dinsdag 30 september 2014

Homo Humeurus

Er is een klassenavond op de basisschool. Ik zit in de kring van de onderbouw. Groep 1 en 2. Grote, hippe ouders op hele kleine stoeltjes dicht bij elkaar. Het is warm in de klas. We moeten ons voorstellen, onze naam zeggen en  die van ons kind. We mogen iets leuks over de kleine vertellen. 'Het is een ontzettend leuk ventje,' zegt een vader met blote voeten in mocassins. 'Ik ga elke woensdag met hem kanonnen schieten in het scheepvaartmuseum.' Het valt me op dat iedereen hier nogal welbespraakt is en zich ontspannen gedraagt. Als één van de laatsten ben ik aan de beurt. 'Ik ben de moeder van Deetje,' fluister ik. De kring met ouders kijkt naar mij. Ze wachten op nog meer informatie. Maar dit is alles wat ik weet. Ik sla mijn ogen neer. Dan krijgt de vader naast me de beurt.

'Dé Deetje,' had ik nog willen zeggen.

maandag 29 september 2014

Smaak

Nu kan het nog. Binnenkort zal ze met haar gezin naar Badhoevedorp vertrekken en dan kunnen er door de week geen lunchafspraakjes meer gemaakt worden. We zitten in het café tegenover haar huis en vlakbij mijn werkkamer. Ons brood wordt gebracht. Zij met gestoomde makreel en ik met een berg humus. Ze vertelt over het voorlopige koopcontract dat nu echt getekend is. Een huis met een gigantische tuin, garage, zolder. Alles. Het enige is dus dat het in Badhoevedorp staat. Het klinkt minder sexy dan Amsterdam.
'We hadden het vroeger  nooit zo voor onszelf bedacht,' zeg ik. 'Maar wat geeft dat eigenlijk? So what?'
'We houden wel gewoon ons 020-nummer,' zegt ze.
'Nou, dan maakt het toch helemaal niks uit?'
'Nee,' zegt ze.
'Het is een beetje hetzelfde als naar Ijburg vertrekken.'
'Het is goed,' zegt ze. 'Dat weet ik. Maar soms lig ik in bed en dan bedenk ik dat ik zeker vijftig ben als ik daar weer wegga. Of nog ouder.'
'Ja en dan is alles al bijna voorbij, hè?' zeg ik.
Ze knikt. Ik neem een hap van mijn brood.
'We kunnen nu eenmaal niet meer ineens in Parijs gaan wonen,' zeg ik. Ik proef iets knapperigs, lekker knapperig, en bijt nog eens flink. Het is misschien wat pittig, denk ik, maar het moet  heel lekker zijn. Het smaakt dadelijk vast goed. Ik kauw nog een paar keer. Pas als ik moet kokhalzen, spuug ik dat wat er van het knapperige ding over is uit op mijn bord. Het blijkt een rauwe knoflookteen. Ik ontwaar nog een paar knoflooktenen in mijn humus. Zij vertelt over een vader van een vriendinnetje van haar dochter die al vijf jaar lang spoorloos verdwenen is. Niemand heeft ooit nog iets van hem gehoord.

vrijdag 26 september 2014

Over actie

Op mijn bureau vind ik een artikel uit de Groene van 26.6.2014 terug. Het gaat over John Cheever en is geschreven door Graa Boomsma.

In zijn dagboek noteert Cheever in 1979:  'Ik denk aan Hemingway, wat we ons herinneren van zijn werk is niet zozeer de kleur van de lucht als wel de absolute ervaring van eenzaamheid. Eenzaamheid is denk ik niet absoluut, maar niets grijpt een mens zo diep aan. Ik denk dat het schrijven van boeken een vrij gevaarlijke onderneming is.'
Wat te doen? Gevaarlijk schrijven om het bewustzijn te kunnen verdiepen of harde actie tegen alle corruptie? Misschien is het schrijven à la Cheever wel een vorm van actie.

donderdag 25 september 2014

Niet te doen

Vanmorgen vroeg stuitte ik op een documentaire over twee ouderstellen die hun dochter verloren hadden door zelfmoord. De dochters waren halverwege twintig. Bij één stel was het al dertig jaar geleden en bij het andere stel nog maar een jaar. Niemand had het aan zien komen.
Beide meisjes dachten dat ze niet op hun plek waren in deze wereld. Dat ze nooit iets zouden bereiken. Dat ze hun talenten niet zouden kunnen ontplooien. 'Je hebt winnaars en verliezers. En ik hoor bij de verliezers,' las de moeder voor uit een afscheidsbrief.
Het was haast niet te doen om die mensen te zien met de foto's en de spulletjes van hun dochters die het niet gered hadden.

