zondag 26 december 2010

Authentiek eten in Portugal.

We lopen in de richting van dat ene kromgetrokken bordje waarop in hanenpoten frango piri piri en peixe nog wat, nog wat staat. We volgen het bord zoals de drie koningen de ster. De pijl leidt ons naar een donkere steeg met ongelijke keien. Ver van het centrum. Er zijn waslijnen tussen de huizen gespannen. Er hangt een witte, druppende onderbroek. Meer tekenen van leven zijn er niet. Maar dit zijn tekenen van pure authenticiteit. Dit stemt hoopvol. Het maakt ons hongerig. We komen een vochtig hol binnen met visnetten aan de muur, er is geen verwarming, en de verlichting komt van het schijnsel van twee breedbeeld tvschermen. Een kerstanimatie speelt. Achterin staan vier vissers met rubberen laarzen tot over hun knieen en een pul bier voor zich. De eigenaresse, zwarte wallen in een spierwit gelaat, wenkt ons, begint druk met tafels te schuiven, schenkt ons haar laatste lach. Ze roept vanalles in het plat Portugees.
De kinderwagen blokkeert de doorgang.
´Het is misschien een beetje jammer van die televisies,´ roepen we naar elkaar, ´maar dit is de nieuwe authenticiteit. We moeten het op de koop toenemen.´
We bestellen het eten. Het water loopt ons in de mond. Beter hadden we het niet kunnen treffen.

Na drie uur verlaten we de zaak. In het centrum drinken we ieder twee blikjes cola leeg en daarna nemen we een dubbele espresso. Om alles te laten bezinken.

donderdag 16 december 2010

Een beetje gesloten

Het kerstreces begint vandaag. Ik zal wat onregelmatiger stukjes plaatsen. Omdat ik niet weet hoe het zit met aansluiting, aldaar.
Dus ik wens iedereen die dit leest een goeie kerst toe.

woensdag 15 december 2010

Deze zaak komt dichtbij.

Vriendjes en vriendinnetjes van Jeetje zaten bij het Hofnarretje. De man die ons het slappe handje gaf, is opgepakt.
Ik heb nagedacht over intuïtie.
Met Jeetje zijn we bij drie verschillende crèches weggegaan voordat we het goede kinderdagverblijf vonden. Maar bij het Hofnarretje vertrokken we omdat de man ons niet aanstond. Het slappe handje gaf de doorslag. Het staren van de kinderen. Hij stond op dat moment ook alleen op de groep.
Bij een andere crèche in die buurt gingen we na anderhalve week weg, omdat we de pedagogische methodes van de Surinaamse leidsters te Spartaans vonden. Jeetje kwam er elke dag met gezwollen oogleden, van het huilen, vandaan.
De derde crèche verlieten we omdat die ons te saai leek. Het was een klinische ruimte, zonder speelgoed, zonder uitdaging. Op de dag dat Jeetje daar zou gaan wennen, werd ze ziek. Ze belandde in het ziekenhuis en daarna werd een kinderdagverblijf door de artsen afgeraden vanwege infectiegevaar. Makkelijk vanaf gekomen.
Maar nu weet ik nog niets meer over intuïtie. Je kunt erover nadenken wat je wil.

dinsdag 14 december 2010

De schoonmaker belt

'Ja, Elkie!' Hij roept. Hij klinkt alsof hij vanaf de andere kant van de wereld belt. De lijn ruist, kraakt en suist. Toeterende auto's, sirenes, bellende trams.
'Hee Fabio!' roep ik terug.
'Ik heb slecht nieuws.'
'O ja!'
'Ja. Slecht nieuws. Mijn wiel is gestolen!'
'Ik kan je niet verstaan.'
'MIJN WIEL IS GESTOLEN.'
'Je wiel?'
'Ja mijn wiel is gestolen. Eerst mijn hele fiets. Nu alleen mijn wiel.'
'Wat erg voor je.'
'Ik laat het hoofd niet hangen, snapt? Het hoofd hangt niet!'
'Heel goed.'
'Ik had mijn fiets met twee kettingen vastgezet. Niet met drie kettingen. Snapt? Heel eventjes maar. En toen kwam ik terug en was mijn wiel weg.'
'Jij woont in een heel inbraakgevoelige buurt.'
'Ik kan niet komen.'
'Dat snap ik. Op één wiel kun je niet fietsen.'
'Wat zegt jij?'
'O niks.'
'Mijn hoofd hangt er niet bij, hoor. Snapt? Ik ga een tweedehands wiel kopen.'
'Doe dat, Fabio. Veel sterkte.'
'Dank je wel, Elkie.'

