maandag 31 augustus 2009

Wat was er daarvoor?

Na mijn korte, doch zeer heldere uiteenzetting over het ontstaan van het heelal, de aarde, het leven, de ijstijd, de cro-magnons tot en met de eerste homo-sapiens, heeft Jeetje toch nog vragen.
'Maar mama, wat was er dan vóórdat er niks was?'
'Goeie vraag, Jee!'
'Wat was er toen?'
'Dat weet mama ook niet precies.'
'O, dan vraag ik het wel aan de juf.'
'Ik denk dat die het ook niet weet. Het is een vraag waar geleerden zich nog steeds over buigen.'
'Jawel, de juf weet alles.'

Nadat we het antwoord vorige week al in de bibliotheek gezocht hadden, togen we op zaterdagochtend met de hele familie naar het oudste museum van Nederland. Waar we het eerste leven geconserveerd in steen konden aanschouwen. Een dertigduizendjaar oud babymammoetje, een geraamte van een holebeer. Je weet nooit in welk museum onze botten nog ooit opgezet worden.
En waar het ontstaan van het leven op aarde helder verteld wordt in de de expositie Noachs Ark. Op weg naar Darwin. Dit allemaal in het kader van onze actie: meer non-fictie voor Jeetje.

vrijdag 28 augustus 2009

Het mot maar goed gaan

Je ziet de laatste bejaarde man van onze straat altijd zijn vrouw voortduwen. In een trage tred. Een zware rolstoel met een zware vrouw erin en een zware man erachter. Vandaag is hij alleen.
'Hoe gaat het met u?'
'Het mot maar goed gaan, hè?' Hij heeft een zwaar Amsterdams accent.
Al gauw blijkt dat ik hier echt met de allereerste hondabezitter van Nederland te maken heb. De man die nog in een proefhonda rondreed. Voor me staat een groot autoliefhebber en hij heeft eindelijk de juiste persoon te pakken waar hij zijn passie, in geuren en kleuren, mee kan delen. Ik begin me net af te vragen hoe het nou verder moet mijn leven als hij zegt:
'De gemeente heb m'n hele leven kapot gemaakt.'
'O ja?'
'Ja. Door die losse stoeptegel in de Rijnstraat. Mijn vrouw is d'r over gevallen. Zo voorover geklapt. En ze heb twee jaar niks meer gezegd. Helemaal niks! Alles door de war in d'r kop. En ik maar tegen d'r an praten. Praten. Elke dag zat ik tegen d'r te praten. Zodat ze precies wist wat er allemaal gebeurde. Zodat ze toch een beetje bijbleef. Begrijp-ie wel?'
'Ja.'
'En na twee jaar zegt ze opeens; Wat zit je toch steeds te lullen, man!'

donderdag 27 augustus 2009

Spookuur

Klokslag half vijf 's ochtends begint het spookuur in de bovenkamer. Mijn ogen gaan wijdopen. Een meisje roept klaaglijk om haar moeder. Autoalarmen gaan vanzelf af.
'Mama, mama, ma-maa!'
'Ja, hier ben ik?'
'Jij niet!' roept het buurmeisje. 'Mijn mama!'
'O, sorry,' roep ik terug.
'Ik heb in bed geplast.'
'Probeer anders je vader eens?'
De ramen staan een stukje open, de wanden zijn dun, dit huizenblok is haastig opgetrokken na de tweede wereldoorlog. Wij leven echt met de buren. Dat kan geen gesubsidieerde barbeque evenaren. Als het bed verschoond is, wordt het stil aan de andere kant. Spookgedachten dansen door mijn hoofd. Over deadlines, nieuwe huizen, wereldreizen, verhaallijnen, waarom Jeetje als enige in de straat nog niet fietsen kan zonder zijwieltjes? Daar blijf ik steken.
Het interesseert Jeetje ook helemaal niets. Wij stimuleren haar te weinig. Sommigen zie ik over het trottoir voorbij racen die net drie geworden zijn! Zo kan het echt niet langer.
'We moeten haar nu echt actief leren fietsen.' Ik stoot man aan.
'Huh.'
'Morgen schroef ik de zijwieltjes eraf!'
'Waar heb je het over?' mompelt man. 'Het is midden in de nacht.'
'Straks kan ze nooit fietsen! En dan is het onze schuld. We zijn ook gewoon lui en..'
Man draait zich mopperend om. Hij slaapt alweer. En het spookuur is nog lang niet voorbij.

