dinsdag 31 mei 2011

Voor jezelf opkomen

Deetje is een week geleden gebeten door een jongetje dat haar het duploblokje niet gunde. Er zit een flinke korst op haar bovenarm.
'Gelukkig begint Deetje nu wel iets meer voor zichzelf op te komen,' zegt de crèchejuffrouw.
'Ik dacht dat zij al goed voor zichzelf opkwam,' zeg ik.
'Nou nee hoor,' zegt ze. 'Deetje is altijd heel lief.'
'O. Ik dacht: deze komt tenminste voor zichzelf op. Haar zus deed dat namelijk niet zo goed.'
'Laat ik het zo zeggen: ten opzichte van de andere kindjes hier is Deetje altijd even vriendelijk en meegaand,' zegt de juffrouw.
Ik kijk naar de valse Amsterdamse loedertjes op de vloer die, als je niet oppast, ieder moment van zich af kunnen gaan bijten.
'Ze kan wel wat hardhandig zijn hoor,' zegt de juffrouw.
'Gelukkig!'
'Maar dat bedoelt ze nooit slecht,' gaat ze door. 'Het is gewoon dat ze haar eigen kracht nog niet kent.'

Deetje is een sterke, vrolijke, lieve baby die goed voor zichzelf op begint te komen. Gisteravond plukte ik haar van de derde traptree af. Ze zette het op een krijsen en begon mij met vlakke hand in het gezicht te timmeren.
Maar het is wat anders om tegenover je moeder voor jezelf op te komen dan tegenover de rest van de wereld.

maandag 30 mei 2011

De vader die lachte

Op de deur van de kleedkamer hangt een briefje: alleen voor dames, dus ook geen vaders. De vader zit er toch, wijdbeens, in een grote outdoorbroek. Hij heeft een zongebruind hoofd en gespierde armen onder zijn strakke jungleshirt. Hij lacht naar ons, de moeders die hun naakte, rillende meisjes afdrogen na de zwemles. Het driejarig dochtertje drentelt door de ruimte en vraagt steeds waar Lisa blijft.
'Die komt wel,' zegt vader en hij strijkt door zijn haar. 'Op een keer moet Lisa toch onder de douche uitkomen.' Hij grinnikt. Hij heeft de tijd. Als de moeders de meisjes al in hun schoenen helpen, loopt de driejarige zelf naar de douches om zus Lisa op te halen.
'Domme papa!' is het eerste dat Lisa zegt als ze de kleedkamer binnenkomt.
Vader lacht. Lisa schatert het uit.
'Domme papa!' roept Lisa nog een paar keer. De driejarige doet mee.
'Ik droog je wel mooi af,' Vader stroopt Lisa's badpak af. Er komt een hangbuik tevoorschijn. Met putjes erin.
'Dombo, dombo, dombo!' De meisjes dansen om hun vader.
'Kom, we hebben heerlijke appeltaart thuis,' zegt hij.
'Maar daar krijg jij niks van!' zegt Lisa.
'O,' zegt vader.
'Nee, en ik ga je in elkaar slaan met een hamer,' zegt Lisa. 'Dan sla ik je helemaal in stukken. Krak. Krak.'
Vader lacht en droogt zijn dochter af. Ze hebben lol samen.
'En jij krijgt niks van de appeltaart,' zegt Lisa. 'Niks!' echoot de driejarige.
'Als ik geen appeltaart krijg, draai ik dadelijk ook geen K3 in de auto,' zegt vader.
'Dat hoeft ook he-le-maal niet,' zegt Lisa. En ze ligt in een deuk. Vader knipoogt naar de moeders die één voor één de kleedkamer verlaten.

