zaterdag 30 augustus 2008

Oud, ongetalenteerd (en lelijk)

Morgen zit ik samen met Janneke van der Horst en Els Moors in de Literaire Salon in de bibliotheek van Amsterdam. We worden geïnterviewd door Vrouwkje Tuinman. En we lezen voor uit ons werk. Ergens heb ik gelezen dat we daar in de intimiteit van die salon ook onze prozageheimen zullen onthullen. Hopelijk weet Vrouwkje die vakkundig los te peuteren. Ik ben benieuwd.
We worden aangekondigd met het kopje Oud, ongetalenteerd (en lelijk). Dus het kan alleen maar meevallen.
Ik las vandaag een column van Janneke van der Horst in het Parool. Zij vond het niet noodzakelijk dat er zo nodig bij vermeld moest worden dat we lelijk waren. Vrouw en lelijk. Bij mannen hebben ze het er niet over. Ik persoonlijk heb het meeste moeite met oud. Ik ben namelijk de oudste die erbij zit. Dat ligt vast.
Wie het ongetalenteerdst en het lelijkst is, fluctueert. Dat is een kwestie van smaak. Daar kunnen wij ons niet druk over maken, vind ik.

Oud, ongetalenteerd (en lelijk). Maar waarom zou er dan in godsnaam iemand komen?
Dat zijn die geheimen, natuurlijk.

vrijdag 29 augustus 2008

Het raadsel van de mysterieuze boer

Boeren en mysterie dat zijn twee zaken die niet met elkaar rijmen. Toch ken ik er één. Een boer die op een dag zei: 'ik schrijf tegenwoordig boeken.'
De boer in kwestie heeft een vrouw. Gewoon ergens ontmoet. Ook vreemd. Meestal melden ze zich daarvoor aan bij een tv-programma. Boer zoekt vrouw die twee mooie poten onder de pisbak heeft staan.
De boer die ik ken, heeft zich in Amsterdam gevestigd. Heel a-typisch. Al die beesten op zo'n bovenverdieping. Een boer wil land, dacht ik, vrijheid. Maar daarvoor schijnt hij elke dag naar No country for old men te kijken.

donderdag 28 augustus 2008

De kleine miezerige god ligt op mijn bureau

In de Albert Heijn gaat mijn telefoon. Spitsuur. Ik sta met bloemkool in mijn handen, een bak bonusdruiven en krieltjes. Het is koud. Vier karren omcirkelen me. Met mensen erbij. Ik weet totaal niet wat we moeten eten. De mensen weten het ook niet. Ze kijken in elk geval allemaal ontredderd bij de groente vandaag. Alsof ze geen idee hebben wat ze daar staan te doen. Mijn telefoon gaat nog een keer. De mensen grijpen naar hun tassen. Maar het is weer niet voor hen. Ze duwen de karren voort. Miezerige mensen. Met een half lege mand aan mijn arm, ren ik naar de kassa. Omdat ik wil weten wie mij gebeld heeft. Op dit tijdstip.
Ze belde omdat ze me haar boek wilde komen brengen. En wel meteen.

Ik heb dan ook geen tijd om verder te schrijven nu. Ik moet lezen in De kleine miezerige god van Esther Gerritsen. Alleen de titel is al briljant. Het boek ligt over twee weken in de winkel. Dus dan mogen jullie ook allemaal...

woensdag 27 augustus 2008

Geen tijd

We hadden nog broccoli.
En rijst.
Dus toen heb ik uit de vriezer het laatste kipfiletje gepakt.
En dat in stukjes gehakt.
Omdat ik geen boodschappen had gedaan.
Vandaag nog nergens was geweest.
Alleen heen en weer naar de crèche geracet.

dinsdag 26 augustus 2008

Het onzekere vrouwtje

Toen ik 22 was, in mijn eentje in de van Eeghenstraat woonde en een uitkering aan had gevraagd in de Banstraat, kwam ik in het Vondelpark Robert tegen. Een 45-jarige multidisciplinaire kunstenaar die zag dat ik bijzonder was. 'Ik kan meteen aan je zien dat je een bijzonder individu bent', zei hij. Daarom wilde hij foto's van me maken. Ik voelde me al gevleid omdat hij me 'een individu' genoemd had.
Een week later ontmoette ik Robert in Vertigo. We zouden eigen werk uitwisselen. Plechtig overhandigde ik hem mijn eerste lange verhaal 'Doof dat vuur', hij mij een porno-scenario. Exit Robert.

