woensdag 30 november 2016

Verliefd worden

De zesjarige kroop in de ochtend bij me in bed en klaagde over buikpijn. We lagen te kletsen. Ze vroeg of ik nog heel verliefd op papa was of dat ik nu hetzelfde voelde als papa.
'Niet hetzelfde,' zei ik.
'Vind jij het leuk dat papa ergens anders woont, of had jij liever dat papa hier woonde?'
'Hier wonen gaat nu niet, hè?' zei ik. 'Daar kan papa ook niets aan doen.'
'Vind jij het jammer of vind jij het niet jammer?'
'Ik vind het jammer.'
'Ik ook,' zei ze.
Het bleef even stil. 'En ga jij nu verliefd worden op iemand anders?' Heel snel adviseerde ze: 'Dat zou ik niet doen.'
'Dat gebeurt nu ook niet.'
'Mag dat wel?' vroeg ze toen. 'Mág dat gewoon van de burgermeester?'

dinsdag 29 november 2016

Een avond met drie

Tijdens het eten vertellen we om de beurt wat we vandaag gedaan hebben. Jeetje kan niet wachten tot ze binnenkort haar beugel krijgt, en Deetje telt de nachtjes tot pakjesavond. Met rode konen.
Pakjesavond, denk ik. Pakjesavond.
We hebben een gigantische tafel waar met gemak tien mensen aan passen, - en die in geen enkel ander huis ooit kan staan -, maar zitten met z'n drieën rond een uiteinde. Onze benen en armen raken elkaar.  Het tafelblad ligt vol kranten, boeken, tekenspullen en speelgoed. Vroeger was dat een gebrek aan opruimen. Nu vult het op.
Vroeger waren we ook een gezin zonder tv. Maar zodra man vertrok, heb ik de televisie van zolder gehaald. Ik heb een apple chrome ding aangeschaft waardoor ik via mijn telefoon NPO1, 2 en 3 op kan zetten. 
Het is al een paar keer voorgekomen dat we met z'n drieën op het tapijt gegeten hebben. Op een heleboel kussens. Rond het bijzettafeltje. We eten en kijken het sinterklaasjournaal. Reclamefilmpjes zijn ook leuk. 
Vanavond mogen ze de schoen zetten. Jeetje speelt Zie ginds komt de stoomboot op de piano. Deetje en ik zingen. We hebben minstens zeven liedjes gezongen. Daarna ga ik bij de zesjarige in de hoogslaper liggen en lees haar een paar verhaaltjes voor. Ik kan niet even bij haar in slaap vallen, want één verdieping hoger ligt Jeetje met haar Donald Duck op mij te wachten. Het lage brommen van mans stem klinkt niet door het plafond.  
Als de meisjes erin liggen, rook ik een sigaret op het dakterras. Het is ijskoud. Ik kan vanaf daar het begin van onze straat bijna zien. Daarachter het dak van het appartementencomplex waarin hij zich nu ergens bevindt. Hij heeft vanavond bezoek. Ik weet gelukkig nog van wie. 
Voor ik naar bed ga, app ik man een foto van de gevulde schoenen van zijn dochters.
Goed bezig! schrijft hij terug.
Probeer om te keren, denk ik. Probeer om te keren.

maandag 28 november 2016

Tof

Ik pakte mijn tas in. Er was nog één cursist in het lokaal achtergebleven.
'Ik heb een paar stukjes op je weblog gelezen,' zei ze. 'Tóf zeg!'
'Wat zeg je?'
'Ik heb een paar stukjes gelezen. Over je scheiding. Heel tof.'
'O dank je!'
Even later stond ik buiten op de Herengracht. Achter een boom. Ik zette mijn capuchon op, rookte een sigaret en tuurde over de gracht. De lichtjes. Een bootje. Een zoenend stelletje natuurlijk.

