vrijdag 31 oktober 2014

Thuiszorg



Een doordeweekse ochtend. Er zit een vriendelijke vrouw die nog maar weinig geheugen heeft, vastgezet in haar rolstoel, vastgebonden aan haar eigen tafel, in haar eigen huis. Het was haar grootste wens om zo lang mogelijk zelfstandig te blijven wonen.
Ze kijkt vanuit haar raam, twee hoog, uit op een mooi middeleeuws plein.
Daar beneden, op de kinderkopjes, staat haar dochter Brenda, in een zware zwarte mantel, uitzinnig naar haar te zwaaien en te lachen. En kushandjes te sturen.
De vriendelijk vrouw mag dan niet veel meer weten, maar heel scherp heeft ze nog de dag voor ogen, dat zij degene was die de kusjes naar de kleine bange Brenda blies. Ze trekt de deur van de Peuterette achter zich dicht. Het kindergezichtje plat tegen de ruit gedrukt.
Het moment dat zij degene was die zich omdraaide.
Als Brenda in kordate pas van haar moeders raam wegloopt, lopen de tranen over haar wangen. Van opluchting, houdt ze zichzelf voor. Het is maar voor een paar uur. Om de tijd dat ze alleen is zonder vallen of verdwalen te kunnen overbruggen.
Ze ziet het grijsblauwe hoofdje in de verte, een stipje achter het glas en stapt in de auto.

Het is goed zo. Ze is het zo weer vergeten. Dat scheelt. Haar moeder heeft een prachtig uitzicht op het plein. Vanuit haar positie zou ze in principe kunnen zien hoe de ooievaar in het nest, op één van de schoorstenen van het stadhuis, haar kleintjes grootbrengt.

donderdag 30 oktober 2014

De katoenspinnerij


Omdat ik deze week elke dag voor radio 1 een verhaaltje schrijf over iets dat ik in de krant tegenkwam, verzin ik nu een meisje uit Zuid-India.
Ik geef haar de naam Padma, dat betekent Lotusbloem. De lotusbloem is een symbool voor zuiverheid. Dat maakt het extra schrijnend. Het verhaal gaat over de kledingindustrie die nog niet helemaal 'zuiver' blijkt te zijn.  
Padma is veertien jaar, werkt veertien uur per dag, met tien minuten pauze, in een spinnerij, een stoffige fabriek zonder daglicht, waar ze ruwe katoen tot garen spint.  
Wie denkt er, bij het aantrekken van zijn truitje aan dat het garen ooit ergens gesponnen is?
’s Nachts slaapt Padma met kasteloze collega’s in een hostel van het bedrijf, ze krijgt slecht te eten en omdat contractueel is vastgelegd dat ze haar loon pas over drie jaar krijgt, kan ze nu niet weg. Nooit weg.
Over die kutbaas van haar hoef ik niet uit te weiden.
En zo gaat Padma’s leven, als moderne slavin op de katoenspinnerij, voorbij, zonder dat iemand het weet.
En als we het wel zouden weten, spreken we er schande van.  
Maar ik heb Padma verzonnen. En wat niet weet wat niet deert.
Ik lees dat de 'zuivere' kledingmerken alweer met z’n allen op zoek zijn naar een volgend lagelonenland. Voor als Padma binnenkort toch rechten krijgt.
Ik schrijf dit stukje in een rood vestje dat vijf Euro kostte in een ondergrondse Shoppingmall in Bombay. In het echt was dat Peking.

Maar het is allemaal ver weg. Het vestje was toch al gemaakt. Dat maakte niets meer uit.

