zaterdag 30 juni 2012

Flarden van afgelopen dagen

Ik kwam een workshop geven in de Java-bookshop op donderdag en trof daar de organisatie en twee docenten Nederlands aan een tafel vol met snoep, koek en de heerlijkste broodjes. Ze hadden geen zin om te schrijven, dus deden we dat ook niet. Het gesprek ging over het slechte spellen van de MBO studenten en het niet-lezen. Ik ging naar huis met de bundel 'Naar de stad' die ik al tijden aan wilde schaffen.

In het café bespraken we het huwelijk of uit elkaar vallen daarvan, opvoeding en de ellende van het schrijven.
In de Groene had ik net een verontrustend artikel gelezen over het nieuwe boek van Rachel Cusk over huwelijk en scheiding. De schrijfster die er ook bij kwam zitten met haar kind, vroeg me op een gegeven moment: 'En jij bent nog sámen dus?'
Ik knikte.
'Jee, wat hàndig,' zei ze. 'Dus dan kun je 's avonds gewoon om en om weg. Dan is er dus altijd iemand thuis.
Het was alsof ik volgens een heel nieuw - haar volledig onbekend - concept leefde.

Het ging ook over erkenning. We zullen het gevoel van het kind eerst erkennen, en dan pas de grens stellen.
Het moest zo: 'Ik snap heel goed dat je de tekening niet af wil geven, maar we gaan het toch doen.'
En wat had ik gezegd: 'Wat?! Wil jij die tekening niet afgeven omdat-ie te mooi is? Wat ben jij egoïstisch. Het is voor een heel ziek kind. En: zo mooi is die tekening helemaal niet. Wat denk je wel. Het kan nog veel mooier.'

Nu blijft alleen het schrijven over.

donderdag 28 juni 2012

Bang konijn

De enige die hier rent ben ik. In de verte staat een man te pissen in de avondzon. Of wat staat hij daar te doen in de berm. Hij wacht op iets of iemand die voorbijkomt.
Dus ik sla linksaf met de saxofonen in mijn oren. In een flits zie ik daar ook een man in het struikgewas staan, zich rekkend. 'Jij wou toch zo graag weten waar hier die seksfeestjes gehouden werden. Nou? Nou?' Hij grijnst naar me. Hij is verkleed als sporter. Overdressed. Ik haal de dopjes uit mijn oren, telkens achterom kijkend ren ik verder. Mijn bonzend hart hoor ik nu. Het ademen. Na een tijdje, iets meer in de bewoonde wereld, merk ik dat ik steeds 'niet bang zijn' zeg tegen de babykonijntjes die van me schrikken. 'Niet bang zijn,' zeg ik. Met de moederstem die ons allemaal geruststelt.

woensdag 27 juni 2012

Moederstemmetje

Veel te laat haalde ik mijn blik van de computer, rende zonder op of omkijken het huis uit, struikelend over de kinderen, op de stoep krioelde het er werkelijk van, knipperend met mijn ogen tegen het zonlicht zat ik op de fiets, haalde eerst de ene van de opvang en toen de andere van de crèche, parkeerde ze rond zessen heelhuids bij de rest op de stoep, missie geslaagd zou je denken. Maar in plaats van rustig op de bank in het zonnetje te gaan zitten, zette ik een berg groentes op het vuur, rende ik constant heen en weer tussen binnen en buiten, tussen braadpan en tweejarige, alsof de dood me op de hielen zat, - de kleine kon namelijk niet onbewaakt op de stoep blijven, ook haar even bij mij binnen opsluiten terwijl het buiten te doen was, mislukte jammerlijk - en de hele groenteberg brandde uiteindelijk aan, de vegetarische kip zou even later ook aanbranden, de kinderen uit de pan vliegen, de moeder zou overkoken, maar dat was toen nog helemaal niet aan de orde.
In de huizen roerden de ouders in pruttelende pannen.
'Je mag nog héél even spelen, Binkie. We gaan zó eten. Ik denk dat àlle kindjes zó gaan eten,' hoorde ik een vrouw zeggen met zo'n typisch moederstemmetje. Ze glimlachte naar me, ik glimlachte terug. Het moeders-onder-elkaar-lachje. Behalve die van mij, dacht ik. Ik voelde daar al hoe mijn typische moederstemmetje me langzaam aan het verlaten was, en ik dacht: ik word net zo als het mens in het boek wat ik schrijf, nog ging ik er niet bij zitten.