Met een collega fietste ik naar huis. We spraken over een eventuele scheiding en wat daarbij komt kijken.
'Wij hebben nog nooit iets geregeld,' zei ik tegen haar, 'zélfs geen vakantie.'
'Mooie zin,' zei ze. 'Die moet je opschrijven.'
'Welke zin?'
'Wij hebben nog nooit iets geregeld, zelfs geen vakantie.'
'O ja, dat is inderdaad een goeie zin,' zei ik. 'Tof.'


vrijdag 25 november 2016

Avondje uit

De kinderen en man sliepen Boven de Turk. Ik zat thuis op de bank, en deed de lichten niet aan.
Er moest iets ondernomen worden. Ik racete de stad in naar een vriendin. We aten bij de Japanner.
Op mijn telefoon bekeken we mannen die binnen een straal van een paar kilometer op een vrouw zaten te wachten. Het waren er buitengewoon veel. Als je het zo bekeek, zat de hele stad vol wachtende mannen.
'Die is best leuk,' zei ik.
'Ja, die lijkt precies op je man,' zei ze. En swipete de look-a-like weg.
'Die gaat ook wel.'
'Ook je man.'
En zo dronken we bier, aten we miso-soep en bladerden door mannenhoofden.
'Ja, jij pikt de mannen eruit die op hem lijken,' zei ze. 'Zie je dat zelf nou niet.'
Het werd al gauw wat eentonig. Tijdens de noodels waren we alleen nog maar op zoek naar bekenden.
Bij haar thuis bekeken we Excell-bestanden. Dat was het betere werk. Ik droomde even weg. En stelde me voor hoe ik mijn administratie om de dag  op zo'n handig Excell-bestand bij zou werken. We spraken over aftrekposten, stamgegevens en belastingaangiftes, tot ik weer op de fiets stapte.

woensdag 23 november 2016

Jullie laten het me zien

Na de lunch bracht ik de meisjes naar Boven de Turk. Voor het eerst zouden ze er een nachtje slapen.  We liepen naar het begin van onze straat. Ik met een kist speelgoed in mijn handen en een Vomartas met spelletjes om mijn schouders. Deetje trok haar roze rolkoffer vol barbies achter zich aan. En Jeetje droeg de tas met kleren, pyjama's en tandenborstels die we toch dubbel hadden. Ze hadden hun schooltas voor morgen - met een leeg bekertje en een leeg broodtrommeltje erin - al om.
'Ik weet niet waar het is,' zei ik. 'Jullie laten het me zien, hè?'
'Het lijkt wel of we er gaan wónen,' zei Jeetje.
'Nee joh,' zei ik, 'we nemen dit mee om het huis van papa gezellig te maken voor jullie.'
We schopten steeds tegen de herfstblaadjes die in bergen op het trottoir lagen.
De meisjes belden aan bij een vreemd nummer met een onbekend naamplaatje ernaast. De buitendeur klikte open. De lift was kapot dus sjouwden we de spullen twee trappen op.
Vanuit mijn ooghoeken zag ik man al staan.  Zag ik hoe hij in een vreemde deuropening leunde. Op sokken. Zijn kalme voorkomen, zijn vriendelijke glimlach. Hij vond het spannend, dat zag ik ook.
Er klonk een muziekje van ons thuis.
'Het stinkt hier hè?' zei Jeetje toen we in de hal stonden. De meisjes liepen langs hun vader heen de woonkamer in en ik rende als een kip zonder kop achter ze aan. Ergens moet ik die kist en die Vomartas nog neergezet hebben. Ik weet het niet meer.
'Hee Elke.' Zijn aimabele stem. 'Hee Elke.'
'Ja, ik ga,' zei ik.
En ik ging.
Het was een heel korte weg terug naar huis. Ik had niets bij me. Ik deed de haak op mijn voordeur.
Ik was veel liever volledig in elkaar getrimd, dan dit.

dinsdag 22 november 2016

De tragiek

Ik dronk thee met mijn nicht in Rosmalen. Haar collega kwam langs om haar een dossier te brengen. Hij had al tien jaar een bedrijf in mediation bij echtscheiding. Hij loodste mensen door scheidingen heen op financieel vlak en op emotioneel gebied hielp hij ook een handje.
'Dit is mijn nicht,' zei mijn nicht. 'Zij zit ook in zo'n situatie.'
'Nou, nou,' zei ik. 'Nog niet, nog niet.'
De collega kwam erbij zitten.
'Wat is er aan de hand?'
Voor ik het wist, zat ik middenin een mediation gesprek. Maar dan in m'n eentje. Het was meteen duidelijk dat ik met een professional van doen had. Ook dat man en ik in niets verschilden van al die andere stellen.
'Jij zit in een voor jou ziekmakende situatie,' zei hij op een gegeven moment.
'Nou, dat valt wel mee.'
'Volgens mij lach jij alles weg.'
'In het echt niet hoor.'
'Het lijkt wel of je het over een verhaal van iemand anders hebt,' zei hij.
Dit mechanisme was mij sowieso wel bekend. Maar het was me laatst ook weer opgevallen. Ik stond erbij en keek naar - of vertelde over - het verhaal dat mijn leven scheen te zijn, en waarvan ik de wendingen niet zelf in de hand had. Ik had er geen enkel gevoel bij.
'Dit gaat over jou.'
Dat wist ik heus.
Maar in wezen geloof ik niet echt dat ik dit meemaak. Dat dit wáár is. Iedereen kan zeggen wat ie wil, ik geloof het gewoon niet. Ik weet ook niet wat dan wèl de waarheid is. Dit kan niet het goede verhaal zijn.
Kortom: het werd een boeiend en informatief gesprek waarin alle punten even snel werden afgevinkt.
'Het punt is,' zei hij tenslotte. 'Jij bent nog hartstikke gek op je man.'
'Echt wáár?' zei mijn nicht.
'Ze houdt nog ontzettend van hem,' zei hij.
Ik lachte. En lachte. En zag haarscherp de tragiek van de lachende vrouw.