Ik was 35, stond voor de HEMA in de Pijp mijn fiets van het slot te halen, kind achterop. Een oudere artistiekeling liep voorbij, gebogen en in haastige pas. Ter hoogte van mij stopte hij plotseling. Hij keek op.
'Wow! Jij hebt een bijzondere kop,' zei hij. 'Ik ben fotograaf.' Hij bleef naar me kijken. Alsof ik zijn gouden medaille was.
Totdat m'n kindje begon te krijsen en ik, op de achterkant van een Aldi-bonnetje, zijn naam en website kreeg. Robert, las ik.
'Ik kan iets heel moois van je maken', riep Robert me na, 'als je contact opneemt.'

Thuis bekeek ik zijn website en sloeg mijn dagboek erop na. Het leed geen twijfel. Dit kon ook geen toeval zijn. Hier waren buitenaardse krachten in het spel.
'Dat is zo'n vent die dat dus bij iedereen doet,' zei man. 'Het is altijd wel een keer raak natuurlijk. Bij zo'n onzeker vrouwtje.'
Exit Aldi-bonnetje.

maandag 25 augustus 2008

Aan de andere kant van het water...

We namen de pont. Het waaide straf in Noord. Het miezerde ook een beetje. Nergens een schommel voor Jeetje. Of voor ons een cafeetje. We fietsten langs het huis dat te koop stond. Mijn ouders hadden hun fietsen speciaal meegenomen. Er passeerde ons geen auto. Er waren geen mensen buiten. Alleen oud vuil. We trapten door.
'Het is in elk geval lekker rustig, hier!' doorbrak ik de stilte.
Zodra we het water weer over waren, brak de lucht meteen open. De zon begon te schijnen. Er was leven op straat. Er waren kroketten, kinderen, kranten. Bekenden die me vertelden dat er een goede recensie van mijn boek in Trouw stond. En overal schommels. Het was paradijselijk aan de andere kant van het water.

zondag 24 augustus 2008

Betrouwbaar

We hadden een nieuwe oppas. Vers van marktplaats. Bij de eerste kennismaking leek ze perfect. Maar nu ze echt zou komen, wantrouwde ik die perfectie. Daar zat iets achter. Een criminele organisatie. Kinderhandel. Zij was het gezicht ervan. Logisch.
'Ben je gek,' zei man, 'Jeetje is drie. Die laat zich écht niet meer ontvoeren.'
'Ze geeft haar een verdovingsspuitje,' zei ik. 'Zo doen ze dat.'
Ik begreep heus wel dat mijn fantasie wellicht wat doorschoot. Omdat ik van het leven gemakkelijk een horrorverhaal maak.
Het was vast gewoon een leuke studente. En geen actrice. Toen ze er was, hebben we nog even gebabbeld. Zij en ik. Aan de keukentafel met een kop thee. Over de eerste keer dat ze een lijk opensneed.
'O, maar dan is het hoofd er natuurlijk wel af,' zei ik.
'Nee, het lichaam is heel,' zei ze.
'O, ja? Vind je dat niet vreemd?'
'Je moet er niet aan denken dat het een mens was,' zei ze.
'Lijkt me moeilijk.'
'Je moet het ergens op leren,' zei ze.
Dat was waar.
Op het feestje dacht ik soms aan de oppas. En dat ze met lijken wist om te gaan alsof het geen mensen waren.

