donderdag 31 maart 2011

Mening

Ik ben niet gewend, pats boem, op te schrijven wat ik ergens van vind. Zonder het eerst te overgieten met een sausje proza.
Dat ben ik nu wel aan het proberen en daar staan nu de kale woorden. Parmantig op een rij. Precies te zeggen wat ze bedoelen. Wat eendimensionaal allemaal.
En trouwens wie ben ik? IK? Wat heb ik te vinden? Wat heb ik te zeggen? Niemand, nogmaals niemand, niks, nogmaals niks.
Ik hoef maar een heel klein stukje non-fictie te schrijven en ik beland dus al op dit dubieuze punt. Want ik heb geen mening. Nergens over. Nooit ook heb ik ergens een mening over gehad, of willen hebben. Helemaal nooit.
Daarom schrijf ik hier natuurlijk ook elke dag een stukje.

woensdag 30 maart 2011

Volleerd

In de ochtend heb ik de laatste versies van de verhalen van mijn leerlingen nagekeken, voorovergebogen, met mijn bril op, en een pen in mijn hand. Als een redacteur. De rest van de ochtend en de middag heb ik geprobeerd mij een ander genre eigen te maken, de juiste woorden te zoeken, een stijl te vinden. Als een recensent.
Tijdens de lunch zag ik hoe Deetje achter een 'nieuw' loopkarretje uit de jaren '60 door de kamer liep en hoe ze toen viel, omdat het een lichtgewicht ding was. Als moeder.
Nu schrijf ik dit, terwijl ik me nog moet verkleden, als juf.

dinsdag 29 maart 2011

Vrolijkheid

Vrolijke mensen zijn eng, heb ik op een A-viertje genoteerd. Met een uitroepteken erachter. Dus dan zal het wel waar zijn.
Maar waarom zijn vrolijke mensen eng? Misschien geldt de angst voor vrolijke mensen vooral voor de niet-vrolijke mens. Omdat die door de confrontatie met zoveel vrolijkheid nóg droeviger lijken, dan ze al zijn. Vrolijke mensen kunnen ook eng zijn omdat verregaande vrolijkheid altijd het tegendeel daarvan met zich meebrengt. Verregaand verdriet. Hoe vrolijker iemand is, hoe ellendiger die ook kan zijn.
Echte vrolijkheid is volgens mij schaarser dan gespeelde vrolijkheid. Gespeelde vrolijkheid vind ik eng. Liever ontmoet ik een tragische, open wond, dan een suïcidale clown. Ik zie regelmatig vrolijke mensen waarbij het vermoeden mij bekruipt dat het oneindig diepe zwarte gaten zijn.
Misschien ligt dat aan mij. Misschien zie ik zwarte gaten wanneer er pure vrolijkheid aan de hand is?
Maar zelf heb ik een best vrolijke inborst. Ik lach veel. Ik kan mij om van alles vrolijk maken. Maar niet tè vrolijk.

maandag 28 maart 2011

Gisteren alweer een kwart eeuw geleden

'Onze vader is dood,' heb ik mijn vader vijfentwintig jaar geleden tegen mijn moeder horen zeggen. Ik ben twaalf. Onze Golden Retriever moet over een paar dagen ook al worden afgemaakt.
Ergens laat in de avond adviseert mijn moeder dat ik maar iets moet gaan schrijven voor oma. Ik weet nog dat ik aan de keukentafel ga zitten en schrijf. Dat ik eindelijk weet ik waar ik naartoe moet.
Als het af is, laat ik het aan mijn moeder lezen. Zij zegt: 'Mooi.' Ook zegt ze: 'die laatste zin kan er wel uit.'
Er staat: "wat eenmaal is, kan niet meer stuk."
'Nee,' zeg ik. 'Dat moet er in blijven. Juist dat.'
'Ik vind het geen goede zin,' zegt mijn moeder. 'Ik snap 'm niet.'
Ik weet nog dat ik haar ook niet precies kan uitleggen wat die zin betekent en waarom ik 'm erin heb gezet. Hoe langer ik naar de zin kijk, hoe minder ik ervan begrijp: wat eenmaal is, kan niet meer stuk, wat eenmaal is, kan niet meer stuk?
Maar ik blijf erbij dat die zin belangrijk is en ik schrijf het gedicht over met mijn nieuwe kalligrafeerpen. Mèt die bewuste regel. Al ben ik eigenlijk een heel volgzaam type.
Ik weet ook nog dat mijn moeder het gedicht eerst aan een paar tantes laat lezen, voordat ik het überhaupt aan oma mag geven. De tantes denken dat oma het wel aan kan. Ik ben verbaasd over de serieuze aandacht die het gedicht krijgt, maar ben daar ook erg tevreden mee.
Oma moet huilen als ze het leest. Ze is er heel blij mee, zegt ze. Ze leest het daarna nog vaak over.

