maandag 29 december 2014

Herinnering

Op zondag - ik ben op dat moment boodschappen aan het doen bij de Vomar - herinner ik me ineens de moeder van een ex-vriendje in een negentiende eeuws pand aan een Utrechtse gracht. Hoe ze tegenover me stond. Zij: lang en statig en ik: klein en van provinciale afkomst.
Mijn vriendin en ik logeerden dat weekend in het ouderlijk huis van die jongen. Ik weet niet meer waarom. We waren alledrie begonnen met de (oerstomme) lerarenopleiding Nederlands in Nijmegen en hadden elkaar zo leren kennen.
Tijdens die logeerpartij werden we door zijn moeder ingewijd in een familiegeheim: Hema-taart in een doos van een dure banketbakkerij stoppen.
'Niemand die het merkt,' zei ze. Ik herinner me de triomfantelijke blik waarmee ze het vertelde. Ook weet ik nog goed wat ik dacht.
Ze had meer op met mijn dartele vriendin dan met mij. Wat logisch was. Ik was donker, zwijgzaam en onuitstaanbaar schuchter. Zij was licht, open en buitengewoon spontaan.
Ze gaf mijn vriendin haar oude hippie-kleren om te passen. 'Het is eerder iets voor haar dan voor jou,' zei ze en glimlachte. Dat had die moeder heel goed gezien.

zaterdag 27 december 2014

Kerstdag 2

Op tweede kerstdag bezochten we het Maasziekenhuis te Boxmeer. Op een paar ambulances na was het parkeerterrein leeg. We parkeerden de auto naast het bord Mortuarium en spoedden ons naar de voorkant van het gebouw.  Naar de spoedeisende hulp. Man droeg de vierjarige voorzichtig naar binnen.
'Het ruikt hier naar gebakken vis,' zei een oude man zodra we in de wachtkamer zaten. Hij begon te snuiven. Om ons heen hing een loodzware walm van gebraden vlees en vis.
De vierjarige zat doodstil en lijkbleek op schoot bij man. De oude man keek angstig naar de rode vlekken op haar gezicht.
'Dat is ketchup,' zei man kortaf.
'O zo,' zei de oude man.

maandag 22 december 2014

For sale roze jas never worn

Onderweg naar de De La Mar, we hadden nog een kwartier, kocht ik plots een lange, roze jas. In de aanbieding. Oud-Roze, zei ik tegen mezelf. Dat is mooi. Een keer iets anders. Geen geld voor zo'n jas.
'De jas dóét echt iets voor je,' zei de verkoopster. 'Zie je dat?'
'Ja,' zei ik.
Ik keek in de spiegel en dacht steeds aan mijn roze zachte badjas van weleer. Ook zag ik een reuzenbig. Maar dat was vast flauw.
'Als ik die jas aantrek ben ik net een Barbie,' zei de verkoopster. 'Maar jij helemaal niet.'
'O, is het een Barbie-jas?'
'Het komt alleen omdat ik blond ben,' zei ze.
Ik pakte een bordeauxrode jas uit het rek, drie keer zo duur. De snit van een poncho.
'Tja, deze jas doet dus niets voor je.'
'Maar u ziet toch zeker wel aan mij dat ik nooit roze jassen draag?'
'Des te leuker. Toch?'
'Ik heb nog nooit aan een roze jas gedacht.'
'Precies daarom juist,' zei ze.
Toen moest mijn vierjarige heel nodig poepen.

donderdag 18 december 2014

Goed materiaal

We hadden alledrie een schaal in onze hand en liepen er voorzichtig mee over het trottoir. Uit alle deuren kwamen ouders en kinderen met schalen die waren bedekt met zilverfolie. Ze trokken door het donker in de richting van de school. Naar het kerstdiner.  De negenjarige nam gehaktballetjes mee die de avond ervoor door man waren gemaakt. En ik bakte die middag kerstkransjes voor de vierjarige. Het moest niet moeilijk zijn. Ze zagen er ook perfect uit. Maar als je die dingen ook maar een paar minuten te laat uit de oven haalt, is het gedaan met de smaak. Ze waren donkerbruin. Ook een gouden lintje er om maakte ze niet eetbaar.
Veel ouders gingen borrelen in de aula van de school, maar ik verliet het eiland om te gaan lesgeven elders in de stad. De cursisten hadden een kerst uit hun jeugd beschreven. Overal was het een ellendige, bedrukkende, verstikkende en anders wel een dwangmatig gezellige bedoening.

woensdag 17 december 2014

Licht

Het lijkt nog middenin de nacht. Maar het is ochtend. De blonde en de brunette dansen op I want to break free vlak voor de kerstboom met gekleurde flikkerende lichtjes en  nieuwe rode ballen. Ik dek de ontbijttafel af en zet de afwasmachine aan. Na I want to break free jaag ik ze naar boven voor de rituele gevechten bij de wastafel, het haren kammen, tandenpoetsen.
Buiten lopen we alledrie gebogen tegen wind en regen in. Hand in hand. Steeds krommer. Op deze manier proberen we ónder de donkerte door te lopen. De duisternis handig te ontwijken.