De tragiek

Ik dronk thee met mijn nicht in Rosmalen. Haar collega kwam langs om haar een dossier te brengen. Hij had al tien jaar een bedrijf in mediation bij echtscheiding. Hij loodste mensen door scheidingen heen op financieel vlak en op emotioneel gebied hielp hij ook een handje.
'Dit is mijn nicht,' zei mijn nicht. 'Zij zit ook in zo'n situatie.'
'Nou, nou,' zei ik. 'Nog niet, nog niet.'
De collega kwam erbij zitten.
'Wat is er aan de hand?'
Voor ik het wist, zat ik middenin een mediation gesprek. Maar dan in m'n eentje. Het was meteen duidelijk dat ik met een professional van doen had. Ook dat man en ik niets verschillen van alle andere stellen.
'Jij zit in een voor jou ziekmakende situatie,' zei hij op een gegeven moment.
'Nou dat valt wel mee.'
'Volgens mij lach jij alles weg.'
'In het echt niet hoor.'
'Het lijkt wel of je het over een verhaal van iemand anders hebt,' zei hij.
Dit mechanisme was mij sowieso wel bekend. Maar het was me laatst ook weer opgevallen. Ik stond erbij en keek naar - of vertelde over - het verhaal dat mijn leven scheen te zijn, en waarvan ik de wendingen niet zelf in de hand had. Ik had er geen enkel gevoel bij.
'Dit gaat over jou.'
Dat wist ik heus wel.
Maar in wezen geloof ik niet echt dat ik dit meemaak. Dat dit wáár is. Iedereen kan zeggen wat ie wil, ik geloof het gewoon niet. Ik weet ook niet wat dan wèl de waarheid is.
Kortom: het werd een boeiend en informatief gesprek waarin alle punten even snel werden afgevinkt.
'Het punt is,' zei hij tenslotte. 'Jij bent nog hartstikke gek op je man.'
'Echt wáár?' zei mijn nicht.
'Ze houdt nog ontzettend van hem,' zei hij.
Ik lachte. En lachte. En lachte. En zag haarscherp de tragiek van de lachende vrouw.

maandag 21 november 2016

Column, hoorspel


Tegenwoordig heb ik elke zaterdag een column in Trouw over het huwelijk. Vandaag daarom voor jullie de column in plaats van een nieuw stukje. Mijn stukje van vandaag wordt nu namelijk de column.
Hierbij ook mijn hoorspel 'Tot hier en niet verder' dat afgelopen zaterdag op radio 1was. In een  geweldige regie van Stef Visjager. En Georgina Verbaan vertolkt mijn hoofdpersoon Marja Willems zoals geen ander dat had kunnen doen, denk ik.








