Jeetje, jij jokt.'
'HOU JE KOP!' Jeetje wordt paarsrood.
'Jij. Jokt.'
'STOMME MAMA.' Jeetje gilt hoog.
'Jij hebt geen Pippi Langkous pyjama met lange mouwen. Maar jij wil niet toegeven dat je ongelijk hebt. Dus jok jij. Maar jij hebt wel ongelijk.'

donderdag 9 december 2010

Overblijfjuf

'Wat zit er dan ònder die hoofddoek? Ik weet niet eens wat voor kleur haar ze heeft,' zegt Jeetje.
'Dat hoort gewoon bij haar geloofsovertuiging.'
'Maar waarom heeft ze dan altijd zo'n doekje om?'
'Ze is islamitisch en...'
'Ik snap het niet.'
'Ze mag haar haren alleen thuis laten zien.'
'Als ze het om blijft houden, doe ik ook een doekje om.' Jeetje doet haar armen over elkaar. 'Dan mag ze mijn haar ook niet meer zien.'

woensdag 8 december 2010

Vergeten

Ik legde mijn kind te slapen. Ik trok het dekbed opzij en gilde toen ik daar het opgerolde lichaam zag. Armen, benen, grote bos haar, roze nachtjapon. Op het matras lag een kleuter in diepe slaap. Ze klemde haar hand om het oor van een wit knuffelkonijn. Ik gilde nog een keer. Heel hoog. Mijn hart ging ook als een idioot tekeer. Ik smeet de deken terug op het liggende lijf, alsof de deken in brand stond, en holde de kamer uit. Op mijn arm hopste de baby heen en weer. Die legde ik in het kamertje ernaast in een ledikant en ik stopte haar in.
Het duurde even voor ik besefte dat ik er twee had. En dat er twee kamertjes waren. En sinds wanneer dan allemaal.

dinsdag 7 december 2010

Vervelend

De schoonmaker is vandaag op zijn dunne bandjes, door het ijslandschap, naar mij toe gefietst. Drie kwartier rijden over bevroren binnendoorweggetjes. Hij moet hier voor de deur hebben gestaan en de bel langdurig ingedrukt hebben gehouden. Na een tijdje ijsberen voor mijn deur, is hij maar weer op zijn racefiets gestapt. Ik kon niet eens op die spekgladde weg rennen vanochtend. Ik zou mijn beide benen gebroken hebben.
Thuisgekomen belt hij mij op: 'Ja met Fabio. Ik was bij jouw deur.'
'En nu?'
'Nu ben ik weer thuis.'
'Maar waarom? Ik wacht op je. Ik vroeg me al af: Waar blijft Fabio?'
'Jij was niet thuis.'
'Ik zit gewoon hierboven te werken.'
'Ik heb aangebeld. Twee keer. Snapt?'
'Ik moet de bel niet gehoord hebben. Maar ik ben er wel.'
'Misschien was je op vakantie?'
'Ik zou toch nooit op vakantie gaan zonder het aan jou te melden. Waarom heb je me niet gebeld toen je voor de deur stond?'
'Ik had geen telefoon bij me. Snapt?'
'O, wat erg voor je.'
'Het kan één keer gebeuren. Volgende week kom ik weer. Dag, Elkie.'
Tuut-tuut-tuut.
'Dag Fabio.'

maandag 6 december 2010

Doorgeschoten didactiek

Mijn hoofd was vuurrood. Mijn cursisten hadden hun dikke truien uitgetrokken en zaten half ontbloot in de klas. Buiten mocht de gevoelstemperatuur dan wel tegen de min twintig lopen, hierbinnen voelde het als plus dertig.
Het gesprek ging over Mulisch en zijn zelfverklaarde genialiteit. Dat we daar allemaal nog wat van konden leren. Dat zo'n houding een mens ver kon brengen in het leven. Dus stelde ik voor dat we allemaal geniaal waren. Een mooie bijkomstigheid is dat je als genie alle stukjes die je net geschreven hebt makkelijker voor durft te lezen.
Het resultaat hiervan was - toeval of niet - dat iedereen de schrijfoefening boven verwachting goed uitvoerde.
Een bewijs dat genialiteit een knopje is in je hoofd. Je hoeft het maar om te zetten.
'Ik zou heel graag willen weten, hoe het verder gaat,' zei ik. 'En daar gaat het toch maar mooi om als je schrijft.'
'Dat wordt betalen,' zei één van de genieën.
'Ja,' scandeerden de anderen. 'Betalen! Betalen! Betalen!
En ze legden hun pennen neer.

vrijdag 3 december 2010

Handje geven

Ik zie de foto's van het Sinterklaasevent op het schoolplein. De Sint schudt handen. Ergens middenin de haag kinderen staat Jeetje met haar handje uitgestoken. Het is dat ik weet dat dit Jeetje is. Anders ging ze anoniem op in de kleurige massa. Op elke foto die volgt, zie ik dat handje recht naar voren wijzen. Ook al is de Sint haar allang voorbij. Jeetje klemt haar kaken op elkaar. Haar lippen zijn blauwig. Haar ogen waterig in een spierwit gelaat. Vanmorgen heeft ze haar haren extra mooi gedaan. Dat zie je niet. Op haar hoofd heeft ze een zelfgemaakte pietenhoed. En vuurrode vingers piepen onder haar mouw vandaan.
Ik had dat handje zo graag willen pakken.

Intussen ligt Deetje als een automonteur onder de bank. In een paars berenpak.

donderdag 2 december 2010

Ja!

Persbericht
BNG Nieuwe Literatuur Prijs 2010: vijf nominaties
Boogers, Geurts, Van der Kwast, Peek, Vandecasteele
‘IJzersterke shortlist’

Het was jaren geleden, toen ik in de zaal zat te kijken naar de prijsuitreiking van de BNG literatuurprijs al mijn plan om daar ooit te zitten. Dat moest haalbaar zijn, vond ik. Voor mijn veertigste minimaal twee boeken. En daarmee genomineerd worden. Dus dat kunnen we alvast afvinken!

woensdag 1 december 2010

Mutsloos

Het is een dik half uur fietsen van zijn kamer naar ons huis. Hij draagt twee jassen over elkaar, twee paar handschoenen, een sjaal, maar geen muts. Als hij binnenkomt, moet hij eerst een tijdje krom staan om warm te worden.
'Het waait,' zegt hij, 'snapt?'
'Misschien moet je een muts opzetten?' zeg ik.
'Nee,' zegt de schoonmaker. 'Ik zet nooit een muts op.'
'Waarom niet?'
'Dan denken ze dat ik een crimineel ben.'
'Iedereen draagt nu een muts.'
'Ik zal dat nooit doen. Met een muts op zie ik er uit als een crimineel. En dan pakken ze me op.'

Tijdens het werken ontdooit hij. Dan stapt hij weer op zijn racefiets. Hij fietst terug. Over niet gestrooide paden. Op zijn dunne bandjes.

dinsdag 30 november 2010

Het gaat mij puur om het schrijven

Er werd mij vandaag gevraagd naar de verkoop van Lastmens. Wat heeft het boek, behalve al die goede recensies, nou gedáán. Hoeveel?
Ik moest het antwoord schuldig blijven. Ik kan het navragen natuurlijk. Maar zolang we niet door die eerste druk heen zijn, ben ik voldoende geïnformeerd.

Ook kreeg ik vandaag, bijna tegelijkertijd, een leuke brief van Vrouw & Kultuur waarin ze mij als kanshebber op hun Debuutprijs uitnodigen om op 12 december naar Eindhoven af te reizen.
Er staat: 'We rekenen op brede belangstelling, ook van de pers, omdat onder genomineerden enkele bestsellerauteurs zijn.'

Het wordt me wel ingepeperd.

Ik gok dat het hier niet over mij gaat. Maar zeker weten doe ik het niet. Ik heb dat namelijk niet uitgezocht.

maandag 29 november 2010

Wegdag

De crèche belde omdat Deetje vanaf 's ochtends al niets had willen eten of drinken. Hier thuis, in mijn armen, dronk ze wel. Zou een kind van bijna zeven maanden het concept hongerstaking al begrijpen?

Toen kwam man thuis en las ik een stukje voor. Ik kwam erachter dat ik nog best wat had geschreven, dat het best leuk was en drukte vol enthousiasme op 'bewaar niet.'

Daarna liep ik een stukje hard door de sneeuwstorm. Ik ben al bij 4 minuten rennen en dan weer 1 minuut wandelen x 4.
Nu gaat het brandalarm af. Ik moet geloof ik redden wat er nog te redden valt.

zondag 28 november 2010

Droom

Op zaterdagavond liggen man en ik op de grond van ons best wel nieuwe huis en kijken naar een tweedehands plastic paard dat, op acht nieuwe batterijen, over onze keukenvloer galoppeert. En daarbij steeds valt.
'Zijn ene poot hangt er los bij,' zegt man. 'Daar ligt het aan.'
'Been,' zeg ik. 'Ook bij een speelgoedpaard spreek je van been.'
'Zijn been is niet kapot.' Man pakt het oranjebruine paard op en bestudeert het als een smid. 'Zijn hoef ook niet.'
'Onze vloer is glad. Hij glijdt uit.'
Ik nies. Man en ik niezen allebei van al het stof dat uit de doos komt.
Ik heb op marktplaats een berg troep aangeschaft voor Sinterklaas, dingen die nog een opknapbeurt vereisen - Barbies met haaruitval, of excentrieke kapsels geknipt door onbekende kinderen, jurkjes zonder sluiting - maar op deze avond heb ik nog het meeste zin om al de zooi rechtstreeks de vuilnisbak in te kieperen. Ik hou er helemaal niet van om dingen een opknapbeurt te geven.

Daarna kijken man en ik naar 'Ik Vertrek'. We volgen een Nederlands stel dat hun grote, gezamenlijke droom najaagt. Het pachten van een pub in Engeland. Ze vallen meteen voor de 'Welcome Stranger' een café dat ingeklemd ligt tussen twee snelwegen. 'Binnen hoor je niets van het geraas,' zeggen ze tegen elkaar.
Ik lig met mijn hoofd op mans schoot te kijken.
'Als wij onze grote droom najagen,' zeg ik, 'wat moeten we dan nu najagen?' Nee, dat zei ik niet. Dat dacht ik alleen maar.
Er is geen grote, gezamenlijke droom. Ons leven is een aaneenschakeling van kleine, private werkelijkheden die elkaar soms ergens raken.
Na 'Ik Vertrek' is het alweer 22.00 u en de hoogste tijd om te gaan slapen. Uit twee kamers hoestende kinderen.
s' Nachts droom ik van plastic knollen met geruite dekjes die ik nog moet wassen. Maar ik weet niet op hoeveel graden. En dat alle barbies kale koppen krijgen van mijn reinigingsbeurt.

zaterdag 27 november 2010

Heden, uw dagelijks stukje

Voor mijn trouwe lezer,
Sorry van het stukje van gisteren. Dat er niet was.
Mijn handen waren halverwege de dag namelijk al te zwaar geworden om zichzelf te dragen. Laat staan om te typen. Alles werd in de loop van de middag op de een of andere manier ondraaglijk. Het geluid van opgewonden, pratende kinderen, baby's en mannen. Het geluid van de televisie. Het omslaan van de krantenpagina. Pruttelende pannen. We aten ook nog aardappelpuree van ongeschilde aardappels en er was geen room of boter in huis om het enigszins smeuïg te maken. Zelfs geen krokant laagje, want de oven ging stuk.
En buiten was het plotseling ijskoud geworden. De rits van mijn jas had het begeven. Ik was steeds op pad de afgelopen week. Misschien dat het daardoor kwam dat ik hier gisteren niets schreef.
Waarvoor nogmaals mijn excuses.
Elke.

donderdag 25 november 2010

Geloof

Soms geloof ik er niets van dat Jeetje (5) echt in al die kolderiek rondom de Sint gelooft. Ik zie haar zitten in haar prinsessenjurk, met haar knieën opgetrokken, een spits, ietwat wit gezichtje. Haar vriendinnetje springt naast de bank op en neer, op en neer, en roept dat hun school dè kwijtgeraakte sleutel van de pakjeskamer heeft. Echt waar.
'Echt waar!' toetert ze in Jeetjes oor.
'Hmhm.' Jeetje knikt afwezig. 'Echt waar.'
En dan: 'Mam?'
'Ja, schatje.'
'Hoe lang duurt het nog?'
Ik vertel haar dat pakjesavond niet zo gek lang meer duurt.
'Neehee.' Jeetje zucht. 'Hoeveel nachtjes nog voor we op vakantie gaan?'

woensdag 24 november 2010

Schaamte

Ik liet de cursisten vanavond een momentje opschrijven waarin ze zich schaamden zonder dat ze het woord schaamte mochten gebruiken. Dat vond ik heel interessant. Schaamte, kwam ik ter plekke achter, zegt bijzonder veel over de mens. Zo niet alles. Schaamte durven gebruiken is belangrijk voor een schrijver. En jezelf schaamteloos durven gebruiken ook.