zaterdag 26 maart 2011

Een normaal mens

Na een werk, school, crèche, huismoeder-dag (en week) kwamen we om 18.00 uur bij elkaar in restaurant Praq. Vier volwassen en vier kinderen. De drie maanden oude baby sliep in de kinderwagen, de uit de kluiten gewassen baby keek licht verwilderd om zich heen en het drie-jarig jongetje en het vijf-jarige meisje zaten al in de aangrenzende speelgoed annex tv-ruimte. Eerst krasten ze wat met de Stabilo's die aan touwtjes boven papier hingen. Alsof het ontbijtkoek was. Maar al gauw zaten ze bij de anderen op de bank, tv te kijken. Er zat ook een nanny bij. We hoefden niet bang te zijn dat ze elkaar de ogen uitkrabden. Dus konden wij elders met een gerust hart een fles wijn openmaken. De uit de kluiten gewassen baby zat op een trip-trap bij ons aan tafel. We moesten wel heel snel een mandje brood aan laten rukken, want ze hield het niet meer. Al had ik haar thuis een restje oude pasta gegeven. Er werden oesters besteld en garnalenkroketten. Ik voelde me even een normaal mens dat alles gemakkelijk vindt. En voor wie niet gauw iets teveel is.

donderdag 24 maart 2011

Hoofdloos

'Mijn hoofd staat niet op mijn lichaam,' zei de schoonmaker.
'Ik kan je verzekeren dat jouw hoofd er wel op staat,' zei ik.
'Nee,' zei hij, 'mijn hoofd is weg vandaag, en ik weet niet waarheen.'
'Maar ik kijk er nu naar.'
'Maar je ziet het niet echt,' zei hij.
'O,' zei ik.
'Dag,' zei hij en ging op in een fel zonlicht. Zijn hoofd achterna.

woensdag 23 maart 2011

Voorlezen

Ik was in de Rode Hoed om verhaaltjes van 140 woorden te lezen voor de camera. Een marathon van twee dagen waarvoor een heleboel schrijvers uitgenodigd waren om hun 'kronkels' te laten horen. Tijdens het laatste uurtje van die marathon kwam ik binnen. Ik sloot me aan bij een paar wachtende collega's.
'Vind je het eng?' vroeg iemand.
'Nee,' zei ik, 'het is gewoon voorlezen, toch?'
'Noem dat maar gewoon. Met een camera erop.'
'Die vergeet je wel.'
'Ik vind het héél eng.'
'Ik vond er net nog niet zoveel van,' zei ik.
'Ik kan er ook niks van, maar als je er - zoals jij - héél goed in bent.'
'Dat ook weer niet,' zei ik. 'Zeg, hoeveel stukjes zijn precies de bedoeling? Ik kan wel een paar dagen voorlezen.'
'Moet je haar horen,' zei iemand anders, 'Alsof ze de stukjes zo uit haar mouw schudt.'
'Eh,' zei ik, 'nou nee, dat bedoel ik niet, maar...'
'Wat bedoel je dan?'
'Nou ja, ik hou een weblog bij, hè? Dus daar heb ik gewoon wat vanaf geplukt. Dat is nogal makkelijk.'
'Stukjes van 140 woorden zijn anders heel erg moeilijk te schrijven.'
'Ik zeg ook niet dat het goede stukjes zijn.'
'Nee, natuurlijk niet. Dat zeg je niet.'
'Het zijn denk ik slechte stukjes,' zei ik.
Toen was ik aan de beurt.
De collega's schonken er eentje in, terwijl ik me naar de slachtbank begaf met mijn zes gefileerde rotstukjes over mijn kleurloze kutleven.
'Het is ons toch gelukt je onzeker te maken, hè!' riepen ze me nog achterna.