donderdag 17 november 2016

Week twee

Het was week twee dat man aan het begin van onze straat woonde en wij aan het einde. Tot nu toe sliep hij er vooral. De nieuwe werkelijkheid moet wennen.
Maar vandaag had hij de meisjes na school opgehaald en waren ze direct naar het appartement boven de Turk gegaan. Er kwam tegen drieën niemand thuis. Geen thee en 'Hoe ging je topo toets?'
De meisjes zouden daar eten, rond bedtijd worden teruggebracht en hij zou ze hier in bed leggen.
Tussen 16.00 en 19.00 u schreef ik. Alle andere werkjes waren gedaan. Het was donker. Alleen het licht van m'n scherm. Stil in huis. Ik had een grote bak gezouten amandelen naast me staan. Er hoefde niet gekookt. Er hoefde niets. En voor het eerst, in jaren leek het wel, viel ik weer even met mijn leven samen.
Wat er gebeurde: Ik zag ook voordelen. Op Funda bekeek ik appartementjes voor mijzelf. En ik zag ons drieën er daadwerkelijk in wonen. Ook zag ik mezelf daar alleen aan het werk. Ik zag mezelf er bevriende schrijvers uitnodigen. (Op de een of andere manier heb ik deze dagen veel behoefte aan vrienden, mijn moeder en vlees. Ik eet belachelijk veel vlees.)
Maar zo tegen 19.30 u begon het wachten. Van: 'Ze zullen zo wel komen' naar 'Waar blijven ze?' tot 'Zit ik hier alleen' naar 'Ik hoor er niet meer bij.' 
En toen ze een uur daarna thuiskwamen, uitgelaten, blij, met blote benen en natte haren van het badderen, riep ik: 'Jullie hadden beter boven die Turk kunnen blijven slápen!'

dinsdag 15 november 2016

What you see is not what you get


Het was zondagochtend. Het regende zacht. We parkeerden de auto in onze oude buurt en wandelden richting Berlagebrug. We gingen naar Sinterklaas die met z'n stoomboot over de Amstel aan kwam varen. Overal liepen gezinnen. Aan de buitenkant zag je er niets van.
'In deze speeltuin speelde jij altijd, Jeetje, weet je dat nog?'
'En ik, en ik?' vroeg Deetje.
'Jij lag toen in de wandelwagen. Jij was nog maar net geboren.'
In deze straten hadden we meer dan vijftien jaar rondgelopen. Tien jaar met z'n tweeën, vijf jaar met z'n drieën en nog drie maanden met z'n vieren. De nieuwe werkelijkheid schuurde gevaarlijk dicht tegen de oude aan. Maar als we vroeger buiten liepen, stopte ik automatisch mijn hand in zijn jaszak, waar zijn hand dan die van mij vastpakte. Nu liepen we los.
Op de Berlagebrug zagen we zelfs onze ex-buren met hun kroost weer terug. Ze woonden nu in Abcoude. De kinderen waren wat groter geworden. Verder was het plaatje compleet. Tot de ex-buurman uitriep dat ik binnenkort weer vrijgezel was.
'Niet doen.'
'O, mag ik er nog geen grapjes over maken?'
'Nee.'
Toen zei hij dat ik in wezen met allemaal exen op de brug stond.

zaterdag 12 november 2016

De nieuwe werkelijkheid.

Je moet er niet concreet over nadenken, schreef man. Dit is de nieuwe werkelijkheid.
Goed, de nieuwe werkelijkheid. Het eerste wat ik deed was vier kamerplanten bestellen bij een online plantenzaak. Omdat ik in mijn nieuwe werkelijkheid natuurlijk geen grote planten bij de Intratuin kan gaan halen. Ik koos alleen de planten uit de categorie: zeer makkelijk in onderhoud.  Puur op intuïtie.
Er hebben in mijn huis nog nooit planten gestaan. Maar in de nieuwe werkelijkheid kan alles.
Ik telde de dagen. Eergisteren arriveerden ze eindelijk in een levensgrote kartonnen doos. Jeetje en haar vriendin begonnen meteen met knutselen.
Nu staat er een soort kerstboom, op de plek waar in de oude werkelijkheid de echte kerstboom altijd stond, ook heb ik een grote plant met dikke stam en donker blad, - waarvan één buurvrouw heeft gezegd dat haar oma ook zulke planten heeft en een andere buurvrouw beweerde dat het een typische studentenkamerplant was -  aan het plafond hangt één klimop plant - héél erg jaren '70 volgens mijn bezoek - en er is een plant die gewoon voor het keukenraam staat. Die wordt door iedereen over het hoofd gezien. 
Man zweeg toen ik hem de nieuwe werkelijkheid showde.
'Vind je het niet mooi?' 
'Jawel hoor,' zei hij snel.
'Ze zeggen dat deze planten niet in de mode zijn.'
'Nee, dat zijn ze ook niet. Maar dat geeft niet toch?'
Ik begreep het niet. Hij was altijd een plantenman geweest. Groene vingers. Maar misschien was ook dat in deze werkelijkheid veranderd.
Ik zit dit trouwens te typen in mijn hemdje omdat ik de houtkachel zo hard opgestookt heb. Voor mij op het kleed staat een lege doodskist. Van karton. Met een rood fluwelen doek erin. Het deksel - met een kruis - ligt ernaast. Leonard Cohen zingt:  You want it darker. We kill the flame.

