dinsdag 29 juni 2010

Stom leven

'Ik vind het leven stom,' zegt Jeetje vanaf de achterbank.
'O ja?'
'Ja.'
'Waarom vind jij het leven stom?'
'Omdat het pijn doet.'
'Omdat het pijn doet?'
'Ja, dan leef je en dan krijg je een baby. En dat doet pijn.' Jeetje zucht.
'Je hoeft geen baby te krijgen hoor,' zeg ik.
'Die krijg je toch,' zegt Jeetje somber.
'Het doet wel een beetje pijn,' zeg ik, 'maar dat vergeet je ook weer en...'
Dan grijpt man in.
'Jeetje, jij bent net vijf jaar,' zegt hij streng. 'Je hoeft je nog niet druk te maken over hoe het is om een baby krijgen. Het duurt nog heel lang voor je een baby krijgt. Als je er één krijgt en ook dàt hoef je nu niet te besluiten. Is dat duidelijk?'
Jeetje zwijgt. We rijden zwijgend verder over de ring.
'Maar vind je de rest van het leven ook stom?' vraag ik na een tijdje.

zaterdag 26 juni 2010

Mijn correspondentie ben ik.

In mijn eentje begon ik met het uitpakken van de eerste inbouwkast. Ik trof er een vies schapenvachtje aan, een grote doodse pop, twee speeltentjes, rollen pakpapier, kapotte tassen, bankafschriften uit 2000 en mappen, heel veel mappen met correspondentie. Mijn hele leven lang correspondeer ik al. Mijn correspondentie; dat ben ik.
De liefde voor Man begon toen hij me ooit zijn tekeningen liet zien. Maar ik was pas echt verkocht door zijn brieven. Omdat hij zulke goede en lange brieven schreef. Die briefwisseling mis ik nu nog.
Vroeger had ik een Amerikaanse penvriendin, een Utrechtse penvriend, mijn vriendin en ik duwden 's avonds regelmatig briefjes bij elkaar door de brievenbus, in de klas schreef ik kleine boekjes vol met het meisje dat naast me zat en de berichten in mijn dagboeken waren gericht aan onze overleden hond.
Mocht er in die tijd msn en email bestaan hebben; ik was nooit meer achter de computer vandaan gekomen. Zoals nu.
Maar voor de computer was er het faxapparaat. Vanaf dat moment werd er dagelijks en hevig gefaxt.
Je moet het nooit doen als je begint met het inpakken van je spullen, maar toch opende ik een map. Er zaten brieven in met daartussen faxen van mijn huidige, vaste penvriendin. Ze kwamen nog uit de vorige eeuw. Ze waren nagenoeg onleesbaar.
Het zijn bijna weer blanco vellen geworden. Onder mijn ogen verdwijnen de letters. Als er iets is waar ik niet tegenkan...

donderdag 24 juni 2010

Geluk is...

Met prikkende ogen rechtop zitten. Voor de tweede keer. In het holst van de nacht. Op je niet geïsoleerde - dus stikhete - zolderkamer. Er was ook ergens een mug maar nu het licht aan is, is die verdwenen. Je baby heeft dorst. Je baby heeft het waarschijnlijk warm. Je baby kan niet praten. Jij bent de tolk van je baby. Je moet goed oppassen dat je baby niet sterft van de hitte. Maar op dit moment niet. Want je baby drinkt. Aan de melkflessen die aan je lichaam groeiden. Twee knappe loodzware stalen natuur.
Je kijkt de kamer rond: het gat in de muur, het gruis op de grond, brokstukken. De nieuwe buren boorden gisteren daadwerkelijk je huis in. De nieuwe buren zijn al drie maanden non-stop aan het verbouwen. Drilboren, schuurmachines, getimmer en gezaag. Dat is je dagelijkse achtergrondmuziek. Je went eraan. Maar nu lijkt het alsof hun verflucht door het gat je kamer indrijft. Zo de neusgaatjes van je baby in en in die van je kleuter. Je kleuter vraagt om een glaasje water.
Je ziet ook: de overvolle klerenkasten, het bureau, de boekenkast en de dekenkist. Je moet het inpakken. Je hebt nog precies twee weken de tijd. Je baby kreunt en hoest. Je houdt haar rechtop. Je baby spuugt je onder. Je baby lacht naar je zodra je haar op het aankleedkussen legt. Je verschoont je baby. Je stopt haar weer in haar mandje vlak naast je bed. Je baby gaat slapen. En als je het licht uitdoet, je hoofd op je kussen legt, is de mug weer terug.

