maandag 30 mei 2016

Zwemmen en voorlezen

Vanuit een bloedheet zwembad in Diemen, alwaar Deetje haar A-diploma aan het halen was, dat kleine kopje boven het water, die glimlach toen ze haar vader en moeder aan de kant zag zitten, racete ik naar een hippe plek in de Pijp, Dog en Pony, om voor het eerst voor te gaan lezen uit het werk dat ik nu aan het schrijven ben.Voorlezen is goed om te doen, dan leer je het ritme van je tekst en de spanning die eronder ligt het beste kennen. Dit stukje ging over een tienerdochter die zich bekeerde tot moslima en haar moeder die daar heel tolerant tegenover wilde staan. Terwijl ik voorlas, zag ik een paar moslims in het publiek. Het werd dood en doodstil in de ruimte. Niemand lachte.
Achteraf zeiden mensen tegen me: 'ja, ik dacht nog, als dat maar goed valt.'
Het viel helemaal prima. En hoe dom ik deze gedachte over de aanwezige moslims ook vond, ik had 'm zelf ook gehad.


woensdag 25 mei 2016

Het leven komt naar binnen

Drie keer ging hier, in mijn prikkelarme en doodstille binnenwereld met enkel het gezelschap van de geest van pastoor Smits, de bel.
Een keer liep het tegen vijven en stormde de buitenwereld binnen in een regenpak, met rode wangen en verwaaide haren en twee fietstassen. Na een lang, koud en nat weekend kamperen en ook nog lesgeven, was ze op station Assen van haar handtas beroofd. De buitenwereld had ‘Houd de dief!’ gekrijst en was de dief achterna geracet. Het zou haar godverdomme niet gebeuren.
De tweede keer dat de bel ging, liep het ook tegen vijven, maar toen droeg de buitenwereld een net pakje, kwam ze terug van een werkafspraak in Zwolle, en was ze met haar net nieuwe auto in volle vaart over een klein hunebed in het gras gekrast. Zich niet bewust van mijn enorme oprijlaan.
De derde keer was het vier uur in plaats van half één, en had de buitenwereld vertraging opgelopen omdat ze, in de middle of nowhere, met de trein over een persoon heengereden was. Het had onder haar voeten geschokt, gehobbeld en gekraakt. De buitenwereld meende over een boom heen te rijden en dacht aan een ontsporing. Ze vertelde over mensen op het spoor met hesjes aan en plastic zakjes en mensen in de coupé die lurkten aan zakjes yoghurt. 


vrijdag 20 mei 2016

Geestkracht en Levenslust

De gevangenen maaiden mijn gras. Van binnen naar buiten keek ik en stak mijn hand op. 'Hohoi!'
Ze reden rond mijn pastorie op elektrische grasmaaiers. In oranje hesjes. Ze hadden langwerpige magere koppen. Ik zou er zo tussen passen. Niet een keer keken ze op naar mij.

'Ik heb een échte bodemloze put in de tuin,' schreef ik een collega.
'Voor de gevangenen?'
'Of de schrijvers. Da's ongeveer eender.'
'Precies. In onze tower of song,' schreef ze.

Soms weet ik niet of ik zelf in detentie ben of dat het de uitstraling van het dorp is die bij tijd en wijlen naar binnen slaat. Veenhuizen is het vreemdste dorp dat ik ken. Het meest hou ik hier van het Pastoors Smitslaantje. Het is onverhard en daardoor ongedwongen. Met die hoge bomen ernaast.
Er staan overal rijksmonumenten met strenge teksten op de gevels: Opvoeding. Controle. Orde en Tucht. Werk en Bid. Leering door voorbeeld.
Opvoeding staat te koop.
Het kapitale pand waarop Geestkracht staat is dichtgespijkerd. Planken voor de ramen en de voordeur. Hoog gras in voor en achtertuin. Opgesloten zijn is niet goed voor Geestkracht.
Recht tegenover de gevangenis staat Levenslust.
Ook Levenslust is te koop. Het is allemaal een stuk minder duur hier dan in de randstad. Levenslust is hier tenminste nog te betalen. Geestkracht moet gekraakt worden.

