woensdag 29 juni 2011

Het onbevlekte universum

Ik doe een rap rondje huishouden. Het ondergeschoven kindje. Ik zet alle ramen tegen elkaar open om de bedompte luiergeur in huis te verdrijven, verwijder de beschimmelde courgette uit de koelkast en probeer nog eens effe snel de geur van de vis weg krijgen. Met een vaatdoekje. Net zoals ik gisteren had gedaan. En eergisteren. Maar die lekkende, rotte vis is trots.
Kom ik op de opzichtige kerrievlek in de lichte spijkerbroek. Eenmaal een kerrievlek in mijn lichte spijkerbroek betekent voor altijd een kerrievlek. Zo ook met plas, zweet- en zonnebrandvlekken. Als het te gortig wordt, gooien we de lichte spijkerbroek weg. Maar duurzaamheid is ook iets. Zuinig zijn op je spullen zijn. Aandacht voor de dingen. Behalve de kunst en het kroost, zijn er ook de kerrievlekken die aandacht behoeven.
Dus begint het googelen: hoe verwijder je vlekken uit textiel. Ik bezoek de ene website na de andere. Op mijn lijstje schrijf ik: glycerine, wasbenzine, pure alcohol en ossengalzeep.
'Wist je dat je vlekken uit kleren kunt verwijderen?' roep ik zodra man binnenkomt. 'Wist je dat?'
'Ben je gek.'
'Al die zweetplekken van jou, daar moet je gewoon azijn op doen. En dan zijn ze weg. Serieus!'
'Echt waar?'
'Ja man! Heel cool. Maar kijk, als er zo'n kerrievlek ontstaat, zoals bij mij, moet je dus niet heel rustig blijven zitten, zoals ik deed. Je hoort meteen op te staan, echt meteen, dan spoel je de vlek met lauw water af, dan doe je er een beetje ossengalzeep op en dat laat je intrekken en dan...' Ik hijg.
'Ossengalzeep,' zegt man langzaam, 'dat klinkt mooi.'
'Ja, ossengalzeep dat smeren ze dus overal op, echt overal. Of een sopje dat doen ze ook vaak, sopjes maken en dan laten weken!'
'Hoe wéét jij dat ineens?'
'Dat heb ik op internet gelezen! Op allemaal verschillende sites. Ossengalzeep schijnt het echt he-le-maal te zijn!'

dinsdag 28 juni 2011

Ik weet het niet

Ik mag mijn kunstbroeders en zusters niet laten zitten, maar gisteren liep ik niet mee. Omdat ik geen zin had. Omdat het mijn schrijfdag was. Omdat ik een afkeer heb van massabijeenkomsten. Zoals ik ook een aan haat grenzend gevoel heb jegens creatieve campings. Eén keer ben ik daar geweest om man op te halen. Hij heeft daar hele zomers gewerkt. Het kon man niet groepsprocesserig genoeg. Na elke zomer was hij weer zijn stem kwijt door het schreeuwen. Ik denk aan de Mars der Beschaving als een begeleide wandeltocht met de creatieve camping. Alle richtingen doen mee: dans, muziek, theater, schilderen en ook schrijven (als iemand zich daarvoor ingeschreven had). Met z'n allen komen we beschaafd op voor ons eigen hachje. Dat is niet waar, het is ons te doen om de kunst in het algemeen. De Kunst. Dat moet ik niet vergeten.
De mars waar we witte kruizen dragen tegen de cultuurvernietiging. Het campagnespotje dat door kinderen werd opgezegd, die er boos bij keken of in en in verdrietig. 'Beste po-li-ti-cus. U maakt alles, maar dan ook alles kapot.' Kinderen van een eliteschooltje in Amsterdam die nooit, maar dan ook nooit, aan een gebrek aan kunst zullen lijden. Ja, ik weet dat we ons niet door door zo'n lullige naam en zo'n lullig spotje mogen laten weerhouden. Ons ja, ons. Want ik hoor er ook bij. Toch? En is iets doen niet altijd beter dan niets doen? Ik heb over wel of niet lopen geaarzeld. Want het slaat natuurlijk nergens op, dat beleid.