Op de terugweg zeg ik tegen Jeetje dat ik vond dat Lisa wel erg brutaal deed tegen haar vader.
'Maar die vader lachte steeds,' zegt Jeetje. 'Waarom deed hij dat eigenlijk?'

vrijdag 27 mei 2011

Nieuwe muze

De huisarts die mij 'vaag' noemt, terwijl ik niet bij hem kwam om het over mijn vermeende vaagheid te hebben, heeft een teer punt geraakt. Ik word heel mijn leven al 'vaag' genoemd of 'raar.' Ik ben die benaming meer dan spuugzat. Je zou - voor de grap - de mensen eens moeten zien die mij zo aanduiden.
Het is nu al een week geleden dat ik hem zag, en op stille momenten vertel ik de huisarts nog steeds 'de waarheid.' Elke dag wordt het betoog in mijn hoofd scherper. Maar het eindigt altijd met dezelfde vraag: 'DUS meneer, WIE is er hier nou eigenlijk VAAG?!'
Hij weet nooit iets terug te zeggen. Hij kan niet anders dan zijn hoofd buigen. Zich excuseren.
De huisarts wordt mijn nieuwe muze. Als ik een drijfveer mis, zal ik bij hem langsgaan met een vage klacht. Voorin mijn volgende boek komt te staan: voor de huisarts die mijn motortje altijd draaiend wist te houden.
Gisteren stond hij op mijn antwoordapparaat: 'Ik bel je al een paar dagen voor de uitslag van het bloedonderzoek. Maar ik krijg je niet te pakken. Einde bericht.'
Mijn muze zegt einde bericht als hij zijn zegje gedaan heeft. Dat is niet vaag. Dat is dubbelop.

donderdag 26 mei 2011

Groetjes aan...

Het vierde filmpje alweer op Torpedomagazine. Het heet Zorg. Ik heb het zelf wederom niet gekeken, maar het schijnt goed te zijn. Ik weet nog dat ik dit stukje, terwijl ik het las, het beste vond. Er was niet aan geschaafd. Het had al de juiste hoeveelheid woorden. Het leek gemaakt voor een Torpedo Magazine Filmpje. Het wilde ook iets zeggen over de zorg voor en over een kind. Het was niet eenduidig. Toen ik klaar was, zei de cameraman: 'Dit was meer een gedicht.'
Als je kijkt, kijk dan meteen even bij de andere filmpjes. Er wordt daar elke dag een nieuw 2 minutenstukje geplaatst. Zo leuk. En dan staat het ook nog in het Parool. Het kan niet op. Het leven is Vurrukkulluk.
Daar heb ik dus ooit een hoorspel van gemaakt. Dat is nu alweer vijftien jaar geleden.En daar wordt binnenkort, waarschijnijk, wat mee gedaan. Ik weet nog precies waar ik zat toen ik 'groetjes aan Elke Geurts' zag staan, geschreven door Remco Campert. Ik viel haast flauw van zoveel erkenning. Sindsdien voel ik me verbonden met hem. Je hoeft maar 'groetjes aan...' te schrijven of je hebt me. Makkelijk zat.

dinsdag 24 mei 2011

True Blood

Ik balde mijn hand tot een vuist en toen hij begon, keerde ik hem mijn andere wang toe. Over mijn rechterschouder staarde ik naar het multiplex wandje. Grijswit met gaatjes. Dit was hokje V132. In een heel nieuw gebouw.
'Hier had wel iets kunnen hangen,' zei ik.
'Ja, ik had daar een Escher willen ophangen,' zei de man die mij aftapte.
'Ah,' zei ik. 'Maar dat leidt natuurlijk af. Jij moet je op aders focussen.'
'Ik heb meer dan genoeg Escher gezien.' Hij lachte.
'O?'
'Tijdens mijn studie had ik een Escher agenda.'
'Volgens mij is dat niet de bedoeling van die agenda's,' zei ik.
'Laat die vuist maar los,' zei hij, 'ontspan. Ontspan.'
Ik liet mijn hand open liggen op zijn bovenbeen. Mijn bloed stroomde zijn buisjes in. Tot hij er genoeg van had.
Achter al die wandjes hier hetzelfde.