woensdag 29 oktober 2014

Coulrofobie

De wolken zijn donkergrijs en hangen laag. Met Driftbuitje.nl, mijn zoon, zwijgend achter me aan, snel ik over de verlaten parkeerplaats van het Maxisterrein. Albert Heijn XL,  Mega Hema, Toys XL. Hier is alles voor het kinderfeestje, morgen.
 ‘Het lijkt wel alsof we de enige levende wezens op deze planeet zijn,' zeg ik. 'Gek toch?’
'Een clown, een clown!' Driftbuitje.nl wijst.
Voor ons doemt inderdaad een spierwit gezicht, rode neus, geel pak op uit de mist, heen en weer marcherend voor de Toys XL.  
Een verklede beveiliger, denk ik eerst nog. Halloween bij de Maxis. Hoe origineel.
Voor ik het in de gaten heb, staat de geschminkte man al pal voor onze neus. Met ballonnen.
‘Ik ben Pipo de crazy clown,’ zegt hij met een gek stemmetje. Hij buigt zich naar mijn zoon. ‘En welk dier zal Pipo voor jou maken?’
‘O, doe geen moeite,’ zeg ik. ‘Mogen we er langs?’
‘Pipo had het niet tegen mama, hè,’ zegt hij.
‘Sorry, we hebben haast en…’
‘Mama moet nu oppassen hoor.’ De clown grijnst. ‘Nou, welk dier zal Pipo voor jou maken?’
Instemmen, denk ik. Ik moet leren in te stemmen met de dingen. Mijn zoon vindt deze clown geweldig.  Dat kan. Het lijkt me hoe dan ook een enorm slecht idee als hij zijn naam hier en nu weer eer aan zou doen.
Het is vreemd stil. Alleen de worstballon in de grote handen piept hoog als de clown er een varkentje van draait. Een feestvarkentje, bedenk ik.
 .

dinsdag 28 oktober 2014

Het zetje

Deze week ben ik weer schrijver van dienst voor het programma Nooit Meer Slapen, VPRO. Elke nacht om 01.00 u, radio 1 lees ik een verhaaltje voor dat geïnspireerd is op nieuws van die dag. Gisteravond was de eerste uitzending:


Het zetje

Iedereen heeft ergens familie.
Ook de baby die vannacht, door haar eigen oom, in de ondergrondse vuilcontainer is geduwd, in de Fritz Conijnstraat te Amsterdam.
Het pasgeboren meisje huilt om de stinkende, kille wereld waarin ze terechtgekomen is. Nog meer huilt ze om de afwezigheid van haar moeder. Joelle. 
Joelle: die bijna zestien is, die haar oudere broer heeft verteld dat ze negen maanden geleden in de Fritz Conijnstraat werd verkracht. Recht onder zijn raam. ‘Als je het tegen papa en mama zegt, maak ik me van kant.’
Joelle, die al die tijd bij haar broer en zijn vriendin heeft gewoond, huilt nu om haar ouders. Nog meer huilt ze om haar vroegere leven in Badhoevedorp.
Haar broer blijkt uiteindelijk zo goed het kind weg te brengen.
Hij heeft sowieso niets met baby’s. Deze lijkt wel spastisch. Of iets.
Voor ze buiten staan, is hij urenlang bezig die fladderende armpjes, zonder breken, in die mouwtjes te prutsen. Deze is ook ontzettend lelijk. Het moet een kopie van de verkrachter zijn. Zo iemand is de wereld straks alleen maar tot last.
Het is half drie ’s nachts. Met één hand houdt hij de klep al open, maar als hij het pakketje naar binnen wil schuiven, grijpt het plots zijn vinger vast. Deze is sterk, denkt hij.
Daar, staand voor de vuilcontainer, met het babyhandje om zijn wijsvinger geklemd, voelt hij voor het eerst dat hij zelf vader wil worden. Dan geeft hij het zetje.
Hij hoort het ondergrondse gejank.

Dat doet de mijne straks ook, denkt hij. Maar het schijnt anders te zijn als het de jouwe is. Dan kun je daar wel gewoon tegen.

vrijdag 24 oktober 2014

De jongen met het hondje.

Om half tien op vrijdagavond fiets ik naar de Albert Heijn om op deze dag toch buiten te zijn geweest. Het is donker en het regent. Er is geen mens op straat. Maar als ik de hoek omsla, komt er net een puberjongen aangeslenterd, met een wit hondje onder zijn arm. De jongen is exorbitant lang en hoekig, blijft midden op straat stilstaan en kijkt me aan. Het licht van de lantaarnpaal valt op zijn ogen.
Ik had binnen moeten blijven, denk ik.
Maar nu is het al te laat.