Ik vertelde over de keer dat ik al vroeg voor de deur van een kroeg stond omdat ik daar die avond voor zou lezen.
Een hoogzwangere dame doet open. Zij is een van de organisatoren van de literaire avond.
'Gaat alles goed? Hoe lang moet je nog?'
De organisatrice is bezig stoelen en tafels te verschuiven en de andere mensen van de organisatie hebben me blijkbaar ook niet gehoord. Ik besluit niet op te geven. Ik heb deze sociale toon aangeslagen, dan moet ik ook doorgaan. Gewoon blijven proberen contact te maken. Al durf ik niet zo goed.
'Wat leuk! Hoe lang moet je nog?' zeg ik luider. 'Ben je niet moe?'
De zwangere staat nu vlak naast me, maar kijkt niet op of om. Zegt geen boe of ba. Mijn stem draagt niet ver.
'FANTASTISCH! Een kind!' schreeuw ik dan, 'EN WANNEER KOMT HET KIND?'
'Ze is helemaal niet zwanger,' fluistert iemand dan in mijn oor.

dinsdag 23 november 2010

geklets op de dinsdag

Ik zit hier al een half uur beneden aan de vier meter lange tafel om een stukje te schrijven. Maar het komt er niet meer van. Man telefoneert erg luid, en daar word ik door afgeleid. Ook hebben we erg kleurige patchwork gordijnen waar ik steeds naar moet kijken.
Man zegt: 'Dus ik mag jou niet zomaar in een verzorgingstehuis stoppen, dan weet ik dat.'

Ik heb aan het eind van de dag weer over de gifbelt, die nu een park is, gerend. Vandaag was de maan niet meer zo vol. Om de dag loop ik nu. Ik hou me aan het schema. Soms stel ik me al voor hoe mijn voeten snel over het asfalt zullen gaan, zweven is het bijna. Ik vraag me af of dat het begin is van het geluk. Nu is het nog 2 minuten rennen en dan 2 minuten lopen. En dat maal 5.
Het was vrij donker en ik had benen van lood toen ik een meneer die met een hondje wandelde, inhaalde.

Voor het rennen was ik heel druk bezig met een hoogleraar theoretische informatica die zich voor de lol bezighoudt met het verbeteren van het spoorboekje in o.a. New Delhi.

Ook bestelde ik toen oude speelgoedpaarden via Marktplaats.

maandag 22 november 2010

Hoor de wind waait

Nog nooit eerder zong ik karaoke met sinterklaasliederen. Ook niet met andere liederen.
Na het eten zaten we met de hele familie voor het computerscherm en wij zongen. Vader, moeder en Jeetje. Deetje zat bij vader op schoot en keek toe. Met dikke rode wangen en een pluk haar omhoog. Uiterst geconcentreerd gleden haar ogen van links naar rechts, van haar zuster naar haar moeder en weer terug. En toen keek ze omhoog naar vader. Ze zag alleen de onderkant van zijn kin. Ook vader zong uit volle borst.
Je ziet de verbindingen gelegd worden in dat koppie.
Net toen we aan 'Hoor de wind waait door de bomen,' wilden beginnen, vroeg Jeetje of wij ajb wilden stoppen met zingen omdat ze graag wilde horen hoe de tekst precies ging.
En dat deden we.

zondag 21 november 2010

Observatie momentje

Jeetje en ik zijn in de badkamer. Het ging over iets waar ik te oud voor was. Ik weet niet meer waar ik ook al weer te oud voor was. Ik weet alleen dat ik ook vond dat ik er te oud voor was.
'Ja,' zei Jeetje. 'Jij hebt al rimpels op je voorhoofd.'
'Op m'n voorhoofd niet toch?"
'Jawel, daar en daar en daar.'
'O, ja.'
'En dáár ook.' Ze wijst naar mijn mondhoeken en tekent twee verticale strepen in de lucht. Ik zit op de badrand en zij staat vanaf een klein afstandje naar me te turen. Met haar ogen samengeknepen. Dan wijst ze.
'Bij je ogen,' zegt ze. Met haar vingertjes maakt ze kleine krioelende gebaartjes. Alsof ze aan het luchttypen is.
Ik knik. 'Kom, je gaat tandenpoetsen.'
Ze poetst haar tanden.
'Zijn ze wit?' vraagt ze halverwege. Ze klemt haar gebit op elkaar.
'Ja, prachtig,' zeg ik.
'De jouwe niet,' zegt ze. 'De jouwe zijn bruin, met geel en oranje.'
Dan poetst ze aandachtig verder.

vrijdag 19 november 2010

Dagdromen maakt somber, meldt NRC

Een afdwalende geest maakt somber. Zelfs als de gedachten zich naar iets leuks begeven, raken mensen daardoor niet in een beter humeur dan wanneer ze zich waren blijven concentreren. En als de gedachten naar iets neutraals of vervelends afdwalen, gaan mensen zich slechter voelen, zo stond vrijdag in Science.

Gisteren zag ik de documentaire 'Reïncarnation' op het Idfa. Over een Tibetaanse vader en zoon. Regelmatig werd gezegd dat het pure geluk 'm zat in totale aanwezigheid.
Ik kan me alleen voorstellen dat het fijn moet zijn als je helemaal aanwezig bent bij wat je doet. Ik kan alleen maar kijken naar de mensen die aanwezig zijn. Ik kan denken aan degenen die enkel zwemmen als ze zwemmen, eten als ze eten en lezen als ze lezen. Ik kan mij hun aardse geluk voorstellen. Maar meer kan ik niet.
Ik word pas somber van het proberen niet af te dwalen. Dieptriest zelfs.
Naast mij in de bioscoop zat een hoogbejaarde vrouw in een bontjas. Totaal afgedwaald. Ze snurkte als een gek. Dat leidde me af. En als ze even niet snurkte, de gedachte dat ze misschien dood was.

donderdag 18 november 2010

Hoe ver gaan we?

We zitten samen aan de dis, man en ik, ergens halverwege de zestig ben ik en hij is iets in de zeventig, we roeren in ons eten. En we roeren maar. Geen hap gaat er naar binnen. Omdat Jeetje en Deetje zojuist samen de wereld hebben verlaten. Nergens, helemaal nergens, op deze aardbol is nog een spoor van hen te vinden. We willen er niet verder over nadenken. Maar we kunnen niet anders.
'Vroeger was een waddeneiland al ver,' zegt man.
'Ik liftte ooit met een vriendin naar Portugal,' zeg ik. 'Nou, dat was wat.'
De jongvolwassene van nu reist minimaal een half jaar de wereld rond, Azië, Australië en Nieuw Zeeland. En dan heb je natuurlijk de dreiging dat ze blijven. Dat ze de vermaledijde 'liefde' vinden en besluiten zich ergens aan de andere kant van de wereld te vestigen. Dat is ook vervelend voor de ouders. Het is ver. Maar ze zijn tenminste bereikbaar.
Wat moet je als je kinderen besluiten dat ze absoluut - fysiek -los willen komen van de aarde en dat dat gewoon kan?
'It's a life changing experiment, mam!' vertelt Jeetje mij. 'Deze weken voor maar 1000 EU.'
'We have to go, mom,' zegt Deetje, 'Big sista en ik.'
'It's safe hoor,' zegt die grote zus nog snel. 'Sooo safe.'
'Don't worry, be happy mom and dad,' zegt Deetje.
(Ik weet niet waarom mijn dametjes Engels blijken te praten trouwens. Het zou best kunnen dat man en ik, onze generatie, de laatsten zijn die de NL taal nog bezigen.)
Maar wat moet je als retourtjes ruimte gemeengoed worden? Zie ons zitten aan de dis, roerend in de prut, alleen maar hopend dat het geen enkeltje wordt.
'There is skype,' heeft Jeetje nog gezegd, 'we can skype in space.'
Man en ik hebben het geprobeerd, maar we kunnen de verbinding niet tot stand brengen.

woensdag 17 november 2010

Motivatie

Ergens las ik iets over de moeders die zelfs geen tijd meer hadden - of de tijd niet namen - om het gewicht dat na de geboorte van kind twee was blijven hangen, kwijt te raken. En zo bleven ze voorgoed slap in het vel. Twee maatje meer viel nog best mee.
Het artikel over de moeders heb ik al minstens twee weken geleden ergens gelezen. Maar elke dag zie ik in de spiegel die moeder. Ik zie haar ook als ik op mijn bureaustoel zit en mijn buik over de broekrand bobbelt. 'Dit is heerlijk, dit heb je verdiend,' fluistert ze in mijn oor als ik 's avonds op de bank het Sint Maarten snoep lig te verorberen. In plaats van te sporten.

Ik kan me ineens ook zo ontzettend goed voorstellen hoe vrouwen het er gezamenlijk 'bij laten hangen.' Na kind twee. Bij het eerste kind is de motivatie om weer te worden als voorheen groter. Bij kind twee weet je maar al te goed dat er geen voorheen meer is. Het is niet meer zo erg. Je koopt wat wijdere bloesjes en grote truien. Je bent wat ouder. Wat zou je nog? Als de kinderen er maar goed uitzien. Daar gaat het om.

In de buurt waar ik woon wordt vreselijk veel gebaard. Het is werkelijk bij de gekken af. Maar er wordt hier ook minstens zo veel gesport. De moeders zien er, zelfs na drie of vier kinderen, nog even goed uit. Strak in het vel als altijd. Geweldig gekleed. Allemaal in een eigen unieke stijl. Er is er vrijwel geen met uitgegroeid haar. In de vroege ochtend zie ik de moeders, appeltjes etend, voorbij vliegen.
Dat helpt dus, merk ik. Je wil niet achterblijven. Je kan niet achterblijven. Het klimaat waarin je je bevindt, werkt stimulerend. Ik trek mij op aan dit moederbeeld. Ik moet wel. Ik hijs mij in mijn sportbroek. Want ik, ook ik, zal door het achterland joggen.

dinsdag 16 november 2010

Moederrol

Ik lees over een schrijfster wier twee kinderen nooit voorkomen in haar columns of andere werk. Haar vriend wel. Omdat zij het hem kan vragen. Maar de kinderen kan ze niets vragen. Dus schrijft ze niet over hen.

Ik kan dat mijn bloedjes ook niet voorleggen en ze komen wel in mijn werk voor. Behandel ik de kinderen alsof ze mijn eigendom zijn? Beschadig ik hun privacy met mijn hardcore Jeetje en Deetje stuff. Schrijf ik alles op waar ik zin in heb? Heb ik wel grenzen? Ben ik zo'n moeder die haar kroost misbruikt voor andere doeleinden dan waar ze voor gemaakt zijn? Waar zijn ze voor gemaakt?
Die vragen kwamen op.

Soms zijn er wel dingen die ik besluit niet op te schrijven. Dat gaat allemaal intuïtief. Veel gaat bij mij op intuïtie. Die moet ik maar vertrouwen. Mijn kinderen hebben in het echt andere namen. Daarmee bouw ik afstand in. Ze hoeven zich (later) niet te identificeren met de stukjes.
'Ik ben Jeetje niet!' zegt Jeetje nu al wel eens. 'Ik heet geen Jeetje.'
'Dat is waar, liefje,' zeg ik. 'Jij bent Jeetje niet. Ik noem jou zo als ik een stukje schrijf waar jij in voorkomt.'
'Maar dat ben ik niet.'
'Nee, dat is Jeetje.'

Het gaat mij er in mijn stukjes nooit om om hen en hun gedrag centraal te stellen. Het is niet bedoeld als exposé. Het gaat mij er meestal om hoe ik er mee omga. Hoe ik me met de meisjes verhoud. In de rol van moeder.

maandag 15 november 2010

Beweging

Het verhaal ligt dus ergens op de loer. Het meisje ook. Ze heet nu nog afwisselend Joke, Nelly of Lisandra. De goede naam zal blijken. Het is alsof het verhaal, de stem van dit meisje, zich onder een dikke laag troep verborgen houdt. Af en toe neem ik een duik, schrijf een zin op en dan kom ik weer snel terug naar de oppervlakte. Daar boek ik een vliegreisje Faro voor met de kerst. Ik lees op facebook en bekijk het gastenboek op de site van mijn pas bevallen nicht. In een schrift schrijf ik dingen op die mogelijk zouden kunnen gebeuren. Dit typ ik over in een document. Ik verschuif wat mappen. Ik schrijf een factuur. Ik meld me aan bij een hardloopsite. Het moet er nu echt eens van komen. Zoals het verhaal verborgen zit onder dikke aardlagen, zo houdt mijn lichaam zich ook nog schuil in mij. Beweging dus, op alle fronten. Aanscherpen, straktrekken.
Het vliegt alle kanten tegelijk op. Ik begin elke keer opnieuw met een nieuw begin. Alsof ik de snaren aan het stemmen ben.
'Jij wordt daar niet paniekerig van,' zeg ik tegen mijzelf. ' Want zo doe jij dat altijd.'

zaterdag 13 november 2010

Nivea

Het lijkt net of hij gisteren, nee vorige week, hooguit vorige maand, nog in ons midden was. Maar nu is de Goedheiligman daar alweer. Nu wordt er alweer gezongen. Nu staan de laarsjes alweer klaar, keurig naast elkaar. Glimmend. Deze keer niet bij de schouw. Want er is geen schouw. Deze keer staan de laarsjes bij de voordeur. Ze zijn een maatje groter dan die van vorig jaar. En ze zijn zojuist gepoetst met Nivea. Tip van oma. Dat doen de Italianen allemaal, zegt oma. Er gaat niets boven Nivea op laarsjes. Oma heeft haar leren jassen er pas allemaal nog mee ingesmeerd. En vanmorgen, voor ze naar Amsterdam afreisde, deed ze eerst een dikke laag Nivea op haar droge huid en daarna op haar schoenen.
'Jouw laarsjes zijn natuurlijk ook gemaakt van het huidje van een koe,' hoor ik haar aan Jeetje uitleggen.
'Het huidje van een koe.'
'Ja,' zegt oma. 'Dus die laarsjes kunnen wel een likje van dit spul gebruiken. Dan worden ze weer glanzend en lekker soepel.'
Zo staan er twee met Nivea ingesmeerde laarsjes in het halletje. Voor het eerst bij deze voordeur. En dit zal voorlopig nog niet de laatste keer zijn.