zondag 22 mei 2011

Woede

Drie dagen geleden, op donderdagochtend, zag ik hem voor het eerst. Hij droeg een trui, zo grasgroen dat het pijn deed aan mijn ogen. En sindsdien denk ik elke nacht, als ik even wakker ben, aan wat ik hem had moeten zeggen, maar niet zei. En dan duurt het nog veel langer voor ik in slaap val.
De huisarts was een man van halverwege de veertig. Hij waste zijn haar waarschijnlijk met babyshampoo. Daarom hing het wat slap rond zijn hoofd maar het glansde wel. Het was zo'n type dat zijn hele lichaam elke ochtend he-le-maal, en in alle rust, inwreef met babyzeep. Als eerbetoon. Uit respect voor 'Zijn Voertuig'. Hij had lange gelige tanden, troebele ogen - die herinner ik me niet zo goed - maar zijn neus wipte lief omhoog, daar moet hij vroeger o.a. mee geplaagd zijn. Het plagen had hem gesterkt. Nu was hij huisarts, nu liet hij zich door niemand meer ringeloren. Vanachter zijn bureau keek hij naar me. Hij had al diverse communicatietraingen achter de rug. Sommige zelfs op eigen kosten. Hele zinsneden uit het handboek 'Hoe te communiceren met je patiënt' rolden er uit. Hij was een ijverige man, maar hij zou zichzelf niet nòg eens over de kop werken.
Goed, genoeg ingehouden woede.

Ik zit daar met bijna veertig graden koorts tegenover hem. Een paar nachten niet geslapen. Zo goed en zo kwaad als het ging vertel ik hem mijn fysieke klachten.En dat ik me afvraag wat het allemaal is.
'Ik vind je vaag,' zegt hij als ik mijn verhaal gedaan heb.
'O.'
'Ben jij altijd zo vaag.'
'Nee, maar, eh..'
'Ja, ik ken je dus niet, dat is het lastige, maar ik vraag me heel erg af of je altijd zo vaag bent.'
'Nee, ik ben natuurlijk ziek nu. Ik zit hier met moeite,' zei ik. 'Ik denk dat ik een vitaminetekort heb of zoiets. IJzer. Whatever. Laat me maar bloedprikken.'
'Misschien ben je altijd zo vaag.'
'Nee, zó vaag ben ik normaal niet, maar daarvoor...'
'Ik vraag me namelijk af of ik echt contact heb...'
'Dat vraag ik me ook af,' zeg ik.
'Nou, ik heb wel contact hoor.' De glimlach van de groene trui golft door de kamer. Het geel van zijn tanden danst mee. Als hij wel contact heeft, dan moet hij dat toch met mij hebben? Met wie heeft de goede man anders contact?
Maar ik durf niets meer te zeggen.
'Ik vraag me af of ik met je binnenkant praat?'
'Eh, mijn binnenkant?'
'Ja, of heb ik alleen contact met je buitenkant?' De huisarts doet zijn armen over elkaar.

