dinsdag 31 maart 2009

Vrolijke lente

Ik hoor de mensen spreken over zon en lente. Stelletjes skeeleren samen. Kinderen fietsen voor het eerst zonder zijwieltjes. En ik kijk naar de stellen met wieltjes en de kinderen die vallen zonder wieltjes. In de zon.
Maar in mijn hoofd is het winter. Of nog altijd herfst gebleven. En als ik buiten ben, heb ik het vooral koud. En als ik de springerige energie zie van de wereld, de mensen en de plannen die ze maken, word ik bovenal moe. Want ik zie stof, stof en nog eens stof. Omdat de zon erop schijnt.

zondag 29 maart 2009

Verantwoorde voeding?

MAMA
Eet jij dat kleine bloemkoolroosje niet op alléén omdat hij een bloemkoolroosje is, Jeetje? Zie je hoe hij daar nu op de rand van je bordje ligt. Helemaal alleen. Te huilen.

Jeetje knikt.

MAMA
En alles wat het bloemkoolroosje nu zou willen, is in jouw mondje. Net als de rest van het eten. Dat mag hij niet van jou, hè?

Jeetje slikt. Mama buigt zich naar het bloemkoolroosje toe.

MAMA
Ach, arm bloemkoolroosje, Jeetje wil jou niet. Daarom moet je nu zo verschrikkelijk huilen. Je hebt gelijk hoor, lieverdje. Het ís ook niet leuk als je niet gekozen wordt. Terwijl jij er toch niets aan kunt doen dat jij een bloemkoolroosje bent? Je hebt jezelf niet gemaakt. Je wilde er nog wel zo graag bij horen, hè. Bij de anderen. Gezellig, samen. Net als iedereen...

Jeetje prikt het bloemkoolroosje aan haar vork en stopt hem haastig in haar mond.

zaterdag 28 maart 2009

Een gebouw met een lichtje voor mij

Het voordeel van een werkkamer elders - met een groot raam van matglas - is dat je niet naar buiten kunt kijken maar toch ergens anders bent. Buiten. Dat je naar je werk moet fietsen. In plaats van al op je werk te zijn - altijd op je werk te zijn - en daarna gaan fietsen. Voor de beweging.
Er schijnen oud KNIL militairen bingo te spelen in het klaslokaal onder de werkkamer. Zoiets gebeurt alleen elders.
Ik kan op sommige dagen ook echt overwerken. Zonder dat kleine Jeetjes binnenstormen. Zoals man ook overwerkt als hij moet overwerken. Het is makkelijker om werk en privé te scheiden, daar er een kwartiertje fietsen tussen zit. Dat waait door.
Het lijkt mij een waar avontuur om een kamer voor mezelf te hebben, in een ander deel van de stad.
Het nadeel is dat het kan regenen en je toch moet fietsen, de fragmentatie, en dat je dingen daar hebt laten liggen die je thuis nodig blijkt te hebben. Dat je dus meteen weer terug moet. Mail kan er niet steeds gecheckt worden. Dat heeft voor- en nadelen.

vrijdag 27 maart 2009

Kamer

Ik was een werkkamer kijken in West - ouderwets op auditie. (Zoals vroeger de studentenkamers) En ik hoop weer dat ik 'm krijg. Maar er waren meer mensen die leuk waren. En geschikt. Het voelt een beetje als op een longlist staan. Waar ik mezelf dan wel op heb gezet.

donderdag 26 maart 2009

We schillen aardappels

'Jij haalt zijn velletje eraf,' zegt Jeetje.
'Een aardappel ontvel je niet,' zeg ik, 'een aardappel schil je.'
'Ja, maar ik speel dat het een mens is,' zegt Jeetje.
'O, jij speelt dat het een mens is. Dan klopt het wel.'
'Ja! ' zegt ze. 'Jij haalt zijn velletje eraf. Dan snijd ik 'm doormidden en gooi 'm in de gevangenis.' Jeetje snijdt het door mij gevilde mens doormidden. En smijt 'm - plop - in het vergiet. 'Volgende,' zegt ze bars.