vrijdag 24 juni 2011

Keukens en creativiteit

Wij houden niet van het bezoeken van keukenwinkels. Elke deurtje dat we er zien kan vervangen worden door een andere deurtje, ander greepje, ander materiaaltje, andere indelinkje. Ik ga hier geen opsomming geven van de mogelijkheden die er zijn. Het zou een gekmakend lange lijst worden. Wij moeten onze droomkeuken zelf creëren. Maar dat kunnen wij niet, dat willen wij niet, dat haten wij.
De noodzaak om een nieuwe keuken erin te laten zetten, is nu wel prangend. We leven al een jaar volledig op ovenschotels, maar ook de oven houdt het niet lang meer. De inductieplaat was een maand nadat we in ons nieuwe huis trokken, al stuk. Momenteel hebben we alleen de wokvlam nog om onze eenpansgerechten op te bereiden.
Nadat man zichzelf onlangs bijna opblies en alle buurtkinderen vermoordde, koken wij niet meer op het campinggasstelletje. Bij het verwisselen van de gasfles ontsnapte er een zwarte wolk, man had het vuur nog aanstaan en rende met het lekkende ding naar buiten, alwaar het kroost speelde. Er scheen grote paniek te zijn ontstaan rondom man en zijn stinkende gaswolk. Er waren buurvrouwen met sigaretten, pasgeboren baby's en het had allemaal desastreus af kunnen lopen. Maar het ging goed. Behalve dat wij nu twee pitjes kwijt zijn.
Een nieuwe keuken dus. Dat is duur. Erger nog: je moet er oneindig creatief voor zijn. Je moet ruimtelijk inzicht hebben. Praktisch kunnen denken. Zelfs de Ikea doet in de folders - juichend - een beroep op onze verbeeldingskracht. Alles is mogelijk! Voor jouw ultieme droomkeuken! Maar ik hèb geen ultieme droomkeuken. Snap dat dan. Ik zit niet in de keukenbusiness.
Man en ik zijn blij dat we dit huis niet zelf hebben hoeven te ontwerpen, god betert. De grootste droom van veel mensen op dit eiland. Ik geloof dat je daar zelfs naartoe hoort te werken als eilandbewoner. Dat is de promotie hier. Ooit, een eigen kavel. Waar je dan je droomhuis op gaat zetten. Onze allergrootste nachtmerrie.

donderdag 23 juni 2011

Iemands kind

Fabio (43), de schoonmaker, heeft last van keelpijn. Ik voorzie hem van een groot glas diksap. Staand aan het aanrecht drinkt hij het leeg, het hoestje dat erop volgt heeft iets griezeligs. Een paar seconden is zijn hele lichaam gekromd. Zijn ogen worden glazig. Hij houdt zich vast aan het blad.
'Gaat het wel?'
'Niet zo best,' zegt hij.
'Misschien kun je beter naar huis gaan,' zeg ik. 'Als je te ziek bent, kun je niet werken.'
'Ik ga dood,' zegt hij.
'O, je bent stervende.'
'Ja, ik ga dood.'
'Waar ga je dan eigenlijk naartoe?'
'Naar de hemel,' zegt hij.
'Nee, jouw lichaam. Waar wil je liggen?'
'In het riool. Ze gooien mij denk ik in het riool.'
'Nee, zulke dingen doen ze in dit land niet.'
'Wat doen ze dan met illegalen?'
'Eh, zeg, Fabio is er iemand die ik moet bellen als je sterft?'
'Mijn moeder, alsjeblieft.'
'Heb jij nog een moeder?'
'Ja, ik bel mijn moeder elke zaterdag.'
'O.'
'En dan zegt ze tegen mij: 'ik ben altijd dicht bij jou, mijn kind.'
'Goh zeg.'
'Maar dáár heb ik nog nooit iets van gemerkt!' Fabio's lach gaat over in een hoestbui. Hij besluit toch aan het werk te gaan. Ht is maar een griepje.
'Je bent ook nog te jong om dood te gaan,' zeg ik.
'Dat weet je nooit,' zegt hij.
'Staat het nummer van je moeder in je telefoon?'
'Ja bij mãe.'

