woensdag 28 november 2012

Spook

Deetje ziet spoken nu ze ziek is en ik vraag me af of het wel spoken zijn, of gewoon andere entiteiten die bij verhoogde temperaturen zichtbaarder worden voor de mens. Zeker voor de tweejarige mens. Die zijn daar van naturen beter in.
Het spook zit namelijk steeds op dezelfde plek in haar ledikant. Ze huilt paniekerig en roept: 'Daar zit iemand. Daar zit iemand.'
'Welnee.'
'Ja, kijk maar.'
Ik kijk en ik zie niets. Maar haar vinger gaat steeds naar dezelfde plek. Rechtsachter, aan haar voeteneind.
'Hij is weg.'
'Nee, hij is niet weg. Daar zit hij. Kijk dan!'
'Hij is aardig,' zeg ik dan maar. 'Hij doet niets.'
'Nee, hij is NIET aardig. Help mama. Hij mag niet hier. Help.' Ze schreeuwt.
Ik haal het meisje in haar slaapzakje zo snel mogelijk weg bij het spook. Ze voelt aan als een kooltje uit de kachel. Het is de derde keer dat ik haar ga temperaturen vandaag. Maar nu is de thermometer stuk. Wat ik ook doe, het schermpje blijft zwart. Dat heeft dat kutspook waarschijnlijk gedaan.
De rest van de dag ligt ze beneden op een matras. Tot ook daar de man plotseling verschijnt. Op de bank zit hij. En hij is niet aardig.
Meer weten we niet van hem.

dinsdag 27 november 2012

Grootse plannen

Ik had grootse plannen voor vandaag toen het kinderdagverblijf belde. Deetje lag de hele verdere middag en avond op mijn schoot. 'Ik mag appelsap,' mompelde ze. 'Als Jeetje ziek is, mag ze ook appelsap, hè?'
Een gloeiend heet lijfje heb ik vastgehouden. Spoken heb ik voor haar weggejaagd.
En dat is ook belangrijk.

maandag 26 november 2012

De zondagswandeling

Man had ons uit de auto gezet. We liepen van Fort Diemerdam over een smal paadje in de richting van het Diemerpark. Daarna zouden we het park doorsteken naar huis, Jeetje en ik. In het kader van de zondagswandeling. Ik had geen rekening gehouden met de avond die inviel. Het schemerde behoorlijk. De lucht boven ons werd in snel tempo donkerder. Er was ook af en toe een spat regen, maar de bui zette niet door. Windvlagen. Links van ons lag een vrachtboot laag in het water. Het struikgewas ritselde, het moerasachtige gebied was zwart, de bomen en het gras zwiepten heen en weer. Het meisje naast mij zong het liedje: 'ik ben toch zeker Sinterklaas niet.' En ik moest van haar af en toe hoog inzetten met 'Sinterklaaaaas.'
We hadden nog niet eens het begin van het park bereikt of ik moest al aan Marianne Vaatstra denken.
'Het is zó fijn, hè mama,' schreeuwde ze. 'Hier zijn helemáál geen andere mensen!' Mijn kleine blonde misantroop spreidde haar armen als vleugels en huppelde.
'Kom, zullen we rennen?'
We renden en zongen sinterklaasliedjes.
'Waarom rennen we steeds?' vroeg Jeetje.
'We willen het donker voor zijn, toch?'
'Waarom? Het is al donker.'
'Er is hier geen verlichting. Straks zien we niets meer.'
'De maan is bijna vol,' zei ze. 'Dat is juist leuk.'
'O ja.'
Het was inderdaad bijna volle maan. Voor onze voeten schoten konijnen de weg over. Ik pakte haar hand. We liepen verder over de lange rechte weg. Moeder en dochter. We passeerden een bouwkeet. Die was leeg. Achter de bouwkeet was ook niets. Heel in de verte zagen we al een stuk van de fietsbrug.
'Het lijkt wel of we op zo'n loopbaan staan,' zei Jeetje. 'We lopen de hele tijd maar we gaan niet vooruit en niet achteruit.'
'Is dat een man of een vrouw die daar aan komt rennen, denk je?' vroeg ik.



vrijdag 23 november 2012

Vrouw

Bij het Spui stapte ik uit, langs café de Zwart liep ik, waar de schrijvers borrelen. En inderdaad. Ook vandaag zag het er zwart van. Langs de Pels kwam ik, waar ze ook vaak zitten. Het was half zeven in de avond. Spitsuur thuis met de kinderen. Door de vensters zag ik de mannen met bier in hun handen. Ik had afgesproken in de Doffer.
Wij gingen eerst eten en daarna naar de uitreiking van de Anna Bijnsprijs in de Rode Hoed. Met de eerste Anna Bijnslezing van Rachel Cusk. Waar ik op de een of andere manier niet geïnspireerd door raakte zoals ik gehoopt had, maar droevig. Het vrouwzijn valt niet mee, dacht ik.
'Waar ga je naartoe, mama?'
'Ik ga naar een prijsuitreiking die ik al verloren heb,' had ik gezegd. En: 'Is dit een goed t-shirt voor een verliezer? Wat vind je?'
Ik weet nog dat ik dacht: zo moet je dat niet brengen, dat is niet in orde. Dat nemen ze allemaal over, die manieren van denken. De paden van die kleine dames worden in hun hoofd gevormd omdat ik ze daar nu aanleg. Ik ben het voorbeeld. Het voorbeeld moet wat meer trots uitstralen.
'Krijg ik een dikke kont in deze broek?' is een vraag die ze nooit hadden mogen horen.
Later op de avond antwoordde ik op de vraag van een interviewster of ik teleurgesteld was dat ik de prijs voor de beste vrouwelijke schrijver van de afgelopen vier jaar, niet gewonnen had, dat ik het alleen maar leuk vond dat ik genomineerd was. En trots. Dat was óók waar.
Ze vroeg of de prijs minder waard was omdat alleen vrouwen mee mochten doen.
Ik dacht: een prijs is een prijs. Kan mij het schelen. Eigenlijk geluk dat ik nog in een buitencategorie val anders was Lastmens niet meer uit de boekenberg gevist. Maar dat zei ik niet. Een vrouw als buitencategorie is natuurlijk ook bizar.
Ik heb ook nog gezegd dat vrouwen alleen aandacht willen en mannen geld. Dat is niet waar.