Inspiratie

Toen ik gisteravond in de collegezaal zat en luisterde naar de verhandeling van Rob Schouten over invloeden van Pessoa in de Nederlandse dichtkunst en literatuur, kreeg ik weer ontzettend zin om Pessoa's werk te gaan herlezen.
Waarom sloeg die rare Portugese man uit de negentiende eeuw nu juist in Nederland in als een bom? In de jaren '70 toen zijn eerste vertaalde werk hier uitkwam en nog steeds. Ook de huidige generatie schrijvers laat zich nog graag door hem beïnvloeden.
Toen ik gisteravond luisterde naar dichters die hun gedichten lazen - op de een of andere manier door Pessoa geïnspireerd -, kreeg ik ook heel erg veel zin om hun werk nader te bestuderen. Het werk van Mark Boog en Arjen Duinker moet nodig eens onder mijn loep.
Hiervoor was ik, geloof ik, precies gekomen.

'Uiteindelijk eindigt Pessoa gewoon op een tegeltje,' zei Rob Schouten, 'zoals alle grote kunstenaars. Of zijn portret komt op een dekbedhoes.'
Maar niemand zou ooit onder hem kunnen slapen.

dinsdag 24 maart 2009

De inschrijving

'Het is tijd om weer te gaan sporten'. Daar belde de sportschool me na twee jaar voor op. De sportschool had gelijk vond ik. Ik was al jaren niet geweest. Ik bewoog veel te weinig. Ik voelde me feitelijk ook een wrak. Er werd meteen een afspraak voor de body age test gemaakt. Een paar keer verzette ik de afspraak.
'Je kunt om 16.30 u nog wel komen,' zei de sportschool vandaag.
'O, nou,' zei ik. 'Eigenlijk...'
'17.00 u dan,' zei de sportschool snel.
'O, eh, ja, eh.'
'We verschuiven de pauze van de sportinstructeur speciaal voor jou,' zei de sportschool. 'We rekenen op je!'
Dus ik kwam. Met in mijn rugzak een handdoekje en sportschoentjes en een joggingbroekje. De sportschoollui waren
super vriendelijk. Ze stonden al op me te wachten. Ze kenden mijn voor- en achternaam, gaven me een formulier en een pen. Ze zeiden waar ik moest tekenen. En dat het voor mij het beste was als ik me voor drie jaar vastlegde.
'Is de sauna hier nog wel?' vroeg ik.
Die was er zelfs nog. En heel veel tijdschriften, zeiden ze. Luie stoelen. En gratis drankjes om te drinken.
'Daar kom ik niet voor,' zei ik.
'Natuurlijk niet,' zei de sportschool.
Voor het eerst van mijn leven bedong ik meerdere kortingen. Die ik ook allemaal kreeg.
Er was niets meer dat me tegen kon houden om te gaan sporten. En ik zat al een kwartier over de inschrijfformulieren heen gebogen. Klaar om mijn gegevens in te vullen. Totdat de sportinstructeur tenslotte mijn naam maar voor me begon te spellen. En mijn adres. 'En wat is uw geboortedatum?' vroeg hij.
Er waren intussen allemaal instructeurs bij komen staan. Wel een stuk of zeven. In een cirkel om me heen. Met hun frisse gezichten. In hun trainingspakjes. Ze staarden energiek naar mijn pen. Maar die zweefde in de lucht. En er kwam geen woord op papier.
Na een hele tijd vertrok ik.

maandag 23 maart 2009

Jeetje en de recessie

Ik lees Hans en Grietje voor.
'Waarom laten die papa en mama Hans en Grietje zomaar in het bos achter?' vraagt Jeetje.
'Ze waren ineens arm geworden. Ze hadden bijna geen geld meer om eten voor hun kinderen te kopen,' zeg ik.
'En als jullie nou bijna geen geld meer hebben?' vraagt Jeetje. 'Laten jullie mij dan ook achter?'
'Nee, joh.'
'En als jullie helemaal niks meer hebben. Dan wel, hè.'
'Ook niet. Nooit. Het is maar een sprookje.'
'Het is een oud verhaal,' zegt Jeetje.
'Precies, dat gebeurt niet echt.'
'Vroeger wel,' zegt Jeetje. 'Vroeger lieten de ouders hun kinderen in het bos achter.'