dinsdag 16 december 2014

Waarheid

Toen ik terugkwam van het rennen, vertelde Fabio me dat ik de waarheid moest gaan zoeken. Geen fictie.Hij begon over de nieuwe wereldorde. De Illuminaten. Een geïmplanteerde chip die ons altijd en overal kan identificeren. Hij noemde het getal zes-zes-zes en een openbaring in de bijbel.
Fabio stond net te dichtbij. Hij zei: de waarheid is ergens. De plus glazen in zijn bril maakten zijn ogen buitenaards groot. Ik deed een stapje naar achteren, hij weer één naar voren.
'Het gebeurt toch soms dat je verhalen waarheid worden,' zei hij, 'of niet dan?'
'Ja,' zei ik. 'Wil je nog muziek vandaag?'
'Sky radio,' zei hij, 'of 100 % NL.'
Ik zocht 100%  NL voor hem op de radio en verdween naar mijn werkkamer: 'Jij moet zoeken naar de waarheid. Anders is alles zinloos,' riep hij me na.

zaterdag 13 december 2014

Verbinding

Er is hier in huis iets mis met de verbinding. De muziek valt bijvoorbeeld steeds weg. De negenjarige kijkt op youtube naar de tovertruc om van twee gebroken touwtjes weer één touwtje te maken. Maar ook de uitleg wordt steeds onderbroken. Vannacht fietste ik kei hard heen en weer door de nacht en dronk gin-tonics bij de jarige uitgeverij. Een imposant feest. Ik stond met mijn gin-tonic onderaan de trap toen Remco Campert met een heel grijs gevolg naar beneden kwam en het pand verliet. Daar keek ik naar. Dat was een mooi beeld. Misschien voelde ik op moment iets van verbondenheid.

donderdag 11 december 2014

Herinnering

Ze stond doodstil op straat toen ik eraan kwam gefietst. Een weifelende postbode in een beige pak met oranje manchetten. In het oog van de storm.  Ze was lang, droeg een gele muts en in haar hand een paar  kleine pakketjes die voor mij zouden kunnen zijn maar het niet waren, want ze was bezig met oversteken. Ik keek kort in haar groene waterige ogen. Zij in de mijne.
Er lag niets op de mat toen ik binnenkwam. Ik verwachtte ook geen pakketjes. Wel zou ik graag weer eens een echte handgeschreven brief van vijf of zes kantjes ontvangen. Ik bedenk nu dat de laatste echte brief die ik ontving nog niet eens van zo heel lang geleden is. Via de uitgeverij belandde hij op mijn mat. Het was een prachtige, goed geschreven brief van een oudere man die van mijn schrijven hield en hij legde uit waarom en hij wachtte op meer. Ik heb 'm heel vaak gelezen maar voor ik terug kon schrijven was de brief al verdwenen.

dinsdag 9 december 2014

Buiten

Met mijn rugzak vol boodschappen, een prei stak uit, fietste ik vanmiddag de school voorbij waar de meisjes op dat moment waren. Ik wist achter welke ramen ze zich zouden moeten bevinden, de blonde en de donkere, maar ik zag ze niet.
Een gigantisch gebouw en er keek niemand naar buiten.
Het was koud, mijn vingers rood en droog, en ik dacht aan toen ik vroeger zelf op de basisschool zat en dat ik me daar nu nog zo verrekte weinig van herinner. Behalve het naar buiten kijken. 

maandag 8 december 2014

Identiteitsverwisseling

Op een ochtend was ik in een mistig bos met open plekken. In het struikgewas hield zich een merkwaardig beest verborgen. Een mythisch wezen. Het was een kruising tussen een neushoorn en een enorm varken. Met vieze oudroze vellen. Het was een loeder. Het wilde daar blijven zitten.
Toch riep ik het.
Het volgende moment was ik dat beest. Ik sjouwde met het beest om me heen door het bos. De open plekken waren verdwenen. Er was nauwelijks nog licht. Ik ging op zoek naar een betere plek. Maar die kon ik niet vinden. Ik moest op de een of andere manier van het beest af zien te komen zonder mezelf erbij weg te doen.

zondag 7 december 2014

Hecht

Het was zondag. We ruimden op. Ik ben niet dol op opruimen maar wel heel erg fijn vind ik het om dingen weg te gooien. Als ik in een bepaalde bui ben, kan ik alles wegdoen. Het is simpeler dan ordenen. Ik hecht aan niets, behalve dan toch aan de navelstreng van de jongste, heb ik net gemerkt.
Of is die streng van mij? In elk geval  het inmiddels half vergane zwart geworden stukje vlees waarmee we viereneenhalf jaar geleden nog aan elkaar vast zaten, lag in een plastic bak met oude sleutels, paperclips, knikkers, pasfoto's en haarspeldjes. Versteend. Aan een witte knijper.
De bak lag al in de vuilniszak, nu alleen de streng nog.
Weer hoorde ik de woorden van de verpleegkundige: 'Als je kind ziek wordt, kan dit levensreddend zijn. Hier zitten stamcellen in.'
De navelstreng van de oudste bewaarde ik in mijn sieradenkistje. Ik heb er al eens over geschreven. De vreselijke geur toen ik het kistje eens opendeed, de krioelende maden. Die navelstreng was weer gaan leven. En ik moest hem wel weggooien.
Ik kan deze ook net zo goed weg flikkeren. Later wil ze hem ook vast niet hebben. Als leuk rekwisiet.
Maar in plaats daarvan deed ik er een boterhamzakje om.