woensdag 21 november 2012

Overgangsfase

We hebben er hier in huis eentje die nog moet beginnen met geloven en eentje die er na dit jaar mee zal ophouden.
'Mama heeft het cadeautje in de schoen gestopt, hè?' zegt Deetje (2) vol vertrouwen. Kleine slaperige oogjes veranderen in een angstige blik, een steeds grotere frons in haar wenkbrauwen als haar grote zus haar beeldend uitlegt dat het de pieten waren die over ons dak liepen. Zwarte pieten die 's nachts ons huis binnensluipen.
Zo kunnen ze beiden de slaap niet vatten.
Deetje verifieert 's avonds een paar keer of de deur echt dichtzit, schiet bij elk geluid rechtovereind en blijft maar vragen of de pieten ook gaan slapen.
'Ja,' zeg ik. 'Ze slapen allang.'
'Nee,' roept Jeetje uit het kamertje ernaast. 'Ze lopen hier overal rond. Ze bespieden ons. Echt waar.'
Jeetje (7) staat tot 's avonds laat bovenaan de trap en luistert af wat wij tegen elkaar zeggen. Of ze bewijzen vindt voor de geruchten die op haar school rondwaren. Ze zingt extra hard dit jaar, valt me op. Extra veel. Met extra veel toewijding. Alsof dat zou helpen.



dinsdag 20 november 2012

Opnieuw

Het is de twintigste vandaag. De drie officiële weken van werkzaamheden zijn voorbij.
Het was nogal een gerommel in huize Geurts, maar ergens houdt het op. Vandaag ga ik weer beginnen. Met alles. De roman laat nog even op zich wachten. Dat is de uitkomst. Twee jaar aan gewerkt en het is niet geworden wat ik voor ogen heb. Ik zal het anders aan moeten pakken.
Het wordt nooit wat je voor ogen hebt, dat weet ik wel.  Maar ik vond het niet goed. Als iets binnen twee jaar niet goed komt, duurt het te lang. En een langzame schrijver ben ik wezen niet. ( In wezen ben ik natuurlijk sowieso heel iemand anders)
Ik herinner me een opmerking van mijn redacteur van net na de zomer: 'We zetten het in de volgende aanbieding, dan kun je er de komende tijd nog rustig een beetje aan pielen.'
Gepield heb ik. Het hoofdpersonage staat nog rechtovereind op de brokstukken. Twee handen in haar zij. Ze wil nog steeds iets zeggen.
De enige oplossing is: opnieuw beginnen. Het dichter naar me toe trekken. Nieuw document openen. Steen voor steen de zaak weer opbouwen. Joehoe!
De hoop is: deze omweg is ergens goed voor.

Schrijven betekent frustratie: het betekent dagelijkse frustratie, misschien wel vernedering. Het is als honkbal: twee van de drie keer gaat het niet goed.' Dat las ik net in een interview met Philip Roth die ermee gestopt is. Maar hij mag dat intussen. 

zondag 11 november 2012

Geheugen

Er zijn twee weken voorbij zonder dat ik hier iets opschreef. Want ik ben gesloten. Twee lange weken waarin veel gebeurde voor mijn begrippen. De grote dingen weet ik straks nog wel, zoals onder andere de slachting van mijn eigen werk, maar de kleine dingen ben ik nu voor altijd kwijt. Er gebeurt elke dag wel iets (in het echt of in mijn hoofd) dat ik wil onthouden.

Nu herinner ik me steeds de kus die ik oma gaf, en zij mij, toen ik haar gisteren gedag zei in het bejaardentehuis. Toen ik haar in haar groene stoel achterliet voor een immens leeg tv-scherm. Een loeihard strijkkwartet op de achtergrond. Vlak voordat ik haar bezocht, las ik in een tuttig winkeltje op een van de tegels die je daar kon kopen de spreuk: 'ik hoef je niet te begrijpen, ik hou toch wel van je.'
Het was meer dan één kus.
'Als je straks thuiskomt, hoe zeg je dan dat het met mij is?' vroeg ze vlak voor ik de deur achter me dichttrok.
'Ik zeg dat je er goed uitzag, maar dat je heel moe bent,' zei ik.

'Ik mis het schrijven van die stukjes heel erg,' zeg ik tegen man. 'Ik heb het idee dat ik belangrijke informatie kwijtraak en...'
'Dan schrijf je toch een stukje,' zegt man.
'Ja, maar ik had gezegd...'
'Wat kan jou dat nou schelen?'