vrijdag 20 mei 2011

Trip naar buiten

Op woensdagavond besloot ik toch naar de boekpresentatie van Caroline Ligthart te gaan. Ik wilde het per se. Ik liet mijn lichaam niet bepalen wat we wel en niet gingen doen. Misschien was het pure aanstellerij. Misschien was dit zo'n psychosomatisch iets. Ik lag me al de hele dag in bed aan te stellen. Met mijn ogen dicht omdat die deden alsof ze geen licht konden verdragen. Een natte washand op mijn hoofd, een warmwaterzak bij mijn voeten. Ik bereidde me op de tocht voor als was het een militaire operatie - ik nam een paar slokjes appelsap, er moest iets van brandstof in de machine, stopte een cracker in mijn handtas - en liep de straat uit. Over een denkbeeldige rechte lijn. Ik stapte in tram 26. Het was alsof op ik op volle zee zat. In mijn oren hoorde ik de golfslag. Ik sloot mijn ogen. Klemde mijn handen rond de mobiele telefoon. Het ging geweldig goed. Bij de halte Rietlandpark moest ik overstappen op tram 10, ook daar kwam ik zonder kleerscheuren in terecht. Keurig rechtop. Met mijn ogen dicht bereikte ik het Leidseplein. De machine was op stoom. Het plein was vol, kleurig en schel. In de Bruna shop kocht ik Dextro Energy snoepjes. Daarna liep ik de Body Shop binnen voor een cadeau voor de kersverse debutante. Het lukte allemaal. Misschien keek de juffrouw van de winkel me vreemd aan, maar ik wist dat ik ook dat verzon. Ik had altijd het idee dat de hele wereld me vreemd aankeek, omdat ik schijnbaar iets geks aan het doen was. Aanstellerij dus. Vanaf het Leidseplein was het nog een hele tocht naar boekhandel Schimmelpennink waar de presentatie was. Ik zoog op een Dextrootje, spiedde om mij heen met mijn half dichtgeknepen ogen en stapte voort. De machine was in volle werking. Zij rook elk afzonderlijk pizzastukje, shoarma broodje en hoorde elke tram- of fietsbel. Rechtop blijven was haar main issue. Wij zullen doorgaan, haar slogan. In mijn hoofd speelde zich het rampscenario af dat het hele feest zou kunnen bederven. De schrijfster zou mij met mijn komst juist voor eeuwig vervloeken in plaats van wat anders. Want al stond de machine goed afgesteld, oververhitting kon kortsluiting geven. Die wetenschap maakte deze tocht extra heroïsch. Eigenlijk geeft het mijn hele leven net wat meer cachet, bedenk ik me nu.
Maar het ging goed. Op een gegeven moment lag onze vrouw van de wereld weer thuis in bed. Met Russisch water. Missie geslaagd.

dinsdag 17 mei 2011

Roepingen

Een paar dingetjes. Per uur gaan er wel vijf blog-onderwerpen door m'n hoofd. Ik moet kiezen. Soms zijn er dagen van geen idee of van hele kleine observaties. Maar de laatste tijd is het anders. Het gaat maar door, ook 's nachts.

Ik wilde stoppen met dit blog omdat ik er niks mee verdien. Het is frustrerend iets op te schrijven waarvan je weet dat je het beter zou kunnen verwoorden. Maar je mag er niet meer tijd aan besteden omdat het geen werk is. Het wordt tijd dat ik ergens een column krijg waardoor ik kan zeggen: dit is werk. Dan mag je herschrijven tot je een ons weegt. Soms denk ik dat ik diep gelukkig zou zijn, als ik maar betaald werd om hier elke dag een stukje te schrijven. Werk = rechtvaardiging. Als ik betaald werd om te leven, vond ik het ook goed.

Een ander dingetje is dat ik nooit van mezelf gedacht zou hebben dat ik iemand zou worden die steeds over haar kinderen ouwehoerde. Ik haatte kinderen, nee ze lieten me onverschillig, en het gezinsleven leek me het minst interessante leven dat iemand zou kunnen leiden. Dat leid ik nu. Dus daar schrijf ik over. En ik zie steeds van die dingen. We waren gisteravond buiten en ik zag de zesjarige dochter balancerend op haar nieuwe skeelers, ik was steeds bang dat ze voorover op d'r smoel zou vallen, maar ze viel niet. En naast haar waggelde mijn eenjarige, met haar armpjes wijd. Ook voor haar smoeltje vreesde ik. Mijn twee wankele eendjes die hun vleugeltjes spreidden. En dan die trotse kopjes waarin ik mijn eigen trotse kopje terugzie. Bij de ene gaan de tandjes elke dag wat losser zitten, terwijl de andere er elke dag eentje bij krijgt.

'Ik vind papa altijd lief,' zei Jeetje laatst. 'En jou vind ik altijd half stom en half lief.'
'Dat heb ik nou ook,' zei ik.