Op de pastorie, toch ook een kapitaal pand, staat geen opvoedkundige leuze. Dat komt: Pastoor Smits rules here. Misschien had er Liefde op deze gevel moeten staan. Dat miste ik nog een beetje hier.


donderdag 19 mei 2016

Bezoek

Ik had een collega op bezoek in de pastorie. Het was een vrouw. We hadden het over literatuur. We  wilden niet te veel woorden vuil maken aan de combinatie literatuur  en vrouwen. Voor je het weet werd je in de wijvenhoek geduwd. Dat was niet zo best. Die hoek. Daar kwam je nooit meer uit. Daar werd je niet serieus genomen. Het was hoe dan ook een mindere hoek dan die van de mannen. Al bestónden die hoeken niet. Je kon er toch ingeduwd worden.
'Binnenshuis' is het een thema dat regelmatig terugkomt, maar haast niemand van de schrijfsters die ik ken, wil het er 'buitenshuis' serieus over hebben. Negeren is beter. Je niet branden aan het onderwerp. Interessantere zaken om je mee bezig te houden. Suïcide. Therapie. Of dat nou zin heeft of niet. Dat het maar net moet klikken met de therapeut. Dat sommige problemen ook vanzelf over gaan. Met de tijd. De collega en ik bekeken de hoge plafonds in de pastorie. We stelden ons voor dat we naast elkaar in de gang hingen en daarbij zagen we het verbouwereerde gezicht van de schrijfster die ons hier na een week zo aan zou treffen. Wedden dat er een korte opleving zou komen van ons werk. Wij, bungelend in het schrijvershuis. Twee vrouwen die ermee ophielden. Maar dat is een romantisch beeld. Gisterochtend vertrok ze na het beschuitje al, op weg naar haar kinderen die  naar vioolles gebracht moesten worden. Ik stond in de deuropening en zwaaide haar uit. 's Middags kreeg  ik een berichtje dat Jeetje (11), die voornemens is te stoppen met pianoles, al een paar dagen goed geoefend had.
Het is niet echt eng meer om hier alleen te zijn. Ik sliep best goed vannacht. Met sokken aan. Omdat het in de slaapkamer kouder was dan ooit tevoren. En toen ik rond tweeën even wakker was, was er niets bijzonders met de stilte, de stilte en ik waren één geworden. Wel vraag ik me af waar de specht en de pauw in Godsnaam gebleven zijn?


maandag 16 mei 2016

Het was alle dagen stil


En toen moest ik gaan, in een verder lege bus reed ik vanaf hier naar Assen, waar ik op de trein stapte. Nog geen seconde later liep ik mijn Amsterdamse nieuwbouwstraat in.
En toen zat ik met buurvrouwen en mannen rond een nieuwe spierwitte picknicktafel die voor ons huis bleek te staan, glazen wijn, partyknabbels. En toen waren er mensen voor wie ik taart sneed, thee maakte, wijn inschonk - wit, rood - , of heel iets anders, koffie, hebben jullie suiker?,  broodjes zalm smeerde, kaasjes op een plankje legde, bakken chips vulde, felicitaties met mijn elfjarige dochter en ook nog met mijn zesjarige dochter, slingers, ballonnen, lollies, en toen waren er tien kinderen die vroegen of ik ze hielp bij het knippen van hun kroontje, en er waren tien studenten die me aankeken voordat ik met de les begon, er waren mijn ouders, mijn broer en zijn vriendin, er waren vrienden, er was kauwgom dat ik uit het tapijt krabde, er was een logéetje van zes, een logéetje van elf.
En toen moest ik weer gaan, ik zei de meisjes gedag, droogde op het toilet mijn tranen, wierp vanuit een volle tram de echtgenoot nog snel een kushandje toe.
Een seconde later was ik weer hier.  Met de specht en de pauw. Alsof ik nooit was weggeweest.