woensdag 23 juni 2010

Van niemand naar iemand

De familie zit op woensdagmiddag in de auto.
'Waar komt een mens eigenlijk vandáán?' vraagt Jeetje als we de ring opdraaien.
'Hoezo?'
'Nou, hoe ontstaat er ineens een mens? Hoe?'
'Tja, eh.'
'Er was eerst niemand en toen was er ineens iemand. Hoe kan dat nou? Van niemand naar iemand?'
'Het leven op aarde begon niet met mensen...'
'Nee, nee, dat weet ik wel van die dinosaurussen en zo,' zegt Jeetje, 'maar een mens. Die moet toch eerst ergens zijn geweest?' Jeetje kijkt naar Deetje. Met half dichtgeknepen oogjes kijkt Deetje vanuit haar maxi cosi naar haar grote zus.
'De dinosaursussen waren niet de eerste...'
'Nee, nee vissen enzo en nog kleinere beestjes in de zee. Maar ik heb het over een mèns. Waar was ze voor ze hier was? Ze komen niet uit de lucht.'
'Ze groeien.'
'Ja, maar waar komen ze dan vandaan gegroeid?'

dinsdag 22 juni 2010

Een mannetje

Ik raakte verzeild op zoekeenmannetje.nl en verdwaalde in alle denkbare categorieën mannetjes, en in hoe de mannetjes zichzelf omschreven en wat ze allemaal konden. Wat waren die mannetjes geweldig.
Man zuchtte.
We hadden de tegenslagen van de verbouwing net doorgenomen. Het zat allemaal niet mee. En de tijd tikte.
'We moeten nog een mannetje, man,' zei ik, 'anders ga jij er aan onderdoor.'
Man knikte.
'We moeten een goed mannetje erbij. Misschien een paar mannetjes. Jij moet diegene zijn die het overzicht bewaart en die de mannetjes aanstuurt.'
Mijn mannetje knikte weer. Zijn handen ondersteunden zijn kin.

maandag 21 juni 2010

Wat voor mensen?

Er wordt gesloopt in het nieuwe huis. Het toilet dat midden in de woonkamer stond, gaat naar een meer decent plekje. In de hoek. Wat voor mensen woonden daar? Met een wc op de meest centrale plek en in de keuken een ingebouwde frituur en maar twee kookplaatjes. Mensen met een radio en cd speler in de douche, een hoogpolig tapijt vastgelijmd op de trap en een heel grote Beierse hut op hun kleine, betegelde tuin. Wat voor mensen woonden daar? Die zich niet aan ons wilden laten zien. Die bij elke officiële gelegenheid iemand een volmacht lieten tekenen. Wat voor mensen woonden daar? Die eerst hun huis verkochten en daarna boos waren omdat het verkocht was. Voor die prijs. Dus dwarsboomden ze ons op verschillende manieren, waar zij zelf uiteindelijk financieel het meeste van geleden moeten hebben. Wat voor mensen woonden daar, waar wij straks gaan wonen. Op een eilandje, los van de wereld. Nu nog.

vrijdag 18 juni 2010

Bij ons

De lucht was grijs. Het woei. Een paar graden kouder dan bij ons was het. Ik zag een hippe hippie moeder met drie hippe hippie kindjes. Het leek alsof hun haren in de knoop zaten maar van dichtbij zag je dat het met beleid gebeurd was. Door de kapper, stylist die op de hoek van onze nieuwe straat zat, natuurlijk.
Ik stond helemaal bovenin het huis en had uitzicht over het eiland. Het IJ. Hier zouden wij de komende jaren dus rondlopen. Ik bekeek de tuinen van de buren. Er stond veel speelgerei. In één van die tuinen zou Jeetje misschien wel gaan spelen. En Deetje ook. We zouden hier de weg gaan kennen. En de mensen. En de dingen.
Nu staat daar nog dat huis. Dat het onze zal worden. Maar dat met de overdracht van een sleutelbos en het zetten van een handtekening nog niet meteen is.

donderdag 17 juni 2010

Om rekening mee te houden

Drie verhalen van Elke Geurts "subtiel geschetste wreedheid door een stem om mee rekening te houden," aldus Eva Berghmans.
Het stond in de Standaard van vorige week. En hoe de rest van de recensie ging, weet ik niet.
Vooral dat 'een stem om rekening mee te houden,' beviel mij. Het beviel mij meer dan wenselijk is. Ik wil namelijk dolgraag een stem hebben waar rekening mee gehouden wordt. Te graag. Dit zal wel weer terug te voeren zijn op vroeger. Dit zal al wel spelen sinds de lagere school. Nee, sinds de peuterspeelzaal. Toen werd er veel te weinig rekening gehouden met mijn stem. Omdat ik ook helemaal niets zei. Sinds ik kan schrijven, heb ik die stem eigenlijk.