In de namiddag zei een meester op het schoolplein dat hij het niet eens was met de plus-klassen op school. 'Moeten we dan ook min-klassen instellen?' zei hij.
Hij zei dat zo'n plus-klas toch onderlinge verdeeldheid veroorzaakte in een klas. Is zij 'beter' dan ik? Het zou niet nodig moeten zijn op een montessorischool. Ik dacht aan De weg naar zee waarin het hoofdpersonage weet dat haar dochter naar de min-klas zou moeten.

Een recensent zei gisteren dat hij het vreemd vond dat hij mijn boek niet tegenkwam in de actuele discussies. Hij wachtte steeds op een verwijzing. Nu de maakbare wereld hoogtij viert, de prestatiedwang groot is, Downsyndroomkinderen dreigen uit te sterven en het beste niet goed genoeg is. Mislukken mag niemand, goed moeten we eruit blijven zien, we kunnen overal iets aan doen, anders ligt het aan onszelf. 'En maar zeuren dat de schrijvers van tegenwoordig niet maatschappijkritisch zijn,' zei hij, ' ze lezen gewoon geen boeken.'

In een winkelstraat werd ik aangehouden door een meneer die een potje met goud voor me had. Om verdere rimpelvorming rond mijn ogen tegen te gaan. Voor het te laat is.

woensdag 24 september 2014

In Maastricht

Er was een man in Maastricht die - gisteren bij de première van Lastmens - mijn boeken bij zich had, een paar toneelstukken die ik zelf niet meer in mijn bezit heb en een krantenartikel van mijn hand. Hij vroeg of ik alles wilde signeren. Op kleine briefjes had hij zinnen uit het boek geschreven. Of ik die over wilde schrijven. Dat wilde ik. Voor deze meneer schrijf ik nog een boek, dacht ik. Voor hem doe ik het allemaal. Alles.
Er was de heel korte film die de studenten van de kunstacademie op basis van mijn verhaal gemaakt hadden. Dat is bizar om te zien. Je herkent het en tegelijkertijd helemaal niet. De beelden die je in je hoofd hebt, zijn anders dan de beelden op het witte doek. Eigenlijk was het een film die aan mijn verhaal voorafgegaan zou kunnen zijn. Ze maakten invoelbaar waarom het personage Wieke op een dag besluit als au-pair van haar eigen dochter door het leven te gaan. De wereld van de Wieke was behoorlijk beklemmend.  Er was het motto: 'het leven is elders'  dat de makers in elke scène gestopt hadden. Ergens voelde ik me ook betrapt door dat motto.  Het leven is in Maastricht, dacht ik toen ik vanochtend wakker werd in hotel Holla.

donderdag 18 september 2014

Toekomst


We staan op een boekpresentatie in de Ponteneur. Het is druk en bloedheet. ‘Ik was laatst op Ijburg,' zegt iemand me. ‘Het is daar niet goed.' Ze kijkt me strak aan. 'Het is daar écht niet goed,’ zegt ze met klem. We spreken over het Tsjernobylgevoel. De elektriciteitsdraden. Het Diemerpark. Ziektes.Vervuild water.  David Lynch. Konijnenplagen. Iemand anders vraagt me óf de bitterballen komen en wanneer dan. Weer iemand heeft een rood hoofd, probeert zichzelf koelte toe te waaien. 'Dit lijkt de overgang wel,' zegt ze. 'Dit is precies de overgang. Je voelt je verschrikkelijk slecht. Het duurt zeker tien jaar.' 



woensdag 17 september 2014

Acceptatie

Ik pakte vanmorgen het schrift erbij waarin ik mijn aantekeningen maakte voor De weg naar zee. Even kijken hoe ik het vroeger ook alweer deed. Iets maken. Het Hema exemplaar dat ik aanschafte na talloze volgeschreven Moleskineschriften was gemakkelijk te vinden. Ik sloeg het open en begon erin te lezen. Op zoek naar houvast. Aan de ene kant was de inhoud ervan alarmerend, ronduit afschrikwekkend maar aan de andere kant, bedenk ik nu, is het misschien juist heel geruststellend. Ik deed het toen zo. Ik doe het nu zo. Ik zal het altijd zo doen. Ik heb een vreemde, grillige weg te gaan. Geen idee waarheen die precies zal leiden.