zaterdag 21 maart 2009

Was ik maar een Belg

Ik rommelde en rommelde in mijn tas.
'Dat is véél te veel,' zei Gebrand Bakker meteen toen hij de pagina's zag die ik voor wilde gaan lezen.
'Ik heb het juist iets langer gemaakt,' zei ik. 'Het was te kort.'
'Ik tel altijd 3 minuten per pagina,' zei hij.
'Het is een heel groot lettertype,' zei ik.
'Dat is waar,' zei hij. Gelukkig.
We zaten achterin. Het was volle bak in de Unie. Een jong en fris publiek dat een avondje naar literatuur kwam luisteren. De sfeer was goed. Ik bleef maar in mijn tas rommelen. Paul Baeten Gronda was net geweest. Een geboren verteller. Was ik maar een Belg. 'Als je Vlaams spreekt, heb je altijd een voorsprong,' fluisterde Gerbrand. Toen begon Ramsey Nasr zijn gedichten voor te dragen. Alsof ze vanzelf spraken. Was ik maar een acteur van origine. Na de dichter des Vaderlands zou ik het podium betreden. Ik had een korte existentiële crisis - Was ik maar een ander. Waarom deed ik zulke dingen? Hoe haalde ik het in mijn hoofd om op podia te gaan staan? Ik, het meest verlegen meisje van de klas. Schuw. Nietszeggend. Toen was Ramsey klaar met zijn voordracht.
Het zweet stond in mijn handen. Het sjaaltje om mijn nek voelde wel zacht. En ik stond op, liep naar voren.

vrijdag 20 maart 2009

Die met dat sjaaltje

En dan zal ik straks ergens op een podium staan, met mijn knalroze sjaaltje om. In een zaal waar ik nu nog nooit geweest ben.
Daarvòòr zal ik eerst met de trein naar Rotterdam gereisd zijn. De weg hebben gezocht. Vermoedelijk ook gevonden. En in de nacht ergens zal ik weer thuis arriveren. Mijn sjaaltje afleggen. En alles.
Dat is de werkelijke wereld, die minder werkelijk lijkt dan deze wereld. Waar ik nu nog inzit. Hierboven.

'Die met dat sjaaltje,' noemde Thomas Verbogt me vorige week in Alkmaar. 'Daar heb je die met dat sjaaltje.'

donderdag 19 maart 2009

Slachttijd

Het bewerken van een boek is een vreemde bezigheid. Het is het slachten van een boek. (Zonder het te laten overlijden). Het is het wegkappen van de woorden, zoals oerwouden gekapt worden. Als 'de schrijver' erbij was, zou hij boos zijn. Of tenminste verdrietig. Hij zou zich verbijten. En ik heb nu juist steeds het idee dat hij erbij is. Omdat ik hem een beetje wòrd. Maar tegelijk de grootst mogelijke afstand tot zijn werk bewaar.
Zo had ik op het boekenbal de neiging Kluun aan te klampen als een oude bekende. En ook als ik Remco Campert in de Bijenkorf zie staan, meen ik hem op een ander niveau te Kennen. Beide heren heb ik nooit ontmoet. Maar hun werk wel geslacht. Misschien is ontleden een beter woord.

En morgenavond lees ik hier voor. Als mezelf. Dus als je zin hebt?

woensdag 18 maart 2009

Politie-tje

'Mama, wil jij nog heel even politie-tje met me spelen?' vraagt Jeetje.
'Politie-tje. Hoe kom je daar nou op?'
'Dat speel ik altijd met Sien.'
'Hoe gaat dat dan?'
'Nou, jij rijdt door rood en dat mag helemaal niet. Dan pak ik je. Dan snijd ik je in stukjes. En braad ik je in de oven. En dan eet ik je op.' Jeetje kijkt me triomfantelijk aan.
'Zo werkt het politieapparaat in Nederland niet hoor,' zeg ik. 'En door rood rijden is een relatief klein vergrijp.'
'Maar wil je het spélen?' vraagt ze. 'Alsjeblieft?'
'De politie geeft wel straf, ' zeg ik. 'Meestal een boete. Dan moet je geld betalen. En als je iets héél ergs gedaan hebt, word je een dagje opgesloten. Maar lijfstraffen zijn...'
Jeetje zucht diep. Draait zich om. Zet de oven vast aan. Even later word ik zonder pardon in stukjes gehakt. Gebraden. En opgegeten.

dinsdag 17 maart 2009

Ik geef benefietconcerten

Een briljante opmerking van iemand die zei: een benefietconcert is een concert waarbij de lichttechnici, de geluidstechnici, de schoonmakers, de organisatoren en de catering krijgen betaald maar de artiesten niet.

maandag 16 maart 2009

De ellende van ergens bijhoren is...