vrijdag 5 december 2014

Identiteit

De hele school zat buiten te wachten tot de Sint op het schoolplein arriveerde, en jawel: hij arriveerde! Sinterklaas, Opa Piet, Blauwe Piet, Clown Piet en Roet Piet. De kinderen scandeerden dit jaar niet massaal Sinterklaas! Sinterklaas! Sinterklaas! Maar riepen en masse: Opa Piet! Opa Piet! Opa Piet!
Het vreemde nu was dat de Sint gespeeld werd door Peter Faber die in het echt opa Piet is. Dus daar stond Sinterklaas die Opa Piet was, midden op het schoolplein te kijken en te luisteren naar zijn eigen enorme succes. Het kon allemaal. Volgens mij hebben we er een nieuw icoon bij.


woensdag 3 december 2014

De dag begon

In de ochtend hoorde ik wel heel droevige operamuziek van beneden komen. Ik kleedde me aan, buiten was alles grijs, koud, de blaadjes zaten niet meer aan de bomen,  de meisjes waren net naar school vertrokken, ik dacht aan een aflevering op tv waarin een zieke moeder afscheid nam van haar zoontje, de column die ik net las over de dood van een hond en een man die bezig was zijn gezin te verlaten.
'Hee! Is dit soms een requiem?' riep ik toen naar beneden.
'Nee, dit gaat over Orpheus en Eurydice,' riep hij.
'Kan er geen vrolijker muziekje op?'
'Dit is heel mooi toch?'
'Ja, maar de dag moet nog beginnen.'
Even later zei hij: 'O ja, dit is de afscheidsscène.'
'Ik wil een ander lied.'
Hij riep: 'Ik neem de Ipad mee, dus dan houdt de muziek vanzelf op.'
Even later  hoorde ik 'daag' en de voordeur knalde dicht. Het was heel stil in huis.



dinsdag 2 december 2014

Kompas

'Ik ben verdwaald, Elkie,' zegt Fabio.
'O, maar dat ben ik ook,' zeg ik. 'Wie niet?'
De schoonmaker kijkt me aan vanachter zijn beslagen brillenglazen. Hij denkt iets, maar ik weet niet wat. Een kort moment staan we zo tegenover elkaar in de keuken. De verdwaalden. We weten niet wat de ander denkt. We zouden het kunnen vragen misschien?
Hij poetst zijn bril op en zegt dat het koud is in Nederland, dat het nog veel kouder wordt. Hij is een paar maanden geleden uit Brazilië weggegaan en nu wil hij terug. Maar als hij daar is, wil hij terug naar hier. Hij weet niet wat het beste is. Ik draai me om en loop op kousenvoeten de trap op, naar mijn werkkamer.

maandag 1 december 2014

Moeder hield vol

Het was de hele dag hommeles in huize H. De zusters hadden naar elkaar geschreeuwd, gescholden, er was geduwd, geknepen en soms vielen er klappen. 's Avonds mochten ze de schoen van mij niet zetten. De negenjarige kon dit absoluut niet verkroppen.
'Dit is de consequentie van je gedrag,' zei ik.
'Ja, maar ik wist niet dat je het méénde,' schreeuwde ze.
'Dacht je dat ik zomaar wat zei?'
'Als jij iets zegt, doe je het toch nooit! NOOIT DOE JE WAT JE ZEGT.'
'Precies,' zei ik, 'En als ik nu wéér niet doe wat ik zeg, heb je gelijk.'
Ik zag dat ze spijt had van haar eigen argument. Maar ze gaf zich niet gewonnen. Ze bleef doorgaan. Ze kende me. Ik had al lang genoeg van die schelle boze stem. De vierjarige hield zich intussen opvallend afzijdig. Ze bemoeide zich in het geheel niet met de discussie en liep al in haar pyjama voor ik iets gezegd had. Een mierzoet glimlachje op haar gezicht.
Even later zag ik de kleine regenlaars met het sterrenpatroon staan bij de voordeur. Ik hoorde haar heel zacht 'Zie ginds komt de stoomboot,' zingen. Boven tierde haar zuster.