woensdag 9 november 2016

En intussen in Amerika won Trump

Het was donker, koud en het regende. Ik ging deur uit voor boerderijkippetje bij de Bierfabriek en een literair spektakel in de Brakke Grond. En daar stond ik, aan het begin van onze straat, onder de Turkse winkel, op weg naar de tram, terwijl daarboven ergens, achter één van die verlichte ramen, mijn dochters en man pasta Bolognese aten.  Iemand had het gisteren steeds over mijn ex.
'Mama, heb jij papa's huis eigenlijk al gezien?' vroeg Deetje vanmorgen. Zij had er een middag met haar vriendje gespeeld en ook Jeetjes vriendin was er een kijkje komen nemen.
'Nog niet.'
'Jij had papa's huis toch eerder moeten zien.'
'Waarom?'
Het bleef even stil. 'Omdat jij familie bent,' zei ze. 'Jij bent onze familie.'
'Dat is waar,' zei ik. 'Is het een mooi huis?'
'Ja,' zei ze. 'Een heel mooi huis.'
'Dan is het goed,' zei ik.

dinsdag 8 november 2016

Het moment

Het volgende moment zaten we weer met z'n tweeën in onze woonkamer, -  die vanaf nu voorlopig de mijne is  - maakte hij een toastje met zalm aan het aanrecht, kon hij de honing-mosterd dressing niet vinden, schonk hij een glaasje goede wijn in, zat ik op het kleed naast de brandende kachel, zat hij op de bank, proostten we. Waarop wisten we niet.
Op dat moment was het niet meer dan normaal dat hij daar zat, dat ik daar zat, dat wij daar zaten. Dat tegen zessen de meisjes terugkwamen van hun buurvriendjes, dat we met z'n vieren aten,  dat de nieuwe kleren aan vader geshowd werden, dat er gelachen werd, dat hij ze allebei naar bed bracht, ook de elfjarige mocht op vaders rug de trap op. Met mijn ogen dicht lag ik op het kleed en luisterde naar het stommelen boven. Het tandenpoetsen. Het kletsen.
'Papa mag ik jouw nieuwe huisje morgen zien?' vroeg de zesjarige. Ook: 'Heb jij eigenlijk wel een tafel?'
En het maakte mij allemaal niet uit. Zolang ik daar lag.


zondag 6 november 2016

Sjabloon

De middaglessen zullen zo starten. De docentenkamer zit vol.
'Ik ben drie keer getrouwd en drie keer weggegaan,' zegt de ouwe dichter.
'Hij heeft daar hele mooie poëzie over geschreven,' zegt iemand anders. 'Heel mooi.'
De dichter begint op gedragen toon z'n poëzie te reciteren. Iets over drie nesten die hij achtergelaten heeft.
'Ja, zo doe jij dat,' zeg ik, 'vertrekken en er dan gevoelige gedichten over schrijven. Tjonge jonge.'
'Heb jij er zelf soms ervaring mee?'
Ik vertel over mijn recentelijk weggelopen man.
'En dan zit jij zo te lachen hier,' zegt een schrijfster, 'maakt het jou dan niks uit?'
'Jawel.'
'Ik snap niet dat jij hier zo kan zitten.' Ze praat over de dag dat zij thuis vertrok, met alleen een krakkemikkige printer, en dat ze daar twee jaar lang totaal van in de kreukels lag. Maar dan ook totáál.
'Had je gewoon thuis moeten blijven, hè.'
Ze kijkt me aan.
'Wat voor type is jouw man?'
Nog voor ik uitgepraat ben, zegt ze: 'O, die komt niet terug. Dat heb je met die aardige mannen,  ik ken ze, ze doen er heel lang over om tot een besluit te komen, en áls ze dan eenmaal iets besloten hebben, dóén ze het ook, en komen ze er niet meer op terug, nooit meer. Zo zijn ze.'
'Och misschien heeft hij gewoon een tijdje afstand nodig,' zegt weer een ander.
'Zit jij haar nou hóóp te geven?' zegt de schrijfster.
De ouwe dichter vertelt dat ik meteen een nieuwe man moet opduikelen. In het café. Of waar vind je ze tegenwoordig? Zijn relaas eindigt met iets over tinder.
Ik denk: het lijkt of we in een bekend sjabloon passen. Iedereen weet hoe het afloopt. Hoop is ongegrond.
En dan is het tijd om les te gaan geven.