donderdag 23 oktober 2014

Weerzien

Jaren later zie ik haar weer in De Jaren. Op een dinsdagavond. Buiten stortregen en onweer. Ze zit al in de verste uithoek van het Grand Café met een glas wijn. Een andere plek dan jaren geleden. We waren goed bevriend als twintigers, we worden hoe dan ook ouder, maar ik zie er in het halfduister niets van. De tijd valt een paar uur weg. Het gesprek gaat door. We weten dat dit de enige ontmoeting wordt en de laatste voor voorlopig. In een rap tempo bespreken we de dingen, het leven. De draad wordt één dinsdagavond lang opgepakt. De wijn vloeit rijkelijk. Aan het tafeltje naast ons zit een mooie wat oudere man mee te luisteren. Een reiziger die kruidenthee drinkt. Op een gegeven moment houdt hij het voor gezien. Het gaat hem te snel natuurlijk. Vlak voor middernacht, lopen/vluchten we het café uit. Ik heb mijn eerste verhalenbundel gegeven/ in haar maag gesplitst. Ze heeft nog nooit iets van me gelezen. Bij de tramhalte naar centraal station glijd ik uit, zij raapt me op, ik stap in. Zodra de tram wegrijdt, is de betovering verbroken. Er is nog wel een geschaafde knie.

maandag 20 oktober 2014

Zorgen over de toekomst

Het is net na het voorlezen. Ik lig nog even bij Deetje in bed. Ze maakt zich zorgen omdat ze niet weet wat ze wil worden.
'Dat hoef je niet te weten,' zeg ik. 'Je bent vier.'
'Ik weet het!' roept ze dan blij.
'Ja?'
'Ja!
'Wat dan?'
'Ik wil jou worden!'
'Maar dat kan niet,' zeg ik.
Het blijft stil naast me. Ze draait zich naar me toe. Ik leg uit dat ze mij niet kan worden.
'Ja, maar ik wil gewoon mezèlf worden.' De tranen springen in haar ogen.
'Je wordt later niemand anders. Dat is het niet.'
'Ik wil mezelf blijven. Net als ik nu ben.'
'Wil je niet groot worden?' Ik denk aan het Peter Pan syndroom. Het niet op willen groeien. Nu al.
'Jawel, ik wil wel groot worden. Maar ik wil niemand wórden, ik wil gewoon Deetje blijven.'

Intussen hoor ik Jeetje met haar vader praten in de badkamer.
'Ja, maar ik weet gewoon niet hoe het moét!' zegt ze. 'Vertel me dat dan? Hoe moet het als je klaar bent met studeren en je hebt nog geen werk. Hoe betaal je dan je appartement?'

Regenboog methode

Vanmorgen rende ik naar een regenboog. Ik kwam er nooit aan. De regenboog stond helder aan de hemel, geschilderd in felle kleuren en klare lijnen. Zoals kinderen dat zouden doen. Op diezelfde manier rende ik vandaag een paar keer in mijn hoofd naar een stukje om hier op te schrijven, maar kwam er nooit aan.

De verschillende methodes om een stukje te schrijven.
Meestal gaat het zo; ik weet meteen wat ik wil zeggen, ik schrijf het op. (Mijn favoriete methode.)
Soms gaat het zo: ik weet het vaag, schrijf zoekend, het krijgt uiteindelijk vanzelf vorm. (Deze methode neemt het meeste tijd in beslag) Of het gaat zo: ik weet het niet, ik sluit het document en een tijdje later weet ik het wel. 
Dan is er dus ook de regenboogmethode. Het idee is er, eenmaal achter je laptop is het ongrijpbaar geworden. 


zondag 19 oktober 2014

Thematiek De weg naar zee

Het is exact een jaar geleden dat De weg naar zee uitkwam! Het boek handelt over een moeder die haar kind als een project ziet dat moet slagen. De tijdgeest brengt haar (+ kind) in grote problemen. De maakbaarheid kent geen grenzen meer. Sindsdien kom ik het onderwerp met grote regelmaat tegen in de media. Deze ochtend het artikel 'Als je kind maar uitblinkt' in NRC.

Ouders zien hun kind steeds vaker als een project. En dat project moet slagen.(..) In de huidige prestatiemaatschappij moet je eruit halen wat erin zit, zegt Wubs. En dat kan ook; er zijn tal van ondersteuningsmogelijkheid om je kind zich optimaal te laten ontwikkelen. Een verlegen kind kan op weerbaarheidstraining. Een kind dat niet goed is in rekenen, gaat op rekenkamp, krijgt bijles of volgt een online lesprogramma. En een baby die met een paar maanden nog niet omrolt kan op babygym of naar de fysiotherapeut. Als je kind niet slaagt, is dat jouw schuld. (..)

