vrijdag 29 augustus 2014

Tijdreis

Halverwege het Diemerpark rende ik, voor zover je van rennen kon spreken, het was een paar stappen hardlopen, stoppen vanwege pijn, uitblazen, verder strompelen, ik moest om de zoveel meter stilstaan omdat mijn longen zeer deden. Omdat ik dacht dat ik geen lucht meer kreeg. De verkoudheid er even uitlopen, was veel te optimistisch gedacht. De verkoudheid erkennen zou misschien een beter idee zijn geweest.
Het was het einde van de middag, de zon scheen. Het was hier stil en verlaten. Mooi. Verderop stond alleen een jongeman in de berm. Roerloos. Hij tuurde door een verrekijker over de lege vlakte. Zijn fiets op de weg geparkeerd. Er ging een rust van hem uit. Hij deed me denken aan een ex-vriendje. Iemand van drieëntwintig jaar geleden.
Meer strompelend dan rennend naderde ik de vogelaar. Steeds scherper kreeg ik hem in het vizier. Hij droeg een broek in een aardetint. Donkerblauw fijnbreisel. Halflang donker haar. Pas toen ik een meter of twee van hem verwijderd was, kon ik hem  determineren.
Ik begon met mijn schoenen over het asfalt te sloffen. (Mijn manier van contact zoeken) Hij keek op.
'Jij aan het rennen?' zei hij.
'Jij grijs haar.'
'Ik was hier aan het ontspannen.'
'Ik ook. Iets gezien?'
'Een valk.'
Ik keek omhoog en zag de kale electriciteitsdraden.
'Ja, die is nu weggevlogen,' zei hij.
Na een praatje, - alsof ik een andere tijd in was gestrompeld, het verleden in geflitst - vervolgde ik mijn oude pad en stapte hij op zijn fiets. Het heden weer in. Even later stond ik thuis, binnen in de woonkamer.  Met die oppervlakkige ademhaling van mij.

donderdag 28 augustus 2014

Fabio is terug

Als ik de deur opendoe, staat daar Fabio, onze oude schoonmaker. Hij was drie en een half jaar spoorloos verdwenen. Voorgoed terug naar zijn land of dood.
'Ik ben er weer, Elkie,' zegt hij.
'Wat goed! Waar was je?'
'Ik ben weer terug.'
Ik laat hem binnen. We drinken thee in de tuin. 
'Is dat jouw baby, Elkie?' zegt Fabio na een tijdje. Hij wijst naar Deetje die vanachter haar bureautje naar hem aan het loeren is. Ze is slijpt het ene potlood na het andere. De punten zijn loei scherp.
'Dat is mijn baby,' zeg ik. Ik bid dat mijn baby geen 'fakjoe' roept nu. Maar dat doet mijn baby natuurlijk niet. 
'Dag!' zegt Fabio tegen haar, 'ik ben Fabio. Ik kom jullie huis weer schoonmaken.'
'Ook het dak?' vraagt mijn baby meteen.
'Dat is wel hoog,' zegt Fabio.
'O, oké.'
Na de thee controleert Fabio het poetskastje en hij ziet dat het niet goed geordend is. Heel onlogisch. Er liggen dingen in die er niet in horen. Even later zit hij er op zijn knieën voor en vertelt me wat er wel en niet in hoort. Waarom liggen hier bellenblazen? Ik moet hem het antwoord schuldig blijven. Hij houdt een dweilmop omhoog, nog in plastic.
'Deze heb jij verkeerd gekocht, Elkie,' zegt hij. 'Die ligt er nog.'
'Dan zal ik 'm maar eens weggooien, hè?' zeg ik, 'als dat ding er al bijna vier jaar ligt.'
'Ja,' zegt hij.
'Dat jij dat nog onthouden hebt,' zeg ik. 
Fabio glimlacht.
Mijn baby is eigenlijk het enige waaraan we kunnen zien dat er drieëneenhalf jaar tussenzit. Mijn baby is niet meer.
'Ik kom morgen,' zegt Fabio dan. 'Het is wel nodig hoor.'


