donderdag 31 januari 2008

Menzen

'Dat is voor menzen,' constateert ze regelmatig. Bijvoorbeeld als het over koffie gaat. Of wijn.
'Dat is niet voor mij. Dat is voor menzen.'
Zoals ze 'menzen' uitspreekt. Alsof het dreuzels zijn. Of insecten.
Je wordt wakker en in de spiegel zie je plotseling: Een Menz. Je zou je doodschrikken.
En ineens blijkt dan ook dat ze zich overal om je heen te bevinden; menzen. Ze kruipen, ze lachen, ze praten, ze rennen, ze maken wilde gebaren, ze zitten. Je wordt er door omringd. Menzen, menzen, menzen. Overal menzen.
Gelukkig hoort ze daar niet bij.
'Dat is meer iets voor menzen!' Ze draait zich om en huppelt verder. Haar staartje zwiept heen en weer.

woensdag 30 januari 2008

Om het allemaal te bespreken

We hebben maar een uur om het allemaal te bespreken en we moeten nog lopen van hier naar een cafeetje, waar we even rustig kunnen zitten om het allemaal te bespreken. Komt duidelijk een bekende aan. Die moet nú een praatje.
Ik wacht.
'Ah! O! Wat leuk! Moet ook iets verschrikkelijks doen nu. Promotietekstje schrijven. Ah! O! Niet leuk. Ga jij vanavond?
Ah! O! Wat jammer! Ik had de mondharmonica's in m'n zak. Ah! O. Wat leuk!'
Tot we eindelijk verder lopen én het alvast allemaal beginnen te bespreken. Dat is helemaal efficiënt. Spaart tijd. Geld. En wat al niet meer.
Op het hele brede trottoir waar we beiden met de armen wijd drentelen, alsof we gaan vliegen, bespreken we het allemaal.
Maar we horen elkaar niet. Zelfs schreeuwen heeft geen zin.
Vanwege de drilboren.

Stilte.

dinsdag 29 januari 2008

Het verzinnen van een naam

Het verzinnen van een titel doet me denken aan het verzinnen van de naam van een kind, al vind ik zo'n boek geen kind van mij.
Een crime! In de weken voor de geboorte droomde ik elke nacht dat de naam totaal verkeerd was. Zó moest ze niet heten. Of hij. Wat het ook zou worden. Het mocht dié naam niet hebben. Nachtmerries had ik ervan. Maar wachten tot het geboren zou worden, dan weet je het wel, zeiden de mensen geruststellend. Dan zie je meteen: Dit is...!
Maar toen ik het kind voor het eerst aanschouwde, wist ik het nóg niet. Het was een heel erg leuk - een geweldig - meisje, kon ik wel concluderen. Maar of dit nou Julie was? Dé Julie Marie An. Geen flauw benul. De naam zei me niet veel. Maar ik wist dat 't belangrijk was. Dat je je later naar je naam kunt gaan gedragen. Vorm en inhoud gaan op den duur samenvallen.
We hadden er vantevoren met niemand anders over gesproken. Om inmenging te voorkomen. De naam van het kind moest helemaal van onszelf zijn, vonden we. In tegenstelling tot de titel van zo'n bundeltje. Dat mag best strategisch gekozen worden. De titeltjes heb ik dus overal al laten vallen. En iedereen vindt inderdaad iets anders. Soms vindt men hetzelfde.
Maar dan nog weet ik niet wat ik vind. En morgen moet het toch echt rond zijn.

maandag 28 januari 2008

De zure geur van reality

Vannacht drie keer opgestaan om haar bedje te verschonen, drie nieuwe pyjama's, drie nieuwe slaapzakjes.
En toen was de koek op.
We hadden niet meer beddengoed.
En geen zin meer.
We lachten tegen elkaar:
'Nou, nou als wij nu die jonge mensen van Baby Te Huur waren, dan waren we er toch wel zeker mee gestopt. Of wanhopig geworden. Of iets.'
Dat zeiden wij 's nachts tegen elkaar. Om het uur.
Maar we waren die jonge mensen niet. Van Baby Te Huur. We zaten niet in een tv programma. Achter onze deur geen orthopedagoog.
Thiz waz reality man.
Thiz waz reality.
Ik had het zelfs in mijn haar, reality. Het zat werkelijk overal.