Als je zegt dat de leerling een lage gemiddelde intelligentie heeft, moet er iets aan de hand zijn. Ik zeg dan: het kind voldoet niet aan uw verwachtingen, meer is er niet aan de hand.



zaterdag 18 oktober 2014

Quote

Grunberg schrijft in de VK vandaag:

Het is een vast onderdeel van de literaire avond en het interview geworden. 'Hoe schrijft u? Wist u alles al toen u aan het boek begon of was het einde ook voor u een verrassing? Wat wilde u zeggen met dit boek? wordt er steevast gevraagd. Er is een tekst, maar wat de schrijver wilde zeggen, staat kennelijk niet in die tekst. Heel vreemd, maar waar.

Tijdens interviews en literaire avonden ziet de voorkomende schrijver zich op dergelijke momenten gedwongen gebruik te maken van de beleefdheidsleugen en te doen alsof het schrijfproces, dat voor een groot gedeelte intuïtief is, het gevolg zou zijn van ernstige beraadslagingen en overwegingen.

donderdag 16 oktober 2014

Antipathie

In de trein van Nijmegen naar Amsterdam Centraal kwam er een man tegenover me zitten die ik niet uit kon staan. Ik denk dat we even oud waren. Hij zat te ver voorover gebogen, - recht in mijn aura -benen iets uit elkaar, ellebogen op zijn knieën en speelde een spelletje op zijn smartphone. Ik hoorde heel zacht het muziekje. Ook had hij constant een glimlachje op zijn gezicht, kauwde daarbij heel lichtjes op een stuk kauwgum. Zijn zwarte haar in een vlot én zakelijk kapsel. Een bril met een niet te zwaar zwart montuur op zijn neus. Een smalle neusbrug had hij. Ik haatte hem. Op station Amstel verdween hij door glazen klapdeur. Glimlachend, kauwend, almaar op zijn schermpje kijkend.
Maar toen ik op centraal station uit wilde stappen, stond hij daar. Leunend tegen de deur van het toilet. Blik op zijn telefoon gericht. Daar ben ik hem kwijtgeraakt in de menigte. Ik hoop nu wel voorgoed.

maandag 13 oktober 2014

Mens en plot

Op twee slappe banden, een ketting waar geen spanning meer op stond en er dus elk moment af kon vallen, fietste ik na het werk terug naar huis. Ik droeg mijn oranje regenjas, en had de grijze pet op. Al regende het niet. De pet heb ik vaak op. Soms ben ik bang dat andere mensen denken dat ik ernstig ziek ben.
Bij het stoplicht stond ik te wachten met andere mensen en kwam er een klein keelpijntje op. Naast me een ragfijne mevrouw met donkerblauwe panty's en suède schoenen met hakjes. Ik kreeg een appbericht. De vis wordt nu in de oven geschoven.
Het werd groen. Ik dacht te hard na over mogelijke plotlijnen.
Thuis las Deetje woordjes van de muur: vis, man, pop, pap, mok, mes, mens. Mens was moeilijker. Omdat mens vier letters had. Plot ook.

zondag 12 oktober 2014

Zaterdagavond

De oppas, de grote nicht van de kinderen, zat op de bank met Netflix. Wij reden naar Abcoude voor een verjaardagsfeestje van onze oude buren. In de auto bespraken we een project dat ik binnenkort misschien wel of misschien niet ging doen. Het was donker toen we de straat inreden waar we moesten zijn. Er stonden grote bomen. Bladeren lagen op de weg. Bladeren vielen op de motorkap. De wereld was zwart-wit.
'Jammer dat we de auto weer niet pal voor het huis van hun buren kunnen zetten,' zei man. 'Ik had die mensen graag willen plagen.'
Een straat verder parkeerde hij. Ik raapte mijn handtas op van het voeteneind. 'Dit is net een scene uit een boek van Yates', zei ik.
Het was koud en guur toen we uitstapten.

vrijdag 10 oktober 2014

Hoe verkoop je een boek?

