woensdag 27 februari 2013

Broer en zus

"Bovendien weten we omdat we broer en zus zijn dat we elkaar blind kunnen vertrouwen." Mijn oog valt precies op deze zin in een interview in de krant. Ik had mijn renkleren al aan, muts al op, was klaar om weg te rennen, maar ga in plaats daarvan zitten.
Die misvatting moet ik eerst nog rechtzetten. Die broer en zus dénken maar dat ze elkaar blind kunnen vertrouwen. Ze willen het graag, dat is logisch. Dat is lief. Dat is mooi. Maar het is gevaarlijk. Juist broer en zus kunnen elkaar niet blind vertrouwen. Juist zij. Omdat ze uit hetzelfde nest komen. En dichter bij elkaar staan dan wie ook. Maar daardoor ook meteen verder van elkaar verwijderd kunnen zijn dan wie ook. De andere kant van de medaille van blinde liefde is blinde haat.  Een oude koe, maar zo werkt het. Kijk naar kleine kinderen in een gezin; die maken elkaar regelmatig bijna af. Dat komt later vaak wel goed als ze groot en verstandig zijn. Maar groot en verstandig is een dun laagje vernis. Groot en verstandig bestaat niet.
De meeste broers doden op een onverwacht moment hun zus.  De zussen vermoorden de broers meestal niet, maar dat heeft met kracht te maken.
Zo. De mensheid zij gewaarschuwd. Ik ga rennen.

dinsdag 26 februari 2013

Wat wil je nog?

"Kinderen zijn op spectaculaire wijze niet geïnteresseerd in wat hun ouders doen. En zo hoort het ook."
Dit las ik in een interview met Nick Cave in de VPRO gids die vandaag op de mat viel en daar dacht ik  aan toen Jeetje - de winkelhater - mij voor het slapengaan meldde dat ze eventueel wel met mij naar de H&M wilde om voor haar kleren te kopen, maar alleen als ik zou beloven dat we verder geen enkele andere winkel binnen zouden stappen. We moesten Linea Recta naar huis daarna.
'Ja, zèg.'
'Jij mag óók wel even kijken voor jezelf,' zei ze. 'Alleen in die winkel waar we toch zijn.'
'Maar liever niet,' zei ik.
'Nee, liever niet.'  Ze lachte lief.
'Waarom niet?'
'Omdat ik dat zo wil.'
'Maar ik wil ook iets,' zei ik. 'Wist je dat? Ik wil iets.'
'O ja?'
'Ja.'
'O ja? Wat wíl jij dan allemaal nog, mama,' zei ze.
Wat wil ik nog, dacht ik. Ze zegt nog.
'Zie je wel, je wil niks. Ik wel.' Jeetje begon in rap tempo een lijst te noemen met dingen die ze wilde doen, wilde hebben en waarheen ze wilde gaan. Ik zat op het bed met Mathilda van Roald Dahl en wachtte tot ik voor mocht gaan lezen.

maandag 25 februari 2013

Stardust en spirits

Sinds een dag over vier wordt mij elke dag wel een keer verteld dat we uit sterrenstof bestaan, net zoals het geestoproepen bij de verschillende gezelschappen waarin ik me bevond steeds opnieuw ter sprake kwam.  Zo heb je het er nooit over en ineens is het stardust hier en spirits daar.
Gisteravond gebeurde het dan. We zaten met z'n zessen in een huis waar de meeste muren zwart geverfd waren, de gordijnen waren zwart en ook de boekenkasten. Eén van ons had vroeger bij een occulte club gezeten en had veel ervaring met geesten. Hij vertelde over ramen die opensprongen, rammelende kasten, middeleeuwse Italiaanse talen en het geval van een heel normale vrouw, lid van de club, die krankzinnig was geworden na het geestoproepen. De geest was in haar gegaan en ze moest worden opgenomen. Daarna was de club uit elkaar gevallen.
'Kan de geest ook in je gaan?' vroeg ik.
'O ja,' zei hij ernstig. 'O ja. Ze heeft er een priester bij moeten halen om de geest te verwijderen. Echt met wijwater en zo. De meeste geesten zijn heel erg boos.'
Er was ook iemand bij die zei dat het ons onderbewustzijn was. Wij mensen deden het allemaal zelf. Ook al geloofden we dat zelf soms niet.
'Het is heel apart,' zei de schrijver die bij een occult genootschap gezeten had, 'als je de ongelovigen op een gegeven moment allemaal wit weg ziet trekken.'
'De geest is sterk,' zei de ongelovige schrijver, 'er bestaat ook zoiets als telekinese. Alleen door ergens sterk aan te denken, kun je dingen verplaatsen.'
Ik dacht aan het verschil tussen de geest en de geest en dat dat dus sterrenstof moest zijn.
Het geestoproepen verliep uiteindelijk vlotjes maar de geest die tevoorschijn kwam was heel erg langzaam en we moesten de laatste trein wel halen. Dus heel veel konden we haar niet vragen. Met z'n allen tuurden we naar het borrelglaasje dat zich traag in de richting van de 'ja' bewoog.
Op de foto die er gemaakt werd van de tafel met het glaasje was wel heel duidelijk k u t te lezen. In een soort bloedletters. Echt waar. Terwijl het tafelblad in het echt brandschoon was.