dinsdag 22 maart 2011

Tongzoenen

Ik lees Jeetje (5) een verhaal voor uit Het Grote boek van Hannah van Kaat Vrancken. Het gaat over tongzoenen en aan Hannah (en Jeetje) wordt uitgelegd wat dat is.
'Tongzoen jij wel eens?' vraagt ze na afloop.
Ik stop haar in, schud wat onduidelijk met mijn hoofd, en knip haar lampje uit.
'Wil jij met mij tongzoenen?' Ze doet haar lampje weer aan.
'Nee zeg. Ben je gek!'
'Waaròm niet?' Jeetje schrikt ervan.
'Tongzoenen doe je niet met kinderen!'
'Maar ik wil het alleen proberen,' zegt Jeetje.
'Trouwens kinderen tongzoenen ook nooit samen,' zeg ik snel. 'Het is iets voor volwassenen. Dus als iemand met jou wil tong...'
'Ah, doe het alsjeblieft eventjes met mij,' zegt Jeetje, 'alsjeblieft! Mama!'
'Nee,' zeg ik.
Jeetje begint te huilen. Hartverscheurend. Dikke tranen. Ik maak het lichtje uit. Zij knipt het weer aan.
'En toch ga ik niet met je tongzoenen,' zeg ik.

zondag 20 maart 2011

De eerste zon

Als we het terras van het café op komen, zitten ze daar. De vader, de moeder, het bijna vijfjarig dochtertje en het zes weken oude dochtertje. Het ziet eruit alsof ze voor het eerst uit hun hol gekropen zijn. Na alles.
We staan stil bij hun tafeltje. Ze hebben bitterballen besteld en limonade, en voor de vader bier en sigaretten. We kijken in de kinderwagen.
'Ach, wat een schatje,' zeggen we.
'Ze slaapt nooit,' zegt de moeder.
'Nu wel,' zeggen we.
'Alleen als we wandelen,' zegt de moeder. ''s Nachts slaapt ze niet.'
De vader neemt een slok bier. 'Op het moment dat de baby zich aankondigde, hing zij voor het eerst slap als een vaatdoek over een emmer,' zegt hij. 'Zo lieten we haar achter.' Hij glimlacht.
'Jij hebt een mooi prinsessendoekje om,' zeggen we tegen het meisje. 'Heel mooi.'
Het meisje knikt, neemt een hap van haar bitterbal.
'Ze mag nu alles hebben wat ze wil,' zegt de moeder. 'Als ze maar eet.'

Even later spelen alle kinderen uit het café op de steiger. Jeetje klimt over de stenen, langs het water naar de kant. Ze houdt zich aan het riet vast om niet te vallen. Andere kinderen volgen haar. Niemand valt in het water. Ook het meisje met het hoofddoekje balanceert gevaarlijk over de stenen, haar legging wordt een klein beetje nat, maar verder blijft ze droog.

'We hebben wat te vieren,' zegt de vader. 'De bestraling is afgelopen.'
'Wow,' zeggen we.
'Nu alleen nog een jaar chemo,' zegt de vader. 'Zes weken op, zes weken af.'
'Jee,' zeggen we.
'Ik ben zo trots op haar,' zegt de vader, 'ze moest wekenlang, elke dag drie kwartier met haar gezicht in zo'n masker liggen. Ze mocht helemaal niet bewegen en niet praten. En dat deed ze. Als het begon, lazen wij Jip en Janneke voor en pas na afloop van de bestraling zei ze: 'Dat verhaaltje hadden jullie gisteren al gelezen hoor.'
We knikken.
'Ik moet wel een vrolijke vader blijven,' zegt de vader, 'dat ben ik aan haar verplicht.'

donderdag 17 maart 2011

Het waarom van de muis

Waarom bestaat de muis? vraagt de schoonmaker zodra hij binnen staat. Hij begint zijn schoenen uit te trekken. Fabio maakt ons huis het liefst schoon op blote voeten. Op muizenvoetjes.
'Waarom bestaat de muis?' vraagt hij weer.
'Daar vraag je me wat,' zeg ik.
'Ja,' zegt hij.
'Muizen zullen ook hun functie wel hebben,' zeg ik.
'Wat dan?'
'Eh, ik kan er zo één, twee, drie niet opkomen. Maar ze zijn vast belangrijk.'
'Jij bent toch schrijver?'
'Ja, nou, ja, eh.'
'Nou dan! Waaróm bestaat de muis?'
'Ik ga het voor je uitzoeken, Fabio,' zeg ik.