maandag 13 december 2010

Tja

Het kinderdagverblijf waar de man gewerkt heeft, was in mijn oude buurt. Op de dag dat Jeetje er zou gaan wennen, besloten we haar er af te halen.
Man en ik besluiten zulke dingen vlot. We hoeven elkaar maar aan te kijken. Misschien dat niet eens. We worden er wel eens van beticht te snel te oordelen. Te emotioneel te reageren ook. We liepen de ruimte binnen, kinderen staarden voor zich uit, alsof ze net gelobotomiseerd waren en de man die op de groep stond, gaf ons een slap handje. Hel.
Wij excuseerden ons, draaiden ons om en gingen met Jeetje op onze arm weer terug naar huis. We piekerden er niet over.
God weet waar wij haar voor behoed hebben.
Het is niet zo dat wij dit drama voorvoelden, want ditzelfde ritueel heeft zich bij twee andere kinderdagverblijven in de buurt herhaald.

Toen hebben we Jeetje twee dagen in de week naar een gastouder, een paar straten verderop, gebracht. Ik had de vrouw op marktplaats gevonden. Ze liet het bewijs van goed gedrag zien en dat was dat. Ze sliep tussen de middag altijd met Jeetje en haar eigen dochtertje in bed. Omdat dat zo gezellig was.
Ik vond dat wel een vreemd idee. Maar ik liet het zo. Ik wist dat ik intimiteit al snel vreemd vond.

zondag 12 december 2010

Eer

De tweejaarlijkse prijs van 1000 Euro die bestemd was om vrouwelijke debutanten wat meer onder de aandacht te brengen, ging deze keer naar een non-fictie bestseller. Het Pauperparadijs. (Eenendertigste druk.)
'Waarom zit ik hier eigenlijk?' vroeg de schrijfster zich aan het begin van de middag af. 'Ik heb namelijk helemaal geen fictie geschreven.'
'Jahaa,' zei de gespreksleidster.
'Het was er mij juist om te doen dat er geen woord fictie in voorkomt,' zei de schrijfster.
'Wacht het juryrapport maar af. Dan weet je waarom je hier zit.'
Suzanna zat daar om te winnen natuurlijk, maar dat kon de gespreksleidster toen niet verklappen. Dan was er geen literaire middag meer.

We zaten de hele middag in de Eindhovense bibliotheek op een ijzeren verhoging en praatten over verkoopcijfers. Het debat ging over boekverkoop. Daar wist ik weinig van. En de andere vier genomineerden - Franca Treur, Pia de Jong, Laura Broekhuysen en Suzanna Jansen -, ook niet echt. We zaten naast elkaar, met onze benen over elkaar, en ik probeerde steeds zo te gaan zitten dat onze voeten dezelfde kant op wezen.
Ik vroeg me af hoe het er aan toe zou gaan bij een Man en Kultuurdebuutprijs. En of mannen ook aan synchroonzitten zouden denken.

'Vrouw en Kultuurprijs,' zei man vanochtend nog, 'dat is net zoiets als een Marokkaan en Vriendelijkprijs.'

Uit het rapport bleek dat de jury niet had gemerkt dat Het Pauperparadijs non-fictie was. Nu geef ik die jury groot gelijk. Het verschil tussen fictie en non-fictie is ook heel klein. Eigenlijk wel op te heffen.
Ze spraken ook nog veel lovende woorden over mijn boek.

Ik heb in de Eindhovense bibliotheek één boek verkocht. Aan een vrouw wier dochter zich ook waagde aan het schrijven van verhalen.
'Veel succes' heb ik aan de dochter geschreven. En ik meende het echt.

Heel vervelend vind ik het dat ik mijn blauwe, dure, lievelingsvestje verloor. Ik had het vest in mijn tas zitten en het is er waarschijnlijk bij het zoeken van mijn pen uitgevallen. Tel daarbij het treinkaartje op.
Dan hou je echt alleen de eer over. De eer werd steeds kostbaarder.