woensdag 26 augustus 2009

Tweede

M'n tweede wordt anders dan mijn eerste. En is misschien daardoor wel minder geliefd. Dat wil ik niet. Wat ik nu schrijf wordt natuurlijk anders dan wat ik in Het besluit van Dola Korstjens schreef. Waar ik toen om geprezen werd, zo schrijf ik nu niet. Misschien zou ik het het liefst willen herhalen en dan nog een keer geprezen worden (en nog een keer) Pas als ik op een dag niet meer geprezen hoef te worden, ben ik echt vrij. Zoals in de Spar in Otterlo, op de scooter in Phnom Penh of zwemmend in zee.
Goed, herhaling van het voorgaande dus. Ware het niet, dat dat onmogelijk is. Omdat dit schrijven iets anders vraagt. Ik iemand anders ben. Hier. Nu. En iets anders opschrijf. Hier. Nu. Of het wat is, weet je eigenlijk nooit vantevoren. Misschien een beetje, ergens in je achterhoofd. Dit is iets. Misschien niets.
Zoals het leven.

dinsdag 25 augustus 2009

Het nieuwe leven

's Middags aten we een sladderig broodje kip teriyaki op een overdekt terras. Met uitkijk op piepjonge eerstejaarsstudenten die op fluorescerende opblaasbanken aan de oever van de Amstel zaten. Allemaal lid van dezelfde bank. Het nieuwe leven begint met het openen van een rekening.
Het miezerde inmiddels flink, maar ze bleven gewoon zitten. Flesjes bier in hun hand. Ze zaten in de wereld. Dat demonstreerden ze. Ze waren vrij.
Een groepje eerstejaars in een afgebladderde roeiboot probeerde al een tijdje de kant te bereiken. Waar hun toekomstige vrienden zaten te relaxen. In de stromende regen.
De eendere skinny jeans, de topjes (allemaal een andere kleur) en de vermoeide ogen met doorgelopen mascara. Ze wilden zo graag dat het leuk was. De wereld. De nieuwigheid. Het onbekende. Als ze maar eens aan de kant waren. Als ze maar ooit een voet aan wal zouden zetten.

maandag 24 augustus 2009

Wereldreis

Voordat Jeetje verplicht naar school moet, gaan we op wereldreis. Nu ja, niet de hele wereld. Een klein wereldreisje van een maand of drie. Een werelddeeltje verkennen, dan toch op z'n minst. Reisverhalen zal ik schrijven en man besteedt zijn werk een tijdje uit. Aan Jeetje zal het niet liggen. Haar kun je geen groter plezier doen dan slapen in nieuwe vreemde bedjes op nieuwe vreemde plekjes. Aan mij ligt het ook niet. Mijn leven lang denk ik al aan 'de wereldreis'. Een globetrotter in mijn hoofd ben ik. Maar daar komt verandering in. Ik stap zo het grote hoofd uit, hop, en daar sta ik.
Ooit stond ik ergens in Cambodja. Daar was het voor iedereen duidelijk dat ik een buitenstaander was. En de sociale codes niet precies kende. Niemand keek daar raar van op. Of juist iedereen keek raar op. Het was vrijheid. Dat ik niet eens probeerde te doen alsof ik erbij hoorde. Afgelopen weekend waren we op de hoge Veluwe. Ook een mooi gebied. Daar heb ik een tijdje door de Spar in Otterlo gedwaald. Een heel ander universum. Waar de verhoudingen ook meteen duidelijk waren. Ik wilde er bijna niet meer weg. Zo vrij voelde ik me.