donderdag 12 mei 2016

WiFi of pastoor Smits

Hier is Wifi. (Waar) zou ik zijn zonder Wifi? Als je zo op jezelf gaat letten als ik de laatste dagen doe, zie ik dat ik nogal veel in de weer ben met contact maken, kijken of ik contact heb. ET phone home. Is er al een berichtje? Een app, een sms, of misschien een mail? Bij de spam ook niet? Heeft er iemand mijn post leuk gevonden op Facebook? Besta ik nog wel?
Schrijven is precies hetzelfde. Contact zoeken. Communiceren. Sommige mensen doen dat minder omslachtig. Andere mensen hebben niet die aangeboren neiging zich constant te moeten uitdrukken. Het heeft allemaal toch iets met bestaan en niet bestaan te maken, zoals onze goeie ouwe Shakespeare al zei.
Kom ik bij pastoor Smits uit.
Gisteravond lag ik op de bank onder het schilderij van Pastoor Smits - die almaar op dezelfde vriendelijke en berustende manier de wereld in kijkt - Brieven aan God te lezen. Ik was bezig in Jij zegt het van Connie Palmen. Maar ik werd moe van de lyriek. Dit boek lag hier. Brieven aan God dus. Bestaan of niet bestaan. De overgave. De volledige overgave. (Aan God, aan WiFi, aan je werk, aan de eenzaamheid of aan Connie Palmen) Pastoor Smits wist het wel, wat ik moest doen. Ik vertrouw wel een beetje op pastoor Smits, deze dagen. Ik ga zo weer even onder zijn portret zitten.

woensdag 11 mei 2016

Doen

In weer een andere kamer gaan zitten met mijn laptop. Uitzicht op de verlaten kerk. In deze lichte  kamer sliepen vorige week de meisjes. Het lijkt alweer eeuwen geleden. Maar morgenavond ga ik voor een paar dagen naar huis; verjaardagen vieren.
Ik zit hier echt niet per se zo in grote afzondering omdat dat dat nu eenmaal moet als je schrijft. Schrijven, - als je er eenmaal in zit - kan werkelijk overal.
Nee, ik zit hier om wat afstand te hebben van mijn leven en de emoties die daar onherroepelijk bij kwamen kijken. Nooit geweten dat het zo'n uitputtend gebeuren kon zijn. Misschien heb ik nooit eerder zo tot aan mijn nek in het leven gezeten.
Daar moest ik dus echt even uit.
Maar ik begin de fantoomarmpjes van Deetje om me heen te voelen en soms meen ik een zacht nekje te kussen dat er helemaal niet is. Waar zijn nu de handen van Jeetje gebleven die mij daarnet van zich afduwden toen ik haar, in het voorbijgaan, al te opzichtig naar me toetrok? Leven - als je er eenmaal in zit - kan werkelijk overal.
Het lijkt allemaal wel puur een kwestie van doen.

dinsdag 10 mei 2016

Doorknallen

In de kleine keuken ben ik neergestreken, mijn laptop bovenop het plastic tafelkleed met roosjes. De geur van de gebakken zalm van gisteravond hangt er nog omdat ik de achterdeur niet de hele tijd open durf te laten staan. In verband met de gevangenen die de tuin bijhouden. In de klapper staat: de achterdeur dichthouden. De gevangenen vriendelijk gedag zeggen, mag wel, binnenlaten mag niet.
Momenteel wacht ik een beetje op de mobiele supermarkt die deze middag in het dorp zal arriveren. Staat ook in de informatieve klapper. Een zak appels heb ik nog. En een stuk kipfilet. Het begint nu wel heel karig te worden. Sinds m'n gezin weg is, heb ik geen brood meer gehaald en ook geen brood meer gegeten trouwens. Het valt me op dat ik meteen teruggrijp op gewoontes uit m'n studententijd. Yoghurt. Thuis eet ik het spul nooit. Ook opvallend is dat ik in m'n eentje veel meer rommel maak, en dat ik nauwelijks aan persoonlijke verzorging doe als toch niemand het ziet.
Daarnet heb ik een rondje door het dorp gerend om te kijken of ik die supermarkt misschien al ergens zag rijden. Over het Pastoor Smitspad reed alleen een elektrische rolstoel met een grijze cowboy erin en een Golden Retriever die naast hem rende, maar geen supermarkt.
De cowboy en ik groetten elkaar. 
Voor ik de deur uit holde, belde mijn agent nog. De eerste persoon tegen wie ik sinds dagen hardop gesproken heb. 'Ik zal ophangen,' zei ze al gauw, 'dan kun jij lekker doorknallen.'
'Nou,' zei ik, 'of ik nou echt lekker doorknal?'
'Niet?'
'Schrijven kan overal.'
'Als je er maar in zit,' zei ze.
'Precies,' zei ik.
'Misschien is dit wel jouw manier van iets maken,' zei ze, 'misschien moet jij altijd wel door van alles heen, voor het zover kan zijn.'