woensdag 16 juni 2010

Ik zag vandaag

Ik zag vandaag mensen lopen met bochels. Ze bleven stilstaan op kruispunten, of midden op trottoirs, versperden met hun rollators de weg en lieten het hoofd erbij hangen. Alsof ze bevroren. Ze bevonden zich precies op dat punt van omkukelen. Met hun neuzen bijna op de grond. Maar ze vielen niet. En dat op verschillende plekken in de stad!

Ik zag een nette, oude vrouw met witgrijs haar in een staartje, een blauwe damesjas met zwart ceintuur. Ze liep voor me in het zonnetje. Ze schuifelde eerder. Met haar pantykousen in sandalen.
Maar toen ik haar passeerde begon ze me toch een partij te schelden.
'Vieze vuile klootzak,' zei ze tegen me. 'Vieze bruine.'

Ik hoorde een vrouw voor de Albert Heijn ook eens een gesprekje aanknopen met de tandeloze zwerver die er de straatkrant aanbood. Omdat ze goed probeerde te zijn, omdat ze de man als mens wilde zien waar je gewoon een praatje mee maakt. Heus wel.
'O, ik moet zo naar de tandarts!' zei ze. 'Ik ben zo zenuwachtig. Ik vind het altijd heel eng, de tandarts. Maar ja, het moèt, hè?'

Ik zag ook een mevrouw met haar haren door de war, een ongewassen jurk aan en opgezwollen voeten. Ze was nog maar net afgegleden. Zo zag ze eruit. Als een gewone mevrouw die zichzelf plotseling op straat zag lopen als een zwerfster.

dinsdag 15 juni 2010

Ruim Je Leven Op.

Ik googel onze nieuwe buurt en stuit als eerste op de website: Ruim Je Leven Op!
Als mijn huis een wanorde is, kan ik Karin de opruimcoach bellen. Zij is kordaat, systematisch, denkt praktisch, draagt graag oplossingen aan en is to the point. Zij is alles wat ik niet ben.
Karin wil me helpen met het opruimen van mijn huis. Omdat - volgens haar - mijn huis mijn ziel weerspiegelt. Als dat echt zo is, heb ik een zwervende ziel. Of ik bén er eentje. Ik weet niet precies hoe het zit met zielen, heb je er een of ben je je ziel?
Mijn ziel heeft in elk geval geen eigen plekje om zich te settelen. Mijn ziel is rusteloos. Bij mij thuis heeft namelijk niets een eigen plek. Ook de tafels, de stoelen en de bank niet. En omdat we geen echte badkamer hebben, zwerven zelfs de tandenborstels rond. Van aanrecht, naar servieskast, naar radiator, naar lade. Het grootste deel van mijn tijd zoek ik. Naar nagelknippertjes, scharen, plakband, een ovenschaal. Je kunt het zo gek niet bedenken of ik weet niet waar het ligt.
Alleen onze inbouwkasten kennen hun plaats. Maar onze inbouwkasten zijn de vergeten vlieringen. Wat erin ligt, weet niemand. Als je de deuren ervan opent, valt de inhoud eruit. Dus die deuren zitten al jaren potdicht. Maar binnenkort zal daar toch verandering in moeten komen.
Mijn ziel doolt. Mijn ziel is een vergeten vliering. En ik trek mijn hele gezin - ook mijn kakelverse, opgeruimde dochtertje - in deze misère mee als ik die Karin niet gauw bel.