zondag 24 juni 2012

Duizelingwekkend genot

Ik kwam mijn vorige redacteur tegen tijdens het hardlopen. Nou ja hardlopen, ik was aan het slenteren en niet veel van plan. De zon scheen. Ik luisterde naar een voordracht van Thomas Rosenboom in Voetlicht. Het speelde in de jaren '70, twee jongens kwamen van de middelbare school en ze hadden het plan om iets heel anders te gaan doen dan de rest. Namelijk in de Bijstand gaan. Dan had je tenminste nog tijd over om er iets naast te doen. Ik vond dat grappig. Ik weet niet hoe het verder ging want toen kwam hij er aan gerend. Hij had er al wat kilometers op zitten, maar was - zo te zien - nog lang niet moe. Dus ik moest wel.
Wij hollen. In een voor mij net iets te optimistisch tempo. En bijkletsen tegelijk. Mijn antwoorden werden allengs korter en bondiger.
'En met schrijven?' vroeg hij.
'Ja ook, bijna inleveren.'
'Wanneer?'
'Ja, vlgnd wk.'
'Je kijkt erbij alsof je er zelf van schrikt.'
'Ja.' Ik probeerde intussen mijn hijg-neigingen te onderdrukken.
'Ik lees je wanhopige blogs natuurlijk.'
'Wnhpg? Ik prbr er juist geen wnhp in te stppn.'
'Wanhoop!' zei hij. 'Over opgesloten zitten hier en alles.'
Ik hijgde luid en duidelijk nu. Als een paard.
'Stille wanhoop,' ging hij door,'dat is nog véél erger.'
Dat was waar. Stille wanhoop was het ergst. Maar zonder stille hoop, geen stille wanhoop. En andersom. Ik zag best vaak stil wanhopigen. Ik rekende mezelf er niet toe. Maar ik begreep wel waarom ik dat idee wekte. Zoals men mij vaak bij de groep stille wateren schaarde. Klopte ook al geen zak van.
'Ik mt r af,' zei ik.
Mijn vorige redacteur holde kwiek rechtdoor, het Diemerpak uit. Ik sloeg linksaf en zette het meteen op een wandelen.
In het radioprogramma was Hafid Bouazza aangeschoven. Hij sprak over het diepe duizelingwekkende bedwelmende genot van het schrijven. En dat hij dat op de lezer over wilde brengen. Het was allemaal maar hoe je het bracht.

donderdag 21 juni 2012

Het is een gepuzzel

Elke ochtend voor het ontbijt maakt Deetje (2) tegenwoordig graag legpuzzels. Alle puzzels die we in huis hebben, worden uit de kast gehaald. En als ze de puzzels af heeft, begint ze opnieuw. Ook als ze niet puzzelt, zie ik haar de hele tijd puzzelen. Ze puzzelt haar wereldbeeld bij elkaar. Van Toby, - de Jack Russel van opa en oma - weet ze nu bijvoorbeeld dat die pootjes heeft en geen benen.
'Mama heeft benen, papa heeft benen, Jeetje heeft benen, oma heeft benen,' zei ze. Toby bleek dus plotseling pootjes te hebben. Ze keek mij aan, hield haar hoofd scheef, aarzelde, maar vroeg het toen toch: 'Heeft opa ook pootjes?'
Deze ochtend somt ze op wie er allemaal naar het werk gaat.
'Mama gaat werken, papa gaat werken, oma gaat werken, Toby gaat niet werken?' Ze kijkt mij aan of ze het goed heeft.
'Nee, Toby gaat niet werken,' zeg ik.
'Toby gaat óók niet zwemmen,' zegt ze blij.
'Jawel,' verbetert Jeetje (7) haar, 'Toby zwemt wel in de Maas. Maar hij gaat niet in het zwembad.'
'O, Toby zwemt wèl' zegt Deetje snel.
'In de Maas,' zegt Jeetje.
'In de Maas,' herhaalt Deetje.

