vrijdag 18 juli 2014

Inpakken

Het verschil tussen ons en de andere mensen: papa en ik zijn geen gezelschapsdieren.
Ik denk dat het voor mama beter zou zijn geweest als we dat wel waren. Zij kletst graag. Maar op de dag dat ze het sanitair net weet te vinden en tegen de mensen daar begint aan te praten, vertrekken we. Als ze op de volgende camping eenmaal doorheeft hoe de paadjes lopen, is dat een teken dat we moeten gaan.  Mama vindt namelijk altijd iemand. Ook al staan we op hele kleine campings waar geen hond naartoe gaat omdat het er uitgestorven is, in de wijde omgeving niets te beleven en het landschap eentonig. Naaldbossen. Daar zijn we van gaan houden. 
Terwijl papa en ik de spullen inpakken, gaat mama alvast in onze auto zitten wachten, met de deuren en ramen dicht. Een snelkookpan. Ze kan er absoluut niet tegen als de tent neergaat en ons kamp wordt opgebroken. Soms lijkt het of ze bang is dat we haar vergeten mee te nemen. Zoals dieren dat vaak hebben.  Gelukkig hebben we maar een klein tentje en is het inpakken zo gebeurd.  Papa en ik zijn op elkaar ingespeeld.


donderdag 17 juli 2014

Allergelukkigst

Onze binnentent is altijd zeiknat van ons geadem en mama’s scheten. Ons tentje heeft een schutkleur. Van veraf kun je ‘m haast niet in het gras zien staan. De hoogst haalbare vorm van onzichtbaarheid vindt papa. We hebben de beste camping ooit. We hebben het veld al twee dagen voor ons alleen. Al die tijd sta ik op mijn handen. Mama ligt in haar badpak in de zon, plat op haar dikke buik, met rossige armen en benen wijd, te slapen. Het zweet drupt onder haar oksels vandaan en langs haar liezen. Haar hoofd is knalrood. Ze is levend aan het verbranden, maar wil zich per se niet insmeren. Papa zit even verderop onder een boom te lezen. In kleermakerszit. Hij draagt alleen een zwart slipje. Zijn rug is gekromd, zijn ribben steken iets uit. We zijn op ons allergelukkigst zo. Al beginnen mijn polsen wel te krakken van het steeds op mijn handen staan.
'Wil jullie dochter misschien met onze kinderen spelen?'
Op de derde dag zie ik een paar gladde vrouwenbenen naast me in het gras. Gelakte nagels in teenslippers. Daarnaast een heleboel paar blote kindervoeten.
Voordat de mevrouw meer kan zeggen, sta ik al rechtop en maak een snoekduik de tent in.
De hele verdere dag blijf ik daarbinnen. Terwijl de zon recht door het doek heen brandt, intussen alle kinderen van de camping eromheen cirkelen als roofdieren en onophoudelijk dreigen ze: ‘Als je eruit komt, gaan we met je spelen. Spelen. Spelen.’
De volgende ochtend, nog voor de rest van de camping wakker is, nog voor het sanitair gepoetst is, vertrekken we.
‘Het was zo’n mens dat uit was op contact,’ zegt papa over die mevrouw. We rillen.
Het allerergste wat mensen ons kunnen vragen is: ‘Komen jullie straks bij ons een glaasje drinken?’ Maar gelukkig heeft nog nooit iemand dit recht in ons gezicht gezegd. Omdat we altijd op tijd weg zijn, zegt papa. Omdat er niemand op deze hele aardkloot is die met ons een glaasje zou willen drinken, zeg ik. Vanwege mama. Gelukkig.

woensdag 16 juli 2014

Meisjes

Er zaten plotseling twee paardenmeisjes tegenover me aan tafel. We aten spaghetti bolognese en om de beurt oefenden we het hinniken. Ik werd er schor van. De tweede dag van het ponykamp was voorbij en ze vertelden over pony's die mishandeld werden door andere, kleinere, gemenere kinderen en die beesten hadden steeds hulpbehoevend naar hen gekeken.
Een elfjarig meisje had 'kutbeest' tegen een paard gezegd.
Na het eten gaf ik de negenjarigen een split en toen moesten ze in bad om het zand en stof en de paardenmest af te spoelen. In bad speelden ze met de paarden en de barbies. Ik bekeek foto's van mijn vierjarige meisje dat tweehonderd kilometer verderop lag te slapen. Ze had de hele dag kikkervisjes gevangen zag ik. Toen de paardenmeisjes in bed lagen, en ik boven alleen soms nog een zacht gehinnik en gestamp hoorde, keek ik een programma over tienermoeders. Ik zag een hoogzwangere vijftienjarige die dertig sigaretten per dag rookte. Haar moeder gaf ze haar brandend aan. Ook zag ik een negentienjarige die in verwachting was van haar derde kind. En geen contact meer had met haar ouders, geen vrienden had en geen werk. Ik keek programma's over zwangere tieners totdat het nacht was, man terugkwam van een avondje uit en de paardenmeisjes allang sliepen met hun knuffels.
'Waarom ben jij ineens geïnteresseerd in tienermoeders?' vroeg man.