Misschien zou ik mijn ziel een tijdje in moeten bakeren? Net als mijn baby. Opdat ze kalmeert. En weet waar ze begint. En ophoudt. En dat ze niet meer zo hulpeloos door de lege ruimte hoeft te maaien en te zwaaien.

maandag 14 juni 2010

Stilzitten

'Nederland wordt kampioen!' roept Jeetje uitzinnig als ik haar van school haal. Op het schoolplein rennen kinderen in het oranje. Er wordt geschreeuwd, gejuicht en op die oranje toeters geblazen. De kinderen zijn uitgelaten, de grote mensen nog erger. Ik heb onderweg mannen gezien met schuimrubberen voetballen op hun hoofden en claxonnerende auto's met vlaggen op het dak. In het voorbijgaan hoor ik moeders hun kleuters uitleggen dat dit niet de laatste wedstrijd was. Dat Nederland nog een heleboel wedstrijden gaat spelen. Omdat we wereldkampioen worden. Ik zie oude vrouwen met hun wangen in de Nederlandse driekleur beschilderd.
'Nederland heeft gewonnen,' schreeuwt Jeetje met een rood hoofd.
'Hebben jullie voetbal gekeken in de klas?' vraag ik.
'Ja! Dat is urenlang stilzitten en we mochten er een snoepje uit de snoeppot bij kiezen!'
'O, wat leuk.'
'Ja!'
'En tegen wie speelde Nederland?'
'Tegen Afrika!' krijst Jeetje. 'Nee, tegen de Noordpool.'
Waarom knopen ze er dan geen topografie lesje aan vast? vraagt deze moeder zich af.

zaterdag 12 juni 2010

Op mijn verjaardag

Op mijn verjaardag was Deetje al om half vijf wakker en Jeetje trippelde om kwart over zes 's ochtends de slaapkamer in,
fluisterend, giechelend. Met wangen rood van opwinding.
Een uur later zat ik aan het gekookte verrassingsei en hingen er slingers in de keuken.

Op mijn verjaardag lagen we even op een matras in Ikea.
Jeetje lag in de ballenbak.
En in de toiletruimte haalde Deetje haar hart op aan al die witte, glimmende tegels.
Alsof ze permanent high zijn, die baby's.

Ik had twee taarten gemaakt voor het bezoek des middags.
Toen ze met een glas wijn op mij proostten,
zat ik op de bank te lachen, met een baby en mijn t-shirt een stukje omhoog.
Ook werd de nieuwe keuken van de nieuwe bovenburen naar boven gehesen op mijn verjaardag.

donderdag 10 juni 2010

Vijf weken Deetje

Deetje maakt haar eerste groeispurt door. Deetjes wereld wordt groter. Er komt meer binnen. Ze kijkt langdurig om zich heen. Niet alleen de tegels van de keukenmuur zijn interessant, maar ook de witte was die ik aan het ophangen ben. Wapperende hydrofieldoeken. De volle fruitmand op tafel. Tijdens het drinken, stopt ze nu regelmatig om naar het licht te kijken, of om de geluiden die ze hoort in kaart te brengen. Daarna lacht ze naar mij en maakt daar rare geluidjes bij. Nieuwe klanken komen er uit haar keel. Deetje probeert te praten.
Het groter worden van de wereld is spannend en ook stressvol voor haar. Daarom wil Deetje nu meer bij mij op schoot. Ook moet ze vaker huilen. Van de spanning. Want waar houdt de wereld nu op? In vijf weken verandert er zoveel. Waar moet Deetje in hemelsnaam op bouwen?
Ik maak diezelfde groeispurt door. Mijn wereld wordt ook groter. Ik zie meer. Ik wil meer. Ik ben meer. Het kan mij plotseling niet snel genoeg gaan. Naar buiten wil ik, het verkiezingsdebat volgen, kranten lezen, boeken uitzoeken, een beetje nadenken. Ik wil mijn lijf terug. De deur achter me dicht slaan en de straat uit fietsen. Of zomaar wat rondslenteren. Vrij zijn. Wijn drinken. Ik wil...
Het klein blijven van de wereld is soms uitputtend en stressverhogend. Dan wil ik niet alweer met Deetje op schoot op de bank zitten.
Het schijnt dat ze daarom rond deze tijd zo verschrikkelijk lief en veel naar je lachen.

woensdag 9 juni 2010

De wens om niets te kiezen

Elke dag als ik met Deetje in het groene karretje aan de wandel ben, zegt iemand het: 'Ik wou dat ik daar lag. Ik wou dat ik nog zo klein was.'
Het is opvallend hoeveel mensen de wens koesteren om een pasgeboren, afhankelijke baby te zijn. De wens om al slapend voortgeduwd te worden, hobbelend. Bij God niet wetend waar naartoe. De wens om niet te weten dat je daar ligt te slapen en wordt voortgeduwd. Bij God niet wetend door wie. Er is geen waar naartoe, geen wie, geen wat, geen waarom.
Vaak zijn het oude mensen die het tegen me zeggen.
'O, wat zou ik daar graag liggen,' zei een oud mevrouwtje dat met een oud meneertje stond te praten.
'Tja, die tijd ligt ver achter ons,' zei het oude meneertje.
Ze glimlachten naar mij en keken in de kinderwagen. Deetje lag daar met haar vuistjes omhoog en haar mond een klein stukje open te slapen. Een dun dekentje bedekte haar.
'Het hoeft voor u niet meer zo lang te duren,' zei ik. 'Dan ligt u daar weer.'
'Hoezo?' zei het meneertje.
'Ooit, van reïncarnatie gehoord?' vroeg ik.
De oudjes keken mij aan.
'Nee dus,' zei ik.