woensdag 27 augustus 2014

Flitsen

De kinderen naar school gebracht. Met een loopfiets onder mijn arm wandel ik terug naar huis. Daar fietst de huisman weer. Langzaam, gelaten. Lege bakfiets. Alles aan hem 'hangt'. Ik schiet een zijstraat in. In een woonkamer zie ik iemand zitten achter zijn  laptop. Een duistere gestalte. Een thuiswerker. Hij kijkt terug vanuit zijn donkere hol en haast onmerkbaar versnel ik mijn pas.
Ik droomde vannacht dat ik met mijn oude buurmeisje speelde. Boven op haar kamer. Een omgebouwde zolder. We slopen naar de slaapkamer van haar ouders waar we ons installeerden op hun bed en naar het zwart-wit teeveetje keken op de teakhouten kast. Even later kwam ook haar grote zus erbij zitten. We zaten daar totdat er onderaan de trap werd geroepen dat ik naar huis moest om te eten. Het was half zes. Wij aten altijd om half zes en zij om half zeven.
Vanmorgen at ik brood met de meisjes en luisterden we naar Happy Day. Het valt me op dat ze altijd kalm en vredig worden van liedjes met Jezus erin.

dinsdag 26 augustus 2014

F a k

's Avonds kan de grote niet slapen, gewoon omdat ze niet kan slapen. 's Nachts staat de kleine aan ons bed te fluisteren: 'Ik ben zo bang. Ik ben zo bang.'
'In de vroege ochtend hoor ik gestamp. Daarna is er het vreselijke gillen: 'Kutmens, fak joe, kutmens, fak joe.'
De meisjes maken zich op om naar school te gaan.
'Fak joe! Ik haat je. Fak fak fak joe. Kut kut kutmens,' schreeuwen ze tegen elkaar.
Het is de tweede week na de grote vakantie. Mijn brave, sociale, behulpzame kinderen lijken wat moeite te hebben om de draad weer op het pakken. Om weer in het stramien te komen.
De kleine blijft maar orders uitdelen. Duidelijke orders. Dwangbevelen. En FAK JOE!  erachteraan.
'Doe jij op school ook zo raar?' vraag ik.
'Nee, natuurlijk niet,' zegt ze. 'Dat mag echt niet van de juf.' Ze glimlacht naar me.

maandag 25 augustus 2014

Preoccupatie

Op zondagmiddag zit de vierjarige op haar kamer. Ze speelt met de playmobil.
'Gaan NoeNoe en Ronnie ook dood?' klinkt het plotseling van boven. NoeNoe en Ronnie zijn onze katten.
'Ja,' zeg ik.
'O,' zegt ze, 'dus iedereen gaat dood. Maar wat dan?'
'Wat dan?'
'Wat gebeurt er dan?' zegt ze hard.
'Dat weet ik ook niet.'
'WAT GEBEURT ER DAN?'
'Dat weet ik niet!'
'We zijn dood en wat dan?'
'Geen idee.'
'O.'
Ze speelt weer verder.

Op maandagochtend aan het ontbijt zegt ze: 'We zitten allemaal in een boek!'
'Zitten we IN een boek?'
'Ja. We zitten in een boek.'
'Hoe kom je daar nou bij?'
'Dat is gewoon zo.'
'Heb je dat ergens gehoord?'
'Dit is niet voor nep, dit is echt waar.' De vierjarige pulkt de korstjes van haar brood. 'We zitten in een boek.'
'En iemand draait de bladzijdes om,' vult de negenjarige haar enthousiast aan. 'En als we dood zijn is het boek uit.'



donderdag 21 augustus 2014

De werkkamer

Na vijf weken fiets ik weer naar de werkkamer. Voor ik naar de werkkamer kon gaan, moest ik van mezelf al dagen eerst mijn werk af hebben. Uitstelgedrag. Maar nu is het af. Ik kan gaan. Ik moet wel. Ik wou zelf zo graag een werkkamer buitenshuis. Als ik eenmaal zit, valt het vast mee. Maar ik heb mijn tas nog niet uitgepakt of mijn telefoon gaat.
'Het is met meester Mark. Deetje heeft luis.'
'O.'
'Wil je haar op komen halen?'
'Ik ben op mijn werkkamer. Ik heb zo een afspraak.'
'Dan moet je je man maar bellen.'
'Die kan ook niet.'
'Ze moet nu een behandeling.'
'Dat heeft toch geen zin,' zeg ik.
'Ze moet shampoo.'
'Het spul moet acht uur inwerken voor het überhaupt werkt,' zeg ik.
'Ze mag hier in ieder geval niet blijven,' zegt hij beslist.
Ik zwijg.