Had je mij net in m'n eentje moeten zien zitten aan de tafel beneden, ik bespeelde de nieuwe cimbaal van mijn zesjarige. Eerst tokkelde ik van het blad en niet veel later begon ik er al echt veel gevoel in te leggen. Ik speelde: Ik zag twee beren en daarna In Holland staat een huis. Als iemand mij gehoord zou hebben, zou die vast gevonden hebben dat ik talent had. 'Dit klinkt goed zeg voor iemand die voor het eerst van haar leven een instrument bespeelt. Jij moet wel heel erg muzikaal zijn.' Mijn ware roeping is muziek maken. Maar er is nooit enige muziek in mijn leven geweest, dus daarvoor is het te laat. Ik ben een muzikale analfabeet. Ik ben blij dat ik tenminste wel heb leren schrijven. Maar het tikken op het toetsenbord klinkt meteen een stuk minder harmonieus dan het tokkelen op die cimbaal. Het heeft iets bots, iets afstandelijks. Zelfs als ik er heel veel gevoel in leg.

Ik was wel verdacht snel toe aan de vrije improvisatie.

maandag 16 mei 2011

Tot we erbij neervielen.

Het is haast geen Jeetje meer, maar Jee. Ze werd gisteren zes jaar. In de ochtend hadden we een heksenfeest met heksendrank en heksenpoep en op zolder zat de heks met haar heksenmuziek. Dat feest ging geruisloos over in een feest waar ook grote mensen mochten komen met hun kroost. We feestten. We feestten tot we erbij neervielen. Deetje viel tijdens het avondeten in slaap, met een hap rijst nog in haar mond. Haar hoofdje rustte op tafel. En de jarige Jee zei even na zessen: 'Mag ik alsjeblieft, alsjeblieft naar bed?'
Maar vanmorgen, het was nog geen half zeven, zaten de zusjes en de moeder alweer fris en fras in bad. Ze hadden het ontbijt al achter de kiezen, ook had moeder Deetjes pony voor het eerst bijgeknipt. ( 'Hee! Dee is geknipt!' zou de crèchejuffrouw uren later uitroepen. En toen zou moeder de muizentrap pas zien.) Terwijl Jee en ik het hele feest nog eens doorspraken, had Deetje al een paar wandelingen van de keuken naar de kamer gemaakt. Zonder zich ergens aan vast te houden. Zelfs geen klein handje tegen de muur. De heks zat een paar verdiepingen hoger. Met haar puntneus, haar heksenhoed.
En, als het goed is, zit ze daar nu nog.

donderdag 12 mei 2011

Sloddervarkens

'Een rotzooi maken jullie ervan, zegt de schoonmaker, 'echt een rotzooi. Ik snap niet dat jullie dat zelf niet zien. De overburen maken er ook al zo'n rotzooi van. Ik kan daar soms niet eens lopen! Overal kranten en lege flessen en planten. Ik kan nergens bij. Hebben ze zo'n groot huis, leggen ze overal troep neer. Kopen ze een nieuw bureau, stoppen ze het vol met speelgoed. Snap je dat?'
'Dus die mensen zijn nòg rommeliger dan wij,' zeg ik.
'Nou, jullie maken ook veel rotzooi. Het is niet mooi dat alles op de kast ligt. Waarom niet erin? Dat kost maar vijf minuten. En waarom zit er plastic bakken tussen de pannen? En waarom is deze kast bijna leeg en die helemaal vol? Zo vol dat de la niet meer dichtgaat? Wat doen deze kaarsen in de handdoekenla?'
'Ik weet niet waar de kaarsen horen te liggen,' zeg ik.
Hij trekt de voorraadkast met een zwaai open. Het ziet er daar uit alsof daar onlangs een bom ontploft is.
'Jullie hebben plek genoeg,' zegt hij, 'maar jullie gebruiken het niet. Jullie gebruiken niets. Waar moeten jullie nou je boodschappen kwijt? Waar? En hoe moet je zien of iets over de datum is? Dat kun je zo niet zien. Dus dan moet je het weer weggooien. Het is allemaal verspilling. Waarom doen jullie dat nou? Waarom, Elkie?'
'Jij moet opruimcoach worden, Faab,' zeg ik. 'Opruimcoach. Dat is iets voor jou. Het is minder zwaar dan schoonmaker, je kunt er meer mee verdienen. En er is dus een markt voor!'
Hij kijkt me aan. 'Maar waarom doen jullie dat niet gewoon zelf?'
'Omdat we luie varkens zijn,' zeg ik, 'we zijn luie, onverschillige varkens die het leven niet verdienen.'