donderdag 11 november 2010

leerpuntjes

Een cursist ging op woensdag naar een vet concert in Paradiso. Een ander verkoos een optreden van Cirque du Soleil boven mijn schrijfles. Eentje liet het na vier lessen wegens 'persoonlijke omstandigheden' helemaal afweten. Per mail. In haar verhaal speelde een overleden moeder een pregnante rol. Ja, dan ga je toch invullen. Al ben ik de laatste die zal beweren dat fictie en realiteit hetzelfde zijn. Maar meer informatie dan de stukken die ze schreven, had ik niet over hen. Bij sommigen kwamen er tentamens uit de lucht vallen. Zij dienden de woensdagavond en nacht -onverhoopt - te gebruiken om te 'blokken'. Ik heb een cursist gehad die zich maar een keer heeft laten zien. Hij was een voormalig stagiair-correspondent uit het Midden-Oosten en na die eerste aanzet voor een verhaal, is hij opgelost in het niets. Eén cursiste twijfelde alleen nog over het fulltime schrijverschap of het opzetten van een kinderdagverblijf in Zuid-Spanje. Zij heeft halverwege mijn lessenreeks de knoop blijkbaar doorgehakt.
Er was mij al verteld dat het voorkomt dat de mensen niet op komen dagen, omdat ze op woensdagavond iets anders te doen hebben dan de cursus korte verhalen schrijven. Ook zouden ze soms wegblijven bij extreme weersomstandigheden.
Toen dat inderdaad zo bleek te zijn, was ik toch verbaasd. Want wie wil er nou iets anders liever gaan doen dan schrijven? Wie trotseert er nou geen regenbuitje om zijn tekst beter te krijgen?
Dat is meteen het grote verschil tussen mij en een cursist. En dat moet je goed in de gaten houden als docent. Zij doen het gewoon voor de lol. Er zijn wel meer dingen die je voor je lol kunt doen. Ook dat is een leerpuntje voor mij.

woensdag 10 november 2010

De vrouw

Als ik de vrouw op de trap passeer, zie ik de piepkleine baby over haar schouder bungelen, het haar nog vet van het smeer, de speen bedekt de helft van zijn gezichtje. 'Daar ga je dan kleine,' fluister ik. 'Mee in de vaart der volkeren.'
De vrouw jaagt haar trage tweejarige voort in het trappenhuis en brengt haar oudste naar het juiste klaslokaal. Ik lach naar haar, maar zij lacht niet terug.

Elke dag zag ik haar een paar keer op haar bakfiets voorbij komen, altijd fietste ze tegen de wind in. Haar blik op oneindig. Hoogzwanger. Maandenlang was deze arme vrouw ook zo ontzettend hoogzwanger. Een uitgezakte knot in haar haar.
Maar een paar dagen geleden, zag ik haar achter een kinderwagen lopen. Je weet dat er zich onlangs iets bijzonders heeft afgespeeld. Dat zie je niet. Er ligt een schoon wurmpje in een wagentje. Het is alsof dat zonder vies te worden gebeurd is. Zo ziet het er uit bij andere mensen. Alsof ze niets geleden hebben. Zo zag de vrouw er uit voor het baby'tje, zo ziet ze eruit na het baby'tje. Met exact dezelfde knot.
Nu de baby er is, lijkt er niets veranderd. Ze stapt haastig voort. Met haar blik nog altijd in de verte, ergens.

Ik denk dat het beter voor de vrouw zou zijn als ze rust zou nemen. Al die haast, zou dat nou nodig zijn?

dinsdag 9 november 2010

Nieuwe fase

Ze wordt ongelooflijk groot. Ze begint al aan vast voedsel.
Naast een tekening van Jeetje, haar mondje blauw van inkt, heeft ze nu ook haar eerste fruit gegeten. Een halve banaan is het babybuikje ingegaan. Kleine dingetjes mogen ècht niet meer op de grond slingeren. Omdat ze er juist plezier in heeft om die hele kleine dingetjes tussen twee hele kleine vingertjes te pakken en ze dan te proeven.
Daar gaat ze, ik hoor haar. Ze beweegt zich voort. Ze oefent haar stembanden.

maandag 8 november 2010

Dingetje

Zaterdag, bij de Nachten in Antwerpen, las ik o.a. 'De bril van de schoonmaker' voor. Er was gevraagd om een 'Dingetje' te kopen voor 5 EU en daar een stukje van 500 woorden over te schrijven. Dat zal dan geveild worden op E-bay. Ik kwam met een bril aan en met dit verhaal. Een bewerking van een weblogbericht. Zo ga ik wel vaker te werk.

De bril van de schoonmaker.

Als ik naar boven loop om de baby uit bed te halen, komt Fabio achter me aan. Nog steeds pratend.
De nieuwe Braziliaanse schoonmaker wil veel met mij praten. Erg veel. Ik ben zijn enige kans om het Nederlands mee te oefenen. Elke kans die hij krijgt, grijpt hij. Benut hij. Buit hij uit. De overlevermentaliteit. Daar kan ìk weer van leren.
‘Jij kan jouw baby gewoon in de prullenbak gooien, toch?’ zegt hij.
‘Dat is hypothetisch gezien mogelijk.’ Af en toe doe ik een moeilijk woord. Voor zijn woordenschat.
‘Dan kan jouw baby niets doen, toch? Jij bepaalt wat ze doet, toch?’
‘Ja?’
‘Nou, zo is het ook met mensen. Wij worden als marionetten bestuurd. Wij kunnen niks doen, snapt?’
‘Een baby is een mens, Fabio.’
‘Wij bepalen zelf niks,’ zegt hij. ‘Snapt?’
Het is een beetje alsof de schoonmaker en ik het Moeder de Gans Spel aan het doen zijn. Ik ben de moeder en hij het gansje dat mijn gang naar de babykamer nauwgezet volgt.
‘Oom Fabio zegt gekke dingen. Oom Fabio moet oppassen.’ Dit is mijn babystem. Een octaaf hoger. Als ik haar optil, lacht de baby naar mij en naar hem. ‘Anders zetten we oom Fabio zèlf bij het grofvuil.’ Ik kus haar warme, zachte nekje. Ze drukt haar kwijlmondje op mijn gezicht. ‘Ik ruik iets,’ zeg ik.
‘Ik zou jou zo kunnen vermoorden,’ zegt hij.
Ook als ik de baby met de billen bloot op de commode heb liggen, maakt de schoonmaker van de gelegenheid gebruik de Nederlandse taal met mij te praktiseren.
‘En jouw baby ook.’
Hij staat midden in de deuropening. Dit kamertje is niet groot. Twee bij drie. De schoonmaker is ook niet groot. Anderhalf bij een kwart. Maar hij is een krijger.
‘Jij weet niet waar ik last van heb,’ zegt hij.
‘Hoezo?’
‘Dingen kunnen hoog oplopen, snapt? En dan kan het ineens genoeg zijn en dan kan ik denken: ik ga haar baby doden.’
‘Fabio, wij zeggen hier: Snap je? niet snapt. Snap je?’
‘Jij kent mij niet. Ik ken jou niet,’ zegt hij.
Ik hoef eigenlijk die bril maar weg te denken, me één streepje op zijn wangen voor te stellen, en er staat een Amazone-indiaan op mijn drempel. In zijn bestaan bedreigd.
‘Jouw man is hier niet. Ik ben een man, ik ben sterker,’ zegt de indiaan. ‘Snap je?’
‘Goed gezegd!’
Met een hand houd ik de beentjes omhoog en met de andere probeer ik de lichtbruine babyvla weg te poetsen. In plaats daarvan verspreid ik het. Het half ontblote kind probeert steeds op haar buik terecht te komen. Mijn handen zitten vol, haar romper raakt bevlekt, het behang besmeurd.
‘Ik vertrouwde je wel,’ zeg ik.
‘Jij ziet alleen mijn buitenkant,’ zegt hij.
‘Ik zie poep.’ Ik lach.
‘Jij weet niet wat in mijn hart zit,’ zegt hij.
‘Nee, maar, eh, je wou toch niet echt gaan moorden nu?’
Overal is poep. De schoonmaker komt erbij staan. Hij zet zijn bril af en kijkt me aan. De lotiondoekjes zijn op. Ook dat nog.

vrijdag 5 november 2010

Werkelijkheid

Deze week heb ik Deetje voor het eerst naar de nieuwe crèche gebracht. Vijftien stappen van mijn huis vandaan. Wat een gemak!
Bij de rondleiding had ik het ding al wel zien staan. Maar ik deed alsof van niet. De leidster zag er heel verstandig uit en ik was ervan overtuigd dat zij een baby daar niet in zou stoppen. Omdat ik het al aan haar gezicht kon zien, hoefde ik het haar niet te vragen. Trouwens ik had het geelwitte, plastic gevaarte helemaal niet in die hoek zien staan. Dus kon ik er niets over vragen. Er zat ook geen baby in. Dat zei genoeg. Misschien waren die gevallen tegenwoordig verplicht op kinderdagverblijven.
Als dat namelijk niet zo was, als ik deze walgelijke wipper wel zou hebben gezien, als die er niet alleen voor de inspectie neergezet was, zou ik Deetje niet naar deze crèche hebben kunnen brengen. Uit principe niet. Terwijl hier de oplossing lag van ons logistieke probleem. Wie puur oplossingsgericht denkt, moet hier en daar wat weglaten.
Er zitten vijf standen op de stoel. Op stand vijf zwiept de baby heen en weer alsof die zich in een kermisattractie bevindt.
Gisteren vond ik Deetje in stand vijf. Ze probeerde steeds het popje dat bovenop haar lag te pakken, maar dat lukte niet. Ze bewoog, als een doorgedraaide autist, heen en weer.
Men kan zijn ogen niet sluiten voor wat er wel is. Men kan de werkelijkheid niet naar zijn hand zetten. Behalve in geschrift.
Ook de lieve, verantwoorde leidster zet mijn levenslustige baby in een elektrische stoel. Achter de bank. Ver van de andere kindjes af die aan tafel zaten om hun fruithapje te eten.

donderdag 4 november 2010

Eer?

Jeetje zit in bad en vraagt om iets te drinken. Zo gaat dat al de hele tijd met van alles. Zij vraagt, ik breng.
'Straks als je uit bad bent.'
'Nee, nu.'
'Hè Jeetje, ik lijk je bediende wel!' zeg ik als ik haar het bekertje water overhandig.
'Maar jij bent veel sneller dan een bediende,' zegt ze en drinkt haar bekertje leeg. Ik zet het netjes terug.

Leuk weekendje?

Voor wie dit weekend, een weekendje Antwerpen gaat doen, is er het festival de Nachten. Met optredens van allerlei leuke schrijvers en bands en op zaterdag kun je ook naar mij komen luisteren. Ik zal iets nieuws voorlezen en iets ouds.

woensdag 3 november 2010

De cultuurfilosoof

Ik veerde op uit mijn lethargische houding toen de cultuurfilosoof in het televisieprogramma aanschoof. Hij had een boekje over de eeuwige terugkeer van het fascisme geschreven.
Voor de filosoof op het scherm verscheen, wist ik niet goed wat ik met het halve uur dat mij die avond nog restte, aan zou vangen. Man telefoneerde met zijn zus, en ik had de tv aangezet.
'Wilders is een fascist,' zei de filosoof. Hij was daar om in debat te gaan met een historicus die dat pertinent onwaar vond. Terwijl er op tv gesproken werd over het hedendaags fascisme, was Man elders in de kamer aan het debatteren over de voors en tegens van het hebben van dochters. Ik zette de televisie harder. Steeds harder. Ineens mocht ik geen woord missen van wat hier gezegd werd. Man hing op.
'Kom eens, kom eens,' zei ik.
'Die vent spreekt me niet aan,' zei Man.
'Maar je weet niet waar hij het over heeft.'
'Moet dat?'
'Volgens mij heeft hij gelijk! Echt. Al kan ik het niet precies onderbouwen.'
'Onderbuikgevoelens,' zei Man. 'Daar moet je nooit naar luisteren.'
Toen begon het volgende item en gingen we slapen.

dinsdag 2 november 2010

Pilletjes

'Ik wil niet groot worden.' Het begint Jeetjes mantra te worden. 'Ik wil niet groot worden, want dan moet je kinderen krijgen.'
'Hou nou toch eens op over dat kinderen moeten krijgen, liefje. Je moet niks.'
'Ik wil niet groot worden.'
'Maar je wordt groot.'
'Ik wil geen kinderen.'
'Maak je niet druk. Er zijn pilletjes tegen kinderen.'
'O, ja?' Jeetje springt van haar stoel. 'Die wil ik! Die wil ik! Die wil ik nu!'
'Dat zullen we t.z.t. wel bespreken,' zeg ik. 'Het is nu absoluut niet aan de orde. Je bent vijf.'
'Is dat hetzelfde als pilletjes tegen wormpjes?'
'Zoiets.'
'Ik vind het wel zielig voor jou als ik geen kinderen krijg.'
'Waarom?'
'Dan word jij geen oma.'
'Geeft niks, schat. Geeft niks. Ga spelen!'

maandag 1 november 2010

De dood van de beroemde schrijver

'Ik vind het erg,' zegt Jeetje.
'Wat?'
'Dat die beroemde schrijver dood is.'
'Hij was al wel heel oud, hoor.'
'Was het echt de beroemdste schrijver van héél IJburg?'

vrijdag 29 oktober 2010

De kat in de gordijnen

Het was de avond van Gerbrand Bakker en er werden allemaal mooie dingen over hem en zijn werk gezegd. Maar ik bleek naast Dolf Verroen te zitten. De kinderboekenschrijver. Van 'De kat in de gordijnen.'
Een van de eerste boeken die ik zelf las, en ik weet ook nog dat mijn moeder de verhaaltjes aan mij voorlas. Over de vader die uit zijn werk kwam en in zijn broek gepoept had. En over een heel woedend meisje. Het trof mij diep.
'Dolf Verroen, dat is een goede schrijver,' hoor ik mijn moeder nog zeggen. 'Daar mag je wel een boek van.'
Nou, daar zat ik dus naast, gisteravond.
'En wie ben jij?' vroeg Dolf Verroen.
'Elke,' zei ik. Volgens mij hebben we handen geschud. Daarna keek ik voor me.
Er werden odes gebracht aan Gerbrand Bakker. Maar ik bestudeerde de opvallende ring van Dolf Verroen. De stof van zijn zwarte pantalon. Zijn bril. Ik zag mezelf als kind in mijn slaapkamer vol schrootjes en hoe ik 'De kat in de gordijnen' spelde. Kinderboekenschrijvers waren mijn helden. Ze kwamen van een andere planeet dan de mijne en ik was allang blij dat ik hun signalen mocht opvangen. Nooit had ik toen kunnen denken, dat ik daar ooit - in het echt - naast zou zitten.