Man komt thuis.
'Waarom bestaat de muis?' vraag ik hem meteen.
'Wat?'
'Waarom de muis ook alweer bestaat? Wat is zijn belangrijke functie en zo? Ik kom er even niet op.'
'Niet alles hoeft een functie te hebben,' zegt man.
'Nee, maar waar is de muis goed voor?' zeg ik. 'Een spin vangt mugjes, en de muis, de muis....'
'De muis bestaat,' zegt hij.
'Ja, maar waarom?'
'Om in de val te lopen,' zegt man. 'Nou goed.' En hij loopt weg.

B-Bal

Rond vier uur in de ochtend stapte ik uit de taxi.
'Schep ze,' zei mijn nieuwe redacteur met wie ik een taxi naar huis deelde. 'Schep ze, hè!'
'Joehoe,' zei ik en deed de deur dicht.

Binnen verwarmde ik twee knakworsten en besmeerde brood met mosterd. Ik zette ook water op voor een warmwaterzak. Eenmaal in bed legde ik die kruik op mijn verkrampte, grote tenen. In de hoop dat ze weer terugsprongen in hun oorspronkelijke positie.

De hele avond strompelden de vrouwen voorbij. De gangen door, trap op trap af, over het rode pluche, zich stuk voor stuk vastklampend aan de gouden relingen. Met twee handen. Waarom doen we dat nou toch? Die hakken. Maakt het ons mooier?

Ik zag een dichter op bergschoenen.

'De gemiddelde travestiet loopt nog beter op hakken dan jij,' constateerde een beroemde acteur mij toen we op weg waren naar de stadsschouwburg. Ik denk dat de laatste zwangerschap mijn voeten voorgoed verbreed heeft. Maar dat kon ik hem niet zeggen. Het klonk zo uitgewoond.
Dus: mijn muiltjes knelden wat, ik liep er een tikje vreemd op. Maar ze waren heel erg mooi en ooit heel duur geweest. En dat was het belangrijkste.

Hoe fris en fras en met rode wangetjes we die schouwburg binnenkomen, hoe verlept en verlopen we tegen het ochtendgloren met z'n allen weer buitenstaan.
'Ik zou die afterparty maar niet doen, als ik jou was,' heb ik in de oren van mensen gefluisterd, 'ga maar lekker naar huis, onder de wol. Dat is voor iedereen het beste.'
Op den duur ken je iedereen, is iedereen jouw fan en jij de hunne.
Dan moet je weg.

'Zeg maar tegen papa dat ik een sigaretje heb gerookt met Jan Mulder op het Ajax terras. Dan zal hij trots op me zijn,' zei ik aan de telefoon tegen mijn moeder. 'O nee, zeg dat maar niet tegen papa. Van dat sigaretje.'
'Hebben jullie ook ergens over gepraat?' zei mijn moeder.
'Nee.'
'Maar wat moet ik dàn tegen je vader zeggen?'

dinsdag 15 maart 2011

Abracadabra

Gisterenochtend wachtte ik de Libris shortlist af. De mailwisseling met een genomineerde stokte plotseling. Dus moest de cameraploeg wel bij haar binnen zijn. Terwijl ik wachtte, probeerde ik op facebook in de manier waarop andere longlisters op berichtjes reageerden, te lezen of ze wel of niet genomineerd waren. Ook keek ik naar de tijden waarop ze actief waren op internet, en wanneer niet. Ik kan een echte speurneus zijn. En best een goeie ook nog. Maar daar was ik niet voor ingehuurd. Ik zat op maandag achter mijn computer om aan een roman te schrijven die ooit op een shortlist terecht moet zien te komen. Daarvoor doe je het niet. Maar ook wel, natuurlijk. Laten we eerlijk zijn. 's Nachts las ik het werk van mijn kersverse liefde René de Obaldia, ik luisterde naar het aanhoudende hoesten van de kleine, dacht aan het strijken van mijn bloes voor morgen, en dat het gaten in de stof zouden branden. Ook spookte het verhaal dat ik voor een tijdschrift ga maken soms door mijn hoofd. Alsof ik, nu ik op die lange lijn gefocust ben, totaal vergeten ben hoe dat moet. Een verhaal schrijven. 's Nachts lijkt het trouwens allemaal abracadabra.

maandag 14 maart 2011

Smeerkaas

'Zeg, doordat het bliksemde ontstond er ooit leven, hè?' zegt Jeetje aan de ontbijttafel.
Ik knik.
'Dan moet het wel heel bijzondere bliksem geweest zijn,' zegt ze, 'magische bliksem.'
'Hoezo?'
'Nou als het gewoon bliksemt, ontstaat er geen leven,' zegt Jeetje. 'Dus.'
'Dus daarom denken sommige mensen dat God eraan te pas kwam,' zegt man.
'Geloof jij in God dan?' zegt Jeetje.
'Nee!' zeggen wij in koor.
'Hoe kán het dan dat er toen leven ontstaan is?' vraagt Jeetje.