woensdag 20 juni 2012

eten

Het is me al vaker opgevallen dat ik op sommige momenten de hele tijd moet eten als ik schrijf. Zoals nu. Ik eet zelfs het oude brood dat voor de vogels bedoeld was, ik eet hele repen chocolade, eigenlijk alles wat ik in huis kan vinden gaat zo het mondje in. Alsof ik niet kan schrijven zonder malende kaken. Dat is ook echt zo. Ik kan het niet zonder me vol te proppen. Het eten geeft een zekere rust. Ik vind het wel jammer want ik kreeg al een slappe reet van al het zitten. Ik hou me maar vast aan de dagen dat ik vergeet te eten. Dat is namelijk ook een fase in het schrijfproces. Ik hoop dat die fase binnenkort weer eens aanbreekt.
Nog meer hoop ik op de fase dat alles voorbij is. En dan bedoel ik niet de dood.

dinsdag 19 juni 2012

Open mond

De mondhygiëniste praatte aan één stuk door. Ik kon niets terugzeggen.
Ze had wel meer schrijvers in haar stoel gehad. Verwarde mensen waren dat toch. Alsof ze in een totaal andere wereld leefden. Fragiel. Dromerig. Ze hadden een huid van porselein. Ze had mijn column gelezen in de Brug inderdaad. Ze zou 'm vanaf nu vaker lezen. Ze zei dat de columns van Aaf de laatste tijd steeds mutseriger werden en dat mensen die IJburg afkeurden, zwart-witgeesten waren. Hokjesdenkers. Ze waren er meestal nog nooit geweest. De mondhygiëniste trok zich er niets van aan wat anderen dachten. En trouwens niet iederéén kon op de gracht wonen, of wel soms? Zij was inmiddels al zo ver dat ze, zelfs als ze de loterij won, niet meer op de gracht zou willen wonen. Ze zou een vrije kavel kopen op het Rieteiland. Lekker rustig, fris, kabbelend water voor je deur. Intussen poerde ze met zo'n ijzeren haak in mijn totaal ontstoken bek. Als het zo doorging - als ik die borstel altijd recht op mijn tand blééf zetten in plaats van op mijn tandvlees - zouden mijn tanden los gaan zitten en er één voor één uitvallen. De bacteriën hadden zich er al onder gewurmd. Er was nauwelijks nog een weg terug. En die verstandskiezen kon ik ook maar beter alle vier laten trekken als ik ze toch niet poetste.

maandag 18 juni 2012

Tussentijd

De finalisten van de schrijfwedstrijd (uit elke provincie ééntje) waren tussen de zeventien en vierentwintig jaar oud. Op zaterdagochtend kwam ik ze een workshop geven in Rotterdam als aftrap van het Write Now weekend dat de volgende dag zou eindigen met één winnaar. Ik zat voor de groep, bekeek ze allemaal - kon ik zien wie de winnaar was? kon ik het horen aan de teksten die ze gingen schrijven? nee - en concludeerde dat ik ouder was. Dat concludeerde ik niet eens. Van het ene op het andere moment bleek dat zo te zijn. Ik weet niet wanneer het precies gebeurd is. Maar het transformatieproces had zich voltrokken. Waar ik vroeger de zenuwen kreeg van zulke groepen jonge mensen en dacht dat ik ze niets te melden had, had ik nu een zekere afstand en er was overzicht. Misschien was het eerder inzicht.
Een meisje was bezig met afstuderen op de toneelschool en kende mijn naam van een toneelstuk dat ze op haar opleiding gespeeld hadden.
Ik moest even tellen en hoorde mezelf toen zeggen dat het dertien jaar geleden was dat ik dat stuk voor het eerst en voor het laatst gezien had. Dertien jaar! Veertien jaar geleden had ik het dus geschreven. Ik weet nog precies hoe ik me voelde toen ik dat stuk schreef, waar ik zat en hoe de wolken eruit zagen die voorbij dreven.
Wat wil ik nou met dit stukje zeggen? Dat het me verbaasde dat ik onlangs nog zo was als die jongeren daar en nu ineens niet meer. Ik kon me de tussentijd niet herinneren. Alsof die er nooit was geweest.

vrijdag 15 juni 2012

Ze leefden gewoon.