In mijn hoofd repeteerde ik wat ik tegen Dolf Verroen zou zeggen. En toen de avond voorbij was, ben ik snel opgestaan en weggelopen.
Terwijl ik best veel schrijvers in het echt zie, zou je zeggen. Maar die doen me niks.

donderdag 28 oktober 2010

Wat zeg je dan?

'Je moet voortaan ècht een hand geven, hè?' zeg ik tegen Jeetje. 'Je bent vijf. Dat kan zo niet langer.'
'Ja,ja,' zegt Jeetje.
'Als er iemand op bezoek is, geef je een hand, je kijkt iemand aan en zegt 'hallo'. Kom op zeg.'
'Waarom moet je iemand ook aankijken?' vraagt Jeetje.
'Dat is beleefd.'
'Waarom?'
'Dat is aardig. Vriendelijk. Daarmee zeg je feitelijk: hier ben ik en ik zie jou.'

Ikzelf ben geen enthousiast handenschudder. Ik moet dan al mijn zeilen bijzetten. Het is een klein krachttoer. Dat zie je aan mij. Zeker het scherpe oog van Jeetje ontgaat weinig. Als het maar even mogelijk is, doe ik het niet. Ga ik zogenaamd druk in de weer met andere dingen en sla zo het verwelkomen over.
Zo gaat het ook als we bij een feestje aankomen. Half in de deuropening steek ik m'n hand op, - alsof ik van de politie ben en een stopsein maak - zeg 'Hallo' en verdwijn zo snel mogelijk in een gesprek met één persoon. En bij het afscheid? Jeetje en ik, we verdwijnen gewoon. We bedanken niets en niemand.
Maar dat moet Jeetje intussen wel een keer gaan doen. Ze is al vijf.

woensdag 27 oktober 2010

Blijf

Ik heb vandaag, toen ik even beneden was, een heel prachtige hond gezien. Die bleek hier op bezoek met zijn baasjes.
'Wat is dat voor een prachtige hond,' zei ik.
'Hij is niet alleen heel mooi, maar ook bijzonder,' zeiden zij.
Dat kon ik goed geloven. Zo zag hij er ook uit.
Toen zijn baasjes even later ons huis gingen bekijken, werd de hond gezegd onder de tafel te blijven liggen. Dat zou hij zeker doen.
'Hij luistert naar iedereen, dat is het bijzondere.' Zijn baasjes liepen de trap al op. 'Je hoeft alleen maar 'blijf' te zeggen.'
Ik zei: 'Blijf.' Maar hij bleef niet echt. Dat gaf eigenlijk niets. Hij was toch altijd lief, hadden ze gezegd. Het was een hond met een stamboom.
De hond stak zijn neus door de spijlen van de box. Ik denk dat de baby vooral zou zeggen dat ze de hond zo groot vond, als ze iets had kunnen zeggen. Niet dat hij zo mooi was. Baby's en schoonheid, dat bijt mekaar.
'Blijf!' zei ik weer.

dinsdag 26 oktober 2010

Mijn kiender

Op de terugweg, met twee slapende kiender voor in de bakfiets, vroeg ik me af hoe ik het huis zou aantreffen.

Een totale chaos was nog het minst erge. Mijn computer weg? Geen probleem. Mijn werk was in een pril stadium.
Nee, ik moest er rekening mee houden dat hij zich schuilhield in één van onze kamers. En als ik dan met mijn twee kiender in de woonkamer zat - met een warm kopje thee voor de één en een warm flesje melk voor de ander - zou hij na een uurtje opduiken. Hij zou door het trapgat naar beneden springen.
Of ik zou de voordeur opendoen met in mijn kielzog mijn twee kiender. De baby op de arm. De kleuter liep alvast vooruit. Zij zou de eerste zijn die de blote voeten in het trapgat zag hangen. De aanblik hiervan zou haar hele leven veranderen. De point of no return. De vrolijke Jeetje veranderde in een somber meisje dat in de puberteit besloot in zichzelf te gaan snijden.

Zijn racefiets was weg toen wij aankwamen. Maar dat zegt niet alles. Ik ben niet wereldvreemd. In de woonkamer speelde de muziek nog. En de toiletdeur bleek aan de buitenkant op slot. Met een schroevendraaier poerde ik 'm open. Ik duwde Jeetje een beetje naar achteren. Met mijn hand beschermde ik haar ogen. Maar dit was niet nodig.

Op het aanrecht vond ik een briefje.
Er stond: 'Dag beste mensen. Zouden jullie deze spullen willen kopen. Glorix. Antikal. Groet de schoonmaker.'

maandag 25 oktober 2010

Alles onder controle

De baby speelde op het kleed met een plastic telefoon. De kleuter zat aan tafel en kleide met de kleuren, blauw, geel en roze. Ze maakte een zon, een maan, een ster. Ik dacht dat ik alles onder controle had, tot ik vanuit een ooghoek de man zag. Hij stond bij de trapleuning naar ons te loeren, in een groot grijs vest met capuchon en op zijn hoofd een roze gebreid mutsje.
Ik begon over mijn hele lijf te trillen. Ik dacht dat we er geweest waren.

Maar het bleek geen man te zijn. We gebruiken de trapleuning soms als kapstok.

Het aantal mannen dat zich hier in huis, als ik per ongeluk even opkijk, op blijkt te houden, groeit met het uur. Lang niet slapen zal een mens uiteindelijk tot waanzin drijven.

zaterdag 23 oktober 2010

Zegeningen

'Het zijn de zegeningen van het ouderschap,' zegt de weekenddokter glimlachend.
Met kleine ogen turen we de verte in. Daar waar de slaap heerst, en wij steeds maar niet mogen komen. Het is weer een dag. We zijn met z'n allen bij de huisartsenpost aan de Wibautstraat. Het consult is afgelopen. We moeten alleen terugkomen als ze geen adem meer krijgt.
'Ik heb er al veel van dezen gezien de afgelopen week,' zegt hij. 'Eentje had een longontsteking.'
'Maar de onze niet, toch?'
'Nog niet.'
'Ze drinkt nauwelijks. Hoe moet dat dan?'
'O, die kleintjes kunnen wel een maand zonder eten.'
'Een maand?'
'Deze is nog levendig genoeg. Ze weert zich af. Ze wil de stethoscoop pakken. Allemaal heel positief.'
'Ja, ja.'
De dokter kijkt ons überrustig aan.
'Het duurt nog wel zeven nachten,' zegt hij. 'Zo'n kleintje heeft nog niet zo veel afweerstoffen als wij hebben. Zij moeten dat allemaal nog opbouwen.'

donderdag 21 oktober 2010

Met pensioen

Jeetje oefent een liedje voor een juffrouw die met pensioen gaat. Halverwege stopt ze.
'Wat is 'met pensioen' eigenlijk?'
Ik leg uit wat het betekent als mensen met pensioen gaan.
'Hoeveel nachtjes slapen is het nog voordat ik met pensioen mag, mama?'
'Nog heel veel nachtjes voor jij met pensioen gaat.'
'Maar voor Deetje duurt het nòg veel langer, hè?' zegt Jeetje tevreden, 'tot zij eindelijk met pensioen mag.'
Ik knik. Om over mijn pensioen nog maar te zwijgen.

woensdag 20 oktober 2010

Verkoudheden

Ik ben met Deetje bij de dokter. Haar verkoudheid duurt nu al anderhalve week en wordt erger.
Ik weet hoe dat gaat met verkoudheden.
Jeetje was op die leeftijd ook eens verkouden. Nog altijd zie ik de grote brancard door de gangen van het ziekenhuis vliegen. Gedragen door twee ambulancemedewerkers in fluorescerende pakken. Met in het midden onze maxi-cosie erop. Iedereen in het ziekenhuis bleef stilstaan. Om te kijken naar ons. De ouders die er achteraan holden. Sommigen knikten ons toe. Anderen begonnen te fluisteren.
Ik weet hoe dat gaat met verkoudheden. Man was een jaar geleden ook eens verkouden en had een beetje oorpijn.
Nog altijd hoor ik de dokter van de avonddienst:
'Nee, je gaat niet eerst naar huis om spullen te pakken. Jullie gaan meteen.'
'Maar thuis, ons dochtertje...'
'Dat doet er nu niet toe. Ik heb de taxi al gebeld. '
'Taxi?'
'Die gaat sneller dan een ziekenauto.'
'O, zo.'

Vandaar dat ik weet hoe dat gaat met verkoudheden.

dinsdag 19 oktober 2010

Wetten van drama

Ik bedenk een lesje over 'de wetten van drama' voor mijn studenten, terwijl beneden een verwarde man mijn woonkamer stofzuigt. En elk moment naar boven kan rennen, met een broodmes, mijn kamer binnen kan stormen.
Net nu man en baby even uit wandelen zijn, natuurlijk.

Hij gedroeg zich normaal vanmorgen. Welke gek gedraagt zich van de een op de andere week volkomen normaal?

Ik probeer mij nog wat te concentreren op mijn werk, voor ik zo dadelijk gewurgd ben met de stofzuigerslang.

maandag 18 oktober 2010

Geen flauw benul

Ik kan me bijvoorbeeld met de beste wil van de wereld niet meer herinneren wat ik dit weekend gedaan heb. Het is alsof het nooit weekend is geweest. Alsof er geen verleden is. Ik zit in een aanhoudend nu. Dat moet heel mooi zijn, dat weet ik. Veel mensen streven ernaar met allerlei yoga- en ademhalingsoefeningen. Maar ik ben hier noodgedwongen. Ik ben in het hier en nu omdat iets anders niet beklijft.
Mijn aflatende geheugen baart me regelmatig zorgen. In de loop der jaren ben ik een meester geworden in het verdoezelen ervan. Gelijk de dementerenden. Mensen die mij langer kennen, weten het. Ze weten dat ik niet meer weet wat er toen en toen gebeurde. Alsof ik er niet bij was. En dat al mijn hele leven.
Gelukkig schrijf ik. Dat is de enige manier waarop er weleens iets naar boven wil komen, dat allang vergeten was.
Dit stukje heb ik vast al eens geschreven. Maar nooit precies op deze manier.
Soms ben ik bang dat ik later echt dement word. Dat beklemt me.

vrijdag 15 oktober 2010

Mijn walrusje

Ik deed de plastic sloffen om mijn schoenen en daar gingen we, Deetje en ik. We kwamen voor de eerste kennismaking. We paradeerden de ruimte binnen. Iedereen zou meteen zien met wat voor een leuk, bijzonder meisje ik hier aankwam. Een aanwinst voor de crèche. Zo jong nog en dan al zo wijs.
Ik legde Deetje bij de andere baby's op de mat. Terwijl ik met de leidster het intakegesprek voerde, bekeek ik de scharrelende zuigelingen. Deetje lag er als een walrus tussen. Plat op haar buik. Armen en benen wijd. Ze verroerde zich niet. Na een tijdje richtte ze alleen haar hoofd een heel klein stukje op. Alsof het topzwaar was. Ze staarde mij aan met licht waterige oogjes. Als je haar niet kende, zou je denken dat ze gewoon zo'n onscherpe blik had. Nog niet echt kijkend, niet in staat tot contact maken. Een paar andere baby's begonnen op hun buik door de ruimte te schuiven.
'Zij zijn allemaal wat ouder,' zei de leidster. 'Deetje ligt nog echt stil, hè?'
Nou, nee hoor, wilde ik zeggen. Ze rolde zich met anderhalve maand al om en met drie maanden maakte ze haar eerste kruipbewegingen. Maar ik mocht vooral niet overkomen als een streberige moeder, dus zweeg ik en keek naar mijn walrusje op het kleed dat nu heel ongericht naar een speelgoedje aan het slaan was.