vrijdag 22 augustus 2008

Alles was goed

Ik fietste van west naar zuid. Na een avondje uit met een zwangere vriendin. We waren naar een restaurant gegaan en alles was goed. De vrijheid en ik, we gingen dwars door het hart van de stad. Langs opbrekingen, café's, trams. Het klopte allemaal. Nu is alles perfect, dacht ik. Ik dacht het niet alleen, het was ook zo. Heel lang bleef alles perfect.
Totdat middenin de nacht het licht aangeknipt werd. BAF. In één klap was ik klaarwakker.
'Een mug in de klamboe!' werd er geroepen.
Ik keek, zag en haalde uit. Raak. Bloed aan mijn vingers. Bloed op het matras. Het licht ging weer uit. En de rest van de nacht veranderde in een nachtmerrie. Eén grote boze droom. Een ijzingwekkende psychologische thriller. Alsof de geest meteen iets tegenover de perfectie moest zetten. Ach, bang geestje.

woensdag 20 augustus 2008

Kipfiletspul

Ze vertelde me dat ze vandaag met een vriendin een vibrator was wezen kopen en er toen zelf ook eentje aangeschaft had. Een gigantisch ding.
'O, leuk.' Ik nipte aan mijn glaasje muntthee.
Ja, ging ze door, want het was uit met de relatie van haar vriendin dus die moest er snel één aanschaffen natuurlijk.
Ik knikte.
Afijn: dus zij met z'n tweeën de sexshops afstruinen. Haar vriendin wilde persé een harde hebben. En er was tegenwoordig vooral veel zachts op de markt. Van dat kipfiletspul. Ze wist niet of ik dat kende?
'Dat kipfiletspul ja,' zei ik. Van dat kipfiletspul? dacht ik. En dat dat toch alle kanten op moest flubberen. Of zou er soms een inbrenghuls bij zitten?
'Hoe was jullie vakantie eigenlijk?' vroeg ze toen.
Ik woelde door mijn haar. Probeerde op deze manier het schaapachtige in mijn blik te verbergen.

dinsdag 19 augustus 2008

Precies wat ik wil.

Een kleine drie maanden later. Wat heeft het uitkomen van mijn debuut veranderd? Was het waar ik op hoopte?
Ik hoopte op recensies. Ik dacht ook dat ik ze zou krijgen. Omdat iedere schrijver die ik persoonlijk ken, gerecenseerd wordt. Zo gaat het in de wereld, dacht ik. Je schrijft een boek, je krijgt een recensie. Ik geef toe dat dit wereldbeeld de dag nadat het boek in de winkel lag, al kantelde. Want het was komkommertijd en waarom zouden ze een verhalenbundel recenseren?
De mijne nog wel. Met van die vreemde verhalen.
Maar Het besluit van Dola Korstjens is veel besproken. Vrij lovend zelfs. En iedereen las er iets anders in. Het blijkt dus niet onder één noemer te vangen. Dat is precies wat ik wil. De verhalen zijn in elk geval ergens aangekomen. Dat is het enige waar ik echt op hoopte. (Naast hoge verkoopcijfers.)
De liefde voor de personages die sommigen in mijn verhalen aangetroffen hadden, deed me het meest. Ik heb namelijk nooit aan liefde gedacht bij het schrijven. Ik denk te weinig aan liefde. En dat die er dan dus gewoon blijkt te zijn.
Er is nog wel meer gezegd. Maar goed, recensies. Daar moet je je niets aan gelegen laten liggen. Tijd is het nu om alles wat benoemd is, achter me te laten.
Wat er veranderd is, is dat mijn boek inmiddels wél bij de boekhandel bij mij om de hoek gesignaleerd is. Op de vierkante tafel die je meteen ziet als je binnenkomt, naar het schijnt. Moet je maar eens gaan kijken!
Voor de rest veranderde er niets. Maar dat wilde ik ook niet.