dinsdag 8 juni 2010

Jeetje Thieme

'Ach, het zijn natuurlijk de kindjes,' zegt Jeetje.
'Zal best.'
'Die kindjes lopen daar rond op zoek naar hun moeder.'
'Ik heb hun moeder gisteren vermoord. Afgemaakt. Vergiftigd.'
'Ze zijn helemaal alleen.' Jeetjes stem breekt.
'Ik heb er weesjes van gemaakt.'
'Aaaah, wat zielig.'
'Ja, en ik ga de weesjes nu ook vergiftigen. Ik maak alles dood wat hier loopt.' Ik smeer Jeetjes hoofd in.

Een paar dagen later zie ik er weer één.
'Hij leeft nog!' zeg ik. 'Hij is resistent!'
'De moeder is teruggekomen,' zegt Jeetje tevreden. 'En heeft ze lekker gevoed.'
Ik pak 'm tussen mijn vingers en verdrink 'm. Zo vergaat het ook de rest van de kindjes.

maandag 7 juni 2010

Zaterdagidylle

Er staat een zwembad op het trottoir en een caravan op de parkeerplek waarin al uren gespeeld wordt. Kleuters en peuters sjouwen emmers water af en aan om de bus van de buurman met sponsjes te wassen. Volwassenen hangen tegen het fietsenrek, zitten op een stoeltje, of op de smalle grasstrook naast het rozenperkje - net niet in de goot. Het krioelt van de kindjes in zwembroekjes die naar alle grote mensen even goed luisteren, of even goed niet luisteren. Iemand smeert Jeetje in met zonnebrand. Deetje ligt te slapen in de kinderwagen. Er worden perenijsjes verdeeld, een schaal met boterhammen gaat rond en als ik chips gehaald heb, eten de kinderen chips van het dienblad. In een kringetje met hun blote voeten op de stoeprand.
Op de straat staan oranje pionnen. Om het verkeer te waarschuwen.
'Het maakt kinderen niet uit waar ze spelen,' zegt een voorbijganger. 'Of het nou een grote tuin is of zo tussen de geparkeerde auto's. Dit is waar het om gaat.'
Wij knikken.
En als we zo rondkijken, wijst niets erop dat we hier over een maand weg zijn. En wij hier voortaan niet meer aan deel zullen nemen. Zo'n toevallig ontstane zaterdagidylle.

vrijdag 4 juni 2010

Schaduwmensen

De voordeurbel gaat.
'We doen niet open, Jeetje,' fluister ik.
Ik weet wel wie het zijn. Het is vrijdagmiddag na school- en werktijd, de kinderen spelen buiten met skateboards en emmers water. Hun ouders zitten op het trottoir met bellen wijn en Franse kaasjes. Wij zijn binnen.
De bel gaat weer. Jeetje staat op een stoel voor het aanrecht en houdt haar hoofd onder de kraan. Voor ze van de stoel kan springen, heb ik haar al tegengehouden.
'Maar ik wil ook spelen,' zegt ze.
'Dat kan nu niet,' fluister ik. 'Dat begrijp je toch wel.'
'Waarom niet?'
'Ik ben met je bezig.'
'Mag het daarna?'
'Misschien kan het straks,' fluister ik. 'Straks '
Met een dikke laag crèmespoeling plamuur ik Jeetjes hoofd. Zwijgend begin ik te kammen met een klein kammetje. Van links naar rechts. Van onderen naar boven. Bij de slapen. Het achterhoofd. En dan weer van voren af aan. Vanaf de zonnige zijde van de straat klinken vrolijke kinderstemmen, het gerinkel van de glazen, het kraken van zakken chips. Gelach.
'Is het nu klaar?' zegt Jeetje na een hele tijd.
'Nee, de speciale spoeling moet nog,' fluister ik. 'Jij blijft binnen.'
Als ik daarmee klaar ben, pak ik mijn portemonnee, mijn fietssleutel en haast me het huis uit. Op weg naar de apotheek voor nog meer van dat stinkspul. Zodra ik de voordeur achter me dichttrek, kijkt een muur van buren me aan. Hun gezichten schitteren in het zonlicht. Ik sta alleen aan de schaduwkant van de straat.
'Hohoi!' roep ik naar de overkant en krab achter mijn oor.
'Is Jeetje niet thuis?' roept een moeder. Volgens mij is die al behoorlijk tipsy.
'Jawel, hoezo?'
'Mijn dochtertje wil met haar spelen.'
'O.'
'Ik had al een paar keer aangebeld. Heb je dat niet gehoord?'
'Nee.'
'Komt ze naar buiten?'
'Ze kan nu helaas niet,' zeg ik.
'Wat zeg je?'
'Ze is bezig.'
'Mijn dochtertje wil met haar spelen.'
'Ze zit toevallig net in bad,' roep ik. 'In bad!'
'NU?'
'Vindt ze fijn. Na schooltijd. Lekker ontspannen.'
Ze houden allemaal op met drinken. De kinderen spelen niet meer. Een gezamenlijke buurmuur staart me aan.
'Ze komt straks misschien nog wel,' mompel ik en pak mijn fiets vast.
'Hoi! Ik heb luizen!' Jeetje is bij mij komen staan. In een jurkje. Met haar natte haar. Breed lachend rent ze de weg over. Luid scanderend: 'ik heb luizen, ik heb luizen!'