donderdag 14 oktober 2010

Zelfbeeld

'Schud nu eens met je haar, en dan kijk je meteen serieus de lens in...'
Ik sta tegen de witte muur, doe mijn hoofd naar beneden en schud wild met mijn haar.
'Alsof je gestoord bent,' zegt de fotograaf.
'Wàt zeg je?'
'Kijk alsof je gestoord bent.'
'O, eh, ja, ja.'
'Alsof je gestoord wòrdt, bedoel ik.'
Telkens opnieuw begin ik met het losschudden van mijn haar, steeds weer probeer ik verstoord op te kijken. Maar hoe kijkt een mens als zij 'verstoord opkijkt.' Met een grote frons in haar wenkbrauwen en haar lippen fijngeknepen, natuurlijk.
De fotograaf zegt: 'Nu zeg ik een tijdje niks. Nu kijk ik naar je. En jij kijkt alleen maar in de lens.'
'Is goed.'
Zo sta ik daar in dat grote, zwarte ding te kijken, die draaikolk. In de lege zolderkamer. Met mijn mond half open. Mijn rug tegen de muur. Mijn schouders opgetrokken. Totdat de ene helft van mij in het wit van de muur is verdwenen, en mijn andere helft opgaat in het episch centrum. Het zwarte gat.
Klik.

woensdag 13 oktober 2010

Ik begin

Deze week had ik vooral vandaag. De dag waarop ik weer zou gaan beginnen. En dan bedoel ik echt beginnen. Niet alleen denken over hoe ik zal beginnen en waarover ik zal beginnen. En al helemaal niet schrijven over beginnen. Maar het daadwerkelijk doen.
Dat heb ik tot nu toe helaas niet gedaan. Althans: niet zoals ik zou willen beginnen. Ik heb mijn les voorbereid voor vanavond. Ik heb fragmentjes gelezen in Visser van Rob van Essen, De Weg van Cormac MCCarthy, De diefstal van mijn jeugd van Natascha Kampusch, Afkomst van Rashid Novaire. Goede namen gezocht in 'De mooiste voornamen uit de hele wereld.' Geen naam gevonden. In mijn les zal ik het - net als de vorige keer - gaan hebben over tijd, plaats, handeling, spanningsopbouw. Dus schreef ik zojuist in mijn zwarte begin-schrift: tijd? plaats? handeling? Spanningsopbouw? Maar zo werkt het toch niet helemaal. Het beginnen.

dinsdag 12 oktober 2010

Fictie of non-fictie, dat is de vraag

De schoonmaker is er niet. De schoonmaker komt de volgende week weer. Als man ook thuis is.
Ik heb zoveel reacties op mijn stukje van vorige week dinsdag gekregen, dat ik het niet kan maken ten opzichte van mezelf en mijn trouwe lezers. Maar lag het aan de schoonmaker zelf of komt het eerder door wat ik van hem maakte? Ik weet het niet meer zeker.
Was het echt zo erg?

De telefoontjes die ik de afgelopen week kreeg, de mails die ik ontving en ook de mensen die ik tegenkwam, vonden van wel. Ze begonnen er meteen over. 'Hoe zit dat nou met die schoonmaker?'
'Zo iemand heeft die fantasieën niet voor niets.'
'Je weet toch wel wat je doet?'
'Ik maak me zorgen.'
Ook man werd herhaaldelijk gewaarschuwd. 'Laat vrouw en baby niet alleen achter hoor. Niet doen!'

Ik weet het niet. Lag het aan de manier waarop ik de dialoog beschreef? Is de aard van dat stukje niet meer debet aan de zorgen van de lezer, dan de ware aard van de schoonmaker? Als ik het toen niet meteen hier opgeschreven had, was ik het nu wel weer vergeten.
Dan was hij gewoon gekomen. Dan was er- waarschijnlijk - niets aan de hand geweest.
Heel zeker weten, doe ik dit niet. Dat is het punt.
Of schrijf ik dit ook alleen maar op om het spannend te houden?

maandag 11 oktober 2010

Twee boze zusjes

Het weekendje weg - vrijdag, zaterdag, zondag - was voortreffelijk verlopen, tot we zondagavond op de A1 tot stilstand kwamen. Eerst ontwaakte de baby op de achterbank en niet veel later werd ook de kleuter wakker. We waren in een file van twintig kilometer beland. Deetje protesteerde zachtjes, maar haar protest werd hoe langer hoe slechter te negeren. Het speentje lag ergens in één van de tassen in de achterbak. Met mijn knieën op mijn stoel, en mijn billen richting voorruit, bood ik haar mijn vinger aan. Ze greep die met beide handen, stak 'm in haar mond en sabbelde. Zo zat ik een tijd. Zo stonden we een tijdje op de snelweg. Tot de auto plotseling optrok en mijn nagel in Deetjes verhemelte kraste. Het begin van een luid brullen en gillen. Ook Jeetje ging meedoen. Al gauw hadden we twee krijsende meisjes op de achterbank. Er was nergens een afslag. We reden vijf kilometer per uur. De donkerte viel in. De terugreis was nog maar net begonnen.

donderdag 7 oktober 2010

75 EU

Die man van de Nederlandse Spoorwegen had trouwens niet alleen een aardappelneus. Zijn hele gezicht was gebutst en gehavend. Zijn huid was dik en leerachtig. De paar haren die hij nog had, waren vet. In de pauze zat hij altijd alleen. At hij zijn zelf gesmeerde boterhammen met palingworst. Nog net niet met pensioen. Zijn ogen, dat was misschien wel het meest kenmerkende aan hem, zijn ogen keken naar mij alsof ik diegene was die hem ooit, hardhandig, naar zijn eigen helft teruggeduwd had. Die hem - en alle liefde die hij in zich had - voorgoed naar zolder bonjourde.
Alsof ik het was die met mijn vriendinnen om zijn hobby lachte. De miniatuurwereld waar hij voor spaarde. Daarboven. Bij de modeltreinen. Waar hij ook sliep.
Alsof ik het was.
Daarom schreef hij voor mij die bon.

woensdag 6 oktober 2010

De voorleesmoeder

De meesters en de juffrouwen staan in pyjama's, sloffen en ochtendjassen buiten. Rupsje Nooitgenoeg kruipt levensgroot over het schoolplein. Voor deze gelegenheid eet hij boeken, veel boeken, in plaats van appels en peren. Alle kinderen van de school staan er, in hun nachtkleding, naar te kijken. In hun handen houden ze een versierde doos met een ontbijtje erin. Een gekookt eitje, een krentenbol, een broodje chocopasta en een banaan, mandarijn of een appel voor een klasgenoot. De kinderboekenweek begint en ik ben voorleesmoeder in Jeetjes klas. Ik heb een prentenboek meegenomen - 'Stap maar op mijn bezemsteel' van Julia Donaldson - en als het gezamenlijke ontbijt ten einde loopt, ga ik op de kruk van de juffrouw zitten en begin met voorlezen.
Maar eerst stel ik nog de vraag: 'Wie kent dit boek al?'
Het blijft helemaal stil. Na een tijdje steekt Jeetje haar vinger op.
'Ikke,' zegt ze zacht.

dinsdag 5 oktober 2010

Wie bepaalt

'Jij kan jouw baby gewoon in de prullenbak gooien.'De schoonmaker kijkt me aan.
'Ja?'
'Dan kan ze niks doen, toch? Jij bepaalt wat zij doet, toch?'
'Ja?'
'Nou, zo zijn mensen. Wij worden als marionetten bestuurd. Wij kunnen niks doen.'
'Wij zijn baby's die in prullenbakken kunnen worden gegooid?'
'Ja, wij bepalen zelf niks.'

*

'Ik kan jou zo vermoorden. En jouw baby ook. Jij weet niet waar ik last van heb.'
'Hoezo?'
'Dingen kunnen hoog oplopen, snapt? En dan kan het ineens genoeg zijn en dan kan ik denken: ik ga haar baby doden.'
'Ja?'
'Jij kent mij niet. Ik ken jou niet. Jouw man is hier niet. Ik ben een man, ik ben sterker.'
'O, maar daar heb ik heus wel aan gedacht hoor. Dat jij zou kunnen gaan moorden en meer van die dingen. Maar ik heb ingeschat dat jij dat niet zou doen.'
'Jij ziet de buitenkant.'
'Inderdaad. Ik vertrouwde het wel.'
'Jij weet niet wat in mijn hart zit.'
'Maar, eh, je wil toch niet gaan moorden nu?'
'Nee, nee.' Hij kijkt naar boven. 'Er is altijd iemand die over ons oordeelt.'
'Alleen dáárom moord je niet?'

maandag 4 oktober 2010

In de trein

Een opgepompte Afrikaan in een klein wit hemdje zit tegenover me. Ik voel aan mijn flubberarmpjes.

Een Surinaams modelgezin komt onze coupe in. Papa, mama, zoon en dochter. Ze kunnen geen plekje bij elkaar vinden.
Maar het is etenstijd. Moeder scheurt de grote, bruine zakken met patat open en de zakken met broodjes hamburgers. Ze haalt vier flesjes Fanta uit haar tas, deelt de servetten uit. De maaltijd begint. Ik heb zelden iemand zo smakelijk zien eten en ongebreideld zien genieten in een stampvolle wagon.

Een vrouw met een zwarte zonnebril en een grote, zwarte koptelefoon. Zij is er even niet.

Een meisje met een uitgezakte staart en een hese stem heeft haar benen op haar rode koffer gelegd. Ze draagt vuile Allstars. Ze belt de hele reis. Ze komt net uit Boedapest terug, daar was het supercool, ze heeft er ook een supercool party-eiland bezocht, en ze zal morgen met haar supercoole baan beginnen als coördinator van evenementen.

Een tengere man met grijs haar en zware, zwarte wenkbrauwen boven zijn felle ogen, houdt mij in de gaten. Maar ik hem ook.
Wat doet hij? Wie is hij?

De controleur met aardappelneus geeft mij een bekeuring. Mijn kortingskaart blijkt verlopen, terwijl er geldig tot en met januari 2013 op staat.
'Identiteitsbewijs,' roept hij.
'Heb ik niet bij me!'
'Dat moet,' zegt hij.
'Ik heb geen paspoort meegenomen vanmorgen.'
'Dat moet,' zegt hij weer.
'Heb ik niet bij me!'
'Geboorteplaats,' roept hij.
'NIJMEGEN.'
'ADRES?'
Het wordt doodstil in de coupé terwijl ik mijn adres voor de aardappelneus spel, alsof ik hem een gedicht voordraag.
Het supercoole meisje houdt op met bellen, de Afrikaanse bodybuilder kijkt me strak aan, de tengere grijsaard pakt pen en papier en zelfs de Surinamers laten hun hamburgers even koud worden. Alleen de vrouw die er niet wenst te zijn, is er nog steeds niet.

zondag 3 oktober 2010

Zondagontbijt

Deetje slaapt nog. Man snijdt het brood. Ik pel het eitje. Koffie is gezet. We eten. Dan komt Jeetje met het sluitende bewijs voor de evolutietheorie: 'Als God de wereld heeft gemaakt, moet hij zijn handen wel heel erg geprikt hebben aan de distels en de brandnetels. Dus het lijkt me zeker niet waar dat Hij dit allemaal gemaakt heeft.'

vrijdag 1 oktober 2010

Agendapunt

Aanstaande zondag ben ik te gast in het cultureel café, salon Remunj, in Roermond. Dat belooft heel leuk te worden. Dus ik neem aan dat - met mij - iedereen de trein pakt, en dan zie ik u daar wel!

donderdag 30 september 2010

Zelfstandig werken

'Wat heb je vandaag gedaan op school?' roep ik.
Jeetje zit voorin de bakfiets tegenover een lege maxi cosi, onder het plastic zeil. Het miezert. We zijn op weg naar Deetje.
'Letters,' roept Jeetje. 'De J en de P in schoolletters.'
'O, leuk.'
Met haar vinger maakt Jeetje de J en P in lopend schrift.
'Heb je dat zelf gekozen of deden jullie dat met heel groep 2?'
Jeetje volgt het Montessori-onderwijs. Daar leer je als kleuter al zelfstandig te werken. Dat lijkt me niet voor ieder kind geschikt. Maar zelfstandig werken is Jeetje op het lijf geschreven.
'Ik ben dat zelf maar gaan doen natuurlijk,' roept ze. 'Ik wil niet dom blijven. Straks ben ik groot en dan kan ik nog niks. Dan kan ik niet lezen en schrijven. Dan kan ik mijn eigen kinderen helemaal niks leren.'

woensdag 29 september 2010

Verboden te fluisteren

'Er mag hier in huis niet gefluisterd worden! Verboden te fluisteren!' roep ik altijd tegen Jeetje en haar vriendinnetje.
Want ook die kleuters onderling zitten vol smerige geheimen. Nu zit het zo; Onder mijn dak geen geheimen (zelfs geen kleine). Geen intriges. Of ander gekonkel. Onder mijn dak alleen maar liefde. Vrede. En eeuwige trouw.
'Wie hier fluistert, kan de gang op. Wie hier nog steeds fluistert, gaat eruit!'

dinsdag 28 september 2010

Ik mis

Ik ben nu al meer dan een half jaar vrijwel non-stop bezig met concrete zaken. Soms ben ik bang dat het nooit meer terugkomt. Dat ik me altijd op dit vlak zal blijven begeven. Hier, bovengronds. Waar het ook best goed toeven is. Al ontbreekt er iets.
Ik noem het 'kunst'. Maar het is niet (alleen) de aanblik van schilderijen of andere kunstwerken. Het is het ongrijpbare, het wonderlijke, het verbazingwekkende, het verrassende, het meeslepende, het wonderschone, het poëtische, de abstractie van het leven, dat wat erbovenuit stijgt, de muziek, vooruit: het onbenoembare.
Veel van deze dingen zijn ook te terug te vinden in de baby. Maar niet alles.
Wat raaskal ik? Het is natuurlijk gewoon het schrijven. De wereldschokkende dingen die een mens op zijn bureaustoel kan meemaken.