woensdag 22 juni 2011

Inslapen

In het boek dat ik voorlas, viel mevrouw Koster, - de nare pleegmoeder van Kruimeltje -, van de trap en stierf aan haar verwondingen. Het hoofdstuk eindige met: 'Ze sliep in om nooit meer te ontwaken.' Jeetje zat in haar nachtjapon in haar meisjesbed. Het Marokkaanse sierlampje belichtte haar mooi. Ik zag het gebeuren. Dus las ik de zin snel nog een keer, alsof het zo hoorde, nu zonder het laatste gedeelte. Ik las: 'Ze sliep in'. En klapte het boek opgewekt dicht. Maar toen ik haar welterusten kuste, wist ik dat het kwaad al geschied was. Ik zag de zin in Jeetjes hoofd rondwaren. 'Ze sliep in om nooit meer te ontwaken.' Het was dus mogelijk te gaan slapen en niet meer wakker te worden.
Ik rondde het ritueel vlot af, stopte bij het meisje in het belendende kamertje het speentje terug in de mond, -waarna ze het weer wegkeilde, ik onder haar bed dook en het haar tot haar grote vreugde teruggaf - ging naar beneden. Een minuut was het stil daarboven, toen kwam het stemmetje: 'Mama, ik kan niet slapen.'
'O nee? Waarom niet?' zei moeder met gespeelde verbazing.
Waarop het andere meisje het speentje nog maar eens haar bed uitsmeet en het op een erbarmelijk huilen zette, omdat ze het ding kwijt was.
Zo gebeurde het nog een paar keer. Ik vermeed het onderwerp inslapen en niet meer wakker worden. Het was te ingewikkeld om dat goed uit te leggen, leek me, zonder de angst te vergroten. Ik wees er alleen nog een paar keer op dat mevrouw Koster toch een hele nare vrouw was geweest, die niet goed voor Kruimeltje had gezorgd.

dinsdag 21 juni 2011

Kunst en cultuur op de Mariaschool

De Mariaschool, zo heette mijn lagere school, besteedde geen aandacht aan cultuur. Wel aan religie. We baden elke ochtend het Weesgegroet Maria. We zagen geen toneelstukken noch maakten we ze zelf. Maar in de derde klas regisseerde ik plotseling toch een 'toneelstukje' dat ik bedacht had als protest tegen het vele huiswerk. De halve klas repeteerde op zaterdag bij mij thuis. Het was wonderlijk omdat ik een zeer verlegen kind was dat plotseling de leiding nam èn de hoofdrol van het stuk. Maar toen we het voor de juf opvoerden, reageerde ze er niet op. We kregen nog net zoveel huiswerk.
Het verplichte handenarbeiduur op vrijdagmiddag werd ingevuld door figuurzagen voor de jongens en de meisjes moesten borduren. De afbeeldingen verzonnen we niet zelf, die waren voorgedrukt.
We hebben nooit een museum van binnen gezien, wel bezochten we de Campina kaasfabriek. Al die jaren op de lagere school, gingen we op schoolreis naar dezelfde speeltuin. Dat vonden we geweldig, we wisten niet dat je ook ergens anders naartoe kon.
We werden op de Mariaschool niet voorgelezen noch werd er aan jeugdliteratuur gedaan. Ja, in klas zes moesten we plotseling gedichten uit het hoofd leren. Zonder context of uitleg. Waarvan de zin: 'het was sar stomig in mijn krol' mij is bijgebleven en ik 'Ik ben de vlieger van René' nog steeds kan declameren. We moesten elke week een gedicht kunnen opzeggen. Ik vond dat leuk. Maar er waren kinderen die er niks aan vonden en die kregen een één of een twee omdat ze niet geleerd hadden. Alleen die kinderen, en de stotteraars, werden voor de klas geroepen. Ze werden er te kijk gezet door de meester, en moesten weer gaan zitten.
Nee, gestimuleerd is er niets. Het belang van cultuur is nooit ingezien. Of het nut. Maar het komt er toch wel van.