woensdag 11 mei 2011

De vis met de grimas

Het was weer dinsdag 15.00 u en ik wachtte voor de basisschool. Midden tussen de lachende en gillende kinderen. De zon scheen. En ik dacht al een paar dagen heel sterk aan weglopen. Dus zei ik: 'Jeetje, we moeten oefenen voor de avondvierdaagse.'
Het buurmeisje besloot ook mee te gaan. We gingen op pad met een fles water en drie appels in mijn rugzak. We liepen langs het IJ. Aan de kant dreef een enorme karper. Met een stijve grimas.
'Wat een grote,' zei Jeetje.
'Hoe kan het dat die vis dood is,' vroeg het buurmeisje.
'Ouderdom.' Mijn standaardantwoord bij sterfgevallen.
'Ach, zijn oogje is eruit,' zei Jeetje.
'Misschien was zijn oog eruit gevallen en ging-ie toen dood,' zei het buurmeisje.
'Ogen vallen er niet zomaar uit,' zei ik.
'Misschien heeft iemand zijn oog eruit gegeten?' zei ze.
Ik keek haar strak aan.
'Geen mens,' zei ze snel. 'Een eend of zo.'
'Eenden eten geen ogen uit levende vissen,' zei ik. 'Kom!'
We liepen verder. Langs de boterbloemen, de paadjes, het hoge gras, de brandnetels, de woonboten, de haven, de camping. Halverwege werd er gepoept en afgeveegd met gras. Poepende kinderen worden loodzwaar in je armen, maar ik liet haar niet vallen. We wasten onze handen met het water uit de fles. We aten onze appels. En keken naar de vrachtboten die voorbij voeren. We zwaaiden.
'De appel ruikt naar poep,' zei Jeetje.
'Zullen we naar Afrika lopen,' zei ik.
Het buurmeisje keek me aan.
'Dat meen je niet,' zei ze.
Ik bleef even stil.
'Ik wil terug,' zei het buurmeisje.
'We kunnen toch niet naar Afrika lopen,' zei ik, 'we hebben niet genoeg spullen bij ons. Gekkie.'
Op de terugweg zagen we de dooie vis weer.
'Hij is van de kant gedreven,' zei Jeetje.
Gek genoeg ging ik er vanuit dat het een zij was. Vanwege de verfijnde tekening op haar lijf. Haar lachje.

dinsdag 10 mei 2011

Filmpje 'de Indiaan'

En weer een filmpje op Torpedo Magazine!

maandag 9 mei 2011

Superduif

Het is vreemd om een boek van een vriendin te lezen. Al ben ik het intussen wel gewend. Het heeft iets voyeuristisch. Omdat je haar kent, of denkt te kennen. Maar als je zo'n roman leest, geeft iemand iets prijs dat in al die jaren, die gesprekjes en die mails, nooit ter sprake is gekomen. Niet op die manier. Een boek werpt altijd een ander licht op de zaak. 'Aha! Dat gaat er dus ook in dat hoofd om.'
Het liefst had ik dat iedereen die ik kende boeken schreef, zodat ik alle mensen ook op die manier kan lezen. (Inmiddels zijn dat er ook steeds meer, bedenk ik me nu. Zal wel niet voor niets zijn.)
Het gaat mij niet om de autobiografie. De feiten zijn redelijk oninteressant zelfs. Het mechanisme van fictie is mij welbekend. Maar het raakt een diepere laag, iets anders, iets wat nooit boven tafel komt in het 'normale sociale verkeer.'
Of ik ben gemankeerd waar het het normale sociale verkeer betreft. Of ik neem met minder geen genoegen. Sommige mensen kunnen bij elkaar zitten, babbelen, en dan weten ze genoeg. Dat heb ik niet. Ik kan ten eerste al niet goed 'babbelen.' En ten tweede wil ik meer, altijd meer. Het liefst in romanvorm, eigenlijk.
Ik begrijp dat niet iedereen mij dat kan bieden.
Maar Esther kan dat. En met Superduif kwam ze - volkomen terecht - op de shortlist van de Libris.
Vanavond wordt de uitslag bekend gemaakt. Ik heb de jurk gezien die ze aan zal hebben en ik weet wat ze daaronder draagt. Maar ik kan totaal niet voorspellen hoe haar volgende boek eruit gaat zien. Dat maakt haar ook tot zo'n goede schrijver.