Omdat het barstte van de slakken in onze tuin had man er een paar in het vuur gegooid. Toen Jeetje het hoorde, barstte ze meteen in huilen uit.
'Hoe kun je dat nou dóén, papa? Hoe kun je?'
'Ze aten al onze plantjes op,' zei hij.
'Ik heb er gisteren nog één gered!' huilde ze. 'De buren lachten me ook al uit. Ze zeiden dat ik een vies kind was omdat ik er eentje opraapte. Maar dat ís toch niet vies?'
'Nee hoor,' zei man.
'Maar waarom moesten ze dood van jou, papa. Waaróm?'
'Mijn pompoenplantjes,' zei hij zacht. Man sloeg zijn ogen neer.
'Daar kunnen ze toch niks aan doen?' riep Jeetje uit. 'Dat wéten zij toch niet. Ze lééfden toch gewoon.'
'Dat is wel waar ja,' fluisterde man.
Man keek heel schuldig. Hij herkende het gevoel van zijn dochter maar al te goed. Ze had het van geen vreemden. Hij was er eigenlijk ook de persoon niet naar om beesten te vermoorden. En toch was het er in de loop der jaren ergens ingeslopen, het geweld.

donderdag 14 juni 2012

De teamgeest

Ik hoorde ook van een lagere schoolmeester van 57 jaar die alles altijd in zijn eentje deed. Hij stond al vijfendertig jaar voor groep acht en werkte elke minuut. Hij nam nooit pauze met de andere docenten dus viel hij buiten het team. 's Ochtends voor de anderen kwamen was hij al op school, en 's avonds als de anderen allang weg waren, vertrok hij pas weer. Na elke vrije week zagen ze hem als een verdroogd bloempje terugkomen. In de grote vakantie hadden meerdere mensen hem rondjes rond de school zien fietsen. Hij keek bepaald niet uit naar zijn naderende pensioen. Maar waar hij vroeger pas aan het eind van het schooljaar moe werd, vertoonde hij tegenwoordig begin februari al uitputtingsverschijnselen. Zijn groep acht haalde al vijfendertig jaar lang de beste citoscores.

woensdag 13 juni 2012

Rugzakjuf

Ik hoorde vandaag van een lagere schooljuf die zo'n extreme vorm van obesitas had dat ze nauwelijks door de deuropening paste. Ze konden haar voor groep 1 en 2 niet gebruiken omdat ze niet kon bukken om een kind te tillen. Daarnaast had de juf niet alleen dyslexie maar ook nog eens dyscalculie. Dus waren groep 3,4,5,6,7 en 8 voor haar ondoenlijk. De bekkeninstabiliteit die ze sinds de geboorte van haar zoon - zestien jaar geleden - had, maakte haar leven niet makkelijker. De schoolleiding zei van haar af te willen, maar wist niet hoe. Ze was al jaren in vaste dienst, maar zou - door de krimp van de school - voor het eerst een heel eigen klas moeten gaan draaien. Hierdoor waren haar problemen nu pas echt goed aan het licht gekomen. Ik had het te doen met de dikke juf die niet goed kon schrijven en rekenen, noch zich verroeren. Ik wist zeker dat ze ergens heel goed in moest zijn.