vrijdag 21 augustus 2009

Een hele leuke dag, morgen

'Ga maar lekker slapen, Jeetje. Het wordt morgen een hele leuke dag,' zegt vader.
'Nee, want ik moet naar school.'
'Morgen ga je niet naar school.'
'Waarom niet?'
'Het is weekend.'
'O, dan moeten we eigenlijk iets met molens gaan doen!'
'Hoezo dat dan?'
'Nou wiekend, wieken.'
'O, zo ja.'
Dan begint moeder, die in een hoek zat te knikkebollen, plots te ratelen: 'Een slag (een klap of een tik) van den molen weg (of beet) hebben. Dat wil zeggen eigenlijk zulk een slag van den molen gekregen hebben dat men er van suizebolt, draait, en vandaar bij overdracht: niet wel bij het hoofd zijn, niet bij zijn verstand zijn; (van lotje) getikt zijn.'

donderdag 20 augustus 2009

Fartje

Op de fiets dacht ik waarom hou ik eigenlijk een weblog bij? Omdat ik geen dagelijks feuilleton in een krant heb. Waarom heb ik dat dan nog steeds niet? Dat is onbegrijpelijk ja. Na mijn kassucces.
Binnenkort heb ik een dagelijks feuilleton in een krant. Let maar op. Zo gaan die dingen. Je hoeft het maar te wensen. Het is niet de eerste keer dat ik dit wens. Maar je moet niet bovenop je wens zitten. Dan verstik je 'm. Dus ik heb de wens losgelaten. Als een scheetje.

Het tweejarige kind van mijn vriendin zei gisteren voor het eerst: scheetje. Fart had hij al wel vaker gezegd. Hij begreep nu ook de betekenis van fart en scheetje.

Die maandelijkse column, of is het tweewekelijks? van Annelies Verbeke achterop het NRC is trouwens ook goed. Dat is de krant die ik lees. En die hebben het allerbeste met me voor.

Al fietsend vroeg ik me ook af wat ik nu echt kwijt wilde op mijn weblog. Ik had namelijk net drie keer een stukje over hetzelfde onderwerp geschreven en drie keer gewist. Omdat ik de inhoud blijkbaar toch niet wilde delen. Waarom precies niet?
Ik schreef niet veel over films, boeken, bezoekjes, feestjes, schrijversborrels. Ja, Jeetje was een concrete inspiratiebron. Zou ze later zeggen: Mijn moeder zag mijn leven enkel als materiaal?

Ik fietste in de zon naar het Oosterpark, brokstukken wereld vlogen links en rechts voorbij en ik kon er bijna bij, wat ik wilde zeggen.
Nee, dat is flauw. Ik kwam verder met mijn gedachten. Het had iets te maken met die brokstukken wereld. En mijzelf daarin. En dat ik die twee op deze manier samenbracht. Een samengebald geheeltje. Een fartje.

woensdag 19 augustus 2009

Veel drop en ijs

'Altijd dat stomme geschrijf,' zeg ik tegen Jeetje, 'zal ik maar eens ander werk gaan doen.'
'Je kan ook spelletjes gaan spelen,' oppert Jeetje.
'Spelletjes spelen? '
'Ja, op de computer.'
'Spelletjes spelen is geen werk.'
'Waarom niet?'
'Nou, daar verdien je niks mee.'
'O, zo.'
'Je kunt wel spelletjes maken,' zeg ik. 'Er moet iemand zijn die de spelletjes bedenkt.'
'Ja!' Enthousiast begint Jeetje de spelregels van een bestaand spelletje op te sommen.
'Dat spelletje is al bedacht. Je moet een heel nieuw spel bedenken. Met nieuwe spelregels. Dat is nog best ingewikkeld.'
'Kun jij dat ook?' Jeetje fronst.
'Nee.'
Jeetje staat op.
'Ga jij nu maar snel schrijven, mama. Dan verdien je héél veel geld. Kun je heel veel dropjes kopen. En ijs. Dat vind je toch zo lekker?'
Ze verlaat de kamer.