zaterdag 7 mei 2011

Filmpje Torpedo Magazine!

En weer een filmpje voor Torpedo Magazine. Een live-blog. Iets ingedikt. Het stond ook in het Parool. Gisteren, naar het schijnt.
En maandag komt de volgende!

vrijdag 6 mei 2011

Een ander mens.

Gisteren belde ze plotseling. Zoals ze één jaar geleden plotseling in mijn ziekenhuiskamer had gestaan. 'Kan ik je helpen?' vroeg ze toen. Ze leek op een tante die ik niet mocht. Dat zag ik meteen. Maar dat geeft niets, dacht ik, daarmee is ze de tante nog helemaal niet. Ik was verbaasd over mijn eigen flexibele gedachtengang. Maar die verbazing zette ik ook snel opzij. Want niet functioneel op dat moment.
'Ik ben een doula.'
'Wat goed!' Het woord alleen al zou mij normaliter doen steigeren.
'Zal ik eerst uitleggen wat ik doe en wie ik ben?' vroeg de doula.
'Hoeft niet.'
'Adem naar je tenen.'
'Waar zitten die?'
'Daar beneden.'
'Ah bedankt. En nu?' In een split second had ik besloten: naar jou ga ik luisteren. Ik doe alles wat jij zegt. Alles. Aan jou, onbekende mevrouw, geef ik mij over. Totaal. En dat jij op een vervelende tante lijkt, geeft niets. Ik vergeet wie ik ben, ik vergeet hoe ik ben. Ik vergeet.
'Hou me maar vast,' zei de doula. Ze spreidde haar armen. 'Hou me vast, meid.'
Ik stokte. Alles stokte.
'Kom maar,' zei ze. Ze ging op haar knieën zitten, en spreidde haar armen nog wijder.
'Hoeft niet,' zei ik.
We keken elkaar aan.
'Hoeft niet,' zei ik weer.
'Dat is óók heel goed,' zei ze toen. 'Ik respecteer grenzen.' Ze lachte, ging weer staan. En trok haar bloesje recht.
We waren twee makkelijke mensen. De doula en ik. En we klaarden de klus heel snel.

woensdag 4 mei 2011

Wat kinderen allemaal weten.

'Als je in de supermarkt bent om iets te kopen en je weet niet waar het ligt. Wat doe je dan?' vraagt oma aan Jeetje.
'Zoeken,' zegt Jeetje. 'Hè,hè.'
'En als je het dan nog niet meteen vindt.'
'Nog harder zoeken,' zegt Jeetje.
'O,' zegt oma. 'Wat ik dan doe. Ik vraag het gewoon meteen aan een iemand die in de winkel werkt. Dan hoef ik niet te zoeken.'
'Wij zoeken net zolang tot we het vinden,' zegt Jeetje.
'O,' zegt oma.
'Nou,' zegt Jeetje na een tijdje.'Papa doet het trouwens ook. Hij vraagt het ook aan iemand van de winkel als hij iets niet kan vinden. Maar mama nóóit. Mama zoekt.'

dinsdag 3 mei 2011

Over jaloezie

Dit schreef ik 15 jaar geleden op 3 mei.