Man en ik zwijgen. Even horen we alleen het harde gesmak, gesabbel en gemjam van Deetje. Het leven dat tien maanden geleden op aarde terechtkwam, is heel druk bezig haar boterham met smeerkaas op te eten.

zaterdag 12 maart 2011

Image

De biografie van een schrijver. Het imago. Dat is het thema van deze boekenweek. Mijn biografie is weinig opwindend. Nog minder dan dat, eigenlijk. Mijn leven tot nu toe is ook niet persé interessant voor een ander. Ik logeer niet constant in hotels. Ik schrijf in de enige taal die ik echt ken. Ik heb geen snor.
In mijn hoofd ben ik mooier dan in het echt. Daarom hebben wij ook weinig spiegels in huis. Ik schrik altijd van mezelf. In de spiegel van een kledingwinkel zie ik een vrouw in een bloesje dat niet bij haar past. (En ik schrijf niet op wat ik echt allemaal in die spiegel zie, want man vond het een te depressief stukje worden.)
Als ik een bloesje koop, koop ik het bloesje dat het minst lelijk staat. Ik weet dat dat bloesje thuis, ver weg van spiegels, nog best (heel) leuk kan staan.

Gisteren kreeg ik De Graf Zeppelin of De lijdensweg van Emile binnen, van René de Obaldia. En toen ik de eerste paar bladzijdes las, wist ik dat het (heel) goed zat tussen René de Obaldia en mij.
Dit heeft allemaal iets met mijn biografie te maken.

vrijdag 11 maart 2011

Toekomstbeeld

In een overvolle tram 26 hangen twee pubermeisjes in hun stoelen. Eentje met lang, aubergine geverfd haar, een wit gezicht en zo'n bril met een dik zwart montuur. Het andere meisje is minder uitgesproken. Maar ook over haar uiterlijk is nagedacht. Dat zie je. Neutraliteit is ook een keuze.
'Ik ben de enige in de héle familie die er tenminste nog iéts van wil maken,' zegt het aubergine meisje.
'Waarvan?'
'Ja, van het léven. Waar anders van.'
'O ja.'
'Mijn moeder houdt niet van feestjes. Die houdt he-le-maal nergens van.'
'Mijn ouders ook niet hoor.'
'Nou, ik heb op zich geluk dat ik tenminste nog een slimme vader heb, een héél slimme vader. Dus met hem kan ik wel praten,' zegt ze.
'Met je moeder niet?'
'Absoluut niet!' Ze duwt haar bril tegen haar neus en snuift.
'Ik met de mijne ook niet hoor.'
'Mijn vader houdt ook wel van een feestje,' zegt het aubergine meisje.
'O, da's mazzel hoor.'
'Ja.'
Bovenop hun kruinen kijk ik. Het aubergine meisje heeft uitgroei. Ik denk aan haar oliedomme, depressieve moeder met wie niet te praten noch te lachen en eigenlijk ook niet te leven valt. Ze woont ergens bij mij op het eiland. Over tien jaar hangen Jeetje en vriendin in tram 26. En over vijftien jaar Deetje. Misschien zal Deetje haar haar ook aubergine willen verven. Zo'n type is het wel.
'Ik zou het niet doen,' hoor ik mijzelf zeggen. 'Het haalt álle kleur weg uit je gezicht. En je ziet al zo bleek, meisje. Soms denk ik weleens: Zou ze ziek zijn? Zó bleek. Maar ja, het is jóúw hoofd. Wat jij doet moet jij weten. Jij loopt ermee rond, niet ik, hè?'

donderdag 10 maart 2011

Leergierig

Een tekenfilm over het ontstaan van de aarde, amoebe, aap, mens.
'Eindelijk, eíndelijk kom ik eens iets te wéten,' zegt Jeetje. Ze verdwijnt haast in de computer. 'Mam, ik kom haast óveral achter,' hoor ik nog een paar keer.
Dat gedoe met die fictie ook steeds.