donderdag 27 november 2014

Twee werelden

Na het lesgeven, zocht ik mijn fiets in de fietsenrekken van de Uva. Het motterde en ik rilde van de kou. Ik dacht aan de schoonmaakster van het universiteitsgebouw die ik bij binnenkomst had zien creperen van de pijn en aan de receptionist die daarnet een thermopanty voor haar aan het uitzoeken was op de Hema-website. De schoonmaakster had reuma, zei hij en kon in dit jaargetijde haast niet bewegen. Maar stoppen met werken was voor haar geen optie. Een ski-broek of een thermopanty zou helpen, meende hij.
'Weet je welke maat ze heeft?' vroeg ik.
Dat was geen probleem. De thermopanty was elastisch dus iedereen paste er in. Ook zij. Al was hij een opmerking tegengekomen van een klant die er uit was gescheurd.
Nu zocht ik al minstens een kwartier mijn fiets en ik probeerde twee uur terug te gaan in de tijd, - hoe was ik hier gekomen?, waar reed ik en waar stapte ik vervolgens af? - maar het bleef volkomen blanco. Ik vond geen enkel aanknopingspunt. 
Daarna ging ik alle plekken na waar ik de fiets neergezet zou kunnen hebben, als ik mij was. Pas toen ik de moed opgaf en wilde gaan lopen, zag ik 'm staan.

maandag 24 november 2014

Remmen

Met de vierjarige aan mijn zijde fietste ik door het duister. Ze ging op een roze fietsje de brug op en weer af. 'Niet te hard, hè?' zei ik nog. En: 'Remmen.'
De negenjarige fietste voor me, ik zag haar knalrode achterlicht. Zij weigerde in die 'slakkengang' met ons mee te gaan. Links van ons auto's op weg naar de A10.  Anonieme snelle wagens. Ik wachtte op de klap. Dat is niets nieuws.
De benen van het fietsertje naast me gingen snel heen en weer. Die handjes om het stuur. Af en toe slingerde ze even, maar ze corrigeerde zichzelf steeds. Een opgevoerde scooter haalde ons in. Alles ging goed.
Ik legde de vierjarige uit dat ze de volgende keer niet zomaar mocht vertrekken in de winkel, dat ze even moest zéggen als ze op de speelgoedbrommer bij de ingang ging zitten. Jeetje en ik hadden overal gezocht en...
'Waar is Jeetje nu dan?' vroeg ze alleen maar.
Het rode lichtje voor ons was verdwenen.  In de verte het kruispunt. De stoplichten - dat zijn geen stoplichten dat zijn verkéérslichten hoor ik mijn opa zaliger als ik dit woord denk of opschrijf altijd zeggen - sprongen op groen. Een zee van lichten. Ik wachtte op de klap.

vrijdag 21 november 2014

Verzonnen wereld

In een column van Frits Abrahams lees ik over Fictiefrictie. Ofwel: romanmoeheid. Een term van Maarten 't Hart die zelf geen fictie meer leest omdat hij moeite heeft met de verzonnen wereld van de fictie. Het is een kwaal die veel oudere lezers zou bezoeken. Dat heb ik, dacht ik. Ik heb de laatste tijd  last van fictiefrictie. En dan vooral met het schrijven ervan. De verzonnen wereld opschrijven. Je kunt wel van alles verzinnen, denk ik steeds maar. Het kan zus of zo of zo.
Met het lezen van fictie heb ik het niet. Ik las laatst Birk van Jaap Robben. Die wereld is nogal verzonnen. Gestileerd zou ik het eerder noemen. Verzonnen vind ik niet goed klinken.  Drie mensen op één eiland. Je wil weten wat hen bezielt. Ik kon niet stoppen met lezen. Dat was best lang geleden. Er liggen nogal wat stapels half gelezen boeken op mijn bureau. De stijl is toch het belangrijkst denk ik, maar ik dwaal af.
Het gaat héél slecht met de literatuur, schijnt er vandaag in de krant te staan. Ik heb alleen de kop nog voorbij zien komen op Facebook. Nederland ont-leest het snelst van heel West-Europa!
'Kun jij geen autobiografie van een voetballer schrijven?'  oppert mijn vader.

donderdag 20 november 2014

TV

Vandaag zag ik Jeetje (9) bij Man Bijt Hond. Dat deed ze goed. Het was de Internationale dag van de rechten van het kind. Ze filmden haar in haar kamer. Ze filmden haar op haar rekstok. Ze filmden haar ondersteboven. Het programma werd aan- en afgekondigd door Jeetje.
Het was jammer dat we geen tv hadden en het op het kleine schermpje van de Ipad moesten kijken. Maar we mochten van geluk spreken dat de Ipad het wel deed.
Er stonden twee computers aan maar NPO liep steeds vast. Sinds we een nieuwe wifi zender hebben, lopen tv uitzendingen vast. Er is natuurlijk uitzending gemist, maar je wil je kind als het op tv komt toch live volgen. Dus lagen we met z'n vieren op het tapijt voor de Ipad, de kachel brandde, en bekeken Jeetje.