dinsdag 18 augustus 2009

Ik spijbel vandaag

Het kost minstens een jaar om je op een nieuwe werkplek thuis te voelen, twitterde iemand. Dat was vorige maand. Ik zat een dag fris in de boekopslag. Ik ben een flexibel type. Bij mij zou het geen jaar duren. En je hoefde je ook niet thuis te voelen. Maar op je werk.
De volgende dag had ik het mij al eigen gemaakt. Het bureau dat niet van mij was. In een van de laatjes had ik Het boek der rusteloosheid gelegd. Thuis ligt het altijd in mijn buurt, al kijk ik er weken niet in. Ik had mijn scherm ernaartoe gebracht, legde m'n laptop erop en ging aan de slag.
Er zijn schrijvers die hun computertjes openklappen in café's en al espresso's bestellend hun woorden tikken. Zo flexibel ben ik dan weer niet. Want waar blijven al die papieren die om je heen moeten liggen? En de boeken? Waar moet je kijken als er mensen voorbij lopen? Mijn concentratielijn is flinterdun.

'Die kamer heeft nog niet echt een bestemming, hè?' zei iemand bij de aanblik van mijn oude kamer. Met de nieuwe keniarode vloer. Op de plaats van mijn bureau staat een luie stoel. Er is, sinds die daar is neergezet, nog nooit echt op die stoel gezeten. Mijn bureau dient nu als (iets te hoge) tafel in de huiskamer.
'Mijn speelgoed ligt in mama's kamer,' zei Jeetje.
'Dat is mama's kamer niet meer.'
'Mijn potloden liggen op mama's tafel.'
'Dat is mama's tafel niet, Jeetje. Dat is de tafel van ons allemaal. Mama heeft geen eigen plekje meer. Mama is ontheemd. Mama is versnipperd. Mama is...'
'Wat is versnipperd?'

maandag 17 augustus 2009

De laatste groetjes



Vierhonderd pagina's dik. De beste verhalen uit Bunker Hill sinds 1997 t/m 2008. Heerlijk! Sinds het donderdag bij mij in de bus lag, lees ik er steeds even in. Ik heb het zelfs helemaal mee naar m'n werkhol gesleept. Net heb ik bij Kevin Canty, John Fante en Thomas Verbogt gekeken, hoe die de ik-vorm gebruikten. De allerlaatste groetjes van het literaire tijdschrift Bunker Hill.
Groezelig Blauw van mij is erin opgenomen.

vrijdag 14 augustus 2009

Nog een schrijfopdracht

Een boek voor kinderen, zegt Jeetje. Titel: Trotti Potti. Het mag ook wel een andere titel zijn, als het maar een gek woord is.
Het moet spannend zijn. Maar niet tè spannend, zegt ze snel. Omdat ze weet dat mijn verhalen uit het hoofd soms zo uit de hand lopen dat het niet meer leuk is. Het opbouwen van spanning is voor mij geen probleem. Enigszins geruststellende eindes bedenken wel.
Waar het over moet gaan? vraag ik zakelijk.
Het moet gaan over een levend blaadje, dat doodgaat en dat dan wèl weer levend wordt, zegt Jeetje al net zo zakelijk.

Verleiding.

Er staat een container recht onder het raam van mijn werkkamer. Met een huis in kleine stukjes. Het moet onlangs ingestort zijn. Of gesloopt. Jongemannen met grote handschoenen, in groene overalls, met kortgeschoren kapsels en sigaretten in hun mondhoeken rijden kruiwagens af en aan. Met kapot huis. Recht achter het raam zit ik. Ik hoef mijzelf er maar doorheen te schuiven. Oogjes dicht. Mondje dicht. Daar lig ik. In het puin.

donderdag 13 augustus 2009

Oi oi

Vandaag komt Jeetje eindelijk thuis. Man haalt haar op op het treinstation in Nijmegen. Ik weet haast niet meer hoe ze eruit ziet. En haast niet meer hoe ze voelt. En haast niet meer hoe ze praat. Ik weet niet meer precies welke kleur haar haar heeft. En hoe lang haar benen zijn. Ze zullen wel langer zijn geworden. Ze zeggen dat ze nu een goede eter is.
Jeetje was een hele week uit logeren. Man en ik hebben de laatste vrije avond gevierd met een portje en een sigaret die absoluut niet smaakte. En net op de fiets zag ik iemand zo innig roken dat het water me in de mond liep, zo vies. En net op de fiets dacht ik aan een ernstig treinongeluk ter hoogte van Nijmegen. Waar twee treintoestellen tegen elkaar gebotst zijn en veel doden gevallen. En dat we dan eeuwig spijt zouden hebben dat ze niet gisteren teruggekomen was. Ook dacht ik: dat schrijf ik op m'n blog. Dan gebeurt het niet.