En het zure geurtje wil maar niet uit m'n neus vertrekken vandaag.
Al schrobben we de hele dag.
Reality is hardnekkig. Laat zich niet zomaar wegpoetsen.

zondag 27 januari 2008

Over snappen en begrijpen

Het was avond. Mijn moeder was jarig. En iemand uit het dorp belde dat haar broer dood was.
Mijn moeders verjaardagsbezoek zat aan de ronde tafel. We hadden een discussie over het verschil tussen snappen en begrijpen. Iemand vond dat je alles wel kon snappen maar het was nog lang niet zeker dat je het dan ook begréép. De dingen. Ik dacht juist andersom: je kunt het wel begrijpen maar echt snappen is iets anders. Snappen is dichterbij dan begrijpen, beweerde ik. Of toch niet? Ergens tussen snappen en begrijpen in, liep het spaak.
En was mijn moeder toe aan een wijntje.
Het gespreksonderwerp veranderde naar levende lijken. Dat die er zoveel waren in de wereld. Het wémelde er werkelijk van. Kijk maar eens om je heen! Als je goed keek, zou je zien dat haast niemand leefde. Nee, het ging niet over dolende geesten nu. Of onrustige zielen. Dat was weer een heel andere tak. Ik begreep het niet helemaal maar snapte er wel iets van. Of nee, juist niet.
Afijn: we dronken er een glaasje op. Het leven.

zaterdag 26 januari 2008

Onderhandeling

Aan de ontbijttafel.

JULIE (2)
Als ik naar de kapper ga, krijg ik een ijsje.
En een snoepje.

ELKE (34)
Nee dan krijg je niets. Dan ben je gewoon naar de kapper geweest.

JULIE
(herhaalt geduldig) Nee, dan krijg ik een ijsje. En óók nog een snoepje.

ELKE
Nee niets.

JULIE
Dan ga ik weg!
En dan vindt mama me niet.

Redactioneel commentaar:
Gisteren is ze al naar de kapper geweest. Voor een lolly wilde ze wel.
Ze kreeg een lolly maar werd niét geknipt. Geen haar op haar hoofd stond het toe om afgeknipt te worden.

vrijdag 25 januari 2008

Onbenoembaar

De kleine blijkt een krentenbaard te hebben. Niet op haar gezicht.

'Ze heeft plekjes bij haar liezen. Kan ik met haar langskomen?' hoor ik hem zeggen. Het zijn nu niet direct 'de liezen'. Maar goed. Er zít er ook eentje bij 'de liezen'. En de dokter zal wel weten om welk gebied het gaat.
'Ze heeft eh soort van wondjes..daar,' vertel ik mijn moeder. 'Zal ik er maar gewoon zinkzalf op doen?'
Er zitten wondjes op haar vagina. Voor zo'n klein meisje is zo'n woord erg groot. Vaginaatje is ronduit smerig.
Ze heeft wondjes op haar geslachtsdeel. Dat kan. Maar klinkt afstandelijk. Voor spreektaal.
Ze heeft wondjes op haar plassertje. Zo noemt ze het zelf. Zo noemen ze het op de crèche. Maar zo kan ik het niet gaan noemen. Ik blijf me maar iets anders voorstellen bij Het Plassertje. En kut zeg je niet. Dat zeg je wel maar dat zeg je niet. Kut durf ik al haast niet eens op te schrijven. Wie weet of oma dit leest.

Een jongen heeft gewoon een piemel. Dat kan altijd.

donderdag 24 januari 2008

Zeepbel

In een zoveelste poging de werkelijkheid nu eens echt goed in woorden te vatten, of nou ja dan tenminste een afdoende verklaring ervan te geven, kwam ik na wat geping-pong, een druk over en weer schrijven, tot de stellige eindconclusie dat de werkelijkheid een badkuip moest zijn. Een niet bestaande badkuip nog wel. Met stellig bedoel ik vandaag ook echt stéllig. In de volle overtuiging zijn dat je dé waarheid te pakken hebt. Waar er maar één van is.
Kortom: ik meende het.
En het is nog niet zo heel lang geleden dat ik tot deze conclusie kwam.
Ik was niet in beschonken toestand of anderszins van de wereld. Neen, ik was gewoon goed bij en maakte van de realiteit een badkuip.