maandag 27 september 2010

Zondag

In onze woonkeuken, of de ruimte die nog een woonkeuken moet worden, zaten mijn vader, moeder, man en een zwangere vriendin die ik al ken sinds de kleuterschool, rond een piepklein tafeltje. Jeetje en het buurmeisje zetten hun regenlaarsjes bij de deur en schoven toen ook aan. Deetje zat bij opa op schoot. Ze bleef zich maar voorover buigen met haar mollige handje (trillend van de spanning) uitgestoken om de appelpunten en de saucijzenbroodjes te pakken te krijgen. Haar mondje ging open en dicht, open en dicht. Ik schonk de kleuters een glaasje chocomelk in, waarna ze met oma gingen knutselen. Huizen bouwen van papier. Deetje kreeg tenslotte zo'n stuk papier te pakken en propte het in haar mond. Ze sneed daarbij haar zachte lipjes niet. Mijn vriendin merkte op dat ze zich niet kon voorstellen dat ze over een half jaar ook zo'n meisje op haar schoot zou hebben zitten. En toen kwam de zon ook nog door, in plaats van dat het ging regenen, zoals voorspeld was.

vrijdag 24 september 2010

Onderzoek

Twee uur fietsen op een dag om je baby onder te brengen, is niet erg economisch met tijd omspringen. Dus ik bekijk de crèche die drie minuten lopen verderop zit.
'Ons profiel is die van het onderzoekende kind,' zegt de manager.
'Mooi,' zeg ik. 'Ik ben helemaal voor het onderzoekende kind.'
'Ja, wij ook!'
'Dat treft.'
De manager die me rond gaat leiden, is een energieke knul. Een jaar of vijfentwintig, schat ik. Tien vrouwenportretten staren me aan vanaf het whiteboard op zijn kantoor. De tien vaste leidsters. Ik kijk naar de manager met zijn vlasbaard. Hij zou hun samenhang moeten bewaken? Onderlinge strubbelingetjes doorzien en oplossen? Met ze gaan praten als ze ergens mee zitten? 'Foei, Elke,' fluister ik. 'Dit is leeftijdsdiscriminatie. Wie weet waartoe deze jongen in staat is, met het managementonderricht nog fris in zijn geheugen.'
Als we door het gebouw lopen, praat de manager honderduit over hun beleid. Over vanalles. Het klinkt goed en het ziet er allemaal mooi uit. Grote lokalen. Een grote buitenspeelplaats. Een atelier om te knutselen. Tot ik, vanuit mijn ooghoek, de baby zie liggen.
'Wat is dat!' Ik onderbreek de manager.
'Een baby?'
'Maar waar ligt-ie in?'
'Een elektronische schommel, hoezo?' zegt de manager.
'Een elektronische schommel?'
'Ja?' De manager snapt er niets van.
We naderen het wanstaltige, plastic ding waar de baby in ligt. Met een lichtblauwe speen in zijn mond staart hij naar een automatisch draaiend, fluorescerend mobiel boven zijn hoofd. Terwijl het onderzoekende kind dus elektronisch heen en weer gewiegd word.
'Hij kan zo niet veel onderzoeken, hè?'
'Nee.' De manager lacht. 'Maar ze hoeven niet steeds te onderzoeken.'
'Is dit de enige elektronische schommel in het gebouw?'
'Op elke groep staat er eentje.'
'O.'
'Je baby hoeft er niet in, als je dat niet wil. Zulke dingen kun je met de leidster overleggen.'
'Nee, nee natuurlijk niet,' zeg ik.
De verdere rondleiding had ik eigenlijk niet hoeven hebben. Maar het was zo'n aardige jongen.

donderdag 23 september 2010

De docent

Ik heb net een stukje uit een verhaal voorgelezen.
'Is dit verplicht?' is de eerste reactie van een studente.
'Verplicht?'
'Ja?' zegt de studente.
'Nee,' zeg ik. 'Daarom las ik het niet voor. Maar hoezo?'
'Dus we hoeven het niet verplicht te lezen?'
'Hier is niets verplicht,' zeg ik.
Even later vraag ik me af of ik iets verkeerds gezegd heb. Zou je ze moeten verplichten?

Een docent is geen echt mens. Dat was ik vergeten. Nou ja, de docent is natuurlijk wel een echt mens, dat weet iedereen, maar de docent komt van elders. Het is een wezen waar je geen echt contact mee hoeft te maken. Je luistert ernaar. In het beste geval met interesse. Je komt en je gaat. Het is jouw tijd. Niet die van de docent. Tot gisteren heb ik ook nooit over de docent als mens gedacht. De docent die teveel menselijke trekjes vertoonde vond ik een beetje raar.

woensdag 22 september 2010

ijsje

Op deze datum, heel wat jaren geleden al, werd ik gebeld en daarna ging ik meteen naar Agnès B. Ik kocht daar een blouse, een jasje en een pantalon. Geen zwart. Een bijzondere kleur rood en het geweldigste grijs. De prijs nog in guldens. Heel veel guldens. Meer dan ik er had. Maar dat kon me niets schelen. Het ging erom dat ik er goed opstond. Op de begrafenis.
Voor het eerst droeg ik mijn eigen tekst voor, die op het bidprentje afgedrukt was. Maar niet in de goede versie. Er stond 'appel' waar ik 'ijsje' neergezet had. Ik had de verandering goedgekeurd - wie maakt zich in tijden van overlijden nou druk om appel of ijsje? - maar nog steeds vind ik dat er ijsje had moeten staan. En ik herinner me dat er in de familie wat rumoer was over het ik-perspectief van het stukje. Terwijl ik daarmee iets algemeens bedoelde, niet alleen ik. Dat is goed gekomen.
Het voordragen in de kapel. Het was de eerste keer dat ik merkte dat het het beste is zelf je tekst te doen, in plaats van acteurs. Jij bent zelf toch degene die iets wil zeggen, niet die ander.
Van die dure blouse kreeg je zweetplekken onder je oksel, dus heb ik 'm nooit meer aangehad.

dinsdag 21 september 2010

Gewoon vrij, zoals iedereen

'Tot aan welke leeftijd krijgen Nederlandse vrouwen kinderen?' vraagt de schoonmaker.
'Eh..'
'Welke leeftijd precies?'
'Ik denk zo rond de veertig.'
'Oké, veertig. Daarna niet meer?'
'Ligt eraan. Hoezo?'
'Nou, ik ga trouwen met een Nederlandse vrouw en...'

De schoonmaker is heel onrustig, zegt hij. Hij slaapt 's nachts niet goed. Hij is ten huwelijk gevraagd. Hij heeft 'ja' gezegd, want hij wil vrij zijn. Sindsdien denkt hij er steeds aan. Het is geen liefde. Wil hij het wel echt? Waarom vraagt ze het nu? Wat heeft het voor consequenties? Hij is halverwege de veertig maar zeker niet toe aan kinderen, omdat hij nog moet leren. 'Alles,' zegt hij. 'Ik moet alles nog leren. Van voren af aan. En dan kinderen, dat kan niet.'
Hij wil helemaal vrij zijn. Maar het liefst gewoon vrij, zoals iedereen hier.
'Snapt?' zegt hij.
Ik knik.
'Denk je dat het goed komt?' vraagt hij dan.

maandag 20 september 2010

Atmosfeer

'Ik zou hier net zo goed een naargeestige plek van kunnen maken,' zei ik terwijl ik de ruimte rondkeek. 'Dat maakt niet uit.'
De interviewster had gevraagd of ik speciaal troosteloze plekken opzocht om er over te kunnen schrijven.
Dit was geen troosteloze plek, integendeel. Maar wel een onbestemde. Een wonderlijke. Toen ik hier binnenkwam, was het alsof ik een andere eeuw instapte. Een andere wereld dan waar ik vandaan kwam, in elk geval. Geen wereld van zondagse poepluiers, uitgelaten kinderen, dorst, honger, ravage en vermoeide ouders, maar eentje van kunst, jaren '20 kamermuziek, Hemingway cocktails, muzikale intermezzo's van een man met gitaar, en gedichten naar aanleiding van het gedachtegoed van Theodor Adorno.
Er was ook nog een interactief gedeelte aan het einde van de middag: gedichten maken door in tijdschriften woorden weg te strepen. We streepten, terwijl buiten de donkerte in begon te vallen. Alsof ik met een heel stel vrienden in een huiskamer in tijdschriften aan het krassen was, en ons leven ervan af hing.
Maar vlak voor het echt donker werd, sprong ik toch op de fiets.
Toen ik voor ons huis stond, hoorde ik het gehuil van de baby al.

.

zaterdag 18 september 2010

Delicatessen

Ik nodig iedereen van harte uit om morgenmiddag naar Delicatessen te komen. Frank Keizer komt gedichten voorlezen en ik ga voordragen uit Lastmens. Verder is er live muziek, Graham Greene-daquiri's en wat al niet meer. Tussen 17.00 en 19.00 - en voor wie zin heeft nog gevolgd door een goedkoop bord eten. Verder helemaal gratis. Kom kijken, het wordt leuk!

vrijdag 17 september 2010

Beroemd

Bij de frites en de erwtjes komt deze keer God ter sprake.
'Sommige mensen denken dat Hij echt bestaat, maar ik denk dat het een verhaal is,' zeg ik. 'Een spannend verhaal dat wel.'
'Waarom denken ze dat God bestaat?' vraagt Jeetje. 'Het kan toch helemaal niet. Iemand die in de lucht woont?'
'Ze denken dat God de hele wereld heeft gemaakt. De bomen, de bloemen, de lucht. En ons erbij. '
Jeetje kijkt naar alles wat mogelijk geschapen zou zijn door God en concludeert: 'Dat kan echt niet.'
'Nee, precies. Ik vind het ook niet erg plausibel.'
'Dan zou hij wel héél beroemd moeten zijn,' zegt Jeetje.

donderdag 16 september 2010

Op een existentieel vlak

'Weet je waarom ik het meest jaloers ben op Deetje?' zegt Jeetje tijdens het avondeten.
'Nou?' Nu zullen we het krijgen. Ze is jaloers op Deetje omdat zij zo lekker op mijn schoot mag zitten en geknuffeld wordt, terwijl Jeetje wordt gesommeerd op haar stoel te blijven zitten totdat die drie lauwe bloemkoolroosjes he-le-maal op zijn. ('Wat gebeurt er als ik nu toch van tafel ga? Wat doe je dan?' vroeg ze. 'Dan mag je morgen na school met niemand spelen,' zei ik. 'Oei.' Ze ging rechtop zitten. 'En haal die handen onder je hoofd uit', zei ik, 'zo kun je niet eten.') Ik kan me op dit moment dus allerlei jaloerse gevoelens voorstellen. De kleine Deetje wordt niet gecorrigeerd, noch gesommeerd tot iets, zij wordt alleen maar aangemoedigd en gekust. Maar goed, de jaloezie van haar zuster blijkt zich af te spelen op een heel ander vlak.
'Zij leeft langer dan ik. Daar ben ik zó jaloers op,' zegt Jeetje.
'Hè?'
'Ik ga eerder dood dan Deetje. Dat vind ik gewoon niet leuk, dat ik eerder dood ga.'
'O, zoveel eerder ga jij ook weer niet dood hoor,' zeg ik. 'Echt niet.'
'Hoeveel eerder dan?'
'Ja, dat weet ik ook niet precies.'
'Ik ga toch eerder dood? Want ik ben veel ouder.'
'Eerst gaan wij nog dood hoor. Eerst papa, dan ik. Dan jij pas. En daarna... Eet gewoon die bloemkool op, jij!'

Nu heb ik de dood overzichtelijk proberen te maken door hem leeftijd gebonden te laten zijn. Maar echt geruststellend wordt ons gesprek daarmee niet. In tegendeel.

woensdag 15 september 2010

Je vraagt je af

Daar ga je met je hoofdpijn en je dichtgeklapte bakfiets over bruggen, langs woonwagenkampen, dwars door weilanden op weg naar het middelpunt van de stad. Of was het de aarde? Je hebt windkracht negen tegen en er hangt een zwarte wolkenbrei boven je kop. Het lekt al. Een kwestie van minuten of het barst los. Je vraagt je af of je wel goed bij je hoofd bent. Welke idioot stopt de kleine nou op een kinderdagverblijf dat een dik half uur fietsen verderop ligt? Terwijl je op je eiland omringd wordt door de kinderopvang. Dat is daar misschien wel de core business. In de helft van de gebouwen die er staat is een crèche gevestigd. Is het geen officiële dan wel een clandestiene. Het barst ervan. Je had je er alleen wat beter in moeten verdiepen. Je had er in moeten geloven. Nu word je nat en die wind holt je hoofd uit.
Dat heb je er dus voor over.

dinsdag 14 september 2010

We hebben geluk

Beneden is de man uit Brazilië aan het schoonmaken. Op een racefiets is hij naar ons gekomen. Oorspronkelijk komt hij uit een gezin van tien kinderen en tot zijn twintigste is hij nog analfabeet. Dan meldt hij zich aan voor de lagere school. Zodra hij kan lezen en schrijven, vertrekt hij in zijn eentje naar Nederland. Via via heeft hij gehoord dat het leven hier beter moet zijn. Eenmaal op Schiphol geland, is er geen enkel aanknopingspunt. Hij kan nu wel lezen, maar begrijpt niet wat er staat. Hij kent niemand. Hij weet niet waar hij naartoe moet. Dan is er nog de kou.
'Alsof je een blinde bent,' zegt hij, 'je kunt wel zien. Maar je loopt rond als een blinde.'
Nu, een paar jaar later, staat hij in mijn keuken en spreekt vloeiend Nederlands. Zijn mobiel gaat: mensen hebben hem nodig. Hij is heel goed in zijn vak dat zeker nooit zijn vak zou zijn geweest, als hij ergens anders was opgegroeid.
Hierboven zit ik achter mijn laptop en als ik uit mijn raam kijk, zie ik overal mensen achter laptopjes zitten. In hun doorzichtige, zelfontworpen huizen.

maandag 13 september 2010

Het weekend

1
Een kind is geen kind. Jeetje is uit logeren en aan alleen de baby heb je eigenlijk nauwelijks werk. Waar waren we vroeger dan zo druk mee? Toen Jeetje een baby was namelijk, waren we er in onze herinnering dag en nacht fulltime mee in de weer.