woensdag 12 augustus 2009

Voorkant


Je mag de voorkant van je boek niet laten zien voordat alles af is, heb ik altijd gedacht. Voordat je zeker weet dat het - naar tevredenheid - afkomt. Anders krijg je gezeik. Dat is het onheil over je afroepen. Het is niet helemaal af. Zeker weten doe ik nog niets. Maar de voorkant staat al een tijdje stilletjes op m'n website. Het boek staat ook al in de aanbiedingsfolder van de uitgeverij. Ik moet niet zeiken. Waarom zou ik een omslag dat er wel is, niet laten zien?
* De zeer goede lezer van dit weblog weet waar de titel oorspronkelijk vandaan komt.
* Het is wederom een schilderij van Paul Dikker.

dinsdag 11 augustus 2009

Nog een dagje

'Mis jij haar wel?' vroeg ik gisteravond aan man.
'Nog niet.'
'Het is soms alsof we nooit een Jeetje hebben gehad,' zei ik. 'Alsof we jaren zijn teruggeworpen in de tijd.'
'Zo snel gaat dat dus,' zei hij.
Met onze neuzen dichtgeknepen stonden we in de woonkamer. Waar alle meubelstukken van ons huis tijdelijk staan opgeslagen. En alle andere troep. Op de bank zonder stoffering liggen zolang dekens. Het blijft de vraag of we de gestoomde stof er ooit weer netjes omkrijgen. In de andere ruimtes - gang, keuken, kamer en suite (ex werkkamer) - zijn de vloeren geschilderd. Lichtgrijs. En rood. Keniarood. Voor het avontuur. We moeten elk avond uit eten vanwege de stank. En omdat we nergens bij kunnen. Jeetje is bij opa en oma en heeft nauwelijks tijd om aan de telefoon te komen en wij hebben nauwelijks tijd om haar te missen.
Dat zeiden we gisteravond tegen elkaar. En toen zuchtten we. Jeetje. Ons Jeetje.
'Ze zal nu wel aan het slapen zijn,' zei man.
'Allang,' zei ik.
We staarden elkaar aan. Allebei zagen we Jeetje liggen. In bed. Op haar rug. Met haar armen en benen wijd en haar mond een klein stukje open. Natte haren in haar nek. Van het zweten. Keniarode wangen.

maandag 10 augustus 2009

Conversatie

Zij en ik hebben op een terrasje afgesproken in de namiddag. We kijken uit op de Amstel en drinken een glas witte wijn.
'Nu is het het metéén heel gezellig,' zegt ze.
'Ja!'
'Vroeger had ik altijd het idee dat het een straf voor je was om af te spreken.'
'O, ja?'
'Het eerste half uur moest ik me echt ergens doorheen worstelen, wilde ik met je in gesprek komen. Ik had het daar ook wel eens met anderen over. Dan zei ik: het is bij haar gewoon vechten om contact te krijgen.'
'Dat wist ik niet hoor.'
'Ik had het gevoel dat ik je iets had aangedaan had, door alleen maar koffie met je te willen drinken.'
'Echt?
'Ja.'
'Ja, ik ben niet zo goed in smalltalk. Misschien is dat het?' zeg ik.
'Ik werd er in het begin zelf onzeker van. Je denkt in eerste instantie toch dat het aan jezelf ligt, dat jij zo stroef doet. Maar daarna wist ik wel: het is Elke. Dat horkerige.'
'Ik vind het altijd wel leuk iemand te zien.'
'Het is ook heel charmant. Weet je dat? Hoe jij doet.'
Ik lach horkerig.
'Ik heb er nu al spijt van,' zegt ze, 'dit had ik natuurlijk nóóit moeten zeggen.'