woensdag 23 januari 2008

Voorlichtingsbijeenkomst

Ik begrijp geen lor van wat de juf allemaal zegt over het beleid op haar school. Maar ben intussen haar postuur aan het bekijken, haar kleding en haar gezicht. Bezie haar lach. Hoor hoe haar stem klinkt. Niet onaardig. Al praat ze wat warrig. Er staan vier nep-leren banken waar wij ouders op zitten. De vorige school had geen bankstellen. Er zitten ook twee allochtonen op een bank. Een vader en een moeder. Ik vraag me af of de ouders die te laat binnenkomen automatisch denken dat het wel een stel zal zijn omdat ze op één bank zitten. Als de juf het heeft over het achterstandsbeleid kijkt ze naar die bank.
Even later lopen we met z'n allen door de gangen. Veel ouwe troep. Dat was op de vorige school ook.
De juf zegt over een klas die opkijkt bij zoveel bezoek: 'Ja die klas is toch al van slag, omdat hun meester net een hartaanval heeft gehad. En nu op de intensive care ligt.'
'Hebben jullie veel meesters?' vraagt een geïnteresseerde ouder meteen.
'Eén maar,' zegt de juf.
'Ja meesters zijn dun gezaaid hè,' zegt de ouder begrijpend.
We lopen door.

dinsdag 22 januari 2008

Probleem

Ik wil naar buiten. Frisse lucht. Bewegen. Maar wil niet opstaan van mijn stoel.

Ik besluit dat ik geen televisie meer kijk - ik neem zo'n besluit dus omdat ik met meer aandacht wil leven en ik toch al bijna nooit meer keek en me dat uitstekend beviel, dus waarom er geen weloverwogen besluit van maken? - nu zit ik al twee avonden achter elkaar als een dolle tv te kijken. Tot na Pauw en Witteman.

O, wat ben ik toch gelukkig! juich ik. Dit is echt geluk. En die ontzettende rust die me overvallen is. De regen voelen op je wang en zo. Van die kleinigheden. Die ik nu écht opmerk. Een dag later al heb ik totaal geen zin meer in het leven als het zo moet. Met die onrust. Iedereen vlucht maar wat. En altijd alles hetzelfde.

Ach, zeg ik weer eens tegen mij: suiker heb je al een paar dagen niet of nauwelijks gegeten. Geen troepjes tussendoor. Volhouden zo! En dan trek ik een zak drop open en eet.

Ik heb net in de V&D met een oude mevrouw staan praten. Over hetzelfde brood dat we kochten. Ik liet haar voorgaan. Toen ik weer buiten bij het fietsenrek stond, dacht ik - heel tevreden - dat ik een in en in goed mens moest zijn. Zó zachtmoedig. Geduldig. Lief voor de medemens. En dat láng niet iedereen mij dit na zou doen. Toen trok ik mijn fiets naar achteren en knalde 'm zo, zonder te kijken, tegen een dame aan die net voorbij kwam lopen.
Die mevrouw kreeg een voorwiel in d'r maag. En ik trok mijn legerpet over mijn ogen en verdween.

maandag 21 januari 2008

Waar verdien je de kost mee?

De meneer van de cultuurcommissie kijkt me vorsend aan. In zijn bordeauxrode spencer. Duidelijk een belangrijk man. Ook zijn lichaamslengte is ernaar. Hij beoordeelt kwaliteit. Zijn blik is niet vriendelijk noch onvriendelijk. Het is een man die dingen wil wéten. Begrijpen. Een erudiet man. Een begenadigd type.
'Aha, een bundel jaja. Maar waar verdien je dan de kóst mee?' vroeg hij.
Ja f*ck ja. Daar vroeg hij me meteen al wat.
'Ja, tja, tja, ja', lachte ik.
Ergens verdiende ik de kost wel mee. Een beetje kost. Een dun belegde boterham. Ik schreef wat in opdracht, bewerkte hier en daar iets en kreeg wat voor- of naschotjes. Maar dat kon ik deze meneer niet vertellen. Het klonk gewoon niet helder. Niet consistent. Er zat geen vloeiende lijn in. Dat wist ik ook wel. Want waar was het gróte economische plan achter mijn handelen? Waar ging ik naartoe? Hoe wilde ik dat dan precíes gaan doen? En wàt als ik er helemaal alleen voor kwam te staan in deze grote boze wereld? Als Vrouw. Moeder. En zo meer.
'Aha, jaja,' knikte hij.
En ik kan hem ook niet gaan vertellen dat ik net met pensioen ben. Daar is deze ouwe vent veel te clever voor.
Trouwens f*ck ik krijg niet eens pensioen.