2
'Ik ga dan nog liever koken,' zei man.
'Jij gaat absoluut niet koken. Denk erom,' schreeuwde ik.
'Ik vind het niet erg om te koken.'
'Daar komt niets van in. Dan wordt de hele keuken vies. Krijgen we dat weer.'
Op het eiland waar we wonen is niets om af te halen. Je moet hier wel zelf je maaltijden bereiden. Maar als Jeetje niet thuis is, willen we niet koken. Het ergste aan kinderen hebben, is toch wel dat ze moeten eten. Elke avond. En rond dezelfde tijd.
Daar zouden ze eens onderzoek naar moeten doen.
Tenslotte heb ik ergens uit de binnenstad een Thaise maaltijd laten komen. Man zag het scootertje met zijn curry's al door de velden brommen. Langs het water. Over de witte hangbrug. Door wind en regen. Een zestienjarige courier die compleet verwaaid voor onze deur staat met een doorzichtig plastic tasje met koud voedsel.
Maar man besloot me te laten begaan.

3
In IKEA geweest voor opbergsystemen. Zo kom je er nooit, zo ben je er kind aan huis. Wel liepen we tegen de keer in. Om aan te geven dat we heel anders zijn. De baby die met haar rug tegen mijn borst in het zakje hing, keek haar ogen uit. Zoveel volk had ze nog nooit bij elkaar gezien. Het liefst had ze alles en iedereen even in haar mond gestoken.

4.
Verhuisdozen uitgepakt. Mijn zwarte laarsjes teruggevonden.
'Ik zou niet weten over welke laarsjes je het hebt,' zei man al maanden. 'Zwarte laarsjes. Je hebt zo veel zwarte laarsjes.'
'Ik heb niet veel zo veel zwarte laarsjes,' zei ik. 'Deze laarsjes had ik altijd aan. Weet je dat niet meer? Ik loop al twee jaar op deze zwarte laarsjes. Ik heb nooit andere schoenen aan. Omdat ik geen andere schoenen hèb.'
Man trekt een hoogst verbaasd gezicht.
'Het interesseert jou echt niet hoe ik er uit zie. Dat is nog het ergste.'

vrijdag 10 september 2010

Overtreffende trap

Mijn vader heeft last van zijn been.
Nu hij zoveel zit, komt hij toe aan het lezen van dikke boeken. Ook dunne boeken. Hij leest eigenlijk alle boeken die hij in handen krijgt. Hij ontpopt zich tot een ware boekenverslinder.
Ook telefoneren we meer. Ik was laatst de dekenkist wit aan het schilderen die hij jaren geleden gemaakt heeft, toen hij me opbelde om zomaar wat te kletsen. We kletsten wat. Over de baby. En over de boeken die hij nu weer uit heeft en waar ik nog aan moet beginnen. Van Nelleke Noordervliet, WF Hermans en Geert Mak.
'Ik heb je kist net geschilderd!' zei ik toen.
Het bleef stil aan de andere kant van de lijn. Ik weet dat er iets mis is met de telefoonverbinding van mijn ouders. De lijn valt regelmatig weg. Dan kan ik hen niet meer horen maar zij mij nog wel. Hun provider is slecht.
'Ben je er nog?' zei ik. 'Ben je weggevallen? Is het weer zover? Papa?'
'Nee,' hoorde ik toen zacht. 'Nee, nee.'
'O! Je bent er nog! Goed. Nou, ik heb je kist dus net wit geschilderd en...'
Weer viel het stil.
'Je kíst, weet je wel, die...' En toen begreep ik de stilte van mijn vader.
'Ik bedoel die dekenkist, hè?' zei ik. 'Die dékenkist! Wat dacht jij dan?'

Het gekke is dat ik het zelf niet eens bedacht had. Deze morbide gedachtengang waar ik best sterk in ben. Hij overtreft mij.

donderdag 9 september 2010

Puur toeval

Mijn eerste dagen op mijn nieuwe werkkamer om de eerste ideeën op te schrijven voor mijn nieuwe boek, begonnen voor mij met een verkoudheidje. Niet alleen de afvoer van ons bad, maar ook die van mijn hoofd bleek verstopt. Het proces ging van zwak, tot matig en is nu stormachtig te noemen. Hedenavond zag ik een paar baby's door de kamer kruipen, terwijl we er maar één hebben en die kan niet eens kruipen. De kamer golft ook heel vreemd op en neer.
Ik denk dat dit helemaal niets wil zeggen over het komende boekenjaar. Het is een toevallige omstandigheid.

'Het besluit van Dola Korstjens' is alsnog op een shortlist terechtgekomen en wel die van de Vrouw & Kultuur Debuutprijs 2010!
In die bundel staat het verhaal De Tussenbuurvrouw waarin de hoofdpersoon op vijf mei een meisje krijgt, en jaren later kreeg ik op die dag een meisje. In het echt.
Ook dit zegt niets.

woensdag 8 september 2010

Saamhorigheid

Man met het kleine meisje op zijn arm. 's Ochtends in de deuropening. Een seconde voor ze vertrekken.
Ze draagt het joggingjasje met capuchon dat nog van haar zus geweest is. Als ik geweten had dat het vijf jaar later weer gedragen zou worden, had ik toentertijd een ander jasje gekocht. Een mooier. Dan had ik er op z'n minst iets langer over nagedacht voordat ik het van het rek zou halen.
Ze laat haar lijfje rusten tegen mans' borst. De manier waarop ze dat doet, herken ik plotseling. Zo deed haar zus dat ook. Met diezelfde bravoure. Hetzelfde vertrouwen. In hetzelfde jasje.
Ze houdt haar hoofd fier rechtop. Het - nieuwe - witte wollen mutsje staat haar goed. Opgetrokken wenkbrauwboogjes. Perfecte halve maantjes. Daaronder haar ogen, die me het meest van de tijd - ook nu - hogelijk verbaasd aankijken. Haar wangen maken dat ze door velen 'boeddha' genoemd wordt. Misschien zijn het niet alleen haar wangen.
Ze laat hem haar dragen.
Dan gaat de deur dicht. Vader en dochter zijn weg. De dag in.

dinsdag 7 september 2010

Kennismaking

Er is een jongetje uit haar nieuwe klas mee naar huis gekomen. Ze duiken meteen op de kleine berg zand achterin de tuin en beginnen te spelen. Terwijl ze elkaar in rap tempo bijpraten over de ins en outs van hun privéleven. Hun voor- en afkeur van bepaalde zaken. Ook de namen van oma's, hondjes, grote- en kleine zussen komen voorbij. Het lievelingseten wordt kort benoemd. Dan zijn ze bij het strafblad aanbeland.
'Heb jij wel eens iemand vermoord?' vraagt Jeetje.
'Nee,' zegt hij.
'O, ik ook niet.'
Het jongetje zegt: 'Dan kom je in de gevangenis.'
'Nee, wij niet,' zegt Jeetje.
'Jawel,' weet hij, 'als je iemand vermoord kom je in de gevangenis.'
'Maar kinderen kunnen niet in de gevangenis komen, alleen volwassenen,' zegt Jeetje.
'O,' zegt hij, 'dat wist ik niet.'
'Ja,' zegt Jeetje.
En ze spelen door.

maandag 6 september 2010

Prik, prik, prik

De wind blijft maar door mijn oorbuizen gieren.
In de ochtend heb ik gelopen op de gifbelt die nu natuurpark geworden is. Ik liep, zoals gewoonlijk, achter mijn groene kinderwagentje over de open vlakte. Er waren geen mensen, maar ik zag wel een stel konijnen die hun kontjes naar me toe keerden. En hingen mijn oogleden 's morgens al zwaar op de neuzen van mijn schoenen, 's avonds struikelde ik erover.
Het is alsof er in mij ook een gesealde gifbelt zit - alsof ik een gesealde gifbelt ben - en hoe vermoeider ik word, hoe meer gaatjes er in die zorgvuldig ingepakte wereld komen.

zondag 5 september 2010

Levensgeluk?

Jonge kinderen verminderen het levensgeluk van hun ouders stond in het NRC. Ik vraag mij af of er iets ter wereld is wat het levensgeluk aantoonbaar vergroot. Geld maakt niet gelukkig. Verhuizen moet je niet doen om gelukkig van te worden. Op vakantie gaan, werkt stressverhogend, wijzen de onderzoeken uit. Teveel sociale contacten zijn niet goed voor je welbevinden, maar van te weinig vrienden word je ook al niet gelukkiger. Zelfs werken schijnt niet echt bij te dragen aan dat vermaledijde geluksgevoel waar de wetenschappers in hun rapporten over reppen.

Om half twee en om vijf uur vannacht werd Deetje wakker met een onbegrijpelijke honger naar meer. Een honger van het soort waar geen fopspeen tegen bestand is. Dit is nu al de vijfde nacht op een rij. Daar zat ik weer rechtop in bed, voedde het kind en dacht aan het grote geluk. Aan de slaap. Het niet-zijn. Toen ik op een bepaalde manier ging zitten, moest ik mij bedwingen het niet uit te schreeuwen van de pijn. Ik was die dag op mijn achterhoofd en tegelijkertijd op mijn stuitje gevallen. Nadat man gemaand had sneller met die druppende - want zojuist gewassen, want onder gespuugde - slaapzak van de trap af te komen.
'Rennen jij!' riep hij. 'Opschieten. Het hele huis wordt nat!'
Dus begon ik te rennen en gleed halverwege uit. Daar lag ik met de zware, natte deken bovenop mij onderaan de trap en dacht aan niets. Ik werd één met mijn stuit.

Op deze zondagochtend wordt het huis alsnog nat. Zojuist heb ik in het midden van de keuken een emmer gezet.
'De lamp lekt,' zei Jeetje.
Het blijft onverminderd druppen. Ik rapporteer hierbij dat ook lekkage een mens niet veel dichterbij het levensgeluk brengt.

donderdag 2 september 2010

Combineren

'Bloemkool, friet en vis, is een goeie combinatie,' zegt Jeetje.
'Dat jij het woord combinatie gebruikt,' zegt man.
'Ja. Combinatie,' zegt Jeetje. 'Maar wat is een combinatie eigenlijk precies?'
'Dat zijn verschillende dingen bij elkaar,' zeg ik.
'Verschillende dingen bij elkaar,' zegt Jeetje. Ze bestudeert haar arm. 'Een arm, een hand en vingers? Is dat een combinatie?'
'Nou, nee, niet precies.'
'Maar wat is het dan wèl?'

Vandaag heeft Esther het in haar column in de VPRO gids over de eerste stijve lul die ze ooit in het echt zag. Ik kan me mijn eerste lul totaal niet herinneren. Ik heb er geen op mijn netvlies staan. Wel moest ik meteen denken aan de groeiende pink. Hoe ik een hele tijd in de veronderstelling was dat mijn hand - ergens diep onder de deken - losjes tegen een pink aan lag. Totdat ik het leven in de pink op begon te merken. Het was in het begin nog heel summier, maar het was onmiskenbaar leven. Mijn hand lag onder de deken, controleren kon ik de pink niet. Mijn hoofd stak een heel stuk boven de deken uit, en staarde naar de wekker op het nachtkastje. Terwijl ik zag hoe de tijd verstreek, kwam mijn hand vanzelf steeds verder en verder in de verdrukking. Dit kon nooit een pink zijn. Ik weet nog dat ik overeind schoot, en uitriep dat ik de trein moest halen. Dat ik zonder op of om te kijken, zijn kamer uit stormde. Dat ik zijn moeder in de keuken passeerde. En dat ik de volgende dag door de jongen met de pink gedumpt werd. Met de mededeling dat hij er nog niet aan toe was zich te binden.

Deze twee stukjes: het is geen combinatie.

woensdag 1 september 2010

Hoe moet dat nou?

Ik kan beter een jaar huismoeder worden, wil mijn hart niet nog een keer gebroken worden. Hoe belangrijk is het schrijven van een boek? Het is voor niemand van enige importantie, behalve voor mijzelf.

Of man wordt huisvader, inderdaad. Dat zou man ook kunnen doen. En misschien zou hij het best willen doen. Daaraan ligt het niet. De meeste mythes aangaande het schrijverschap zijn in de loop der tijd toch wel ontmanteld, behalve die van het geld. Maar dat is geen mythe. Alleen de prijswinnaars onder ons hebben het.

Het ging over mijn gebroken hart. Was ik alweer afgedwaald naar geld. We luisterden vanmorgen aan het ontbijt toevallig naar een lied over iemand met een gebroken hart - gezongen door Nathalie Merchant - en ik hoor mijzelf nog uitvoerig aan Jeetje vertellen wat het betekent om een gebroken hart te hebben. Dit terwijl mijn hart, telkens als ik naar Deetje keek, bezig was met breken.
Vandaag zou ze voor het eerst gaan wennen op het kinderdagverblijf.