vrijdag 22 februari 2013

Kaas

We kregen een neef te eten die nu zijn master in Amsterdam doet. Ik herinner me hem vooral van toen hij een kind was. Maar nu is hij tweeëntwintig en een jongeman. Het vreemde van neven is dat ze binnen kunnen lopen en mee kunnen eten en dat het niet vreemd is. Want het is familie. Er is een nicht van man die ook tweeëntwintig is en ook een master in Amsterdam doet, - masters in Amsterdam zijn populair - en zij komt tegenwoordig vaak bij ons oppassen. Haar zagen we daarvoor ook bijna nooit. Wel vaker dan de neef, maar toch hoogstens één keer per jaar. Ook zij was meteen vertrouwd. Al blijft zij vertrouwder voor man dan voor mij. Omdat het zijn familie is. De nicht eet kaas. De neef eet geen kaas. Ik eet ook geen kaas. Heel soms neem ik jonge A-H fabriekskaas op brood. Maar ook dan gooi ik halverwege de boterham vaak de kaas eraf. De neef denkt dat hij een keer op zal houden met het weigeren van kaas. Hij ziet weleens toastjes met kaas voorbij komen die hem niet vies lijken. Maar hij heeft de stap nog niet durven zetten. Voor mij is de kaasbarrière altijd te hoog gebleven.
Wat het eten van kaas betreft is Jeetje meer van mijn kant. Deetje daarentegen smult van de blokjes hele oude kaas die ze in de delicatessezaak krijgt.

donderdag 21 februari 2013

Goeie zin

Vannacht droomde ik een hele goeie zin die hoorde bij een verhaal waaraan ik op dit moment niet bezig ben, - ik weet nog dat ik het al dromend jammer vond dat mijn onderbewuste niet bezig was met mijn huidige verhaal, maar je hebt weinig te kiezen waar het je onderbewuste betreft, dat wist ik ook  - liggend in het donker, klaarwakker nu, herhaalde ik de zin in mijn hoofd en hij bleef goed, ik dacht; ik moet 'm opschrijven, toen dacht ik 'morgen', deze zin is zo goed die ben ik morgen echt niet vergeten en ik wist dat die redenering bedrieglijk was maar nog meer was ik ervan overtuigd dat deze zin een ander lot beschoren zou zijn dan andere goeie zinnen die 's nachts gedroomd worden en niet opgeschreven.


dinsdag 19 februari 2013

Buitenissige eigenzinnigheid

Het schrijversdagboek van Viriginia Woolf pakte ik er gisteren weer eens bij en ik sloeg het - boem/pats - open op 18 februari. Dus dat moest iets te betekenen hebben.
Ze schreef:  Ik zal alleen nog schrijven waar ik zin in heb; en zij moeten maar zeggen waar ze zin hebben. Ik begin in te zien dat ik als schrijfster alleen nog belang heb bij een soort buitenissige eigenzinnigheid; niet bij kracht of hartstocht of bij iets baanbrekends. Maar dan bedenk ik dat  'buitenissige eigenzinnigheid' in wezen een eigenschap is die ik hoog aansla...
Meteen dacht ik aan Harry Merrie en aan zijn buitenissige eigenzinnigheid. Ook dacht ik na over mijn eigen buitenissige eigenzinnigheid. En dat ik het gewoon een mooi begrip vindt. Buitenissig eigenzinnig.