zondag 20 januari 2008

Zonder mij

Sinds ik de verhalen - vrijdag - in een zekere brievenbus gepropt heb, denk ik constant aan ze. Aan hoe het met ze is. En of het eigenlijk wel verantwoord was. Wie ze nu in handen heeft. Of zitten ze ergens opgesloten in een tas? Misschien liggen ze er nu nog wel. Op de gedeelde voordeurmat.
Ik vraag me steeds af of ze daadwerkelijk naar Maastricht afgereisd zijn. Met de trein. Mijn verhalen. Naar Maastricht. Met een vreemde meneer. Ze zullen niet weten wat ze meemaken. Ze zijn behoorlijk beschermd opgevoed, moet je weten.
Misschien zijn ze wel in heel verkeerde handen gevallen. In die van de persoon die op 2 hoog woonde, of op 3 hoog. Je weet toch niet wat voor mensen dat zijn hè. En of ze d'r affiniteit mee hebben. Wie weet wat er daar met hen gedaan wordt. Zonder mij.
Of wat er over ze gedacht wordt. Enz.

zaterdag 19 januari 2008

De buren zijn niet thuis

O God! Ze zijn al de héle dag niet thuis en het regent. De bakfiets is weg. Ze zouden toch niet echt naar die andere stad gefietst zijn? Wacht even, meenden ze dat serieus dan? Ze zijn toch niet stiekem nú een huis aan het kopen? Met een tuin van 24 meter diep. Zo op deze druilerige zaterdag in januari. O God, de buren zijn weg. En misschien blijven ze ook wel meteen; vandaag nog. Zo leuk vinden ze het daar. Zo geweldig leuk. Met die tuin. En al die ruimte. En die leuke nieuwe stad. En dan hebben wíj onze buren ineens niet meer. Terwijl ons dochtertje in de veronderstelling leeft dat ze in deze straat twee huizen heeft om in te wonen. O God! Hoe moeten we het haar vertellen? En ze zouden nog wel naar dezelfde geweldige lagere school gaan. En later, als ze zouden gaan stappen, zouden ze elkaar altijd naar huis brengen. Zodat wij allemaal heel rustig konden slapen.

vrijdag 18 januari 2008

Op ditzelfde moment

Met mijn benen omhoog lig ik, een riem er strak omheen getrokken, een opgerolde deken in mijn rug en een pittenzakje op mijn ogen in een gymzaal. Ontzettend te relaxen. En bovenal: ontzéttend in het moment te blijven. De yogajuffrouw zegt zacht: 'je hoort alleen de regen en de wind buiten.'
Precies, dat hoor ik. Slagregens. Rukwinden. Orkanen.
Ik moet er maar liever niet bij denken dat ik daar over een kleine tien minuten al middenin verkeer. Rondtollend. Zeiknat. Daar gaat mijn moment al.
Voor de les heb ik een dikke envelop met mijn werk bij meneer de schrijver door de brievenbus gedrukt. Maar heb ik nou ál die vijftien handgeschreven briefjes er per ongeluk bij gedaan? Ik kan me gvd maar niet herinneren waar ik die mislukte brieven gelaten heb. Zou hij - op ditzelfde moment - mijn verhalen uit de envelop aan het halen zijn en daar dus vijftien aanzetten van een begeleidend schrijven bij vinden? Ik was telkens opnieuw begonnen met dezelfde brief. Omdat ik de juiste toon eerst niet kon vinden, toen het juiste handschrift niet en daarna verschreef ik me steeds, of de inkt vlekte uit omdat ik met links schrijf. Of ik vond het weer iets te onzeker overkomen, dan weer te kil, of echt heel slecht verwoord. Dan weer té mooi.
Het bloed stijgt in één klap terug naar mijn benen. Dat is knap. Omdat ze dus in de lucht hangen.