maandag 20 juni 2011

Gered worden

Het lezen van Tonio van A.F.Th. van der Heijden doet me geen goed. Waarom lees ik dat eigenlijk? De grootste angst van ouders die waarheid wordt. De vader die zich schaamt omdat hij zijn zoon niet voor een ongeluk heeft kunnen behoeden. Ik moet denken aan mijn eigen vader en dat die mij wèl heeft kunnen redden. Ik was eenentwintig toen ik bijna in bad verdronk door een epileptische aanval. Met de nachttrein was ik van Milaan naar mijn ouderlijk huis gereisd. Na twee weken op een biologische boerderij in Italië te zijn geweest, bij mijn kersverse vriendje. De hele nacht had ik niet geslapen omdat er een Amerikaanse familie tegen me aan bleef babbelen. Het begon al op het perron in Milaan waar ze vertederd uitriepen: 'Ooh, she is saying goodbye to her sweety!' En in mijn herinnering ging dat zo maar door. In diezelfde toon ook. Alsof ik geen echt mens voor ze was. Toen ik eindelijk bij mijn ouders aankwam, was ik kapot van het wakker zijn, het oppervlakkige geklets en de spanning. De volgorde zou worden: eerst het bad en dan naar bed. Zo geschiedde. Ik liet mij in bad glijden en ontspande. Ik weet nog dat ik daar lag en de kraan mij ineens heel erg in het oog sprong. Ik herkende de plotselinge zuigkracht. Dus probeerde ik me er snel van los te maken. Maar het was al te laat. Het lelijke, glimmende ding eiste me allang op. Ik heb mijn eigen gil nog heel kort gehoord.
Mijn moeder was niet thuis. Mijn vader was beneden en stond op het punt te gaan trimmen, de rek- en strekoefeneningen waren al gedaan, maar hij had nog even een reclamefolder van de tafel gepakt en bladerde die door. Die folder heeft mijn leven gered. Als hij weg was geweest, had niemand de gil gehoord. Dit heb ik achteraf nog een paar keer gehoord. 'Ik stond daar zomaar wat te dralen, ik zou eigenlijk allang weggeweest zijn, alsof ik er op wachtte.'
Sindsdien is er niet meer over gesproken, maar ik heb daar heel lang alleen met de deur wagenwijd open in bad gemogen.

vrijdag 17 juni 2011

De handelsgeest.

Ik ga een wat losser leven leiden. Dus als ik vandaag geen zin heb om een blogje te schrijven, dan schrijf ik geen blogje. Want dat mag ik zelf weten. Als ik nou 400 Euro per stukje kreeg en dat 5 dagen in de week, dan kreeg ik 8000 Euro per maand en had ik geld zat. Dan had ik hier wèl iets geschreven natuurlijk. Dat had alles anders in een ander perspectief geplaatst. 100 Euro per stukje, dat is al 2000 Euro per maand. Ook wat.
Maar ik krijg dat geld niet, dus ik schrijf helemaal niks als ik daar geen zin heb. Ik heb de hele dag al achter dit ding gezeten. En als ik 's avonds liever lees, doe ik dat.
Ik lees net een artikel in NRC over middelbare scholieren van 15, 16 en 17 die bedrijfjes zijn begonnen in het een of ander. Er zat een jongen bij die op zijn twaalfde zijn eerste internetbedrijf verkocht had en nu een bloeiende handel had in het een of ander. Mijn God! op zijn twaalfde al, toen speelde ik nog stiekem met de playmobil.
Het is makkelijk nu een bruggetje te maken naar de afgekalfde kunstsubsidies om er zo ook wat actualiteit in te stoppen. Want dat kan ik best hoor. Als ik maar wil.