Deetje en ik lezen intussen een boekje. Zij wijst een poes aan, een schaap, een kip en noemt ze stuk voor stuk 'bal.' Ze wijst naar de lamp, zegt 'bal'. En begint vast in haar handjes te klappen.
Als ik even later de deur uitloop, zwaait ze, zegt: 'da, da.' En applaudisseert weer heel uitbundig voor zichzelf.
Dat applaudisseren moeten we erin houden.

dinsdag 8 maart 2011

Vandaag geen voorstelling

Er was op deze doordeweekse dinsdagavond geen huiskamervoorstelling. Maar goed ook, want man en ik waren strontchagrijnig. Zoals Deetje strontverkouden is. Het zou, als u naar ons was komen kijken, een kille bedoening geworden zijn. Zo weinig muziek zat er in. Ja, vanaf boven het droge blaffen van ons zeehondje. Maar dat is niet om aan te horen.
U kunt zich gelukkig prijzen dat u hier niet was vandaag.

Naast het schrijven, heb ik op deze internationale vrouwendag de wenkbrauwen van man bijgeknipt.
Verder was ik vandaag alleen even buiten de deur voor een tienminuten gesprekje met Jeetjes juf. En om Deetje op te halen. Omdat ik steeds het plan had om nog te gaan rennen, heb ik me de hele dag ook niet gedoucht.
'Ik vind er niks aan,' zei ik af en toe hardop.
En als ik man de trap op, of af, hoorde lopen, hoorde ik hem telkens heel diep zuchten.

Ik ga nu verder lezen in Legende van een zelfmoord van David Vann.

maandag 7 maart 2011

Contradictio in terminis

Bij de tweede voorstelling was ik er niet. Man schijnt aan tafel de krant gelezen te hebben. Het is voor hem extra moeilijk om gewoon zichzelf te zijn, want hij heeft een theateropleiding gedaan. Het spel sluipt er bij hem al gauw in en als vanzelf zoekt hij het drama op. Man staat voor zijn werk veel op podia. Maar hij speelt daar, naar eigen zeggen, nóóit iemand anders dan zichzelf. Het publiek dat voor de tweede avond bij ons gereserveerd had, zegde op het laatste moment af. Dus hij las die krant heel naturel. Zo mooi naturel heb ik hem zelfs nog nooit gezien.
's Avonds laat kwam ik pas aanzetten, met een tasje nieuwe kleren.
'Dat is een beetje een gekke broek,' zei hij toen ik 'm aanhad.
'Het is toch niet zo'n broek met een laag kruis?' zei ik.
'Een beetje laag is het wel,' zei hij.
'Maar niet heel erg laag toch?'
'Nee, niet heel erg laag. Het kan wel.'
'Hier lijk ik slanker in,' zei ik.
'Ja,' zei hij, 'maar jij bènt het niet.'
'Maar wat ben ik dan?'
'Het is nogal een modieuze broek,' zei hij.
'Hij zit toch goed bij de kont?'
'Jawel,' zei hij.
'Maar...?'
Stilte.
'Vind jij dat ik 'm terug moet brengen?' vroeg ik.
'Hoe duur was-ie?'
Ik was blij dat verder niemand van dit gesprek getuige was.

zaterdag 5 maart 2011

De eerste voorstelling

Toen het publiek om half acht in onze woonkamer zat, was de risotto nog làng niet klaar en de kinderen al doorgedraaid. De rijst was keihard. En met die paar felgroene erwtjes in die lichtbruine brei zag het er eerder uit alsof hier in huis Buikgriep nog rondwaarde. Op het plaatje zag het er anders uit. Het stoven van de rijst in de oven zou minstens twee uur gaan duren, in plaats van de tien minuten die Donna Hay er voor had staan.
'Ja, Donna is goed. Maar Donna's tijden kloppen nooit,' glimlachte iemand uit het publiek. 'Tipje: je kunt het het beste in een pan doen en dan roeren.'
'Zullen we toch maar pizza's gaan halen,' zei ik, 'dat gaat volgens mij sneller.'
'Nee, zeg!' zei man. 'Nu is de risotto bijna klaar.'
'Nog lang niet. Het ziet er ook uit als kots.'
'Jij wilde risotto maken!'
'Jij vond het toch een goed idee?'
'Ik snapte niet dat jij risotto wilde maken,' zei man. 'Jij lúst helemaal geen risotto.'
'Jij zei dat jij het wel zou maken,' zei ik. 'Ik heb de rijst gekocht.'
'Ook nog eens de verkeerde rijst!' riep man.
Het publiek lachte.
'Dit is precies waar we op hoopten,' zeiden ze tegen elkaar.
'Ik wilde eigenlijk al pizza halen,' zei ik. 'Maar ja, omdat zij...' Een hoofdknik naar het publiek. Er zat een hele goede kokkin tussen. Ik wilde niet dat zij zou denken dat wij het er ons makkelijk vanaf maakten. En daar ga je. Op het moment dat je voor je publiek gaat denken, kan het nooit meer goed komen met je eigen risotto.
Even later stond de kokkin dus achter ons camping-gasfornuis te roeren. Ze haalde een Frans bouillonblokje uit haar handtas. Die had ze altijd bij zich voor noodgevallen.