woensdag 19 november 2014

Piet precies

Tijdens de woensdagmiddaglunch, een gebakken ei op geroosterd brood, kreeg Deetje post van Sinterklaas. Het was een prachtige pietenpop met blauw haar. In het tasje van de piet zaten twee pepernoten en een briefje voor Deetje met als afzender: Piet.
'Ja, wèlke Piet?' vroeg ze zakelijk. 'Pietje Paniek of de Hoofdpiet of...?'
Er stond alleen Piet. Het konden alle pieten zijn.
'O,' zei ze. Ze liet de pop op de rand van de tafel liggen, at haar boterham helemaal op en begon toen een beschuitje heel secuur met boter te besmeren. Een berg hagelslag erop, die ze ook eerst weer gelijkmatig over het beschuitje verdeelde, overal exact evenveel, voordat ze eindelijk een hapje nam.
'Vind je de piet niet leuk?' vroeg ik.
'Jawel,' zei ze, 'maar hij heeft blauw haar. Ik denk niet dat die echt is.'  Ze sprak haar vermoeden uit dat een pietenpop met zúlk haar niet afkomstig kon zijn van de echte Hoofdpiet, maar dat hij hoogstwaarschijnlijk van één van die neppieten kwam, opgeleid door opa Piet.
'Wat zielig,' zei ik, 'denk je dat alleen maar omdat die blauw haar heeft?'
'Ik denk dat deze Piet van oma Piet komt,' zei haar grote zus. 'Oma Piet máákt de poppen natuurlijk.'
Pietje Precies at zwijgend van haar beschuitje hagelslag. Met twee rimpels in haar voorhoofd. Ze nam kleine hapjes rondom. Tot de cirkel rond was. Steeds opnieuw herhaalde zich dat procedé.


maandag 17 november 2014

Advies

Soms hoor je jezelf advies geven. Je zegt mooie dingen als: 'Je moet zeggen wat je zèlf vindt Jeetje. En niet over je heen laten lopen.'
'Ja, maar ik ben een lief meisje,' zegt Jeetje. 'Ik vind dat wel goed.'
'Ja?'
'Nee.'
'Nee, precies. Jij vindt dat niet goed, maar je zegt er niets van. Dat is wat anders. En je bent helemáál niet lief.'

Ook adviseer ik soms cursisten: 'Je innerlijke criticus zit je teveel dwars, cursist. Laat je niet belemmeren. Het blokkeert je schrijven. Het heeft geen zin ernaar te luisteren.'

Gisteren was ik bij de voorstelling van F. Starik 'Moeder Doen.' En daar hoorde ik de prachtige zin: 'Ik wil niet sterk zijn. Ik wil afwezig zijn.'
Maar dat was vast geen advies.

zaterdag 15 november 2014

Kleur

Deetje en haar vriendje kijken samen de intocht van de Sint in Gouda.
Ze blijft zich zorgen maken over de verdwijning van de echte pieten en is zichtbaar opgelucht als die uiteindelijk toch nog opduiken.
'Weet je dat er ook échte blauwe pieten zijn?' zegt het vriendje dan. 'En paarse, en groene, en rode?'
'Ja, dat weet ik,' zegt Deetje, 'en gele en roze.'
'Hoe weet jij dat eigenlijk?' vraag ik het vriendje. 'Ik zie ze niet. Jij wel?"
We turen naar het scherm. Waar we hier en daar een geel gevlekte piet zien. Maar meer ook niet.
'Ja, ze zijn er nou toevallig even niet,' zegt het vriendje, 'maar ze bestaan wel.'
'Ja, ze bestaan wel,' zegt Deetje.
En ze kijken weer door.
Zo makkelijk is het, dacht ik. Die hele verhaallijn is omslachtig. Ze bestaan gewoon.

vrijdag 14 november 2014

Pieten zijn pieten

'Ik hoop wel dat de pieten terugkomen,' zegt Deetje na het sinterklaasjournaal. 'Nu moet Sinterklaas alles alleen doen met de hulppiet.'
'Er komen toch nieuwe pieten. Opa piet is ze aan het leren hoe ze piet moeten worden.'
'Ja, maar dat zijn geen pieten. Dat zijn gewoon ménsen.'
'Zijn pieten dan geen mensen?'
'Nee, pieten zijn pieten.'

woensdag 12 november 2014

Journaal

Op het Finse journaal komt een item waarin Jeetje en man worden geïnterviewd. Eerst is man aan het woord en dan zie ik hoe Jeetje (9) in de microfoon praat en vertelt wat ze van het theaterproject vond waaraan ze daarnet samen hebben meegedaan. Ze vertelt het vlot en zelfverzekerd en haar lach is breed. Ze wordt Fins ondertiteld. Daarna zien we hoe Jeetje en man samen in de donkerte van Helsinki verdwijnen.
Ik kijk er een paar keer naar. Steeds opnieuw zie ik die twee samen het beeld uitlopen.
Zijzelf vindt het niet zo bijzonder. 
'Het is gewoon een filmpje,' zegt ze. 'Wat is daar nou aan?'
'Het is wel het journáál,' zeg ik. 'Wie komt er nou op het Finse journaal?'

dinsdag 11 november 2014

Sint Maarten

Er staat een jongen voor mijn deur die, al met de baard in zijn keel, een Sint Maarten lied voor me zingt.
Als hij een trekdrop pakt, zegt hij: 'Dank u wel mevrouw.' Met zijn zware stem. Zwoel haast. Ik twijfel hevig tussen bariton en bas.
Dan loopt hij door naar het volgende huis. Met zijn grote plastic tas boordenvol vol snoep. Nu nog hoor ik zijn zangstem door mijn straat vibreren.