Mijn boek is niet op de shortlist van de Gouden Uil terechtgekomen. En dat verwachtte ik ook niet echt. Maar het had - tot mijn grote verrassing - toch ook tòch kunnen gebeuren?

zondag 15 maart 2009

De groep

Een grote groep fietst ons tegemoet met de vuist geheven en het gezicht in een grimas vertrokken. De groep schreeuwt steeds hetzelfde woord naar de boot met meisjes die in het water ligt. In koor. Een andere groep komt van de andere kant aangefietst en schreeuwt een ander woord naar een andere boot. Ook in koor. Alsof er ergens een dirigent is. Er liggen veel boten in het water. Van verschillende roeiclubs. Wij, met z'n drietjes, moeten snel afstappen en uitwijken voor we als mieren worden platgereden. Een oude mevrouw die op zondagochtend langs de Amstel aan het wandelen is, gilt van schrik. Wij blijven bij haar in de berm staan totdat ze ons - van voor en van achter - gepasseerd zijn.
Ik denk aan de film Involuntary die we vrijdag hebben gezien. Niet persé goed. Maar om te rillen zo herkenbaar. De druk van de groep is groot. Zo niet alles. Groepvorming. Groepsgedrag. Aanpassen. Erbij willen horen. Individu. Waar is het individu? Hoe snel verdwijnt het individu als het in aanraking komt met anderen? Meteen. Gedwee volgt het mens de andere mensen. En roept het mens wat de andere mensen roepen. Ik hoor erbij. Daarom krijg ik het ook meteen steenkoud van binnen als ik zo'n stelletje voorbij zie fietsen. Waar ik dus bij hoor. Ik zit alleen niet in de roeiwereld.

vrijdag 13 maart 2009

Overdonderend succes

Het Pessoafestival is een overdonderend succes. Leuk zeg. Heel Nederland schijnt van Pessoa te houden. Het is uitverkocht. Uitverkocht. En nog eens uitverkocht. Terwijl ik me vanavond de hele avond had willen laven aan zijn gedichten en over hem had willen horen vertellen. 'Begrip begrijp ik niet, kan nergens lezen, of ik zal zijn, niets zijnd, wat ik zal wezen. ' (Amen)

En morgen lees ik voor bij boekhandel Feijn in Alkmaar. Samen met Thomas Verbogt en Nico Dijkshoorn. Daarna signeren we. Dat is bij voorbaat al een overdonderend succes.

donderdag 12 maart 2009

Het ding

Het verhaal van het moedertje dat 's middags vredig met twee kinderen aan de broodjes knakworst zit. Ze is blij dat de schilder die de hele ochtend haar balkon heeft staan schilderen, weg is. Het was geen onaardige jongeman. Maar hij bestond.
Ze eten. Het moedertje heeft alles - de twee kindjes en de knakworsten - onder controle. Totdat één van de kindjes plotseling heel nodig naar de wc moet. En als het moedertje tenslotte zijn plasje doortrekt, spuit het water uit dat ding waarmee ze doortrekt. Ze heeft er niet eens een woord voor, dat ding. Terwijl de moeder toch wel wat woordjes zou moeten kennen. Gezien haar beroep. Het Ding, die knop waar je tegen moet duwen, het is niet eens alleen een knop eigenlijk. Maar er zit wel een knop op het ding. Waar je dan met vlakke handpalm tegenaan duwt. Daarboven hangt de spoelbak. Het moedertje had nooit over de spoelbak nagedacht. Gewoon nooit. Ze wist ook niet van het bestaan van het kraantje naast de spoelbak. Terwijl het moedertje al twaalf jaar op die toilet zit. Het bewijs dat moedertjes de buitenwereld niet in hoeven om iets nieuws te weten te komen.