maandag 18 februari 2013

Cultheld

Op zaterdagavond, vlak nadat ik van diverse kanten signalen gekregen had dat schrijven het enige is wat me te doen staat, zat ik op een podium in een Utrechtse molen met vier andere schrijvers en de Rotterdamse cultheld Harry Merrie. De schrijvers hadden uitgeprinte a-viertjes in hun hand. Harry Merrie zat achter een keyboard en een computer. Om de beurt droegen wij voor, daarna kwam er steeds een liedje. Harry had iets aan wat het midden hield tussen pyjama en panterpak. Hij zweefde zelf ook ergens tussen man en vrouw in, tussen hier en daar. Maar voor hij begon zei hij: 'Mijn artiestennaam is Harry Merrie, maar ik heet eigenlijk Harry den Hartog.'
Dat vond ik mooi.
De hele avond heb ik voorovergebogen naar de zanger gekeken. Wij alle vijf, geloof ik. En ook het publiek raakte geobsedeerd door hem en zijn manier van muziek maken. Na het eerste liedje had hij zijn schoenen uitgedaan, zag ik. Hij droeg geitenwollen sokken en had kleine, smalle voeten voor een man. De keren dat ik direct na een liedje van Harry moest voorlezen, vond ik moeilijk. De afstand tussen de muziek en mijn tekst was onoverbrugbaar, of zoiets.
Na afloop van de avond had ik erge koppijn. Maar op de een of andere manier liet ook deze cultheld mij zien dat je moet doen wat je moet doen, zonder concessies. Het was voor hem geen keuze, vermoed ik. Hij kon niet anders. Hij speelde geen cultheld, hij was er één. Hij was de overgave in hoogst eigen persoon. Hier was iemand aan het werk die op het randje van de waanzin verkeerde, maar  toch wist wat hij deed.
Al wilde je niet erg graag dichter bij hem komen, de schrijver waarmee ik naar het station liep had dat ook. Van een afstand zwaaiden we hem gedag. Misschien was dat Harry's tragedie. Er waren er niet veel die dichtbij hem kwamen.





zaterdag 16 februari 2013

Doorzetters

We gingen uit eten en toen naar een voorstelling over Anorexia Nervosa in de Brakke Grond. De relatie tussen het lichaam en het ongrijpbare 'ik.' Het was een heel persoonlijke voorstelling van de Vlaamse theatermaakster Soetkin Demey en de zusjes Raeven deden ook mee. De ruimte was ingericht als een woonkamer, de stoelen opgesteld rondom een eettafel.
Ergens heb ik bewondering voor mensen met anorexia. Het zijn de echte volhouders.
Als tiener was ik ook veel bezig met calorieën. In al mijn dagboeken hou ik per dag bij wat er weer het eetgrage, vette mondje ingegaan is en hoeveel calorieën dat wel niet is bij elkaar. En dat het dus op deze manier nooit iets wordt met mij. Als ik zo enorm blijf vreten.
Het is nooit anorexia geworden. Ik ben daar niet serieus genoeg voor. Ik denk dat daar mijn bewondering ook zit. Ze nemen hun voornemen serieus. Het zijn de mensen die een statement maken. Hoe ziekelijk ook.
Toch blijft dun zijn aantrekkelijker dan dik zijn. Als ik me niet goed voel en daarom niet echt kan eten, vind ik dat een groot voordeel. Het zo mager als een lat zijn, blijft mijn ideaal.
De hele voorstelling lang keek ik naar de theatermaakster die rondliep en een prachtig lichaam had. Veel bezoekers van de voorstelling waren flinterdun. Gezeten in het donker nam ik me voor nu echt geen zoetigheid meer te nuttigen.
Dan komt alles goed.

vrijdag 15 februari 2013

Nuancering

De moeders verdienen het niet. Mijn stukje van gisteren.
Nu ben ik er absoluut niet tegen om moeders of mensen een beetje belachelijk te maken. In tegendeel. Maar als je dat doet, hou dan nooit jezelf buiten schot. De belachelijkste moeder in dezen ben ik nog altijd zelf.
Het leek mij het gemakkelijkste om de moeder die mij beval een mail aan alle ouders te sturen, maar gewoon te gehoorzamen. Ook al stond het mij tegen. Zoveel werk is het niet, zei ik tegen mezelf.
En: dan ben je van het gezeik af. De intrinsieke behoefte om voor een mooie gezamenlijke bos bloemen voor de juf te zorgen, had ik niet. Ik had al een cadeau voor de juf. Ik vond het goed zo. De verantwoordelijkheid voelde ik ook al niet. Er was tenslotte een klassenmoeder. Maar dit zei ik allemaal niet. Als een braaf kind gehoorzaamde ik de moeder die zei wat ik moest doen.
Ik deed iets wat ik niet wilde.
De klassenmoeder die mij later op die dag aansprak, confronteerde mij daar in feite weer mee. En wekte zo mijn irritatie op. Haar verschijning op het schoolplein maakte mij duidelijk dat als je iets doet wat je niet wil, je uiteindelijk alleen maar meer gezeik krijgt. Dat was niet de schuld van de klassenmoeder. Dat was mijn schuld.
De broek die ze aan had was wel haar eigen verantwoordelijkheid