maandag 18 augustus 2008

Beschuitbus

Jeetje en ik kwamen terug van de crèche en troffen thuis een man in nood aan. Hij kroop over de keukenvloer. En sloeg hele vreemde taal uit. Jeetje trok wit weg toen ze haar vader zo zag en ook ik vreesde het ergste. Een hersenbloeding.
Ik probeerde te verstaan wat hij zei. 'Beschuitbus,' leek hij te zeggen.
'Beschuitbus?' vroeg ik.
'De beschuitbus is gestolen.' Zijn mondspieren verslapten steeds. Als zijn hersenen lang geen zuurstof kregen, was het voorbij. Ik probeerde mijn hoofd koel te houden. Vooral realistisch te blijven denken. De gehaktballetjes pruttelden achter hem op het vuur. Toen hij ze opzette, moest hij nog goed geweest zijn. Dus zo lang was het nog niet aan de gang.
'Misschien kunnen we papa nog best redden, schatje,' zei ik.'Misschien kan de dokter hem ietsje beter maken.'
'Waar is de beschuitbus?' Hij rolde met zijn ogen. 'Wie steelt er nou een beschuitbus?' hijgde hij. 'Zo'n beschuitbus heeft toch geen pootjes?' Op het aanrecht zag ik een geopend pak beschuit staan. Er was er eentje uit. Voor de gehaktballetjes, zo doorzag ik de situatie meteen.
Totdat de halfdode zich ineens oprichtte en zijn vinger in mijn richting priemde. 'Heb jij de beschuitbus soms meegenomen op vakantie?' bulderde hij. Jeetje begon te huilen.

zondag 17 augustus 2008

De tijd is om

Bij het zien van een dode duif bellen we met de burgemeester. En verzekeren wij onze kleine dat Job Cohen de volgende ochtend direct zal arriveren om het lijkje te begraven. Dat doen we vooral opdat we niet meteen naar huis hoeven te snellen om een schep te halen. Zodat we dadelijk niet in de berm van de President Kennedylaan een gat staan te graven. Voor onze dappere duif. Terwijl de auto's voorbij jakkeren en de scooters langs ons heen razen. De rituelen van zo'n staatsbegrafenis lijken zo onzinnig hier. Een beetje belachelijk zelfs. Op vakantie maakten wij hunebedden voor een mier die gestorven was. Ook een vies zwart kevertje kreeg een laatste rustplek. Maar de vakantie is voorbij. De tijd is om. Hier drukken wij de vieze zwarte kevertjes dood. En bellen we Job Cohen gewoon weer.

zaterdag 16 augustus 2008

Obstipatie

Ik was gisterenavond bij de buren om heel moeilijke wijn te proeven. We proefden de wijn. En bespraken onze toestand. De toestand in de buurt. En de toestand van de wereld.
Even verderop hielden werd er een housewarmingparty gehouden. Tjonge, jonge wat maakte de jonge mens van tegenwoordig een herrie. Wat zagen ze eruit in hun blauwe overhemdjes. En vooral: wat lachten ze hard. Alsof er iets te lachen viel! Alsof zij de hele wereld bezaten!
Om uiteindelijk te concluderen dat dat zo was. En dat wij de remmende factoren waren. Wij veroorzaakten die obstipatie op de huizenmarkt. Nee, wij zijn de obstipatie. Omdat wij hier nog steeds wonen.
'Maar waar moeten we dan naartoe?' riep de buurman uit. 'Waar is er een plekje voor ons?'
Alleen de wijn vloeide.

vrijdag 15 augustus 2008

Verschrikkelijk goed

Hoe verschrikkelijk goed we er in Amsterdam altijd in slagen elkaar op zo'n Albert Cuypmarkt te negeren. Terwijl je toch met honderden langs de kraampjes holvert. Aan weerszijden van de straat. Maar we holveren precies goed, rakelings langs elkaar heen. Je merkt pas echt hóé goed als je een tijdje op vakantie bent geweest. En uit het patroon bent.
Ik botste vandaag dus ook meteen tegen zo'n twintigjarig, rank kind in een heren pyjamajas van de HEMA. (Ik herkende de flanellen pyjama direct. Wij hebben 'm zelf ook.) Ik wilde na de botsing even in haar prachtige lichtgroene ogen kijken en mij verontschuldigen, maar bleek plotseling lucht te zijn. Nog minder dan dat zelfs.