donderdag 3 maart 2011

Echt huiskamertheater

We vragen entreegeld voor ons leven. Voor vijf Euro per persoon mag u 's avonds een uur bij ons tegen de muur komen zitten. Op het bankje of - bij grote drukte - op kussentjes op de grond. Aanvang: half acht. Aansluitend op kinderbedtijd. De overblijfselen van onze maaltijd liggen er dan nog. Maar dat is juist leuk.
U kijkt naar man en mij. De real real life theatersoap. We zitten met z'n tweeën aan onze drie meter lange tafel. Met onze kleurige patchworkgordijnen op de achtergrond. En drie losse peertjes als verlichting. We bladeren door de krant, bespreken hap-snap onze dag en de mensen die erin voorkwamen.
Wie een passe-partout van zeven dagen op een rij neemt, krijgt één avond gratis! Soms treft u één van ons alleen. Dan doen we een mime-solo.
We beloven dat we ons niet af laten leiden door het publiek. We zijn en blijven ons echte zelf. We spreken onze echte
half-afgemaakte dialogen. En als ik ineens heel nodig naar de wc moet, ren ik gewoon dwars door het publiek heen naar het toilet, met de knoop van mijn broek al open. De wc is privé. Het blijft natuurlijk wèl real life theater en geen ordinaire tv-serie.
Rond half negen verdwijnen wij naar boven. Naar onze houtkachel. Naar onze natte was. Maar daar willen we u verder niet mee lastig vallen.
Ik ben zelf heel enthousiast over dit idee. Ik zou zeker van dit soort huiskamertheatertjes willen bijwonen hier in de buurt. Ik heb wel een paar favoriete adresjes op het oog. Zolang het maar niet gespeeld is allemaal.

woensdag 2 maart 2011

In het echt

Er liggen een paar uitgeprinte stukjes van dit weblog op mijn bureau die ik nodig heb in mijn boek. Dit zijn tekstjes van twee jaar geleden. Dingen die ik - zo ongeveer - heb meegemaakt. Maar waarvan ik de details niet meer geweten had, als ik ze niet hier had opgeschreven. Ik herinner mij mijn leven zoals dat hier staat.
Sommige dialogen kan ik zo hergebruiken. De dialogen, zoals ze echt precies gingen, weet ik niet meer. Ik weet alleen deze connotatie; dat wat ik ervan maakte toen ik het opschreef. ( Al gaat dat natuurlijk altijd zo, met alles.)
Ik heb les in dialogen schrijven gegeven vandaag. Dat is leuk en moeilijk om uit te leggen.
Het moet echt lijken, maar dat ís het helemaal niet. Want wat wij in het echt allemaal tegen elkaar zeggen, willen we niet teruglezen. Daarom is een dialoog schrijven ook zo fijn.

dinsdag 1 maart 2011

De zaak Dabrowski

Pas als mensen door angst en spanning uit elkaar vallen, groeien ze toe naar hun autonome zelf. Dabrowski.
Zo staat het in mijn elektronische notitieboekje.
Ik kwam de zin gisteren tegen in een column van Marjolijn Februari, het ging over positieve desintegratie, en ik moest 'm meteen noteren. Met één dikke vinger typte ik de woorden in mijn I-phone, terwijl boven het bad volliep en de kinderen al een tijd ontbloot op de koude vloer zaten te wachten om erin gestopt te worden. Het voelde alsof ik zonder die Dabrowski te leren kennen, nooit een stap verder zou komen met mijn leven. Alsof Dabrowski een belangrijke clue was, voor alles.
Meer zal ik er wel niet mee doen. Zoals het doorgaans gaat met belangrijke clues.