maandag 9 mei 2016

Lachertje

Ik schrok wakker van een enorm gekrijs buiten. Waarschijnlijk twee katten die elkaar besprongen. Het was 02.05 uur zag ik op m'n telefoon. Warm in mijn slaapkamer. Donker ook. Een donkerte die een stadsmens vanzelfsprekend niet gewend is. Ik probeerde al helemaal niet naar de stilte te luisteren, dan ga je er vanzelf iets in horen. Dat weten we allemaal. Zijn dat nou voetstappen op het grind? Wat is dat voor een kraakje? Hoor ik iemand zuchten? Ben ik dat zelf?
Nee, er was niets, helemaal niets, ik lag rustig en ontspannen in een oude Pastorie in Drente, nergens naar te luisteren, zo'n beetje weer in slaap te dommelen, toen plotseling die witte vrouw voor mijn geestesoog verscheen. Ik had niet eens gemerkt dat ze binnengeglipt was, maar spoken kunnen geluidloos door deuren en muren heen en ze maken gebruik van zo'n onbewaakt ogenblik tussen waken en slapen in. Dat had ik kunnen weten.
Heel dichtbij mij was het hoofd van een doorschijnende vrouw met lang wit haar en bruine ogen. Ze keek natuurlijk boosaardig naar me. Ik had haar verzonnen. Daar was ik me van bewust, maar ook dat dat niet uitmaakt. Verzonnen of niet. Ze was er. Hoe kreeg ik haar weer weg.
Het werd nog een hele krachttoer in mijn hoofd tussen verbeelding en werkelijkheid.
Door dit nu op te schrijven probeer ik iets meer controle te krijgen over dit soort zaken, zodat het vannacht een lachertje zal zijn. Want dat is wat ik het liefst doe: van de dingen een lachertje maken.

zaterdag 7 mei 2016

Het was het contrast

Het is zover. Ik zit. Ik moet terugschakelen van een hoop gezelligheid met het gezin, naar het volkomen verdwijnen in mijn werk. Het document zal dadelijk geopend worden. Al staat het nu nog mijlenver van me af.
Ik weet dat ik blij zal zijn als ik er eenmaal mee bezig ben,  maar nog blijer was ik de afgelopen week. Geluk heet dat.

Het was misschien de rust hier. De stilte. De vrede. En dat omringd door zwaarbewaakte gevangenissen waar ik weet niet hoeveel mensen opgesloten zitten.
Het was de temperatuur die elke dag iets omhoog ging.
Het was het 'eenvoudige' leven. Wel in een pand dat zo'n slordige vier miljoen zou kosten in onze buurt.
We aten patat toen iedereen dat deed, op de dag dat de patatbus in het dorp stond. We lazen, we speelden een spelletje tennis, er werd heksensoep gemaakt van madeliefjes, we vierden de verjaardag van de zesjarige en verstopten de cadeautjes in de vele kamers van de pastorie.
Het waren onze fietstochtjes door de bossen. Het viel me op dat we vaak werden toegelachen door gepensioneerde stellen die ons tegemoet fietsten. Een ideaal gezin; zo zagen we er uit. Vader en moeder kaarsrecht op hun Gazelles met allebei een knap meisje aan hun zijde. Vaders hand lag in de nek van de jongste. Moeders rugtas gevuld met broodjes.
De zestigplussers herkenden zichzelf in ons denk ik. Hun eigen gezinnen. Hoe zij daar vroeger fietsten.  Misschien ook waren het lachjes ter aanmoediging. Jullie kunnen het! Ga zo door! Jullie zijn leuk!
Het was het geluid van de specht en de pauw.
'Wat is het hier lekker aan mijn oren,' zuchtte Jeetje en sloot haar ogen. 'We hebben eigenlijk zo'n huis nodig. 'En precies zo'n tuin. Dan zou alles goed zijn.'