donderdag 3 november 2016

Roken

De kapster kon alleen maar over sigaretten praten. Ze had al twee dagen niet gerookt. Ze zei dat roken gezonder was dan twee glaasjes wijn per dag. Ze zei dat haar opa 84 was, kerngezond en een roker.  We hadden het over verslaving, de eeuwige zwakke plek, en de geest die het roken gaat vergoeilijken. Ze zei dat ze ooit eerder gestopt was, maar meteen weer begonnen toen haar relatie uit ging. Ik zei dat ik onlangs weer begonnen was. Maar dat ik er ook weer mee moest stoppen binnenkort. Omdat het op mijn leeftijd écht niet meer verantwoord is. 'Op een gegeven moment ben je de lul', zei ik. 'Als je ouder wordt, kom je er achter dat niets jou níét zal gebeuren.' Ze schrok toen ik mijn leeftijd zei.
'Zó oud zie je er echt niet uit,' zei ze.
Ze vroeg me waarom ik  weer begonnen was. Ze vroeg of er plekken waren waar oude vrouwen als ik kunnen gaan stappen.  Ik zei dat ik niet wist waar de oude vrouwen gingen stappen.
'Hoe lang was je bij je man?'
Ik zei hoe lang ik bij mijn man was. Dat was net zo lang als zij leefde. Ik keek naar de oude vrouw in de gebroken spiegel en de jonge vrouw die achter haar stond. Het was een hippe zaak met barsten in de spiegels. Als je er binnenkwam, kon je niet zien dat daar ook mensen geknipt werden. Het was een art gallery. De oude vrouw was onderdeel van de expositie.
'Als ik weet dat jij sigaretten in je tas hebt, wil ik er dadelijk eentje met je roken,' zei de kapster.
'Dat weet ik,' zei ik. Toen zei de kapster dat ze diep van binnen niet wilde stoppen met roken. En dat ik dat in deze periode al helemaal niet zou moeten doen.
'Stress is veel slechter voor je gezondheid,' zei ze.
'Ja,' zei ik.




woensdag 2 november 2016

Twee kampen

Er zullen hoe dan ook twee kampen komen,' zei ze. 'Jij en hij.'
'Ik wíl geen twee kampen.'
'Dat gaat toch gebeuren.'
'Dat wil ik absoluut niet.'
'Snap ik,' zei ze, 'maar zo gaan die dingen.'
Het was nog vroeg. Mijn vriendin en ik waren de enigen in het Utrechtse café De Bastaard. We dronken goedkope wijn uit Duralex glazen en aten borrelnootjes. Ik voelde me de hele dag al best goed.
'Je hebt nog veel voor je kiezen,' zei ze.
Ik knikte.
'Jullie zullen samen een hoop moeten regelen. Het huis. De omgangsregeling met de kinderen. Geld.'
'We weten niet hoe het loopt,' zei ik.
'Jij blijft maar hopen,' zei ze. 'Jij klampt je overal aan vast.'
'Ik mag toch wel een beetje hoop hebben?'
'In de gesprekken die we er het afgelopen jaar over hebben gevoerd, heb ík niets hoopvols van zijn kant gehoord,' zei ze. 'Niets.'
'Eerst maar eens zien hoe het is als hij weer in de buurt woont.'
We aten het schaaltje nootjes leeg. We namen nog een glaasje rode wijn.
'Zal ik eens wat zeggen?' zei ze toen. 'Ik denk dat het níét goed komt. Nooit meer.'
Ik dronk mijn glas in één keer leeg. Een gore smaak.
'Hij is weg,' zei ze. 'Hij is allàng bij je weg. Hij voelt zich beter nu hij je niet ziet. Hoe duidelijk moeten de signalen zijn?'
Ze keek me aan. Ik barstte in huilen uit.
'Ik zeg dit omdat het anders nog veel meer pijn gaat doen,' zei ze. 'Hij is heel lang niet duidelijk geweest dat heeft jouw hoop steeds gevoed.'
'Misschien niet voor niets,' zei ik, 'die onduidelijkheid?'
'Nee, dat maakt het alleen maar pijnlijker,' zei ze.
Na De Bastaard gingen we Vietnamees eten in de Voorstraat. We spraken over de werkelijkheid, het ontkennen ervan en over nog meer dingen. Maar ik was ineens zo moe geworden. Zo ontzettend moe.
Op de terugweg reden er geen treinen meer naar Amsterdam Centraal. Er was een bovenleiding gesprongen. Dat was de werkelijkheid.




'