Een afspraak met Anja

Fabio woont in een huis met zeven mensen en fungeert als huistolk. Hij geeft mij een brief om te verifiëren of hij echt goed begrepen heeft wat er staat. Het gaat over het betalen van schoolgeld van een basisschool in Oud-Zuid. Er staat dat een kopie van het belastbare jaarinkomen getoond moet worden, het mag niet boven een bepaald bedrag uitkomen, wil de familie in aanmerking komen voor subsidie. 
'Maar hoe moet dat?' zegt Fabio. 'Als je illegaal bent. Een belastbaar inkomen?'
'Dat kan niet.'
'Het kind bestaat niet,' zegt hij, 'maar het zit wel op school, Elkie. Weet jij hoe dat kan?'
'Alle kinderen moeten bij ons naar school,' zeg ik, 'ook de kinderen die niet bestaan. Hoe oud is hij?'
'Zeven,' zegt Fabio.  'Hij is hier nog maar een paar maanden. Elke avond oefen ik Nederlands met hem.'
Onderaan de brief staat dat je contact op kan nemen met Anja als je vragen hebt of iets niet begrijpt. Je kunt op elk moment van de dag bij Anja langslopen.'
'Anja kan het niet schelen wie er illegaal' zeg ik. 'Anja is er altijd en voor iedereen.'

maandag 10 november 2014

Kinderachtig

Het is zondag. Jeetje (9) en haar vader zijn naar Helsinki gevlogen en ik fiets met Deetje (4) naar de stad. We hebben 's middags een afspraak bij de kinderkapper. Eenmaal in de Pijp aangekomen, vindt ze de goede oude speeltuin in het Sarphatiepark te kinderachtig. Samen zitten we op de rand van de zandbak, - zij hangt als een reuzenbaby op mijn schoot - en kijken naar het grut. Er spelen drie Aziatische jongetjes in dezelfde rood-blauw gestreepte shirts en dezelfde beige broekjes. In de bosjes rondom de speeltuin loopt een man in een blauwe jas heen en weer.
'Ik wil naar Amerika!' zegt Deetje. 'Wanneer gaan we eens een keer naar Amerika?'
'Jij en ik?
'En papa en Jeetje. Met z'n vieren.'
'Zullen we maar gaan hier?'
Deetje springt meteen op en rent naar de uitgang. Ze verzekert zich ervan dat het hek goed dichtzit, opdat de kinderen niet kunnen ontsnappen. De blauwe jas sluipt nu als een krijger door het struikgewas. Zou hij weten dat het gebladerte dun geworden is en dat wij hem allemaal zien? Deetje geeft aan graag naar een café te willen.
'Eerst naar de kapper.'
De kinderkapper is oké. Ze krijgt snoep. Er is een stoel die een tank voorstelt, een gele brommer en rode brandweerauto. Even later zit ze in de brandweerauto en wordt haar lange haar gekortwiekt.
'Zie je wel. Het was toch best leuk, die kapper?' zeg ik als we in café Krull plaatsnemen.
'Ja,' zegt ze.
'Je zat in die mooie rode brandweerauto.'
'Nou, ik wou liever in een gewone stoel.'
'Die was er niet.'
'Nee, die was er niet.' Ze zucht. 

vrijdag 7 november 2014

Werkelijkheid

In de trein van Nijmegen naar Amsterdam zit ik in een volle stiltecoupé en blader in Mindmap, een manifestatie over kunst en psychiatrie.
Aan het gangpad leest een mevrouw de Metro. Ik hoor haar steeds vanachter haar krant  boze gesprekken fluisteren. Op een ferme toon. Maar als ik dan nog eens naar haar kijk, lijkt het gewoon een mevrouw in de stiltecoupé die de Metro aan het lezen is. Gisteren, tijdens mijn lezing in Venray, meende ik in het publiek steeds iemand te ontwaren die zijn vinger opstak.  Vanuit mijn ooghoek.
Maar telkens als ik dan die kant opkeek, bleek de vinger verdwenen. 'Ik zie de hele tijd een vinger in de lucht,' had ik nog gezegd. 'Maar het is hier natuurlijk geen klas.'
We hebben kunst om niet dood te gaan aan de waarheid  staat op de achterflap van het boek dat ik na de lezing cadeau gekregen had. Een quote van Nietzsche.


dinsdag 4 november 2014

A en B

Fabio, de schoonmaker, kent de stad op z'n duimpje. Hij heeft in alle buurten gewoond. En ook op alle plekken, blijkt vandaag.
'In een kelderbox in Buitenveldert?' vraag ik.
'Ja, waar ze fietsen bewaren, weet je wel?' zegt hij. 'Daar woonde ik.'
'Jee.'
'Ja, 's morgens bracht ik de kinderen van de mensen naar school, dan werkte ik bij de meneer van het huis in de bouw tot 14.00, en daarna haalde ik de kinderen op en bracht ze naar ballet, pianoles of zwemmen. 's Avonds sliep ik in de kelderbox.'
'Een soort au-pair.'
'Ze hadden wel een extra kamer maar die wilden ze liever gebruiken als studeerkamer. Snap je wel?'
Ik knik.
'Dan kwam ik 's morgens andere mensen tegen en dan vroegen ze: wat doe jij zo vroeg hier?' zegt Fabio. 'Het was onhandig. Er was daar geen water of niks. Snap je wel?'
'En het toilet?'
'Dat deed ik buiten. Zit je daar 's nachts in de bosjes in Buitenveldert. Dat valt natuurlijk heel erg op.'
'En hoe ging dat met eten?'
'Ik at 's avonds bij de mensen mee, de mevrouw kookte, en daarna ging ik naar de kelderbox.
'Hoe lang heb je daar gewoond?'
'Twee jaar.' Fabio pakt de stofzuiger.
'Ik heb gisteren mijn zwemdiploma A gehaald,' zegt hij terwijl hij zijn grote paarse koptelefoon opzet. 'En nu ben ik bezig voor B!'