maandag 15 september 2014

Vijf uur

Er wordt een roze prinsessentent opgezet elders op de stoep en ik lees op internet artikelen over moedermoorden.
'Ja! We gaan verhuizen,' zeggen de twee vierjarigen en slepen de tent meteen naar hier.
'Het is niet jullie tent,' zeg ik. 'Vindt dat meisje dat wel leuk?'
Dat vindt het meisje leuk, natuurlijk.
De negenjarige brengt het vuilnis weg, daarna het oud papier, loopt op stelten rond het huis, waved op het waveboard rondjes om mijn stoel, echoot: 'Ik verveel me dood, echt dood.' Aan de overkant van de straat schuiven de crèchejuffen voorbij, ik zwaai, kan niet op hun namen komen. Tot ze uit mijn beeld zijn verdwenen. De nieuwe buurman verlaat zijn huis op slippers, haalt zijn kinderen op bij de steiger. Ze hebben nog gezwommen. De zon schijnt, maar bij ons thuis hebben we toch allemaal al keelpijn. Een nieuwe bezorger legt de krant in mijn schoot.

vrijdag 12 september 2014

Eens

Bladerend in de Groene kwam ik twee quotes tegen waar ik het - zeker vandaag - hartgrondig mee eens ben.

Armando zegt in een interview:  'Ik stel niks uit, het moet nu gemaakt worden. Liever vandaag dan morgen, want morgen is het geen avontuur meer, dan heb ik het al gemaakt, in gedachten. Ik schilder vaak 's nachts, ik bedoel: in gedachten, slapend. En dan hoef ik het niet meer te maken, dan is de lol eraf, zoals dat heet.
Ik begin aan een schilderij nooit zomaar; ik weet precies - ongeveer precies - wat ik ga doen.'

Christiaan Weijts schrijft in een column: 'Het korte boek, in één zit te lezen, kan soms weer iets van de vroegere opwinding teweeg brengen. Ononderbroken in één wereld zijn. (..) Lezen zoals je een toneelvoorstelling bezoekt of een lange film, waarbij je ook altijd geïrriteerd bent als halverwege ineens een pauze is. Het korte boek pas in één keer in je hoofd. Je geheugen houdt het bij elkaar waardoor het een soort driedimensionaal object wordt. Rustig kantel en draai je het eens, om terugkerende motieven te herkennen, verbanden, echo's, spiegelingen te zien ontstaan die bij een werk van langere adem verspreid tot je genomen in allerlei stiefkwartiertjes, onvermijdelijk verloren gaan'

woensdag 10 september 2014

Dat ik besta

'Ben je blij dat ik besta?' vraagt Deetje (4)
'Ja. Hoezo?'
'Of ben je blijer als ik niet besta?'
'Nee.
'NEE? Ze kijkt me fronsend aan. 'Je bent blijer als ik niet besta!' roept ze.
'Nee, zeg ik toch. Ik ben niet blijer als je niet bestaat.' Ik leg haar deken goed over haar heen. 'Snap je het nog?'
We liggen naast elkaar in bed en ik heb net het boekje 'Ik' voorgelezen.
Ze zal het morgen mee naar school nemen waar ze woordjes met een i verzamelen. Daar waren ze vanmiddag op school mee begonnen. Woordjes met een i.
'Welk woordje heb jij gezegd?' had ik gevraagd.
'Goudvis,' zei ze.
'Goudvis?'
'Goudvis, maar de juf zei...'
'Ja, het woord moest zeker met een 'i' beginnen, hè?'
'NEE,' riep ze. 'De juf had al vis gezegd. En toen zei ik goudvis.'

dinsdag 9 september 2014

Gaat dat zien!

Gisteren was ik bij de filmpremière van Nena.
Het verhaal speelt zich af aan het eind van de jaren tachtig en onherroepelijk was ik terug bij mijn eigen stonewashed broeken, grote sweaters en de val van de muur. Met mijn klas was ik in Berlijn. 'Een historisch moment,' hoor ik mijn vader nog enthousiast zeggen. 'En jij bent erbij!' Maar ik was meer geïnteresseerd in de discoboot.
De film gaat over het pubermeisje Nena en haar vader die vrijwel helemaal verlamd is en zelfmoord wil plegen. Zij begint net met leven en hij is er klaar mee. Leven en dood worden hier recht tegenover elkaar gezet. De film is grappig, maar ook afgrijselijk pijnlijk. Dat vind ik er zo goed aan.
Je houdt meteen van Nena. Ik had vroeger denk ik zo stoer en tegendraads willen zijn als zij. Maar dat was ik niet. Wel had ik voor de vorm zo'n leren jas.