donderdag 14 februari 2013

De moeders en ik

Op hoge poten komt er een moeder op me aflopen.
'Ik snapte niets van jouw mailtje,' zei ze. 'Ik vond het een rare reactie.'
'O,' zei ik en bekeek haar van top tot teen. Wie ben jij, dacht ik. En: Lelijke broek.

Het bleek over de verjaardag van de juf te gaan.
De dag ervoor was ik door een andere moeder gestrikt om alle ouders te mailen om te zeggen dat ze geld mee moesten nemen. ('Jij kunt toch goed schrijven?') Dan zou zij, die andere moeder dus, de bos bloemen voor de juf wel kopen. 'Met liefde,' voegde ze er aan toe. Het was te gek dat er niets geregeld was! Zo'n geweldige juf!
'Nou,' zei ik. En: 'Er is toch ergens een klassenmoeder?'
'Ben jij dat niet?'
'Nee. Dit zou de klassenmoeder regelen.' Op slinkse wijze probeerde ik onder de moeder uit te komen, maar ze bleef me achtervolgen tot ik zei dat ik zou mailen.
'Fijn!' zei ze. 'Ik koop de bloemen met héél véél liefde.'

'Ik ben de klassenmoeder,' zei de moeder met de lelijke broek. En dat ze allang een cadeau geregeld had.
'Sorry, ik wist niet dat jij...'
'Daar heb je een mail over gehad aan het begin van het jaar.'
'Misschien had je er een foto bij moeten doen.'
Ze noemde de naam van haar kind. Ik knikte braaf. Ik had geen idee wie dat kind was, maar ik wilde haar niet nog meer tegen me in het harnas jagen.
'Ik snapte je mail echt helemáál niet.'
'Dan moet je misschien beter lezen.'
'Er stond iets als: laten we de juf bedelven onder de cadeaus...' Ze trok haar neus op.
'Dat was een grapje.'
'Het is maar net hoe je zo'n mail interpreteert.'
'Nee, het is een kwestie van goed lezen,' zei ik.
De moeder met de lelijke broek begon naar een vader in de verte te zwaaien en maakte dat ze wegkwam. De andere moeder kwam ik die dag ook nog tegen met een collectebus voor een goed doel.



woensdag 13 februari 2013

Koop make-up voor kinderen

Hedenochtend is de juf van groep 3/4/5 jarig. Daar leefden we al een tijdje naartoe met het hele gezin.  We streepten de dagen af. Er hing gisteravond een briefje op onze slaapkamerdeur: 'Lieve papa en mama, welteruste, ik hoop dat het snel morge is. Jeetje.'
Nu is het dan zover. Omdat ze verkleed op school mocht komen, hadden we de jurk en de hoed allang uitgezocht en klaargelegd. Het cadeautje was gemaakt en we hadden ook nog iets gekocht voor de juf. Er kon niets meer misgaan. Er ging ook niets mis, behalve dan dat de dag erg vroeg alweer begon. Om zeven uur zagen beide dames er al uit of ze klaar waren om naar het concertgebouw te gaan. Rond een uur of acht moet Jeetje in stilte besloten hebben, zich nog mooier te gaan maken dan ze al was. Ze sloot zich op in haar kamer.
Omdat ze van mij geen make-up mag, ik heb een spuughekel aan kinderen met make-up, deed ze het met tatoeagepennen. (Dat slijt van de huid)  Jeetje is niet voor één gat te vangen. Ze zette paarse pennenstrepen op haar oogleden en ze gebruikte de pen als oogpotlood. Smokey eyes. Ze kleurde haar lippen in met een fuchsia tatoeagepen. Ze tekende oorbellen, die ze van mij ook al niet mag, op haar oren.
Bij het tandenpoetsen pas zag ik Jeetjes gezicht in de spiegel en besefte dat het mijn aversie tegen make-up was die dit veroorzaakt had.

maandag 11 februari 2013

In de onderzeeër.