maandag 14 juli 2014

Hart

We lagen in bed nog wat te praten, maar middenin een zin dacht ik steeds: als mijn hart er nu maar niet mee stopt, als mijn hart er nu maar niet mee stopt, als...
Toen zei ik het hardop.
'Ik denk steeds dat mijn hart er elk moment mee kan stoppen. En als ik dat denk voel ik me zo claustrofobisch in dit lichaam dat maar doet wat het wil.'
Ik weet niet meer wat hij antwoordde, maar wel weet ik dat ik daarna dacht: als zijn hart er nu maar niet mee stopt. Terwijl hij iets aan het zeggen was, over de verf die we deze dagen op de muren gaan smeren,  keek ik naar die prachtige borstkast naast me. Met daar binnenin dus een hart. Zijn hart. Dat niet mag stoppen. Het is een wonder dat het klopt en wie weet hangt het nu al aan een zijden draadje,  hoeft er maar dit te gebeuren of het houdt er mee op en word ik morgenochtend wakker met naast me een hele stille man.
Opschrijven helpt niet. Het bezweren heeft geen zin. Op een dag gebeurt het.



vrijdag 11 juli 2014

Het duurt maar een paar weken

'Ik zie zo op tegen het inpakken alleen al, dat ik liever helemaal niet ga,' zei ze. We zaten bij Jeugdland en keken naar het spelend kroost.
'Het ergste is nog dat het dan leuk moet zijn.' Ze pakte haar zoontje van de grond en begon hem de borst te geven.  'Het is vakantie. Nu moet het gebeuren. Dit is de leukste tijd van het jaar. Hier horen we naartoe te leven.'
Haar zucht ging bij mij door merg en been.
Ik, hierboven, houd nu daarom een paar minuten stilte om in gedachten bij haar te kunnen zijn, en ook bij mijn buurtgenoten. In onze straat is het al veel rustiger dan normaal. De uittocht is begonnen. Ik sluit mijn ogen en denk aan hen die nu aan het pakken zijn, hun koelkast schoonmaken, de vriezer ontdooien, ook denk ik aan hen die al heelhuids op de plaats van bestemming zijn aangekomen. Daar waar het gebeuren moet: het ontspannen, het samenzijn, de verbinding. Het geluk. Ik denk aan al die torenhoge verwachtingen, net zo hoog als de stapel boeken die ongelezen retour komt. Als het maar mooi weer is. In gedachten ben ik bij hen die de eerste bommetjes in het zwembad er al op hebben zitten. Jullie bedoelen het goed, wil ik ze meegeven, jullie zijn ook maar mensen. Ik ben er. Onthoud dat. Jullie zijn niet alleen.
'Ik hou heel veel van mijn man,' zei ze, 'maar op vakantie komen we er altijd achter hoe verschillend we de dingen aanpakken. Thuis doen we ieder ons eigen ding, dan gaat het beter. Dan zien we elkaar nooit.' Ze zette haar zoon weer terug en deed haar blouse naar beneden.
'Weet je, ik hou ook gewoon van mijn werk,' zei ze.


woensdag 9 juli 2014

Zwaaien naar de onzichtbare wereld

De voorstelling de Onzichtbare Man gezien in een loods op het Over het IJ festival. Het wordt verteld door de kunstenaar en de onzichtbare man zelf.
Over de parallelle wereld die wij niet zien maar die er altijd ook is. De illegaal die z'n best doet zo onzichtbaar mogelijk te blijven door zoveel mogelijk verschillende verhalen te vertellen. De ongrijpbare man.
De onmogelijkheid tot echt contact tussen de kunstenaar uit Amsterdam en de illegaal die hier verblijft. De werelden raken elkaar nergens echt. Al leven ze in dezelfde ruimte, werken ze aan hetzelfde kunstproject, de afstand is niet te overbruggen.
Ik moet denken aan het 'contact' met de onzichtbare man die ik ken en die nu al meer dan een jaar verdwenen is. Maar ik kijk nog heel vaak rond of ik hem soms ergens zie. Ook hij belde elke dag met zijn moeder. De illegaal in de voorstelling zei: 'als ik mijn moeder hoor, ben ik thuis.' Ik denk: waar zijn ze gebleven als hun moeder er niet meer is?
We passeren de onzichtbare mensen dagelijks op straat. Waar komen ze vandaan? Waar gaan ze naartoe? Op zoek naar een beter leven. Meestal vragen we ons dat niet af, meestal lopen we er gewoon voorbij. In de voorstelling wordt ook korte metten gemaakt met onze zucht tot het willen 'helpen' van de illegaal. Uit schuldgevoel of wat dan ook.
De onzichtbare wereld valt mij vaak wel op, beter dan de zichtbare wereld eigenlijk (daar banjer ik vaak doorheen zonder iets te zien). Maar meer dan ernaar zwaaien, doe ik niet.

zaterdag 5 juli 2014

Verzin iets!