maandag 8 september 2014

Het verschieten

We brachten het weekend bij mijn ouders door. Er kwamen daar twee mensen van Hejs Nejs, de dorpsglossy. In het kantoor van mijn moeder werd ik geïnterviewd. De eerste vraag was: 'haal eens wat jeugdherinneringen op.' Dat was geen vraag, daarom wist ik ook niet meteen een antwoord. Daarna ging het me beter af. Sommige dingen die naar boven kwamen, konden uiteindelijk niet in het blaadje. Omdat het blad een positieve uitstraling moest hebben.
We hadden het ook nog over het stuk in Trouw en dat ik daarin geschreven had dat de rolluiken hier vaak dicht waren.
'Dat is omdat anders de meubels verschieten', zei de interviewster. Ik wist dat niet. Ik vond dat een mooie verklaring. Maar al verschiet ons meubilair niet, wijzelf zullen op een dag verschoten zijn. Dat hou je niet tegen.

vrijdag 5 september 2014

Leestrip

Ik heb gelezen 'Hier wonen ook mensen' van Rob van Essen. En daarna las ik 'Roxy' van Esther Gerritsen. Die twee boeken hebben niets met elkaar te maken. Het ene is net uit en het andere boek moet nog uitkomen. Een verhalenbundel en een roman.
Wat ze gemeen hebben is dat ze goed zijn. Hier wonen ook mensen kon ik niet wegleggen, letterlijk, op het laatst zat ik in het park het titelverhaal te lezen, het begon te regenen en ik bleef zitten.
Op de tafel stond geschreven Kilroy was here. De wereld draaide een kwartslag en kwam tot leven. De leeservaring veroorzaakte dat waar al de personages volgens de achterflap naar op zoek zijn. Geluk, verlossing, verlichting. 

Iets soortgelijks - maar dus totaal anders - gebeurde terwijl ik de roman Roxy aan het lezen. Het boek werd mij gegeven op de ene dag en de volgende ochtend was het uit. Happend naar adem kwam ik boven water. Rende een tijdje de trappen op en neer om al die verraderlijkheid van me af te schudden. Dan was er nog het jammere gevoel. Het boek is uit. En ik wil weten hoe het verdergaat met Roxy.

Het is alsof ik onlangs 2 keer in een ouderwetse leestrip gezeten heb.
Nu wil ik weer opnieuw.


donderdag 4 september 2014

Waarheen?

Fabio moet vertrekken bij de vrouw waar hij sinds zijn terugkomst verblijft. Vorige week hoopte hij nog op een huwelijk, vandaag weet hij beter. De draad die hij drie jaar geleden liet liggen is niet één, twee, drie op te pakken. Ze wil 'privacy.' Maar waar moet hij heen?
'Het is daar verschrikkelijk, Elkie,' zegt hij. 'Alles is weg. Ze aait alleen de poes. De poes zit de hele avond op schoot en ze aait en aait maar. Ze praat ook alleen tegen dat beest.'
'Ze wil niet met je trouwen. Dat lijkt me duidelijk.'
'Ik had een huis gebouwd in Brazilië en een mooie vrouw,' zegt hij. 'Ze was zo mooi. We zouden trouwen, we hadden al ringen, maar toen ging ik weg. Ik bleef aan Nederland denken.' Fabio bindt de vuilniszak dicht. 'Nu voel ik iets voor haar, wat ik nog nooit heb gevoeld. Echt nooit.'
'Dat komt omdat je ver weg bent,' zei ik.
'Ik moet straks heel erg huilen,' zegt hij. ' Ergens in een hoekje.'

dinsdag 2 september 2014

Jarig of niet?

De zon schijnt. Ik haal Deetje en haar vriendje op van school. We wandelen naar huis. Het zijn net Jip en Janneke die hand in hand achter mij lopen. Aan één stuk door kletsend.  Janneke vertelt Jip over de poes in de straat die op zondag is overreden door een auto.
'En nou is de poes dood,' zegt ze.
'Dood?' zegt Jip.
'Ja, en als je dood wordt, kun je niet meer bewegen én niet meer praten,' vult Janneke aan.
'Een poes praat niet,' zegt Jip. 'Een poes mauwt.'
'Ja, een poes mauwt,' zegt Janneke, 'maar als wij dood zijn geworden, kunnen we niet meer praten. En niet lopen, toch Jip? Dan liggen we helemaal stil!'
'Ja!' roept Jip, 'we liggen stil! En dan kunnen we óók niet meer ruiken én niet meer zien, toch Janneke?'
'Nee, én niet meer proeven,' zegt Janneke. En niet voelen.'
'En niet meer horen!'
'En niet ademen!' roept Janneke.
Na een tijdje: 'Oma D. was ook dood, hè mam?'
'Ja,' zeg ik.
'Maar ze is nog wel jarig, toch?'  Ze fronst als ze mij aankijkt.
'Ja, ze is nog wel gewoon jarig hoor Janneke,' zegt Jip.