donderdag 14 augustus 2008

De ziel

'Wat vínd je er nou van?' Ik blijf maar naar complimenten vissen bij man over mijn fantastische wit-schilderactie.
'Ja, het is wit,' zegt man.
'Goed, hè?'
'Ja,' zegt hij.
'Ja, hè?'
'Je hebt alleen de ziel uit ons huis geschilderd.'
'Hoezo? Zat de ziel van ons huis in de múren?'
Hij zwijgt.
Langzaam kijk ik de witte ruimte rond. Spierwit. Lijkbleek. IJskoud.
'De huiskamermuren ademden vroeger,' zegt man dan, 'het leem lééfde, het borrelde. Nu zit er toch een plastic laagje overheen.'
Mijn ogen beginnen de wanden af te zoeken. Waar de ziel zich inderdaad al die jaren bleek te hebben opgehouden.
En nu geplastificeerd. Stikkende, als ik 'm niet heel snel vind.

woensdag 13 augustus 2008

Liefdevol

Mijn geest totáál gereinigd door de muren te witten.
Ziekenhuiswit is de woonkamer. Zo ook mijn voeten. Tot aan mijn ellebogen ben ik ziekenhuiswit.
'Je kunt misschien het beste systematisch te werk gaan,' adviseerde man vanaf de zijlijn. 'Is van links naar rechts werken een ideetje? Anders weet je namelijk niet meer wat je al hebt gehad en wat niet.' Ik stond bovenop een stoel en rolde driftig heen en weer met de verfroller. Mijn hele lichaam bewoog enthousiast mee. Ik was gezond bezig.
'Toch kan jij het het beste ópschrijven, hoe iemand een muur wit,' merkte man heel liefdevol op. 'In plaats van het echt te doen.'

Een vriendin mailde mij dat ze haar huis 'liefdevol' ging opknappen en op hetzelfde moment las ik dat de staat van je huis, je geestestoestand weergeeft.
'Aha!' riep ik. 'Dus daarom voel ik me zo rommelig en verschoten. Daarom voel ik me zo uitgewoond en druk.' Ook had ik gelezen dat actie áltijd beter is dan passiviteit. Kortom: ik had meer dan genoeg gelezen. Werk aan de winkel.
Nu ben ik ziekenhuiswit van binnen. En van buiten.
'Maar daaronder zit nog wel gewoon een brokkelende, bruine leemmuur,' roept man nu. 'Daar verander je niets aan.'

dinsdag 12 augustus 2008

Droom

Jeetje schreeuwt in haar slaap, wordt wakker.
'Heb je een enge droom gehad?' vraag ik.
'Het was geen enge droom.'
'O, nee? Wat droomde je dan?'
'Ik droomde dat papa mijn appeltje had opgegeten.'
'O, zo.'
'Papa, waarom heb jij mijn appeltje opgegeten?' vraagt Jeetje aan haar vader. Ze kijkt hem lang aan.
'Het was niet écht. Het was in jouw droom,' zegt hij.
'Papa, maar wáárom heb jij mijn appeltje dan opgegeten in mijn droom?'

maandag 11 augustus 2008

Ik mis hen

Onder de blauwe t.l vliegenlamp in hun witte partytent zitten de Franse man en vrouw Linsen met hun hond en hun kilozak chips. Avond aan avond. Op extra stevige stoelen. Een kaartje te leggen. De hond krijgt ook een bak chips. Elke middag gaan ze met z'n drieën het hoekje om, een spelletje jeux de boules spelen. Als slakken trekken ze aan mij voorbij. Met een nieuwe zak chips tussen hen in.
Op een ochtend, het is nog heel vroeg, zitten ze al in hun bestelauto. Door de achterruit kijkt de hond mij aan. Met z'n bruine spitse oortjes, die zachte blik in zijn ogen en zijn beslagen tong ver, heel ver, uit zijn mond.
Daar rijden ze. Naar de Super-U. Voor het té warm is.