Ik was op de afstudeerexpo van ArtEZ, vrije kunst, grafisch design, en wat al nog meer. We betraden een ondergrondse, labyrintische wereld vol objecten. Technologie. Reuzenapparaten. Zwevende buizen. Ik kon zo snel niet zien wat het allemaal voorstelde. Maar veel was zwart, of wit, of beschimmeld. Op een gigantisch oudroze sterrenstelsel na dat in het midden van de ruimte zweefde.
Dit is dus wat er in de hoofden van de mensen zit, dacht ik. Wonderlijk.
Ik wilde er nog wel even ronddwalen, maar we moesten weg want boven de grond begon de diploma-uitreiking.
Daar hield alles op. Waar de studenten in de kelders zichzelf binnenste buiten hadden gekeerd om de werken die er opgesteld stonden, te maken, toonden hun docenten geen enkele geestdrift.
Voor elke afgestudeerde die naar voren werd geroepen, was er een praatje. Niet te volgen of niet te verstaan of allebei niet. Op vlakke toon, binnensmonds, in het brak Engels en meestal totaal onpersoonlijk. Er was één docent die uit zijn woorden kon komen en die betrokkenheid toonde.
Mijn kleine moest gelukkig een paar keer naar de wc. En vlak voor het einde moesten we halsoverkop de zaal verlaten omdat de pluche hond die ze mee had, ineens enorm aan de schijterij bleek te zijn. Voor de rest hield ze zich goed.


donderdag 3 juli 2014

Ontmoeting in de gang

Jij hebt zo'n leuk kind, zegt een moeder tegen mij in de gang van de school. Nou jij ook, wil ik zeggen, jouw kind was mij ook al opgevallen om zijn of haar leukheid.  Maar ik weet niet welk kind het hare is. Dat komt omdat ik  slecht ben in gezichten en soms dus ook niet op tijd gedag zeg of helemaal niet, waarvoor ik pas nog midden op straat die enorme uitbrander kreeg. Al heb ik ook gewoon slechte ogen omdat ik uit ijdelheid mijn bril niet opzet.
Feit is dat mijn kind nog maar net in die klas zit, ik niet alle kinderen van groep 1/2 ken en ik de kinderen van groep 3/4/5 ook al moet kennen van gezicht en naam. En de ouders. En de opa's en oma's als die hen op komen halen. Of de au-pairs. Maar die haal je er meestal makkelijk uit.
Die moeder staat met een wandelwagen bij de lift te wachten en ik sta op het punt de trap af te gaan, als ze het tegen mij zegt. Jij hebt zo'n leuk kind. Ik vind de moeder zelf meteen ontzettend leuk, maar ik zeg niks. Ze heeft een blauw/zwart oog, rondom gezwollen, en een hoop schrammen bij haar mond. Maar ze beweegt alsof er niks aan de hand is. Misschien heeft ze een man met losse handjes vanwege het WK. Daarover heb ik gisteren gelezen in de krant. Als er voetbal is, is er meer huiselijk geweld. Zolang er gewonnen wordt, hoeven er mij dunkt geen moeders met blauwe ogen en geschramde monden rond te lopen. Dus ze is waarschijnlijk gestruikeld. Nog goed dat ze niet blind geworden is. En dat haar baby niet gewond is geraakt.
Ik staar de moeder waarschijnlijk net te lang aan want op een gegeven moment, zegt ze: 'nou dat wou ik eigenlijk alleen maar even zeggen' en ze verdwijnt in de lift.


dinsdag 1 juli 2014

Betekenis aan de dingen

De ochtend was zonnig, ik kwam langs velden met kleurige bloemen en toen gebeurde het. Net op tijd zette ik mijn voet nog iets verder naar voren, zodat ik 'm niet per ongeluk middenin het  konijn plantte. Het was een flink beest. De ogen waren stil, oren lagen op elkaar, het mondje open. Ik gilde. Het was denk ik de plotselinge confrontatie met de dood zo vlak voor mijn voeten. Het had iets symbolisch. Maar ik stapte er dus net op het nippertje overheen. Het betekent verder ook niets. Meteen daarna zag ik al een piepklein konijntje over de weg huppelen.
In mijn hoofd bedacht ik waar mijn 4 lievelingsboeken over gingen en hoe ik dat het beste in 1 à 2 minuten kon verwoorden voor het cameraploegje van Shotofjoy dat me 's middags zou komen filmen. Ik moest oneliners hebben. Maar al gauw kwam ik aan bij de dwarsverbanden,  mogelijke betekenissen, dubbelgangersmotieven, spel met woorden, werkelijkheid en fictie, identiteit wat is dat?  Ik probeerde niet meer aan het dode konijn te denken.
In mijn tuin werd ik uiteindelijk gefilmd. Echt iets voor shotofjoy. Omdat het leuk was als ik zou bewegen, mocht ik met een fleurig tafelkleed wapperen en het op de tafel leggen, ook verplaatste ik de opblaasboot die tegen de schutting stond een paar keer. Het gaat om de betekenis die je zelf aan de dingen toekent, dacht ik.