Deetje is ook al vier maanden oud. Ze zijn daar aardig en lief. En ze zullen haar voeden.
Maar Deetje achterlaten, gaat tegen alles in.
Ik ga weer aan het werk. Ik ga weer schrijven. Ik ga lesgeven. Ik heb een intakegesprek bij de sportschool. Het leven zal weer beginnen. (Alsof ik niet juist aan het leven was!) Ik moet Deetje een beetje loslaten. Dat wil ik niet. Maar ook wil ik mijn dagtaak niet tot het moederen alleen beperken. Ik word er gelukkig van hierboven in mijn eentje te zitten, dingen te verwoorden. En mijn hart breekt als ik eraan denk om van Deetje vandaan te fietsen.
Nooit wil ik van Deetje vandaan fietsen. Zoals ik eigenlijk ook nooit van Jeetje vandaan gefietst had willen zijn. Maar toch ben.

dinsdag 31 augustus 2010

Ontdekkingen

Met Jeetje (5) voer ik van die wereldse gesprekken...
'Wat is een Indiaan precies.?'
'Een mens natuurlijk.'
'Waarom noemen ze dat dan niet gewoon een mens?'
'Een Indiaan noemen ze óók mens, maar...'
'Is een Indiaan gevaarlijk?'
'Nee, want...'
'Waar komen Indianen vandaan? En leven ze nog?'

...terwijl ik met Deetje (3,5 maand) samen voor de spiegel sta.
Deetje vergaapt zich. Elke keer als ze het kleine meisje ontdekt, lacht ze verheugd. Het meisje in de spiegel lacht al even verheugd terug. Deetje schatert. Het meisje schatert ook. Deetje strekt haar armpjes om het meisje te pakken te krijgen. Ze buigt zich naar voren totdat ze met haar neus tegen de koude spiegel aankomt. Haar eigen, grote ogen kijken terug.

maandag 30 augustus 2010

Dit is allemaal lucht.

'Vroeger dachten de mensen dat ze van de wereld af konden vallen, hè? Omdat ze dachten dat-ie plat was.' Zo begint Jeetje (5) haar maandagochtend.
'Helemaal correct!'
'Maar als de aarde rond is, waarom vallen we er dàn eigenlijk niet af?' Jeetje houdt een cirkel van karton omhoog en trippelt met haar vingers over de rand.
'Omdat we een soort magneetjes zijn.'
'Dat snap ik dus niet.'
'De aarde is magnetisch. We worden er altijd weer naartoe getrokken. We zitten vast.'
Jeetje begint op en neer te springen op de grond. 'Ik zit niet vast hoor,' roept ze. 'Kijk maar, ik zit niet vast.'
'Jawel,' zeg ik, 'je wordt iedere keer toch weer naar beneden getrokken? Alleen een raket kan van de aarde losraken.'
'En een vliegtuig ook,' zegt Jeetje.
'Een vliegtuig komt niet echt van de aarde los. Vogels ook niet. Ze kunnen wel hoog in de lucht vliegen, maar ze komen niet in de ruimte terecht.'
'Wat is de ruimte?'
'Tja.' Ik wapper mijn armen door de lucht. 'De ruimte is oneindig groot. Daar zweven allemaal planeten. Wij zweven in de ruimte.'
Jeetje kijkt mij aan.
'De aarde is een planeet in de ruimte,' zeg ik. 'En daar zijn er miljoenen van. We kennen ze niet eens allemaal.'
'O, dat weet ik allang. De zon en de maan dat zijn ook planeten. Dat zijn vuurballen,' zegt Jeetje.
'We weten niet of er ergens anders ook een soort van aarde is, waar misschien mensen wonen zoals wij. Daar willen we wel graag achterkomen. Daarom maken we raketten en die schieten we de ruimte in om uit te vinden of er nog leven is.'
'Maar waarom kan een raket dan wel vliegen en wij zelf niet?'
'Eh..Een raket heeft een hele grote motor en die kan recht omhoog vliegen. Mensen kunnen alleen maar in een raket als ze heel veel lucht meenemen. Ze kunnen nooit uit de raket.'
'Mogen ze ook niet héél even met hun hoofd uit het raampje. Om te kijken.'
'Nee, nee. Er zitten helemaal geen raampjes die open kunnen in een raket. Mensen hebben zuurstof nodig. Lucht.'
'Maar wat ìs lucht nou eigenlijk?' vraagt Jeetje dan.
Ik wapper mijn armen nog maar eens in het rond. 'Dit is allemaal lucht.'
'Er zit allemaal lucht tussen ons.'
'Ja.'
Jeetje probeert eerst met haar handen de lucht te voelen die tussen ons zit. Dan zet ze haar lichaam in. Tot ze haar neus tegen mijn neus duwt.
'Ik merk niks van de lucht,' zegt ze tenslotte.

vrijdag 27 augustus 2010

Ik, klassenouder.

'Ben jij de moeder van Jeetje?' Als ik de klas uit wil lopen, trekt de meester mij aan mijn regenjas.
Ik knik.
'Wil jij klassenouder worden?'
'Klassenouder?'
'Dingen organiseren voor de ouders en zo.'
'Oh, eh organiseren is toevallig niet mijn sterke kant.'
'Samen met de moeder van Eetje. Dat maakt het minder zwaar.'
'Is het zo'n zware taak dan?'
'Nou ja, als je het deelt wordt het altijd lichter natuurlijk.' De meester lacht.
'Ik ben liever luizenmoeder,' mompel ik. 'Dat is overzichtelijker.'
'Ik hoor het vanmiddag wel,' zegt de meester. 'Bedankt!'
En hij sluit de deur van de klas. Na twee mislukte pogingen het immense schoolgebouw uit te komen, loop ik de derde keer goed.

donderdag 26 augustus 2010

Ruimte

Op het schoolplein stond hij. Met zijn armen over elkaar. Benen licht gespreid. Als een pilaar in de wind. Ik herkende de vader nog van de wal. Een hippe kunstenaar. We brachten onze kinderen ooit naar dezelfde crèche. Toen spraken we elkaar nooit. Nu waadde ik door de andere ouders, op hem af.
'Jullie ook hier?'
'Al anderhalf jaar.'
'En?'
'Je moet er een jaar voor uittrekken. Dan slijt het. Wees maar gerust, het slijt.'
'Wat slijt?'
'Na een jaar ben je er aan gewend dat je hier woont.'
'Nog elf maanden.'
'Er zitten zeker voordelen aan,' zei hij traag.
'De ruimte,' reciteerde ik. Het woord 'ruimte' was een mantra geworden. Het galmde door de straten. Het weerklonk in alle huizen. Iedereen was hier komen wonen vanwege de ruimte en nergens anders om.
'Als de kinderen maar gelukkig zijn, dat is voor mij het allerbelangrijkste,' zei de vader.
'Natuurlijk,' zei ik. 'Natuurlijk, natuurlijk. Absoluut.'

Elke dag kreeg ik een paar keer bezoek van hem.In het begin deed ik de voordeur nog gewoon open als de bel ging. Stond daar een jongetje met halflang bruin haar. Hij haalde zijn speen uit zijn mond en keek omhoog. Naar mij. Ik keek omlaag. Naar hem. Hij droeg een donkerrood luierpakje.
'Ik dorst,' zei hij, 'jij drinken voor mij?'
Of hij lispelde: 'Ik verstoppen. Jij zoeken.' Hij stapte al naar binnen. Ik gaf hem een glaasje water. Daarna verstopte hij zich. Tegenwoordig liet ik hem net zolang op zijn verstopplek zitten tot hij begon te roepen. 'Hier zit ik. Hier zit ik.'
Of ik deed niet open. Het zou wel weer zo'n peuter zijn. Ik zie ze hier overal; aanbellende peuters. De bellen zitten niet voor niets op een halve meter hoogte.

De vader en ik stonden nog een tijdje zwijgend naast elkaar, tot de schooldeuren opengingen en het plein vol met kinderen stroomde. Even later de straten. En de huizen.

woensdag 25 augustus 2010

Woorden als houvast

Wij wonen op een eiland, dus het waait hier veel. Bijna altijd. Maar gisteren bevond ik mij - als enige bovenop de Nescio brug - in een vliegende storm. Met mijn moderne, groene wandelwagentje. Modern = lichtgewicht. Ik keek omlaag. Nog één zo'n verraderlijke vlaag en mijn wagentje zou opstijgen. Ik zag mijzelf er achteraan duiken. Hoe ik in het donkergrijze water met witte schuimkoppen zwom, zoekend naar mijn baby. Terwijl de stem van mijn vader in mijn oren echoode: 'Hebben ze jou dat reddingsdiploma zomaar gegeven? Is dat dan ook alweer niets waard?'
Vanaf het eiland volgden de bewoners ons met hun verrekijkers. Een stipje op een grote witte hangbrug. Alleen nieuwelingen begingen zo'n fout. De wal was nog ver weg.
Mijn handen omklemden het stuur. De vingers van de baby hielden het groene dekje stevig vast. Alsof ze het voorvoelen. Mijn voeten zette ik dwars op het asfalt. Ik kneep mijn ogen dicht, deed een betonblok na en herinnerde mij de woorden van mijn Ayurvedische arts: ' Als het waait, moet jij binnenblijven. Storm is funest voor jou. Dan waaiert jouw geest uit. Dan loop jij het gevaar uit elkaar te vallen.'
Aan die woorden had ik nu ook al niets.

dinsdag 24 augustus 2010

Te moeilijk onderwerp.

'Anne Frank zag die boom altijd uit haar raam. Die boom is vandaag dus omgewaaid.'
'Maar wie was Anne Frank dan?' vraagt Jeetje
'Een Joods meisje dat daar ondergedoken zat met haar ouders. Toen het oorlog was. Ze hield een dagboek bij en schreef over de boom.'
'Wat is een dagboek?'
'Daarin kun je elke dag schrijven hoe je je voelt. En wat je allemaal gedaan en gezien hebt. Anne Frank had niet zoveel gezien omdat ze vier jaar lang niet naar buiten mocht. Dus schreef ze veel over die boom.'
'Waarom was ze dan gedoken?'
'Onder-gedoken.'
'Wat is ondergedoken?'
'Verstopt. Met haar hele familie. Niemand mocht hen zien.'
'Waarom niet?'
'Omdat ze Joods waren. In die tijd pakten ze alle Joden op en die werden ..eh..gevangen genomen. Daarom probeerden ze zich te verstoppen.'
'Wat zijn Joden?'
'Dat zijn gewoon mensen. Er bestaan verschillende soorten mensen. Rassen noem je dat. Er zijn Afrikaanse mensen, Chinese mensen en ook Joden.'
'Maar waarom werden ze dan gevangen genomen?'
'Er was een meneer - een dictator - die hield niet van Joden en hij besloot ze allemaal op te laten pakken. Hij wilde ze dood maken. Die meneer woonde in Duitsland en was helemaal gek.'
'Maar hoe maakte hij ze dood? Gaf hij ze geen eten?'

Ook kreeg ik tijdens dit gesprek nog de vraag: 'Waarom is de familie Frank dan verraden?'Niet nadat ik de vraag: 'Wat is verraad?' had moeten beantwoorden.

Ik zag Jeetjes ogen steeds groter worden. Na een plaatje van de omgevallen boom, wilde ze per se een foto van de meneer zien. Zo bekeek ik afbeeldingen van Adolf Hitler met mijn vijfjarige dochtertje. Mij naarstig afvragend hoe - en wanneer - ik het beste een bruggetje kon maken naar een ander onderwerp.

maandag 23 augustus 2010

Zin!!

Ik heb - na maanden - eindelijk weer zin! Lust! Het jeukt! Of nou ja: er is weer wat ruimte voor. Dat voel ik. In mijn hoofd. In mijn lijf.
Feitelijk begon het afgelopen zaterdag. Met het lezen van het artikel van Arnon Grunberg in NRC. Over zijn moeder die in het ziekenhuis is beland. Hoe hij alles wat er gebeurt in zijn leven gebruikt. Schaamteloos gebruikt. Dat is heerlijk. Dat is vrijheid. En hij doet het met schwung. Daarna las ik de nieuwe verhalenbundel van Remco Campert. Om vijf uur in de middag.
Het ziet er zo licht uit. Zo simpel. De woorden sprankelen. De personages die nooit tot hun kern komen maar daar eeuwig omheen cirkelen.
Ik ben me aan het verheugen op het nieuwe boek van Esther Gerritsen. Superduif. Dat komt begin september uit, maar ik zal het eerder in handen hebben. Misschien wel vandaag. Als het een keertje ophoudt met regenen. 'Bonnie weet al op jonge leeftijd dat ze voorbestemd is om uit te stijgen boven de middelmaat. Op haar elfde springt ze over een tuinhekje, en een aantal seconden blijft ze zweven. Niet veel later ziet ze hoe haar lichaam transformeert tot een gigantische, oerlelijke duif.'
Ik wil weten hoe dat verder gaat. Hoe ze dat oplost of beter gezegd inlost. Ik las een voorpublicatie. Het lezen van haar boeken inspireert. Omdat het plezier er van af spat. Zoals bij Grunberg, zoals bij Campert.
Verder kijk ik uit naar de eerste roman van Sanneke van Hassel. Nest die deze week gepresenteerd wordt. Haar precieze taalgebruik. De minitueuze beschrijvingen van concrete zaken. Er zal nooit met woorden geknoeid worden. Daar heb ik behoefte aan. Hier een voorproefje. Ik wil heel graag lezen hoe zij na twee verhalenbundels een roman in elkaar gezet heeft.
Twee weken geleden wilde ik beginnen aan Eline Vere van Couperus. Maar daar was het toen nog te vroeg voor. Ik viel bij de beschrijving van het tableaux vivant al op de bank in slaap.
'Hoofdpijn', mompelde ik. 'Ik heb hoofdpijn.'