dinsdag 19 augustus 2014

Geheim

'Hier,' zegt ze zacht en geeft me haar spiegeltje. 'Je hebt iets tussen je tanden.'
In het gebroken glas zie ik dat er iets groens tussen mijn voor- en hoektand zit. We hebben ons verzameld in de lobby van een hotel. Ik ben er als eerste. Eén voor één druppelen er mensen binnen. Ik ken ze niet. Er worden handen geschud en namen genoemd die ik meteen weer vergeet. Ik glimlach en heb dus al die tijd iets groens tussen mijn tanden.Ik moet denken aan de vrouw die vorige week tegen mij zei: 'Als je zo oud bent als ik, is een tandenstoker na alles wat je eet echt noodzakelijk.'
Na een tijdje begint de man in de hotellobby te vertellen waarom we daar zijn.
Voor hij doorpraat, wil hij dat we een geheimhoudingsverklaring tekenen. Tekenen we die niet, dan moeten we weg. We tekenen allemaal braaf. Tegenover mij aan tafel laat iemand het vaasje plastic bloemen in haar tas glijden.

maandag 18 augustus 2014

Maandagochtend

Jeetje gaat voor het eerst naar de bovenbouw op nieuwe gympen met goud erin. Groep zes/zeven/acht. Nieuwe groep, nieuwe juf,
JE BENT NOOIT KLAAR lees ik op de brief die op haar tafeltje ligt. Er staat: je werkt altijd door. Als je je opdracht af hebt, begin je met de volgende opdracht. Nogmaals: Je bent nooit klaar.
De woorden vallen zwaar op mijn maag. Zo op de eerste de maandagochtend na de grote vakantie. Het regent ook al.

Ik sta op de gang nog even stiekem naar Deetje in groep één te kijken. Hoe ze keurig aan haar tafeltje zit, in haar gele rokje. Dan zie ik hoe een vader - een lange man in een rood windjack - zich naar haar toebuigt.
Hij kijkt naar het naamplaatje en zegt: DAG DEETJE!
Ze kijkt op.
IK KOM JE VANMIDDAG HALEN, HE? zegt hij.
Ze blijft hem aankijken.
De lange man grijnst naar haar. GRAPJE! roept hij.
Deetje lacht niet.

zondag 17 augustus 2014

Vrolijke wereld

'Ik denk toch niet dat ik ooit een boek ga schrijven,' zei een cursiste bij de evaluatie. 'Het is zo naar. Daar hou ik helemaal niet van. Narigheid.'
'Het hoeft niet per se naar te zijn wat je schrijft.'
'Het is allemaal zo dramatisch,' zei ze.
'O. Maar. En. Tja. Drama. Contrast.'
'Er is al ellende genoeg op de wereld,' zei ze. 'Ik wil mensen vrolijk maken.'
'Dat kan best hoor.'
'Misschien moet jij zelf volgende keer ook wat vrolijkers schrijven,' zei ze.
'Bedankt voor de tip.'


zaterdag 16 augustus 2014

Onzichtbaar

'Ben ik nog iemand vergeten?'  zeg ik en klap mijn schrift dicht. Het is vrijdag. De schrijfcursus is afgelopen en iedereen heeft zojuist nog iets mogen zeggen ter afsluiting. Het is meer voor de vorm dat ik het vraag. Ik weet namelijk zeker dat ik niemand oversloeg. Ik heb de namen geteld, de gezichten gespot. De hele week houd ik alles al nauwkeurig bij in mijn schrift.
'Gelukkig ben ik niemand vergeten.' Ik leun achterover, mijn armen over elkaar. 'Dat vind ik altijd zo afschuwelijk.'
'Alleen mij, een beetje.' Achterin het lokaal gaat er een vinger half de lucht in. Het meisje met de piercing.  Heel kort sluit ik mijn ogen. In het kleine klaslokaal gonst haar naam.
'Ja, je bent haar weer vergeten!' wordt er om me heen gezegd.
'Het geeft niet hoor.' Ze glimlacht.
'Je stond op de volgende bladzijde van m'n schrift,' zeg ik snel. Maar dat is geen excuus. Terwijl ik in die vijf dagen nogal obsessief bezig ben geweest met het niet-vergeten van mensen, overkomt het me toch twee keer bij hetzelfde meisje.
In groepen word ik meestal ook over het hoofd gezien. En vroeger - in klassenverband - was ik degene die systematisch werd overgeslagen of vergeten. Ik weet niet precies wat het is. De onzichtbaarheid en ik zijn nooit ver van elkaar verwijderd. De onzichtbaarheid en zij blijkbaar ook niet.