Ik heb ze vanmorgen weg zien rijden, de oprijlaan af. Ik heb me omgedraaid, ben de Pastorie binnengegaan. Er moet gewerkt worden. Dat staat in dit dorp op alle huizen geschreven. Werken is leven.






woensdag 4 mei 2016

Afzonderen

Een verhaal over met rust gelaten willen worden, schrijft iemand me net. Of niet met rust gelaten willen worden, denk ik erachteraan. In de kamer hiernaast hoor ik zacht de stemmen van Jeetje en Deetje. Verder weg het gerommel van man in de keuken. Zo is alles precies goed. Zo moet het blijven. Maar toch zal ik binnenkort in deze pastorie alleen zijn. Ik hoef daar niet per se steeds aan te denken, we leven ten slotte in het nu, maar het gebeurt. Steeds herinner ik me de momenten dat ik eerder ergens alleen zat, in een uithoek. Ik herinner me het gefladder van een vleermuis rond mijn hoofd in de nacht. Het gescharrel van - naar wat later everzwijnen bleken te zijn geweest - in de stal onder mijn appartement. In mijn herinneringen word ik op die plekken constant omringd door Duisternis, Stilte - (soms onderbroken door gefladder en gescharrel)
Er zijn een paar momenten in mijn leven geweest dat ik dat deed: ergens alleen naartoe vertrekken. Me afzonderen. Niet al te lang. Ook niet al te vaak. Maar ze waren er. En ik verlangde er naar. Wat bijblijft is vooral het geen hand voor ogen zien, en de angst. Angst is net als pijn, dat herinner je je pas echt weer als het er is. Gelukkig maar.

maandag 2 mei 2016

Andere omgeving

Ik ben van omgeving veranderd. We zijn van omgeving veranderd. We zijn naar het noorden van het land gegaan. Naar een voormalig gevangenisdorp. We zijn er in een oude pastorie terechtgekomen, met elf kamers en een enorm stuk grond. Het is avond. Buiten loeit/kraait/schreeuwt/roept een pauw. Binnen een vioolconcert van Bach. In één van de kamers op de eerste verdieping ligt de bijna jarige - het bevrijdingskind - Deetje te slapen, beneden in de voorkamer maakt Jeetje alvast een tekening voor haar verjaardag, en in de achterkamer zit man op een stoel met zijn leesbril op. Tegenover hem, boven de bank, hangt een immens schilderij van de pastoor die hier jarenlang in zijn eentje gewoond heeft en wiens geest hier nog altijd is. Dat voel je.  Hij heeft  een aardige blik in zijn ogen.
Toen ik daarnet de kamer verliet om hier dit stukje te gaan typen, om te kijken hoe of dat gaat in zo'n pastorie, zag ik dat man exact dezelfde houding had aangenomen als die van de pastoor op het schilderij. Alsof hij voor een spiegel zat te lezen. Hij had alleen geen bijbel in zijn hand, maar een ander boek.
Ik zit nu in een kamer aan een bureau waar veel schrijvers voor mij gezeten hebben. In dit huis zijn al heel wat boeken geschreven. Ook dat voel je. Hier moet het mogelijk zijn. Sommige boeken zijn er afgemaakt, andere romans zijn hier ontstaan. Nu zijn ze er nog alle drie. Over een paar dagen ben ik hier alleen.

zondag 1 mei 2016

Doen Alsof

'Wat als we in werkelijkheid maar rommelige schepsels in een rommelige en grillige wereld zijn zonder een wezenlijk waar zelf dat we moeten vinden om oprecht te kunnen leven?  Wat als we wanordelijke wezens zijn met honderden verschillende emoties en kanten en ons leven grotendeels bestaat uit de interactie met andere wanordelijke wezens. Dat je voortdurend allerlei kanten wordt opgetrokken en dat je geneigd bent te reageren volens een bepaald patroon van vroeger, een momentopname waarin je bent blijven hangen. En dat heel rigide kan zijn geworden?'

Deze vragen worden opgeworpen in een interview in Trouw met een Hoogleraar Chinese geschiedenis  - die zegt dat al dat zoeken naar een authentiek zelf onzin is - en dat we iets kunnen leren van een traditionele denker als Confucius.
Het gaat om rituelen.
Het gaat er om om te doen alsof.
Het gaat dus om de verbeelding. De creativiteit. Het spel.

Dat vind ik mooi.
Weg met oprechtheid.
Weg met het ware zelf! Op naar: Doen Alsof.