woensdag 15 juni 2011

De catacomben

Op de terugweg in het vliegtuig las ik Retour Palermo van Philip Snijder, dat precies de broeierige sfeer van de Italianen trof, ik las ook over de Catacomben van de Capucijnen die ik de dag ervoor had betreden. We hadden de hele stad ervoor doorkruist. Als er ergens iets met dood te doen is, ben ik er als de kippen bij. Als ik moet kiezen tussen moderne kunst of de echte dood, wordt het dat laatste.
We liepen in de bloedhitte, langs wegen met toeterende auto's die kris kras door elkaar reden, langs ingestorte gebouwen, - al die dagen hebben we doorlopend tegen elkaar gezegd 'dit zouden we nooit hebben kunnen doen als we met kinderen waren' - en dat was ook zo, we zouden het allemaal nooit hebben kunnen doen als we met kinderen waren. Verdwalen, dat deden we vroeger graag, dat deden we nu weer meteen, willekeurige wegen inslaan, in achterbuurten belanden, er is niets leukers dan dat.
We zouden de kinderen ook niet mee de catacomben in hebben kunnen nemen, althans Jeetje van zes niet, Deetje van één wel, die zou het hoogstens een beetje koud gekregen hebben, voor je het weet zou Deetje in de kist van de tweejarige Rosalia Lombardio zijn geklommen, die daar lag te 'slapen' met de strik nog altijd in het bruine haar, geboren in het geboortejaar van mijn oma. Oma moest er nu trouwens net zo uitzien als de meerderheid hier, onvoorstelbaar, maar toch stelde ik het me voor. Het is de waarheid.
Deetjes dikke blote benen op de kinderafdeling in de catacomben zouden ook teveel detoneren met de pezige beentjes van haar leeftijdgenoten die rechtop in de nisjes stonden, met hun kleren nog aan. Mooie ouderwetse jurkjes. Zusjes, of waren het tweelingen, bij elkaar in een nisje. Of in een kistje. Allemaal ooit door ziekte geveld.
Maar we liepen er zonder kinderen, totaal onvoorbereid ook op wat we te zien zouden krijgen, we kwamen regelrecht van een toneeluitvoering van tienermeisjes in de zaal boven deze grot waar Forever Young loeihard door de ruimte schalde, forever young bleef de kleine Rosalio Lambardio in elk geval.
We dachten aan misschien drie skeletten, maar hadden nooit aan deze vele duizenden lijken gedacht. Gang na gang, links en rechts van ons hingen ze. We aanschouwden de dood, al had ik meer het gevoel dat de dood òns aanschouwde. Zij waren met zovelen. Al hadden ze geen ogen meer. Ze keken. De toekomst keek naar ons. Deze kant gaan we op. Allemaal. Er was een mannenafdeling, een vrouwenafdeling, een afdeling met geleerden, monniken, schrijvers, kinderen, baby's. Maar dat had niet gehoeven. Ze zagen er allemaal eender uit. Sommigen hadden nog haar, vel op hun gezicht en handen. Ze waren opgevuld met stro.
Ze hingen daar vrijwillig. Een alternatieve wijze van begraven omdat de begraafplaats van Palermo vol was. Het leek hun wel wat om na hun dood bekeken te kunnen worden. Ik denk dat ze daar nu spijt van hebben. Maar voor spijt is het na je dood wel te laat. Het schijnt dat de mensen hun overleden familielid dat in die Catacomben terechtkwam nog regelmatig gingen verkleden. Zodat ze er netjes bij hingen.
De oudste dode was van halverwege de zestiende eeuw en de jongste dode was aan het begin van de negentiende eeuw geboren, daarna stopten ze met deze manier van begraven.
Zolang heb ik daar niet rond kunnen dolen, in die catacomben. Ik had het nu nog wel een keertje willen zien. Rustiger. Maar nu zit ik alweer thuis, precies toen we landden, las ik ook de laatste bladzijde van het boek. Mooi afgerond.

woensdag 8 juni 2011

Fuck-It moment

De les van deze week zal gaan over het welbekende Fuck-It moment van Cathelijn Schilder. We beginnen met het lezen van het Fuck-It moment in het verhaal Poedersneeuw van Tobias Wolff. We doen een Fuck-It moment vertelrondje. Vertel een Fuck-It moment uit je eigen leven.

Bijvoorbeeld gisteren nog keek ik op de Ryan-Air site naar spotgoedkope vluchten, één van mijn favoriete bezigheden de laatste tijd, en met een paar keer klikken op mijn toetsenbord boekte ik een maand lang Sardinië voor het hele gezin. Zonder te overleggen met man. Terwijl we geen geld hebben voor een vakantie, maar een keuken moeten aanschaffen. Daar hebben we ook al geen geld voor. Een ander Fuck-It moment zou kunnen zijn geweest dat ik een maand lang Sardinië zonder gezin geboekt had.