donderdag 17 januari 2008

Aandacht

Ik oefen in aandacht hebben voor de dingen. Eén op één aandacht. Aandacht voor elk afzonderlijk kopje bij de afwas, voor het afdrogen van elk theelepeltje. Aandacht bij het lichaam dat nu zit en mijn vingers die typen. Aandacht bij dit stukje over aandacht. Aandacht bij het kammen van mijn haar, het vouwen van elk t-shirt, het uitwerken van één idee, het één voor één overlezen van m'n verhalen en niet halverwege snel door beginnen te bladeren. Of erger; in slaap vallen. Aandacht voor het kauwen van de boterham in de ochtend en daarbij niets anders doen.
Goed, dat is dus nog een hele klus.
Aandacht bij dit stukje alleen al is driehonderdzestig keer ergens anders heengegaan. Bijvoorbeeld naar wat de beste lezeres van Nederland gisteren allemaal zei, met welk verhaal ik zo dadelijk door zal gaan, de voorkant en dat ik niets heb om vanmiddag aan te trekken bij de BNG literatuurprijsuitreiking waar Jan van Mersbergen moet winnen. Maar ik schat Saskia Coster toch ook hoog in. Dat ik sowieso geen kleren meer heb. Dat ik nodig moet winkelen. Afgedwaald.

woensdag 16 januari 2008

Mijn dringende schrijven

Sinds de invoering van email is het begonnen en nu telefoneer ik vrijwel nooit meer. Een enkele keer met mijn moeder. Als zíj mij belt dan. Want zelfs mijn ouders durf ik niet goed te bellen. Als ik eenmaal iemand aan de lijn heb, durf ik namelijk ook niet op te hangen. Pas als mijn vader zegt: 'ik krieg pien an mien oor' weet ik dat het mag.

Neem het bellen van de tandarts of de kapper. Ik ben bang dat die lui net echt ontzettend aan het balen zijn van hun werk. Dat ze altijd maar in die open monden moeten wroeten, of op iemands kop zitten te kijken. En dan bel ik weer met mijn vraag.

Soms moet ik echt iets melden. En dan is mijn elektronische post of sms niet aangekomen. Of men heeft gewoon niet direct gereageerd. In elk geval ik krijg geen antwoord op mijn dringende schrijven. Dan zit ik echt heel diep in de piepzak. Gisteren was ik de hele dag chagrijnig. Zeg maar: depressief. Omdat ik iemand op moest bellen om te zeggen dat ik vandaag wel bij haar kon komen, in plaats van zij bij mij.

(Tijdens een telefoongesprek had ik dit ook allemaal niet gezegd trouwens)

dinsdag 15 januari 2008

Vorige week zat ik in de krokodillenshow

De Zweedse werd als laatste uitgekozen. Dat haar dit overkwam. Ze rolde kort met haar ogen, verifieerde even of de presentatoren echt geen grapjes maakten, maar ze meenden het. Zíj mocht naar voren komen. De Zweedse glimlachte kort naar haar man en twee kinderen. Bij het opstaan, stootte ze haar hoofd aan de zonwering. Even later stond ze in de kleine arena. In het felle zonlicht. Naast de Britse mevrouw en de Spaanse meneer vol tatoeages. Hier zou het zo dadelijk allemaal gaan gebeuren.De presentatoren van de show voerden de spanning op.
De Zweedse was niet persé dik maar heel erg grof gebouwd. En lang. Ze droeg een korte beige broek en een gebroken wit hemdje erbij. Misschien hield ze niet van kleur. De Zweedse zweette. De structuur van haar huid was grof en groezelig. Maar verder paste ze niet in het vulkanisch landschap. Ze torende overal bovenuit, boven de kamelen, de mensen, de giraffen en boven alle dode vulkanen. Maar ze trilde als een klein weerloos meisje nu iedereen naar haar keek. Die aandacht was ze niet gewend. Ze bleef lachen van de zenuwen. Haar gebit was veel te groot en te geel.
De presentatoren werden inmiddels bijgestaan door tromgeroffel van een bandje.
Vlak vóór de Zweedse begonnen de krokodillen te bewegen. Daarachter zat haar familie. Op de tribune. Waar ze net nog gewoon tussen de mensen zat. Heel kort bewoog ze haar vingers naar haar kindjes. Ze wist dat ze niet meer terug kon. Nu ze aan haar nieuwe leven geproefd had.