Om de trein terug te halen jogden Franca Treur, Pia de Jong, de marketingdame van uitgeverij Prometheus en ik dwars door Eindhoven. Met onze bossen bloemen stevig tegen onze borst gedrukt.
'Maar goed dat ik veel geoefend heb,' dacht ik nog. 'Ik ben een goede renster.'

zaterdag 11 december 2010

Verrassing

Jeetje en ik fietsen. We praten over morgen.
'O, morgen ben ik er niet. Morgen ga ik naar Eindhoven,' zeg ik.
'Wat ga je daar doen?'
'Voor een prijsuitreiking.'
'Een prijsuitreiking?' vraagt Jeetje.
'Ja, ik en nog vier anderen kunnen een prijs winnen en morgen in Eindhoven vertellen ze wie de prijs gewonnen heeft.'
'Aha.'
'Ja.'
(stilte)
'Maar mama, waarvóór kun jij dan eigenlijk een prijs winnen?'
'Voor mijn eerste boek. Ze hebben vijf boeken gekozen en één boek wint.'
'En waarom dan?' zegt Jeetje.
'Ze kijken welk boek het beste is.'
'Echt? Het bèste boek?'
'Nou ja, dat vinden die mensen die die prijs uitdelen. Het is niet te zeggen wat het beste boek is. Het zijn zulke verschillende boeken.'
'O, ja.'
'Het is al met al dus heel goed mogelijk dat ik morgen naar Eindhoven ga om te verliezen.' Ik zucht.
'Verliezen?'
'Ja. Daar kun jij ook niet goed tegen, hè?
Jeetje schudt haar hoofd en somt op wie er allemaal nog meer niet tegen zijn verlies kan.
'De meeste mensen verliezen niet graag.'
'Ik ben zo benieuwd wat die prijs dan is,' zegt Jeetje.
'Geld.'
'Geld? Dus je weet het al? Dat is dus al helemaal geen verrassing meer.'

vrijdag 10 december 2010

De Pippi Langkous pyjama met lange mouwen

Er liggen twee Pippi Langkous pyjama's op de grond. Allebei met korte mouwen.
'Maar ik heb echt wèl een Pippi Langkous pyjama met lange mouwen!'
'Waar is die Pippi Langkous pyjama met lange mouwen dan?'
'Ik heb 'm wel.' Jeetje huilt, Deetje pruilt en begint dan ook te huilen.
'Pak 'm dan.'
'Ik heb 'm wel!'
'Je hoeft niet zo te huilen. Laat de Pippi Langkous pyjama met lange mouwen maar gewoon zien.'
'Ik had 'm net nog. Hij lag op mijn behed. En nu is hij kwijhijt.'
'Dus de Pippi Langkous pyjama met lange mouwen is opgelost in het niets.'
'Jij hebt dat gedaan!'
'Jeetje, jij jokt.'
'HOU JE KOP!' Jeetje wordt paarsrood.
'Jij. Jokt.'
'STOMME MAMA.' Jeetje gilt hoog.
'Jij hebt geen Pippi Langkous pyjama met lange mouwen. Maar jij wil niet toegeven dat je ongelijk hebt. Dus jok jij. Maar jij hebt wel ongelijk.'

donderdag 9 december 2010

Overblijfjuf

'Wat zit er dan ònder die hoofddoek? Ik weet niet eens wat voor kleur haar ze heeft,' zegt Jeetje.
'Dat hoort gewoon bij haar geloofsovertuiging.'
'Maar waarom heeft ze dan altijd zo'n doekje om?'
'Ze is islamitisch en...'
'Ik snap het niet.'
'Ze mag haar haren alleen thuis laten zien.'
'Als ze het om blijft houden, doe ik ook een doekje om.' Jeetje doet haar armen over elkaar. 'Dan mag ze mijn haar ook niet meer zien.'

woensdag 8 december 2010

Vergeten

Ik legde mijn kind te slapen. Ik trok het dekbed opzij en gilde toen ik daar het opgerolde lichaam zag. Armen, benen, grote bos haar, roze nachtjapon. Op het matras lag een kleuter in diepe slaap. Ze klemde haar hand om het oor van een wit knuffelkonijn. Ik gilde nog een keer. Heel hoog. Mijn hart ging ook als een idioot tekeer. Ik smeet de deken terug op het liggende lijf, alsof de deken in brand stond, en holde de kamer uit. Op mijn arm hopste de baby heen en weer. Die legde ik in het kamertje ernaast in een ledikant en ik stopte haar in.
Het duurde even voor ik besefte dat ik er twee had. En dat er twee kamertjes waren. En sinds wanneer dan allemaal.