Het Fuck-It moment is een moment van roekeloosheid. Het moment dat je de boel de boel laat. Je verantwoordelijkheid niet neemt. Iets doet wat helemaal niet kan. En je denkt: Fuck-It.
Een verhaal is eigenlijk niet meer dan een Fuck-It moment van één van je personages en de consequenties daarvan. Simpel zat.
Eigenlijk is ons hele leven gebaseerd op de Fuck-It momenten. En het leven van onze kinderen ook. De schepping hangt ervan aan elkaar. Ik begrijp dat het begrip Fuck-It moment een negatieve connotatie heeft, maar dat klopt niet altijd. Zonder die momenten waren wij namelijk nergens.
De Fuck-It momenten hebben mij altijd veel gebracht. De Fuck-It momenten die ik aan mij voorbij liet gaan ook. Misschien is dat wat een schrijver doet? Die Fuck-It momenten alsnog beleven? Misschien laat de schrijver er per definitie ook wel veel aan zich voorbij gaan.
Maar daarvan zeg ik: Fuck It.

dinsdag 7 juni 2011

Bij de pedicure

Ze is vijfenveertig jaar. We hebben een onderhoudend gesprekje over het weer en wat we gaan doen dit weekend. Precies op het moment dat ze in een kleine bijzin zegt dat ze ze zelf niet heeft, maar wel graag kinderen had gewild, snijdt de pedicure het vel van mijn grote teen.
'Eh, daar doet het geloof ik een beetje pijn,' zeg ik.
'O?' Ze stopt haar snijwerkzaamheden. 'Waar?'
Ik wijs naar de plek. Het bloedt best.
'De huid mag er wel op blijven zitten,' zeg ik. 'Haal maar alleen het eelt weg.'
Ze lacht. We lachen. Ze drenkt een doekje in de alcohol en dept het op de wond.
'Dat is nodig,' zegt ze.

Nu heb ik twee pleisters om mijn grote teen. 'Als een shawltje,' zei de pedicure. Ze heeft het shawltje wel erg strak eromheen geplakt. Ik begin me af te vragen hoe het zit met de bloedstoevoer. Volgens mij oogt-ie al wat blauwig. De nagels zijn wel voor het eerst in hun leven alle tien glanzend zachtroze. 'Dan zijn ze tenminste mooi als jullie samen in Palermo zijn,' had ze gezegd.

maandag 6 juni 2011

Vrijheid & nachtmerries

We gaan binnenkort drie dagen naar Palermo en zullen dan voor het eerst in twee jaar zonder kind zijn. Het is het beste idee in tijden, volgens iedereen. Dan kunnen we uitslapen, heel langdurig tafelen, door de stad slenteren zonder plan, zonder tijd. Maar met de telefoon in de handtas. Mijn hand erop. Al kan ik nooit snel terug zijn als ze me nodig heeft. En die gigantische kiezen boren zich momenteel nog wel zonder genade door haar vlees heen. Maar ik zal het niet zijn die het verzachtende goedje 's avonds in haar bekje smeert. Er is niemand, nee echt niemand, op de wereld die zo precies begrijpt wat ze bedoelt. Ja, dan zal het mormeltje zich nu voor eens en altijd eens goed leren uitdrukken, wil je zeggen. Dan komt ze met dat halfbakken taaltje waarin ze alles 'boek' noemt, niet ver.
Ik weet wanneer ze dorst heeft, ook als ze doet alsof ze geen dorst heeft. Dan is het haar aangeboden in de verkeerde beker. Vaak wil ze het water gewoon uit een glas. Uit exact hetzelfde glas als ik. Ik weet alles van haar. Maar ik ga. Al is ze dertien maanden oud.
Niet dat we zo nodig naar Palermo moeten. Ik heb nooit eerder aan die stad gedacht. We gaan enkel naar Palermo omdat dat zo vreselijk goedkoop was en de tijden gunstig. Maar ik zal 'Retour Palermo' van Philip Snijder aanschaffen. Ik las afgelopen zaterdag over hem in in het VK Magazine. Ik begreep heel goed wat hij allemaal bedoelde.
Ik heb het nog niet eens over de hele erge dingen gehad die er onderweg kunnen gebeuren.
'Ik had het wel fijn overdag maar 's nachts had ik last van hele heftige nachtmerries,' zei een vriendin vandaag, 'toen ik van ze wegvloog.'
Ik geloof dat het bij mij nu al begonnen is.