zondag 10 augustus 2008

Laatste dag

Wat leek de vakantie nu al ver achter haar te liggen! Wat had toch zo'n afstand teweeggebracht tussen de ochtend van eergisteren en de avond van vandaag?

vrijdag 8 augustus 2008

De wereld van burgemeesters.

JEETJE (3): Hebben wij een burgemeester?

MOEDER: Ja.

JEETJE: Hoe heet-ie?

MOEDER: Job.

JEETJE: Heeft onze burgemeester nog meer namen?

MOEDER: Job Cohen.

JEETJE: O. En heeft Teetje een burgemeester?

MOEDER: Ook Job Cohen.

JEETJE: (zeer verheugd) Hebben we dezèlfde?

MOEDER: Ja. Teetje (overbuurjongen red.) woont ook in Amsterdam. En Job Cohen is de burgemeester van Amsterdam.

JEETJE: Maar wat dóét de burgemeester?

MOEDER: (snel) Hij zorgt voor ons, dat alles een beetje goed loopt en zo.

JEETJE: (kijkt moeder bevreemd aan)
Wat gééft de burgemeester ons dan?

MOEDER
Niet echt iets.
(moeder kan toch moeilijk liefde zeggen)

JEETJE
Maar waarom hébben wij dan een burgemeester?

MOEDER
Eh, nou, kijk: als de lantaarnpalen in onze stad bijvoorbeeld uitvallen - ze doen het niet meer - dan ziet de burgemeester dat en dan gaat HIJ bellen met de mensen die over het licht gaan en dan..
(moeder raakt verstrikt in haar eigen belabberde betoog)

donderdag 7 augustus 2008

Tijd bestaat niet

Ik zit op mijn hurken naast oma's feeststoel.
'Ik ben nu dus oud,' zegt ze, 'ze vinden 70 al oud en ik ben 23 jaar ouder. Wat moeten ze dan wel niet van mij zeggen?'
Hierop heb ik niet meteen een antwoord.
'De tijd gaat zo snel,' zegt ze, 'ineens zit je hier, ben je 93 en je kinderen zijn grijs.'
'Dat begrijp ik.'
'Begrijp je dat?' vraagt oma.
'Ja, ik zit hier naast jou en blijk plotseling 35,' zeg ik, 'terwijl ik gisteren nog 10 was.'
'35,' zegt oma, 'dan heb je nog een héél leven voor je.' Oma kijkt me aan.
Als ik naast oma zit, zit daar geen vrouw die zojuist terugkomt van een vakantie in de Provence met haar gezin. Geen moeder wiens stoffige Peugeot om de hoek geparkeerd staat. Propvol vakantiespullen, verantwoorde verrassinkjes in het dashboardkastje om het kind stil te houden. Koffiedrap langs de snelweg, het kind laten plassen tussen de benzinedampen, druipende perziken. Altijd natte doekjes in de handtas voor het allerergste vuil. De man zit achter het stuur en vraagt zich af of de TomTom ons wel de goede richting uitwijst, het kind roept om nóg een verhaaltje en in het spiegeltje ziet moeder de pukkels per stuk opkomen. Door die muffe lucht. Nee, als ik naast oma zit, ben ik 10 en wacht geduldig op een verrassinkje. Als ik naast oma zit, verlang ik standaard naar een ijsje. Een choco.
'Ik kan me heel goed voorstellen dat ik er dadelijk achterkom dat ik al 93 ben.' Ik kijk oma aan.
'Ik vóél me helemaal geen 93,' zegt oma. Ze zucht. 'Maar ik bén het dus wel.'