dinsdag 7 december 2010

Vervelend

De schoonmaker is vandaag op zijn dunne bandjes, door het ijslandschap, naar mij toe gefietst. Drie kwartier rijden over bevroren binnendoorweggetjes. Hij moet hier voor de deur hebben gestaan en de bel langdurig ingedrukt hebben gehouden. Na een tijdje ijsberen voor mijn deur, is hij maar weer op zijn racefiets gestapt. Ik kon niet eens op die spekgladde weg rennen vanochtend. Ik zou mijn beide benen gebroken hebben.
Thuisgekomen belt hij mij op: 'Ja met Fabio. Ik was bij jouw deur.'
'En nu?'
'Nu ben ik weer thuis.'
'Maar waarom? Ik wacht op je. Ik vroeg me al af: Waar blijft Fabio?'
'Jij was niet thuis.'
'Ik zit gewoon hierboven te werken.'
'Ik heb aangebeld. Twee keer. Snapt?'
'Ik moet de bel niet gehoord hebben. Maar ik ben er wel.'
'Misschien was je op vakantie?'
'Ik zou toch nooit op vakantie gaan zonder het aan jou te melden. Waarom heb je me niet gebeld toen je voor de deur stond?'
'Ik had geen telefoon bij me. Snapt?'
'O, wat erg voor je.'
'Het kan één keer gebeuren. Volgende week kom ik weer. Dag, Elkie.'
Tuut-tuut-tuut.
'Dag Fabio.'

maandag 6 december 2010

Doorgeschoten didactiek

Mijn hoofd was vuurrood. Mijn cursisten hadden hun dikke truien uitgetrokken en zaten half ontbloot in de klas. Buiten mocht de gevoelstemperatuur dan wel tegen de min twintig lopen, hierbinnen voelde het als plus dertig.
Het gesprek ging over Mulisch en zijn zelfverklaarde genialiteit. Dat we daar allemaal nog wat van konden leren. Dat zo'n houding een mens ver kon brengen in het leven. Dus stelde ik voor dat we allemaal geniaal waren. Een mooie bijkomstigheid is dat je als genie alle stukjes die je net geschreven hebt makkelijker voor durft te lezen.
Het resultaat hiervan was - toeval of niet - dat iedereen de schrijfoefening boven verwachting goed uitvoerde.
Een bewijs dat genialiteit een knopje is in je hoofd. Je hoeft het maar om te zetten.
'Ik zou heel graag willen weten, hoe het verder gaat,' zei ik. 'En daar gaat het toch maar mooi om als je schrijft.'
'Dat wordt betalen,' zei één van de genieën.
'Ja,' scandeerden de anderen. 'Betalen! Betalen! Betalen!
En ze legden hun pennen neer.

vrijdag 3 december 2010

Handje geven

Ik zie de foto's van het Sinterklaasevent op het schoolplein. De Sint schudt handen. Ergens middenin de haag kinderen staat Jeetje met haar handje uitgestoken. Het is dat ik weet dat dit Jeetje is. Anders ging ze anoniem op in de kleurige massa. Op elke foto die volgt, zie ik dat handje recht naar voren wijzen. Ook al is de Sint haar allang voorbij. Jeetje klemt haar kaken op elkaar. Haar lippen zijn blauwig. Haar ogen waterig in een spierwit gelaat. Vanmorgen heeft ze haar haren extra mooi gedaan. Dat zie je niet. Op haar hoofd heeft ze een zelfgemaakte pietenhoed. En vuurrode vingers piepen onder haar mouw vandaan.
Ik had dat handje zo graag willen pakken.

Intussen ligt Deetje als een automonteur onder de bank. In een paars berenpak.

donderdag 2 december 2010

Ja!

Persbericht
BNG Nieuwe Literatuur Prijs 2010: vijf nominaties
Boogers, Geurts, Van der Kwast, Peek, Vandecasteele
‘IJzersterke shortlist’

Het was jaren geleden, toen ik in de zaal zat te kijken naar de prijsuitreiking van de BNG literatuurprijs al mijn plan om daar ooit te zitten. Dat moest haalbaar zijn, vond ik. Voor mijn veertigste minimaal twee boeken. En daarmee genomineerd worden. Dus dat kunnen we alvast afvinken!

woensdag 1 december 2010

Mutsloos

Het is een dik half uur fietsen van zijn kamer naar ons huis. Hij draagt twee jassen over elkaar, twee paar handschoenen, een sjaal, maar geen muts. Als hij binnenkomt, moet hij eerst een tijdje krom staan om warm te worden.
'Het waait,' zegt hij, 'snapt?'
'Misschien moet je een muts opzetten?' zeg ik.
'Nee,' zegt de schoonmaker. 'Ik zet nooit een muts op.'
'Waarom niet?'
'Dan denken ze dat ik een crimineel ben.'
'Iedereen draagt nu een muts.'
'Ik zal dat nooit doen. Met een muts op zie ik er uit als een crimineel. En dan pakken ze me op.'

Tijdens het werken ontdooit hij. Dan stapt hij weer op zijn racefiets. Hij fietst terug. Over niet gestrooide paden. Op zijn dunne bandjes.