maandag 14 januari 2008

Ons

'Ik wil bij ons liggen,' klinkt het door de babyfoon.
Het is kwart over vijf in de ochtend. Dag 1. Van werkweek 1 in 2008. Ons is nét precies zonder kleerscheuren beneden aangekomen.
'Ik wil bij ons liggen.'
Stilte.
'Ik wil bij óns liggen.'
Weer een stilte.
Ons zucht. Ons was er zo perfect tussenuit gepiept. Ons was op blote onhoorbare tenen de slaapkamer uit, traptreden af, langs de voordeur van de scherp horende muze geslopen. Met succes. Ons wilde aan ons' eerste espresso nippen. Niets lekkerder, dacht Ons tevreden, dan een eerste koffietje in de heel vroege ochtend. Een stapel nog ongelezen kranten en tijdschriften voor ons.
'IK WIL BIJ ONS LIGGEN!' Haar gevleugelde uitspraak. Duidelijker kan ze zich niet uitdrukken.
In de stilte die nu volgt, schreit ze. Waarom heeft Ons mij verlaten?

Ik zet het hele kleine geurende kopje, met een heel klein klapje, terug op tafel.
En aanvaard de terugtocht.

zaterdag 12 januari 2008

Fragment van 2006,2007,2008

Bij de stapel post zat de nieuwe Brakke Hond met een verhaal van mij. Yeah. Even snel doorbladeren. Klappertandend, bodywarmer van de kapstok grijpend. En er zat nog meer bij de post: rekeningoverzichten van mij. Minder yeah.

Ook vrijwel direct omgekomen op de fiets in het verkeer. (Traditie na een vakantie) In de A-H viel op dat de etenswaren nog houdbaar waren tot 2011. Op het vulkaaneiland kochten we hapjes die goed bleven tot mínstens eind 2006. Er kwam zelfs nog een klein ruzietje van tussen man en mij. In welk jaar léven we nu dan GVD? Ik eet dit niet hoor. Dit kan nog nèt toch? Nee, morgen is het 2008! Niet. Wel!

De koffer inhoud met zwart steen, dode vulkanen, zielloze grond en andere stinkende stoffen door ons huis verspreid. Mijn muze (de bovenbuurvrouw) helaas, helaas, helaas nog niet kunnen vertellen dat we terug zijn gekomen. En de muizen hebben tijdens onze afwezigheid het stof tussen de houten planken uitgekrabd. Van woede.

De afgelopen week verbleven we in een kelder zonder ramen omdat ze daar absoluut niet van licht hielden. Iedere nacht werd er ijselijk gegild door één van ons. Vanuit een diepe duistere wereld.

De natte was hangt in grote slingers door de woonkamer zodat de kleine morgen wel moet denken dat er iemand jarig is. Man zit er onder tv te kijken. Het beste televisiefragment van 2007. Vriendin L op tv! Zij gaat het Zéker worden. Ik verklap niets.
NU de uitslag..

vrijdag 11 januari 2008

Een wit vlagje

Een stel van middelbare leeftijd - een heer en een dame - ligt naakt op het strand. Ze slapen. Gezellig naast elkaar. Maar hun hoofden afgekeerd. De gebruinde billen fier de lucht in. Hun ontspannen lichamen schitteren. Ze hebben zich goed en zorgvuldig ingevet vandaag. Dat zie je gewoon. Aan alles. Ze hebben er echt de tijd voor genomen. Ouderwets: de tíjd. Het zonnetje brandt ook alweer flink. Ze genieten. Innig. Ze begrijpen elkaar helemaal - en ze begrijpen al echt dat het leven eindig is. Dat zie je ook. Ze hoéven zich niet meer te schamen. Erg mooi om zoiets te zien. In volle naaktheid. Die aanvaarding van het leven. Die acceptatie. Ontroerend zelfs. En omdat ze op een verhoginkje liggen; een bergje zand, kan ik hen extra goed zien.
Zodat zelfs het zijdezachte stukje toiletpapier dat nog tussen de billen van de heer uit piept mij niet ontgaat. Als een klein wit vlagje zit het daar. Niet groot. Maar het wappert.

We zijn weer thuis. Morgen echt.