dinsdag 12 juni 2012

Espresso

Aan het eind van de middag loop ik naar beneden om een espresso te maken om me nu eindelijk te kunnen concentreren. Het is de dag na mijn verjaardag. Ik ben een beetje brak. Ook schommelde ik deze dag iets te vaak tussen hoop en vrees. Ik heb iets te veel lagere schoolmensen op Facebook getroffen, hun levens bekeken, hun kinderen, hun vrienden. Vrienden schreven me dat ze maniakaal aan het schrijven zijn, dat ze op hun tandvlees lopen, en dat ze bang zijn voor een hartaanval als hun boek af is. Maar dat dat niet geeft. Als het boek maar af is. Ik hoop ineens dat het puur toeval is dat ik 'Never ending story' nu al een keer of zes achter elkaar opgezet heb. Het lievelingsliedje van mij als twaalfjarige. 'Dream your dream and what you see will beheheeeheheeheheee.'
Terwijl ik de espresso opdrink, lees ik het interview met Jonah Leher in de VPROgids: 'Creativiteit is niet één ding. Soms, als je vastloopt, en je op zoek bent naar een aha-moment, dan moet je een hete douche nemen of een lange wandeling maken. En soms is het nodig dat je doorzet, dat je je vastbijt en niet opgeeft, dat is het moment dat je een espresso drinkt. Succesvolle creatieve mensen weten wanneer ze moeten dagdromen, wanneer ze niks moeten doen om ideeën te laten ontstaan en wanneer ze zich moeten concentreren. Over het algemeen kun je zeggen dat concentratie wordt overschat als het om creativiteit gaat.'
Dit laatste stelt mij sowieso gerust.

maandag 11 juni 2012

Op hakken

Rond half één 's nachts stapten man en ik uit op station Boxmeer. In de laatste trein naar Venlo zaten mensen met uitgelopen vlaggetjes op hun wangen. Middelbare mannen met zilvergrijs haar, oranje hoedjes en dubbele tongen maakten grapjes met langbenige meisjes. De meisjes lachten naar hen. Dat vond ik lief van ze. Dat zouden de meisjes in Amsterdam nooit doen. We hadden in Nijmegen gegeten met vrienden en gedacht dat er in Boxmeer wel een taxi naar Heijen te regelen was. Er stond hier en daar een vader met draaiende motor te wachten op zijn tienerdochter. Meer auto's waren er niet. De meeste mensen pakten hun fietsen en verdwenen in de nacht. Al gauw was het weer doodstil in Boxmeer alsof er nooit een trein gearriveerd was. Het was dik elf kilometer naar Heijen en ik had schoenen met hakken. Gelukkig was café Piek open. Aan de bar hing een stel oranje mensen en toen we binnenkwamen viel de hele kroeg stil.
'Een taxi?' zei de oranje eigenaar. 'Ik weet ook niet of die zo laat nog te krijgen zijn.'
'Het is kwart voor één,' zei ik.
Hij belde een taxibedrijf. Om 2 uur 's nachts zou er op z'n vroegst een taxi bij café Piek kunnen zijn. Ergens wist ik dit al vanaf het moment dat we in Nijmegen instapten. Vroeger zou ik mijn ouders wakker gebeld hebben. 'Kom je ons halen? We hebben de bus gemist.' Maar dat kon nu echt niet meer. Dus wandelden we en vertelde ik man de dingen van vroeger toen ik hier fietste. We kwamen langs een ziekenhuis dat er vroeger niet stond. Het eerstvolgende dorp was Beugen, - half verwachte ik de discobus voor discotheek First Choice te treffen, maar er was geen discobus meer en geen First Choice - er was café het Posthuis waar 'Nederland, O Nederland, wij zijn de kampioen' gedraaid werd. De ramen sprongen er haast uit. De mensen huilden het liedje mee. We liepen langs graanvelden en andere velden. Af en toe fietste er een groepje jongeren voorbij op weg naar Gennep, Ottersum of Heijen. Volgens mij hoorde ik iemand de naam van mijn nichtje zeggen. Maar de fietsers waren al gauw niet meer te zien en wij liepen verder. Het was aardedonker. Er was nergens straatverlichting. 'Dat is te duur,' zei man. 'Dat zijn de bezuinigingen.' We kwamen een platgereden hond tegen. Een bouvier. Toen we de Maas over waren, waren we eindelijk aan de goede kant van het water. Maar toen was het nog wel een dik half uur lopen.