vrijdag 31 oktober 2014

Thuiszorg



Een doordeweekse ochtend. Er zit een vriendelijke vrouw die nog maar weinig geheugen heeft, vastgezet in haar rolstoel, vastgebonden aan haar eigen tafel, in haar eigen huis. Het was haar grootste wens om zo lang mogelijk zelfstandig te blijven wonen.
Ze kijkt vanuit haar raam, twee hoog, uit op een mooi middeleeuws plein.
Daar beneden, op de kinderkopjes, staat haar dochter Brenda, in een zware zwarte mantel, uitzinnig naar haar te zwaaien en te lachen. En kushandjes te sturen.
De vriendelijk vrouw mag dan niet veel meer weten, maar heel scherp heeft ze nog de dag voor ogen, dat zij degene was die de kusjes naar de kleine bange Brenda blies. Ze trekt de deur van de Peuterette achter zich dicht. Het kindergezichtje plat tegen de ruit gedrukt.
Het moment dat zij degene was die zich omdraaide.
Als Brenda in kordate pas van haar moeders raam wegloopt, lopen de tranen over haar wangen. Van opluchting, houdt ze zichzelf voor. Het is maar voor een paar uur. Om de tijd dat ze alleen is zonder vallen of verdwalen te kunnen overbruggen.
Ze ziet het grijsblauwe hoofdje in de verte, een stipje achter het glas en stapt in de auto.

Het is goed zo. Ze is het zo weer vergeten. Dat scheelt. Haar moeder heeft een prachtig uitzicht op het plein. Vanuit haar positie zou ze in principe kunnen zien hoe de ooievaar in het nest, op één van de schoorstenen van het stadhuis, haar kleintjes grootbrengt.

donderdag 30 oktober 2014

De katoenspinnerij


Omdat ik deze week elke dag voor radio 1 een verhaaltje schrijf over iets dat ik in de krant tegenkwam, verzin ik nu een meisje uit Zuid-India.
Ik geef haar de naam Padma, dat betekent Lotusbloem. De lotusbloem is een symbool voor zuiverheid. Dat maakt het extra schrijnend. Het verhaal gaat over de kledingindustrie die nog niet helemaal 'zuiver' blijkt te zijn.  
Padma is veertien jaar, werkt veertien uur per dag, met tien minuten pauze, in een spinnerij, een stoffige fabriek zonder daglicht, waar ze ruwe katoen tot garen spint.  
Wie denkt er, bij het aantrekken van zijn truitje aan dat het garen ooit ergens gesponnen is?
’s Nachts slaapt Padma met kasteloze collega’s in een hostel van het bedrijf, ze krijgt slecht te eten en omdat contractueel is vastgelegd dat ze haar loon pas over drie jaar krijgt, kan ze nu niet weg. Nooit weg.
Over die kutbaas van haar hoef ik niet uit te weiden.
En zo gaat Padma’s leven, als moderne slavin op de katoenspinnerij, voorbij, zonder dat iemand het weet.
En als we het wel zouden weten, spreken we er schande van.  
Maar ik heb Padma verzonnen. En wat niet weet wat niet deert.
Ik lees dat de 'zuivere' kledingmerken alweer met z’n allen op zoek zijn naar een volgend lagelonenland. Voor als Padma binnenkort toch rechten krijgt.
Ik schrijf dit stukje in een rood vestje dat vijf Euro kostte in een ondergrondse Shoppingmall in Bombay. In het echt was dat Peking.

Maar het is allemaal ver weg. Het vestje was toch al gemaakt. Dat maakte niets meer uit.