woensdag 13 augustus 2014

Mijn universum

Deze hele week schrijf ik niet, maar geef ik les aan twaalf mensen die schrijven. We zitten in een klein lokaal. De tafels staan in carré-vorm en ik zit aan het hoofd ervan. Met achter mij het whiteboard. Er wordt hard gewerkt. Opengeklapte laptops staan op tafel. Alle ogen gericht op de kleine schermpjes. Een enkeling doet het met de hand. Dat ziet er kalm uit. Maar dat is omdat ik het niet hoor. Ik zit gebogen over mijn rode schrift en schipper met de uren. Steeds opnieuw maak ik tijdschema's en schrijf namen op, wie heeft net voorgelezen en wie is daarna aan de beurt. Hoe lang moet een korte pauze duren? Wanneer is die nodig? Hoeveel tijd gaat er zitten in het bespreken van een stuk tekst? Hoeveel tijd mag je daarvoor nemen zonder de dynamiek te verstoren. Om mij heen is er het tikken van vingers op toetsenborden. Steeds harder slaan ze op de toetsen. Steeds sneller gaan ze.
Op het bord schrijf ik dingen op als: Show, don't tell. Schrijf het gevoel niet op, laat het de lezer voelen. Suggestie.
Een tijdlang hoor ik alleen het typen. Daarna beluister ik hoe mijn cursisten op dag twee al - stuk voor stuk - terecht zijn gekomen in vreemde werelden. Hoe twaalf nieuwe universums zich openen.

donderdag 7 augustus 2014

Ezel

Ik zag eindelijk weer eens een ezel. Ze stond in de kinderboerderij en leek zwanger, maar ze was gewoon te dik en net aan de dood ontsnapt. De vrijwilligster die de ezels verzorgde en die korsten op haar gezicht had, eentje precies tussen haar wenkbrauwen, als een groot en grillig derde oog, zei dat het beest verpulverde hoeven had en dat ze haar daarom af hadden willen maken. Als zij er niet was geweest. Nu behandelde de vrijwilligster de hoeven tweemaal daags met teer. Zij reed op hoog niveau paard en deed dressuur en wist zodoende veel van hoeven.
'Ik heb op hoog niveau gereden,' zei ze er toen bij. 'Vroeger.'
De ezelmevrouw krabde kort aan haar derde oog. Ik zag haar pluizige haar. Halverwege de dertig was ze misschien. Wat was er gebeurd tussen vroeger en nu?
Ik keek van de ezelmevrouw naar de ezel.
Normaal zou ik nooit zo lang naar een ezel kijken, maar sinds wij er met eentje op vakantie zijn geweest, kijk ik er toch anders tegenaan. Het is een bekend beest geworden. Ik sta dichtbij de ezelwereld.
'De ezel is geen vrolijkerd,' zei de kapper vandaag. 'Het is van naturen een depressief beest. Je had beter met een schaap kunnen gaan lopen.'

maandag 4 augustus 2014

Nieuw arsenaal aan tics en uitspraken

Er was een oude Franse vrouw die een smerig huis verhuurde, ons er al vroeg in de ochtend weg kwam jagen en na elke zin die ze uitsprak haar kruis vastgreep. Met volle hand.
Er was een enorme Engelse verpleegster die 25 jaar in Zuid-Frankrijk had gewerkt en die toen ze met pensioen was een enorm klooster kocht in een diep dal in de Auvergne. Ze woonde er met haar honden en geiten en in de zomer ontving ze gasten met paarden en ezels. Ze bakte enorme pizza's. We  sliepen met z'n vieren in een brandschone slaapzaal met vijftien bedden onder paardendekens. Ze was als een liefhebbende moeder voor ons, maar 's nachts bedacht ik me dat ze ook elk moment de zaal zou kunnen binnenstormen in een verpleegstersuniform om ons God weet wat toe te dienen.
Er was een zeer gastvrij Nederlands echtpaar dat tien jaar geleden een B&B begon op een top van een berg. Maar ik zag nooit dat het een bergtop was omdat het mistig was en regende.
Ik zei: Misschien blijft de regen hier hangen omdat jullie in een dal zitten?
De meneer zei heel vaak: 'Normaal zitten we elke dag op het terras, maar dit jaar hebben nog maar vier keer buiten gezeten. De mevrouw zei: 'Maar er zijn ergere dingen. Zo is het toch? Het komt zoals het komt.'
Ook was er onze ezel Nenet die gevoelige hoefjes had, niet door modderstromen wilde lopen en daarnaast een autoriteitsprobleem had. Ze was omkoopbaar noch ergens met lichte agressie toe te dwingen. De enige twee methodes die ik ken als het op leidinggeven aankomt.
Dit waren een paar types die ik tijdens de vakantie tegenkwam.
Weer een paar nieuwe eigenaardigheden erbij, uitspraken, gebaren die ik onthouden zal om ooit te gebruiken. Zo werkt dat.  - Dit in het kader van de zomercursus die ik volgende week ga geven en die gaat over hoe je de werkelijkheid gebruikt in literatuur. -