zondag 9 augustus 2009

GEVANGEN

Ik typ, tik, tik en typ en als ik opkijk is het al 15.00 u. Ik ben de tijd vergeten, lunch overgeslagen, intussen volkomen oververhit geraakt tussen de oude boeken. Dus ik moet er even uit. Het schijnt hier prachtig te zijn, de omgeving van mijn nieuwe werkkamer, het moet hier ontzettend bruisen, leuke winkeltjes en interessante mensen.
Tot nu toe heb ik alleen nog een man te paard voorbij mijn raam zien lopen. Een zwerver. Of een oude rocker. Hij zat bovenop een knol met oogkleppen. Ze kwamen de straat inrijden en even later kwamen ze de straat, vreemd genoeg, nog eens inrijden.
Als ik de deur wil openen, gaat dat niet. Ik vergis me vast, het is de onwennigheid, en pak mijn sleutel erbij. Maar wat ik ook doe, ik kan er met geen mogelijkheid uit. Iemand buiten heeft de deur op slot gedraaid.
Ik begin het zweet van mijn voorhoofd te wissen, staar een tijd uit het raam en luister of ik misschien paardenhoefjes hoor. Is er opzet in het spel? Ik begin met mijn voet tegen de deur stampen. Die blijft op slot. Niemand hoort me, niemand ziet me. Het is stil in het Quartier Latin van Amsterdam. Akelig stil. En het ruikt muf. Heel erg muf.

Lees hier het verhaal van mijn verlosser.

vrijdag 7 augustus 2009

Hulp

Op oma's verjaardag vertelde mijn tante over de zieke jongen en dat ze vorige week voor hem op bedevaart waren geweest. Ik had nooit bij hem in de klas gezeten maar wel bij zijn neef. Volgende week zou hij gescand worden in het Antoni van Leeuwenhoek ziekenhuis. Vorige week waren ze met vijfendertig dorpelingen - jong en oud - naar een paar dorpen verderop vertrokken. Daar hadden ze, bij de kapel, de hele rozenkrans gebeden. Hardop. Met z'n allen tegelijk. Voor een goede uitslag.
'We hebben vijfenveertig Weesgegroetjes gebeden. Een paar Onzevaders en nog een paar spreuken gezegd,' zei mijn tante. 'Ik heb meegeteld.'
Ik zie ze allemaal staan met een rozenkrans in hun handen. Rondom het kleine kappelletje met het Mariabeeld erin dat in de berm staat. Ik stel ze me voor in de bloedhitte. Of in de stromende regen.
Maar allemaal gestaag door biddend. Kraal voor kraal voor kraal voor kraal voor kraal.

woensdag 5 augustus 2009

Over school

'Moet ik vandaag naar school?' vraagt Jeetje alweer.
'Nee joh, pas over twee weekjes.'
'Ik wil ook niet meer naar school.'
'Dat weet ik.'
'Ik ga niet meer naar school.'
'Zal ik de juffrouw dan opbellen dat je niet meer komt.'
'Doe maar.'
Ik lach.
'Nu meteen,' dringt Jeetje aan. 'Je moet nu meteen bellen, mama.'
'Maar Jeetje,' begin ik, 'dan gaan alle andere kinderen naar school. En wij zijn aan het werk. Wat moet jij dan?'
'O, ik ga wel naar de crèche.'
'Daar ben je echt te groot voor.'
'Op school moet je werkjes doen. Ik wil niet stééds dezelfde werkjes doen.' (Jeetje heeft al precies 1 maand op school doorgebracht)
'En er staat een geweldige klimboom op school!' roep ik uit.
Jeetje knikt.
'Er is ook een gymnastiekzaal met een leuke gymleraar, toch?'
Jeetje knikt weer. 'Maar hij zegt óók altijd wat we gaan doen en dan wil ik net iets heel anders gaan doen,' zegt ze.
'Tja, eh.'
'Ja,' zegt Jeetje. 'Ga je nu bellen?'