'WATER,' riep het moedertje. 'KOM EENS'. Het moedertje belde eerst haar man die niet opnam. Het water spoot rond. De kindjes besloten in de woonkamer een dijk te bouwen met kussens om het water tegen te houden. Het flitste door het hoofd van het moedertje dat het dus echt in de volksaard zat: dijkjes bouwen bij wateroverlast. En toen rende ze naar buiten. Waar de schilder net zat schaften. In zijn keet.

woensdag 11 maart 2009

Mijn eerste boekenbal

Ik zou uit mogen slapen, maar uitgerekend vanochtend klommen twee schilders naar drie hoog om de raamkozijnen te schilderen en met elkaar te kletsen. 'Hee, ik ben wel naar het boekenbal geweest!' had ik vanuit mijn bed willen roepen. 'Gaan jullie eens weg!'

Ik fietste voor het eerst in een jurk. De ervaring leert dat zo'n jurk omhoog kruipt op de fiets. De jas waait open. Zodat je uiteindelijk in panty en hoge hakken door de stad rijdt. En het nakijken hebt. Met de uitnodigingen in mijn jaszak omdat het tasje dat ik bij me had er te klein voor was.
Zo ging ze naar het feest met één hand haar jas dichthoudend en de kaartjes bevoelend. Voordat ze eruit waaiden.

Eenmaal binnen raakte ik meteen iedereen kwijt met wie ik gekomen was en vond ik anderen die ik van plan was te gaan zoeken. Ik geloof dat dat de kernbezigheid van het boekenbal is. Zoeken, vinden, gezocht en gevonden worden. Terwijl je tussen de bekende Nederlanders door laveert. Waar de camera's zich op richten. En als jij eraan komt, zwaaien ze af.

Ergens in het gebouw troffen mijn ogen per ongeluk die van Harry Mulisch. Hij zat alleen tussen velen. Ik wilde mijn blik omhoog laten glijden alsof ik hem niet zag. Maar we hadden al gekeken en ik besloot hem toe te knikken. Hij lachte hoffelijk naar me. En toen ik vervolgens de trap af daalde, keek hij me vanaf de gouden balustrade na. Ik met mijn knalroze sjaal. En mijn hakken.

Ik hing aan een tafeltje bij mensen van ons, toen er - pal naast mij - een jongeman op de grond viel. (Ik heb ontdekt dat er een 'ons' is. Groepvorming. Als je auteurs van je eigen uitgeverij treft die je niet echt kent, ga je daar wel bij staan. Terwijl je dat bij anderen, die niet van ons zijn, niet zo snel doet.)
Maar goed de jongeman - niet van ons - lag op de grond als een plank. Misschien had hij epilepsie. Misschien viel hij flauw van de warmte. 'Ik denk dat dit een kwestie is van teveel snuiven,' zei iemand. Maar voor er groot alarm geslagen kon worden, was hij alweer opgestaan en in de menigte verdwenen. Ik zag nog dat hij bloed in zijn nek had.
'Misschien is dat weer een nieuwe hype,' werd er gezegd. 'Bloed.'

Op het eind van de avond hadden alle dames hun hakjes uitgedaan en trokken ze hun platte reserveschoentjes aan. Maar mijn tasje was al te klein voor de entreekaartjes. Laat staan voor een extra paar schoentjes. Dat zijn allemaal lessen voor een volgende keer. Want ja, daar moet ik dan toch weer bij zijn.

dinsdag 10 maart 2009

Hoe werkt het?

Het is zes uur 's ochtends. En Jeetje is me al een paar minuten lang aan het bestuderen. Onafgebroken. Als was ik haar onderzoeksproject.
'Hee, wat kijk je nou?'
'Misschien moet je wat minder eten,' adviseert ze me tenslotte.
'Minder eten? Hoezo minder eten? Alsof ik zoveel eet. Ik heb maar één maisboterhammetje met kruidenworst op.'
'Anders krijgen wij nooit een baby.'
Het is even stil aan de ontbijttafel.'
'Aha,' roep ik dan. 'Jij denkt dat er geen baby meer bij past als ik te veel eet.'
'Ja!' zegt Jeetje. 'Je moet gewoon niet eten.'
'Nou Jeetje, zo werkt het dus niet,' zeg ik. 'Neem dat maar van je mama aan.'
'Hoe werkt het dan?' vraagt ze.