donderdag 3 juni 2010

Vluchtige boekenbranche

Het boek is in alle serieuze kranten en tijdschriften gerecenseerd en vrijwel overal is het uitstekend bevonden. Tot zover: missie geslaagd. Ik krijg mails van lezers die het mooi vonden en sommigen moesten huilen bij het laatste verhaal. Nu is mensen laten huilen wel altijd een wens van mij geweest. Dus: ik blij. Maar nu: drie maanden nadat het uitkwam, is het boek opgelost in de boekenmassa. Het ligt niet meer prominent in de schappen. Het is van de tafels verdwenen. De voorraad raakt op en wordt waarschijnlijk niet meer bijgevuld. De laatste exemplaren staan nog dapper bij de 'g'. Zo gaat dat met boeken.
Ze zijn een kwartaal houdbaar. Het boek heeft twee keer zoveel aandacht gehad als mijn debuut, dat al veel aandacht kreeg van de pers. En ikzelf heb ook twee keer zoveel aandacht gehad, waar er bij mijn debuut nul aandacht was voor mijn persoon. Deze keer zijn er foto's gemaakt, een paar interviews weggegeven, ik zat met mijn dikke kop in een tv programma. Maar ik twijfel eraan of de verkoop ook verdubbeld is. En dat is echt niet veel gevraagd: verdubbeling. Zelfs als het vijf keer zo veel is, is het nauwelijks rendabel. Het argument: 'het is een verhalenbundel.' En: 'het moet zichzelf verkopen.'
Ik weet dat de marktwaarde van mijn laatste boek groter is. Het is toegankelijker. Directer. Er is meer publiek voor. En dan heb ik het nog over een bescheiden publiek. Maar als niemand weet dat het boek bestaat, bereik je zelfs dat niet.
Dus wat mij (iedere schrijver) te doen staat: bestseller schrijven. Alleen dan is er geen ontkomen aan.

dinsdag 1 juni 2010

Dank je wel

Jeetje heeft moeite met 'dank je wel' zeggen als ze een cadeautje krijgt of als iemand haar een gunst verleent waarvoor een dankbetuiging niet meer dan normaal is. Ook krijgt ze 'sorry' haast niet uit haar strot. Een onverstaanbaar gefluister is het hoogst haalbare.
'Het geef helemaal niets,' zeg ik haar, 'het is ook lastig om iets goed te ontvangen. Ik heb het ook moeten leren. Zélfs ik vind het nog steeds niet makkelijk om 'dank je wel' te zeggen.' (Om over 'sorry' nog maar te zwijgen. Gelukkig hebben we het daar niet over.)
'Nee!' zegt Jeetje. 'Jij begint altijd heel raar te lachen als iemand jou iets geeft.'
En Jeetje (net 5) doet mij na. Ze giechelt mijn lachje - 'hi,hi,hi' - met haar hand half voor haar mond. Een ongemakkelijke grijns. Met opgetrokken schouders. Heen en weer schietende ogen.
Hierna doet ze haar armen over elkaar en kijkt mij aan.