Ik ben aan de telefoon met iemand die me vanavond in Amen gaat interviewen. Hij zegt dat we een leuk gesprek gaan voeren en dat we het niet over mijn boek zullen hebben, maar over mij. Zodat de mensen geïnteresseerd in mij raken. En uiteindelijk mijn boek willen kopen.
'Misschien moeten we het dan toch ook eventjes over mijn boek hebben,' zeg ik.
'Natuurlijk gaan we het ook over je boek hebben,' zegt hij. 'Ik heb het wel gelezen hoor.'
'Gelukkig,' zeg ik.
'Ja,' zegt hij.


woensdag 8 oktober 2014

Heks

Mevrouw zit in de kleuterklas waar alle kleuters een mooi beplakte schoenendoos krijgen met een ontbijtje erin. Er waren lootjes getrokken. Mevrouw had ook enorm zitten knutselen met haar kleuter. De doos die haar kleuter zelf ontvangt, is beplakt noch beschilderd. Het is een kale schoenendoos met vermoedelijk een oud, liefdeloos broodje erin. De enige doos van de klas waar geen flikker aan gedaan is. Haar kleuter vindt er niets van. Maar mevrouw wel. Zo is mevrouw kennelijk.
Daarna leest mevrouw een verhaaltje voor over een heks met een pukkel op de neus.
'Dát hebben alle heksen,' roept een pientere kleuter.
'Ja, goed gezien. Waarom eigenlijk?' vraagt mevrouw.

dinsdag 7 oktober 2014

Portugees liedje

'Weet jij wat er na de dood is, Elkie?' vraagt Fabio. Hij staat in de woonkamer en drinkt het literpak chocomelk leeg waar hij vanochtend mee aankwam.
'Hoe moet ik dat weten?'
'Geloof jij in de hel of de hemel?'
'Nee.'
'Maar als jij mocht kiezen: de hel of de hemel?'
'Dan koos ik toch maar voor de hemel.'
'Dus jij gelooft wel!'
'Voor de zekerheid kies ik dan de hemel.'
'Jij denkt: het is werken, werken, werken en dan niks meer.'
'Ja.'
'Dan is alles zinloos,' zegt hij. 'Wie speelt er hier gitaar?' In een hoek van de kamer staat een gitaar.  Fabio pakt 'm op, strijkt over de snaren en dan komt er een deuntje. Even later speelt de schoonmaker gitaar en zingt daarbij voorzichtig een droevig Portugees liedje.

maandag 6 oktober 2014

Niet over mij

De pedicure zegt: ‘Het is toch zonde als je op je 65e niet meer kunt lopen, omdat je nú niet naar een podoloog gegaan bent.’ Ik knik. ‘Nu heb je nog geen last,’ gaat ze door, ‘maar als je knieën straks geruïneerd zijn, is het te laat.’
‘O jee,’ zeg ik. Maar ik heb niet het idee dat ze het over mij heeft.
De boekhoudster die ik daarna bezoek, zegt: ‘Op je 65e moet je ineens heel veel gaan betalen, weet je dat wel? Je spaart niets.’
‘O jee,’ zeg ik weer. Ook nu heb ik het idee dat ze het niet over mij heeft. Eigenlijk heb ik heel vaak het idee dat het niet over mij gaat, de dingen. Het leven. Dat klopt niet.

donderdag 2 oktober 2014

Tevreden

'Heb je nog andere dromen naast het schrijven?' vraagt de interviewster. We zitten op een boot en varen door IJburg. Ik weet vanaf het water niet precies waar we zijn. Ik weet nooit precies waar we zijn. Omdat het mij niet interesseert waar we zijn.
'Andere dromen?' herhaalt ze.'Wat wil je nog méér?'
'Weg natuurlijk,' zeg ik flauwtjes. Maar dat is mijn standaardantwoord, dat weet ik. Ik zeg altijd dat ik weg wil. Dat is niets nieuws. Het zou eens wat zijn als ik zei dat ik wilde blijven. 
Ik mompel nog iets over op wereldreis gaan met mijn gezin. En dan nooit meer terugkomen.
Ze wacht op mijn andere droom. We varen door  'de groene tunnel.' 
Na een tijdje beken ik dat ik naast het schrijven geen enkele droom heb. 
'Dus eigenlijk ben je tevreden?' zegt ze. 'Je bent tevreden met je schrijven. Met je leven zoals het is.'
Daar had ik totaal nooit aan gedacht. Dat het tevredenheid zou kunnen zijn.