vrijdag 3 juni 2011

Glad vergeten

Ik stond tot aan mijn knieën in een meer in de waterleidingduinen voor me uit te dromen. Het was een prachtige dag. Het water was gek genoeg oceaangroen. De lucht was strakblauw en ik had uitzicht op de duinen. Het zonlicht schitterde. Ik was gelukkig. Toen keek ik naar mijn voeten, en daar op de bodem van het meer, zat ze. Met een grote luier vastgezogen op het zand. Haar wangen wit en bol. Haar donkerbruine haren recht omhoog. Haar ogen open en groot en bevroren. En ik weet nog dat ik dacht: ze moet hier al minstens een half uur zo zitten. Of een uur. Hoe lang sta ik hier al?

donderdag 2 juni 2011

Jeetje

'Hoe noem je dat nou ook alweer. Zo'n vriendje in je hoofd?' vroeg Jeetje tijdens het tandenpoetsen.
'Een imaginair vriendje?'
'O, ja.'
'Wat is daarmee?'
'God is dus eigenlijk een imaginair vriendje?'
'Vind ik wel een goeie.'
Jeetje is zes en vindt imaginaire vrienden normaal. Ze heeft er zelf geen. Maar haar vriendinnetje heeft er wel één. En daar hebben ze het gewoon over.

Voor de trouwe lezer van dit weblog was dit weer een 'Jeetje stukje'. Een gouwe ouwe. Sinds 2007, sinds ze 2 is, staan de gesprekjes tussen ons hier genoteerd. Verhaaltjes over mijn eerste schreden op het pad van moederschap. Haar eerste schreden in de wereld. De interactie tussen moeder en dochter. Van die dingen. Maar ik merk dat de Jeetjesstukken voorbij aan het gaan zijn. De Jeetjes worden spaarzamer. Ze veranderen wezenlijk. Jee gaat naar groep drie nu. Ze kan zelf al aardig lezen. De gesprekken worden meer privé misschien? Of het komt omdat er sinds vorig jaar ook een Deetje is?

Wat Deetje allemaal gaat zeggen weten we nog niet.
Zij openbaart zich nu als een groot liefhebster van boeken, ze komt mij er de godsganse dag één brengen om voor te lezen.
Ze kwispelt daarbij en roept: 'boek, boek, boek!' Zo herinnert Deetje mij ook aan mijn andere taak.
Deetje heeft trouwens ook een enorme liefde voor telefoons. Ze houdt alles wat ze in haar hand heeft aan haar oor en zegt: 'Hallo, hallo!' Terwijl ik toch een erge hekel heb aan bellen.

Ter illustratie nog een Smeerkaasfilmpje op de site van Torpedo magazine. En gisteren in het Parool.

woensdag 1 juni 2011

Slavernijperiode

Ik zit weer eens in zo'n slavernij-periode. Daar schaam ik me altijd een beetje voor. Want het kan haast niet pathetischer. Het is een obsessie. Zoals pubers dat vaak hebben met zeehondjes.
Na het lezen van To Kill a Mockingbird van Harper Lee en daarna meteen Het Negerboek van Lawrence Hill heb ik het weer flink te pakken. Als kind kreeg ik het na het lezen van De negerhut van oom Tom en het zien van de televisieseries Roots en North and South. Bij Roots heb ik heel wat tranen geplengd. Gisteren kreeg ik de serie op DVD binnen, en ook het boek van Alex Haley waar de serie op gebaseerd is. (Naast De bekende wereld van Edward P. Jones en de Nederlandse slavenhandel van P.C. Emmer.)
Maar ik ben eindelijk begonnen in Agaat van Marlene Niekerk. Vorig jaar kreeg ik het boek cadeau, en nu ben ik er helemaal klaar voor.
Al heb ik de hele nacht gedroomd van Kunta Kinte, hoofdpersonage van de serie Roots, die op het slavenschip vervoerd werd naar Virginia. De serie is uit 1977 dus enorm traag en erg theatraal. Lachwekkend bijna. Maar ik werd er al gauw weer door bevangen, zoals ik er als kind door werd bevangen. Ik geloof dat het me momenteel om dat gevoel gaat.