maandag 9 maart 2009

Schematische gekte

Ik heb I-Call ontdekt en begon vanochtend meteen met het nauwkeurig invullen van mijn dagschema. Met vier kleuren: blauw (proza), groen (scenario audiofilm), rood (optredens), oranje (huishoudelijke dingen).
Ik loop nu alweer een dik uur achter. Ik hoor in oranje te zitten. (Naar buiten voor een knoop op jas. En: eten kopen)
Ook begon ik vrolijk aan een weekschema. Maar na het invullen van de eerste twee weken, liep ik al tien minuten achter op vandaag. Dat haalde ik niet meer in. En een vijfde categorie - de kleur paars - drong zich ongevraagd aan mij op. En weigerde te verdwijnen. Hoe hard ik ook op de deleteknop ramde. Paars (naamloos).
Naamloos willen mijn schema's zijn. Naamloos mijn daginvulling. Naamloos wil ik zijn. Tijdloos.

zondag 8 maart 2009

Voedertijd bij de schrijvers

Ik was in de Bijenkorf - om zwarte lakhakken te kopen voor het aanstaande boekenbal - en spotte daar prompt al alle bekende schrijvers van Nederland. Op de eerste verdieping. Elk achter hun eigen kathedertje. Aan weerszijden van het pad. Met een stapeltje zelf geschreven boeken. Ook hadden ze allemaal een krukje voor als de benen moe zouden worden. En een glaasje water. Er was goed voor hen gezorgd. Ik hing over de balustrade van de tweede verdieping. Met het winkelpubliek. We keken recht op de kruinen. En zagen de kale plekjes. Alsof we in de dierentuin waren en het bijna voedertijd was bij de zeeleeuwen. Remco Campert werd heel scherp in de gaten gehouden. Elke beweging die hij maakte. 'Zie je 'm, zie je 'm, daar staat ie!'
Ik meende te zien hoe hij, daar gestaan, langs de werkelijkheid heen scheerde. Ik zag hoe P.F. Thomesé druk in een van zijn boeken begon te bladeren toen hij alleen stond. Hoe een fotograaf zich recht voor Sanneke van Hassel opstelde en hoe Sanneke lachte. Hoe Jules Deelder en Abdelkader Benali zich welwillend naar een mogelijke lezer toe bogen. Herman Koch las iets voor. Maar de akoestiek in het warenhuis liet niet toe dat je er iets van verstond. Recht onder mij stond Rosita Steenbeek in een prachtig groen pakje te wachten, met haar pen in haar hand. Marktlui waren het. Maar ze schreeuwden niet. Ze waren daar neergezet. En wachtten af.
Remco Campert deed een stapje naar achteren toen er geen belangstelling was. Een juffrouw van de Bijenkorf snelde toe om hem te vermaken. Hij glimlachte naar haar.

vrijdag 6 maart 2009

Hoe ik vandaag onverwachts Jehova's bekeerde

Er stonden twee lieve vrouwen aan mijn deur. Een oude en een jonge. Ze waren allebei knap, niet lijkbleek en droegen moderne kleding. Ze wilden goed nieuws met me delen. Etc, etc, etc. Je kent ze wel. Maar hoe ik hen nou bekeerde?
Ik ben er zelf nòg verbaasd over. Het ging razendsnel. De vragen die ik op hen afvuurde. De antwoorden die ze gaven. En toen – pats - mijn vragen weer. Ik zag mezelf plotseling bovenaan de trap - vol vuur - staan preken. En ik weet niet precies hoe het ging, maar ineens concludeerde de jonge vrouw zelf: ‘Ja en dan kom je natuurlijk wel uit bij de evolutieleer.’
'Ja,' zei ook de oude vrouw.
‘Precies!’ zei ik.
Ze lachten ongemakkelijk.
‘Zullen we maar gaan?’ vroeg de oude vrouw toen.
Ze gingen. Ik had een klik met die jonge vrouw. Ze zou mijn vriendin kunnen zijn.

donderdag 5 maart 2009

Zoektocht naar de levendmaker

Jeetje en een vriendje spelen in de kamer.
'Het paard is dood! Het paard is dood!' roepen ze. 'Wáár is de levendmaker?'
Een grootse en meeslepende zoektocht naar de levendmaker wordt op touw gezet. Maar aan het einde ervan - in mijn kamer beland - treffen ze enkel mij.
'Help! De doodmaker!' Ze storten tegelijk ter aarde.
Dood.

woensdag 4 maart 2009

Als ik me niet vergis.