dinsdag 4 augustus 2009

De weg ernaartoe

De wandeling naar de nieuwe werkkamer vind ik tot nu toe - het is dag twee - het leukst. Na het ontbijt stap ik het huis uit met mijn laptop op mijn rug. In de zon wandel ik en kijk rond alsof ik toerist ben in eigen stad. Ik ga zo ook gekleed. Onderweg zie ik taferelen die ik vroeger nooit zag voordat ik aan het werk toog. Ik doe mijn best de taferelen goed in me op te nemen. De oude vrouw die met een lieve lach de duiven voert. Gisteren was er een bejaarde meneer bij dat bankje de duiven aan het voeren. Als je een bepaalde leeftijd bereikt hebt, neem je genoegen met aandacht van de duiven.
Zo ben ik waarschijnlijk het ene fascinerende tafereel na het andere gepasseerd. Maar ineens was ik er.
Ineens zat ik binnen. Met enkel mijn aantekenschriftjes en een document om op te starten. Geen wasje om om nog even snel doen.

maandag 3 augustus 2009

Als het doodstil is

Elke ochtend vond Jeetje op de vloer van de pipowagen wel een dode vlieg.
'Hoe kan dat nou toch?' zei Jeetje, 'waarom is deze vlieg dood? Was hij oud? Was hij ziek? ' Ze pakte het beestje voorzichtig op en legde hem in het kommetje van haar hand.
'Ik wil dat de vlieg weer leeft.'
'Dat kan niet meer, lieverd.'
'Maar ik wil dat de vlieg lééft!' En daar vloeiden de tranen.
Op de achtergrond de schaduw van haar vader - groot en donker - met een vuurrood vliegenmeppertje in zijn hand. Hij was ontzettend op vliegen gespitst deze vakantie. Alsof hij op deze manier de piep, die hij nog steeds in zijn oor heeft, te pakken hoopte te krijgen.

'Heeft hij nog oorsuizingen?' vroeg de bovenbuurvrouw, die al jaren aan tinnitus lijdt, direct bij thuiskomst.
'Het piept nog,' zei ik, 'maar het gaat al wel beter.'
'Ik kom nauwelijks nog het huis uit,' vertrouwde ze mij toe. 'Ik heb het aan twee oren.'
'Straks heeft iederéén hier in huis een piep in zijn oor,' lachte ik. En meende in de verte al een hoog piepen te horen. Als je je inspant, hoor je een onmenselijk hoge toon namelijk. Op een andere frequentie. Als het doodstil is, komt-ie dichterbij. Tot-ie op een dag in je oor zal zitten. Moet je je eens voorstellen.

zaterdag 1 augustus 2009

Terug

Vanuit de hangmat voor onze gehuurde pipowagen zag ik avond aan avond in de verte een zwart paard haar rondes draven. Met een dame op haar rug. Soms galoppeerden ze. De zon kleurde alles oranjerood. Op een zeker moment moet ik, liggend, lezend in de boeken van Alice Munro, gedacht hebben: dat ga ik ook doen. Dat moment herinner ik me niet.
Ik herinner me dat ik, een paar dagen voor we gingen, plotseling tegen de campingbaas zei: 'Misschien wil ik nog wel eens een keer een paardrijles bij je nemen. Maar je zit zeker allang vol. Ik heb het ook nog nooit gedaan en...'
Tien minuten later zat ik bovenop Alexandra.

Ik herinner me vooral het beeld. Ik zag mijzelf op dat grote, zwarte paard. Galopperend door die bak. Soepel meebewegend. In de avondzon. Het stof stoof op. Hoe Alexandra en ik één werden.
'Mama is een cowboy,' zei Jeetje.
Maar na drie lessen was van die eenwording nog steeds geen sprake. Het was vooral een zaak van balanceren bovenop die paardenrug. Een zaak van ademhalen. Blijven zitten. We draafden niet. We galoppeerden niet. Ik kon op Alexandra komen. Na de derde les kwam ik best makkelijk weer van Alexandra af. Goed, we hebben samen nog zes stappen gedraafd. Door dikke modder. Zij soppend, ik gillend.
'Het gaat om de weg, niet om het doel,' zei de campingbaas, 'je zou het elke dag moeten doen. Het is oefenen, oefenen. Oefenen.'
Ik boog mijn hoofd. Ik wist het ook wel. Terwijl ik naar de pipowagen terugliep, dacht ik aan de verhalen van Alice Munro en aan die van mij.
'Je hebt het heel goed gedaan voor de eerste keer op een paard,' riep de campingbaas me nog na. 'Weet je dat wel?'