vrijdag 8 juni 2012

Kauwgom

Tijdens de laatste les van dit seizoen slikte ik kauwgom door die al half uit elkaar was gevallen in mijn mond. Ik wist niet waar ik er anders mee heen moest. Onder het oog van de cursisten kon ik de losse stukjes kauwgom niet uit m'n mond peuteren. Ik dacht ook dat het geen kwaad kon. Het was maar één Freedent gommetje. Toen we na afloop nog wat dronken met z'n allen merkte ik ineens dat de kauwgom op - of eigenlijk in - mijn longen was blijven plakken. Ik wist niet dat dat kon, maar het kon dus. Ik voelde de kauwgom zitten. Ik voelde ook dat ik nog maar een piepklein gaatje over had om door te ademen. Dus ademde ik overdreven diep in en uit, in en uit. In en uit. Het zweet brak me uit terwijl ik in mijn muntthee roerde. Het kleine kauwgommetje dat ik erin gestopt had, was heel groot geworden. Het leek te groeien. Het benam me de adem. De Baskische cursiste had het met de Fries over minderheidstalen en het verzet tegen de verdwijning ervan. Ik dronk de thee te heet om de kauwgom weg te schroeien. Ik nam een lepeltje honnig. Wegglijden dan. Maar het hielp niets. De kauwgom zat muurvast. Het verdwijnt vanzelf wel een keer, dacht ik om mezelf gerust te stellen. Toen kwam het in mij op dat het twintig jaar duurde voor een uitgespuugde kauwgom uit de natuur verdween. Twintig jaar! Ik begon weer zwaar te ademen. Maar veel zuurstof kreeg ik niet binnen. De komende twintig jaar zou het alles zijn. Glimlachend zei ik de cursisten gedag.

dinsdag 5 juni 2012

Saamhorig

We trekken door het buitengebied van IJburg. Het is oppassen geblazen niet op de hakken van de ander te gaan staan. Omdat het hier zo plat is, kun je mijlenver kijken. Daarachter kruipt de lange bonte rups mensen al over de Nesciobrug. De avondvierdaagse is begonnen.
'Jij haalt hier zeker inspiratie vandaan voor je column?' zegt een moeder.
'Weet jij iets meer van die seksfeestjes dan?'
'Nee,' zegt ze, 'ik ben misschien heel burgerlijk.'
'O nou, ik ook hoor,' zeg ik snel. 'Ik hoor die geruchten steeds.'
De geruchten heeft zij ook gehoord, zegt ze. Van alle kanten wordt er gefluisterd over de IJburgse sleutelfeesten. Maar zij weet verder niet wie daaraan meedoen. Ze wil het ook liever niet weten.
'Alles komt terug van de jaren zeventig, hè?' zegt ze. 'Ook de feestjes. Zeker nu het crisis is. De mensen zoeken saamhorigheid.'
Ik bekijk de vaders en moeders op hun gymschoenen. Met een klein rugzakje. Een stuk riet tussen de tanden. We zien er verdacht saamhorig uit.

maandag 4 juni 2012

Kronkel

Over een week word ik negenendertig. Dat is gelukkig nog geen veertig. Als ik echt denk aan het feit dat dit lichaam over een jaar veertig jaren oud is, schaam ik me. Ik lag daar gisteravond in bed nog aan te denken. Die schaamte. Dat had ik ook toen ik twintig werd, dertig. Ik schaam me nu voor grijze haren. Ik trek ze uit mijn hoofd. Binnenkort is dat niet meer te doen. Dat weet ik wel. En de grijze haren zijn nog het minste. Die staan eigenlijk alleen maar symbool voor het persoonlijke falen. Het ouder worden.
Mijn hele leven schaam ik me al voor alles wat met opgroeien te maken heeft. Iedere keer als er een nieuwe fase aanbrak, kwam ik geloof ik in een lichte depressie terecht. Na een tijdje wende die fase. Ik vergat het. Er zat niets anders op. Maar dan begon de volgende fase alweer. Laatst hoorde ik een interview met Paul Auster over zijn nieuwe boek. Winterlogboek. Een geschiedenis van zijn lichaam. Ik geloof dat hij vijfenzestig werd, de winter van zijn leven brak aan. Ik had het boek ook al in mijn handen gehad in de boekwinkel, maar weer teruggelegd omdat ik nog zoveel te lezen heb. Ik rende toen ik het aan het beluisteren was, dit lichaam bijna negenendertig jaren oud en dacht aan wat het allemaal meegemaakt had. Moet ik al beginnen met het herfstlogboek dan? Het midzomerlogboek lijkt me beter. Tegen de tijd dat het af is, ben ik veertig. Ik weet dat er meer zijn die dit hebben. Maar ook veel mensen die ik spreek, zijn heel blij dat ze nu in de veertig zijn, en wijzer, en meer durven dan toen. Soms kom ik mensen tegen die het niks kan schelen. Dat lijkt me geweldig. Het is natuurlijk allemaal een verzet tegen de dood. Dat zal falen worden.