woensdag 29 oktober 2014

Coulrofobie

De wolken zijn donkergrijs en hangen laag. Met Driftbuitje.nl, mijn zoon, zwijgend achter me aan, snel ik over de verlaten parkeerplaats van het Maxisterrein. Albert Heijn XL,  Mega Hema, Toys XL. Hier is alles voor het kinderfeestje, morgen.
 ‘Het lijkt wel alsof we de enige levende wezens op deze planeet zijn,' zeg ik. 'Gek toch?’
'Een clown, een clown!' Driftbuitje.nl wijst.
Voor ons doemt inderdaad een spierwit gezicht, rode neus, geel pak op uit de mist, heen en weer marcherend voor de Toys XL.  
Een verklede beveiliger, denk ik eerst nog. Halloween bij de Maxis. Hoe origineel.
Voor ik het in de gaten heb, staat de geschminkte man al pal voor onze neus. Met ballonnen.
‘Ik ben Pipo de crazy clown,’ zegt hij met een gek stemmetje. Hij buigt zich naar mijn zoon. ‘En welk dier zal Pipo voor jou maken?’
‘O, doe geen moeite,’ zeg ik. ‘Mogen we er langs?’
‘Pipo had het niet tegen mama, hè,’ zegt hij.
‘Sorry, we hebben haast en…’
‘Mama moet nu oppassen hoor.’ De clown grijnst. ‘Nou, welk dier zal Pipo voor jou maken?’
Instemmen, denk ik. Ik moet leren in te stemmen met de dingen. Mijn zoon vindt deze clown geweldig.  Dat kan. Het lijkt me hoe dan ook een enorm slecht idee als hij zijn naam hier en nu weer eer aan zou doen.
Het is vreemd stil. Alleen de worstballon in de grote handen piept hoog als de clown er een varkentje van draait. Een feestvarkentje, bedenk ik.
 .

dinsdag 28 oktober 2014

Het zetje

Deze week ben ik weer schrijver van dienst voor het programma Nooit Meer Slapen, VPRO. Elke nacht om 01.00 u, radio 1 lees ik een verhaaltje voor dat geïnspireerd is op nieuws van die dag. Gisteravond was de eerste uitzending:


Het zetje

Iedereen heeft ergens familie.
Ook de baby die vannacht, door haar eigen oom, in de ondergrondse vuilcontainer is geduwd, in de Fritz Conijnstraat te Amsterdam.
Het pasgeboren meisje huilt om de stinkende, kille wereld waarin ze terechtgekomen is. Nog meer huilt ze om de afwezigheid van haar moeder. Joelle. 
Joelle: die bijna zestien is, die haar oudere broer heeft verteld dat ze negen maanden geleden in de Fritz Conijnstraat werd verkracht. Recht onder zijn raam. ‘Als je het tegen papa en mama zegt, maak ik me van kant.’
Joelle, die al die tijd bij haar broer en zijn vriendin heeft gewoond, huilt nu om haar ouders. Nog meer huilt ze om haar vroegere leven in Badhoevedorp.
Haar broer blijkt uiteindelijk zo goed het kind weg te brengen.
Hij heeft sowieso niets met baby’s. Deze lijkt wel spastisch. Of iets.
Voor ze buiten staan, is hij urenlang bezig die fladderende armpjes, zonder breken, in die mouwtjes te prutsen. Deze is ook ontzettend lelijk. Het moet een kopie van de verkrachter zijn. Zo iemand is de wereld straks alleen maar tot last.
Het is half drie ’s nachts. Met één hand houdt hij de klep al open, maar als hij het pakketje naar binnen wil schuiven, grijpt het plots zijn vinger vast. Deze is sterk, denkt hij.
Daar, staand voor de vuilcontainer, met het babyhandje om zijn wijsvinger geklemd, voelt hij voor het eerst dat hij zelf vader wil worden. Dan geeft hij het zetje.
Hij hoort het ondergrondse gejank.

Dat doet de mijne straks ook, denkt hij. Maar het schijnt anders te zijn als het de jouwe is. Dan kun je daar wel gewoon tegen.

vrijdag 24 oktober 2014

De jongen met het hondje.

Om half tien op vrijdagavond fiets ik naar de Albert Heijn om op deze dag toch buiten te zijn geweest. Het is donker en het regent. Er is geen mens op straat. Maar als ik de hoek omsla, komt er net een puberjongen aangeslenterd, met een wit hondje onder zijn arm. De jongen is exorbitant lang en hoekig, blijft midden op straat stilstaan en kijkt me aan. Het licht van de lantaarnpaal valt op zijn ogen.
Ik had binnen moeten blijven, denk ik.
Maar nu is het al te laat.

donderdag 23 oktober 2014

Weerzien

Jaren later zie ik haar weer in De Jaren. Op een dinsdagavond. Buiten stortregen en onweer. Ze zit al in de verste uithoek van het Grand Café met een glas wijn. Een andere plek dan jaren geleden. We waren goed bevriend als twintigers, we worden hoe dan ook ouder, maar ik zie er in het halfduister niets van. De tijd valt een paar uur weg. Het gesprek gaat door. We weten dat dit de enige ontmoeting wordt en de laatste voor voorlopig. In een rap tempo bespreken we de dingen, het leven. De draad wordt één dinsdagavond lang opgepakt. De wijn vloeit rijkelijk. Aan het tafeltje naast ons zit een mooie wat oudere man mee te luisteren. Een reiziger die kruidenthee drinkt. Op een gegeven moment houdt hij het voor gezien. Het gaat hem te snel natuurlijk. Vlak voor middernacht, lopen/vluchten we het café uit. Ik heb mijn eerste verhalenbundel gegeven/ in haar maag gesplitst. Ze heeft nog nooit iets van me gelezen. Bij de tramhalte naar centraal station glijd ik uit, zij raapt me op, ik stap in. Zodra de tram wegrijdt, is de betovering verbroken. Er is nog wel een geschaafde knie.