Ik ben te jong om nu al te niksen. Ik ben jong en welwillend, eigenlijk. Maar ik weet niet hoe ik goed en veelbesproken moet worden. Dat het niet helemaal vanzelf gaat, snap ik intussen wel. Misschien is collega E. wel een supertalent en schrijft ze ooit een boek dat een bestseller wordt. Ik ben ook jaloers op I. met haar drukke stages en moeilijke van 9 tot 4 schoolleven. Ik ben jaloers op H. met haar tentamens en briefjes aan het plafond. Ik ben jaloers op de meisjes van volleybal die bij de bank werken. Ik ben jaloers op R. die steeds moet reizen en om zes uur 's morgens op moet staan om ergens naartoe te gaan! Ik ben jaloers op m'n moeder die overspannen is van alle druk. Ik ben jaloers op het meisje van de bakker die steeds 'anders nog iets?' vraagt. Ik ben jaloers op de mensen van de markt, al heb ik ze niet gezien vandaag. Zij roepen om aandacht en krijgen dat ook. Ik heb ze dus niet gezien, maar ik weet dat ze er zijn, dat is al pijnlijk genoeg. Verder ben ik nergens jaloers op.
Misschien ben ik toch niet jaloers op één van de bovenstaande personen. Ik zou nu niet dag in dag uit op school willen zitten, 'anders nog iets?' willen vragen of op de markt willen staan schreeuwen. Toch ben ik ergens jaloers op. Vreselijk jaloers.
Maar niet precies op wat ze doen. Ach, ik heb een man. Dat is heel wat.
H. vroeg me gisteren nog of ik er geen voor haar wist. I. is ook op zoek. En ik heb wel een betere man dan bijvoorbeeld W.

E. (22)

maandag 2 mei 2011

Aantrekken en afstoten

We zijn in het speeltuintje om de hoek. We zitten in de avondzon en kijken naar de eerste stapjes van onze bijna eenjarige. Jeetje en het buurmeisje (bijna 6 en bijna 7) worden - klassiek - achternagezeten door het enige jongetje dat er ook is. Ze gillen en lachen. Op de achtergrond water. Vlonders. Bootjes in het riet. Ik zie wel dat Jeetje op een gegeven moment op het dak van het houten huisje zit, en over het IJ staart. Ze heeft een wit gezicht. Ze is moe. We moeten zo maar eens opstappen. Beneden haar rennen het jongetje en het buurmeisje nog altijd achter elkaar aan. Het spel van aantrekken en afstoten is er op z'n hoogtepunt. Ik vermoed dat Jeetje hierbij aan het kortste eind getrokken heeft. Daarom zit ze daar zo. Wij laten de baby nog een tijdje van de één naar de ander waggelen tot deze zich alleen nog voorover wil laten vallen.
'Die jongen haalde net zijn oog er uit,' fluistert Jeetje zodra we het poortje door zijn.
'Niet waar.'
'Jawel, hij haalde zijn oog er helemaal uit, legde 'm op zijn hand en stopte 'm toen weer terug.'
'Dat verzin je!'
We lopen terug naar huis.
'Het was helemaal rood daarachter.' Jeetje fluistert nog altijd.
'Echt? Heb je dat echt gezien?'
'Hij haalde zijn oog er ècht uit, mama.'
'Hij had volgens mij wel een groot en een klein oog,' zegt man. 'Maar ik heb ze allebei zien bewegen.'
'Dat kan niet. Als zo'n jongen met z'n vieze vingertjes zijn oog er uit haalt en dan weer terug stopt, komt er toch allemaal stof bij,' zeg ik, 'dan krijg je infecties en zo.'
Jeetje haalt haar schouders op. 'Als ik er maar niet van ga dromen.'
Niemand in de buurt weet iets van zevenjarige jongetjes met glazen ogen die 's avonds alleen in speeltuintjes rondhangen. Het buurmeisje heeft niets gezien. Maar Jeetje wel.
Een grotere indruk had een jongen niet op een meisje kunnen maken. 's Nachts wordt ze gillend wakker. En een paar dagen later wordt er nog op fluistertoon over hem gesproken.