zondag 3 juni 2012

Zondag

Ik kocht zojuist de boeken: In Onbalans, Wat is waanzin? en Inleiding tot de psychoanalyse. Verder alles goed.
Het begon ermee dat ik luisterde naar Arnon Grunberg in de Avonden en dat het regende. Daarna kocht ik die boeken.
Ik luisterde toen naar Sanneke van Hassel die in Zagreb op een verhalenfestival was geweest, haar boek Ezels heb ik al. Maar ik wil graag de bundel Naar de Stad gaan lezen met daarin de mooiste verhalen van de 21ste eeuw samengesteld door Sanneke van Hassel en Annelies Verbeke. Ik vind hen allebei heel goed. En ik zag dat er nieuw werk van b.v. A.M. Homes in de bundel stond. Zij is ook al heel goed.
Brengt mij op de schrijfsters in het bovenzaaltje met wie ik gisteren op een gegeven moment samenklonterde, tijdens het VPRO boekenfestival: Frankra Treur, Marieke Groen, Maartje Wortel, Hagar Peeters, en Esther Gerritsen. Die ook heel goed zijn.
Wat dit allemaal met elkaar te maken heeft? Daar is wel iets van te maken.

vrijdag 1 juni 2012

Trompet

De grote biertent was opgezet op het braakliggend veld voor het huis van mijn ouders. Toen ik klein was, baande ik daar weggetjes door het mais. Nu werd het gebruikt voor dorpsfestiviteiten. Het was warm. Kinderen konden er hun gezicht laten beschilderen, er stond een container met zand, er werden burgers op de gril gelegd en er was een springkussen, maar daarvoor was het vorig weekend net te heet. Voor de biertent was het nooit te heet. Ik was daar 's morgens vroeg en toen ik aan het eind van de middag weer kwam, zat iedereen er nog te drinken. We keken naar een talentenjacht. Waar geplaybackt werd en apathisch gedanst, tot één jongetje zo droevig trompetterde dat alle bierheisende dorpelingen er stil van werden. Het leek wel dodenherdenking. Een kort moment van de nederdaling van de heilige geest in de tent. Het was ook Pinksteren. Ik keek of ik bekenden zag. Klasgenoten van de lagere school. Maar ik zag ze niet. En toen ik er eindelijk eentje zag, durfde ik er niet mee te gaan praten. Hij leek nauwelijks nog op hem. Ik zou niet weten wat ik moest zeggen. Op een gegeven moment ontdekte ik een jongen die geen steek veranderd was. Ook niets ouder geworden. Dat bleek dus een zoon. Die kalende pa ernaast was de echte jongen uit mijn klas. Toen ik tenslotte terugliep naar mijn ouderlijk huis, kwam er nog een meisje - nou ja een vrouw dus - aan, met haar moeder. Haar herkende ik wel meteen. Ik stak mijn hand op. Ze zwaaide niet terug. We hadden acht jaar bij elkaar in de klas gezeten en nu waren we onbekenden geworden. Toen schetterde die trompet weer, lang en eenzaam, door het dorp. De winnaar van de talentenjacht.