Het motregende. Bij het stoplicht waren twee vrienden van een jaar of elf, hoogstens twaalf, druk in gesprek. Het ging over romantiek. Ze deelden de mening dat het van het grootste belang was. Zonder romantiek zou geen relatie stand houden. Ze vonden zichzelf niet heel erg romantisch. Maar toch zeker wel een beetje.
Twee heren van een jaar of vijftig, ze stonden er recht achter met hun rijwielen, keken elkaar aan. Ze glimlachten.
Ik zag dat hun gelaatstrekken identiek waren. Het waren de volwassen versies van de jongens. Ik was weer eens in twee tijden tegelijk.
De jongens hadden alleen maar om hoeven kijken. Om zichzelf te zien. Maar deden dat natuurlijk niet.
En toen het groen was fietsten de heren, nog altijd glimlachend, achter hen aan. Met rechte ruggen. Hun lege broodtrommeltjes rammelden op de bagagedragers. Ze haalden de jongetjes niet in. Expres niet, als ik me niet vergis.

dinsdag 3 maart 2009

De wereld wordt explicieter

'Je moet een nieuwe maken,' zei iemand tegen mij.
'Ja, je moet echt snel een nieuwe maken,' viel een ander haar bij.
Het was behoorlijk vroeg in de ochtend. Ik bracht Jeetje naar de crèche. Ik had geen flauw idee waar ik nu weer een nieuwe van moest maken.
'Een nieuwe?'
'Ja,' lachten ze. 'Anders zien we je straks niet meer.'

maandag 2 maart 2009

Longlist Gouden Uil

Het besluit van Dola Korstjens staat op de longlist voor de Gouden Uil!

De fictie vergezelt mij als mijn schaduw

Ik was bij de opening van het Pessoafestival in Utrecht en de boekpresentatie van De fictie vergezelt mij als mijn schaduw van Michael Stoker. Waarin het raadsel van de man met de 83 heteroniemen onderzocht wordt. Ik zat schuin achter Pessoa's - inmiddels drieëntachtig jarige - nichtje dat anekdotes over haar beroemde oom vertelde. Die voor haar vroeger natuurlijk gewoon een oom was die bij hen in huis woonde. Ze vond het toen vast een vreemde snuiter maar dat zei ze er niet bij. Het blijft familie. Fernando Pessoa (1888 -1935) de man die vele levens leefde, behalve die van hemzelf. Hij wilde in zijn eentje de hele Portugese literatuur bij elkaar schrijven. Een tijdje was ik hem vergeten - met zijn puberale trekjes, het gegoochel met identiteit en alle schrijvers die hij in zijn eentje was.

Op hetzelfde moment verbleef Jeetje elders in een theater en werd daar geconfronteerd met het fenomeen 'de acteur.' Hij was uit die andere wereld gestapt en zo, boempats, in de wereld van Jeetje terechtgekomen.
'Mama! Ik ben naar het theater geweest. En het was eigenlijk een gewone man die in een gewoon huis woonde, ' onthulde ze zodra ze me zag. 'Na de voorstelling had hij zijn gewone kleren weer aan getrokken. En hij kwam met papa praten.'
'Ja, het was een acteur,' zei ik.
'Hij woont niet in het theater, mama.'
'Nee, dat weet ik.'
'Ik ben helemaal niet bang voor een acteur,' zei ze.
'Dat hoeft ook niet. Het is toch gewoon een mens?'
'Het was een meneer die zich had verkleed.'
'Precies!'
'Maar waarom verkleedt die meneer zich dan?'
'Omdat hij iemand anders speelt.'
'Waaròm speelt hij iemand anders?'
'Dan kun jij naar het toneelstuk kijken.'
'Dat is dan niet echt, hè?'
'Nee.'
'Maar het was toch wel echt?'