Ik was gevlucht voor de man die beneden een houtkachel aan kwam leggen en daarvoor het hele huis moest doorboren. Hij had carnaval gevierd en was nog brak.
'Wat zou jij doen als ze aan de tieten van je vrouw begonnen te draaien,' zei hij tegen man. 'Ik snap best dat ze die Amsterdammers op hun bek slaan. Ze pikken gewoon hun wijven af.'
De uitdrukking 'dan sta je toch effe met je pik in het zand' leerde ik nog van hem en toen vertrok ik.
In de centrale bibliotheek van Amsterdam dook ik in de de eerste de beste onderzeeër die ik zag.
Een rond stalen geval waarin een houten bankje en tafel gemaakt was. Een kleine opening. Het ding was bijna rondom gesloten. Aan de binnenkant waren namen geklad. Ik klapte mijn laptop open en opende een document. Mijn vingers waren stijf van de kou. Ik deed mijn sjaal om en al gauw had ik ook mijn jas weer aan. Buiten werden steeds nieuwe groepen tieners rondgeleid. Een keer kwam er een kind de onderzeeër in. 'Wat doe jij hier?' vroeg het kind.
'Ik woon hier.'
'O,' zei het kind en verdween weer.
Er stonden drie onderzeeërs naast elkaar. Af en toe gluurde ik door één van de twee ronde raampjes naar de buur-onderzeeër. In deze omgeving werd niet aan tieten gedraaid, zag ik. Heel nodig moest ik naar de wc, maar ik kon mijn onderzeeër niet in de steek laten natuurlijk. De dag zou lang gaan duren besefte ik. En vol ontberingen zijn.
Ik tuurde steeds langer door het rondje van matglas naar buiten, op zoek naar leven. Tot ik tussen de onderzeeërs plotseling een collega schrijfster ontwaarde. Met twee vuisten tegelijk begon ik op het raampje te bonzen.  Steeds harder. Omdat ik bang was dat ze door zou lopen zonder me te zien.
Maar even later verscheen haar hoofd voor de opening.
'Echt iets voor jou om in dit autistische hok te gaan zitten,' zei ze. En: 'Koffie drinken?'
Zo werd ik uit mijn onderzeeër bevrijd. De wereld bleek groter, lichter en leuker daarbuiten. Maar me concentreren, was er niet echt bij.

vrijdag 8 februari 2013

Het verwelken

De tweejarige heeft twee weken geleden een bloem gekregen bij de bloemenzaak en wil deze ochtend weten waar die nu is. Er staat een bosje bloemen op tafel ziet ze, maar de hare zit er niet bij. Ze kijkt ons om beurten aan. Ze is al niet met haar beste beentje uit bed gestapt.
'Waar is mijn lode bloem?'
'Dit zijn hele nieuwe bloemen, Deetje.'
'Waar is mijn lode bloem?
'Eh..bloemen verwelken..,' zo begin ik.
Maar dan komt de zevenjarige er tussendoor. 'Nou, het zit dus zo. Bloemen gaan dood, Deetje,' zegt ze kernachtig. 'Bloemen in een vaas sterven af! Ze sterven af en dan moeten ze in de prullenbak.'
'Nee, niet in de bullenbak.' Deetjes gezicht betrekt. Ze gilt hoog en hard, gooit zich achterover in haar kinderstoel. Even later klimt ze bij mij op schoot, legt haar hoofd tegen mijn borstkas, omklemt mij en huilt met grote uithalen om het verwelken van haar rode bloem.

donderdag 7 februari 2013

Timeworp

Na het lesgeven ging ik nog even langs bij de vriendin die daar in de buurt woont. Ze was al in pyjama en op sloffen. Ook al was het pas acht uur.  Zodra ik bij haar binnenkwam werd ik teruggeworpen in de tijd omdat ze een oude cd van Tom Waits op had staan.Ik had die muziek allang niet meer gehoord. Als tegenwoordig Tom Waits voorbijkomt op m'n I-pod shuffle kan ik dat vaak niet verdragen. De stem is te krakerig en de muziek te ontregelend. Deze Tom Waits songs deden meteen van alles met me, ik weet niet precies wat. Het komt in de buurt van melancholie denk ik. We dronken thee, aten kletskoppen en paaseitjes en namen alles door wat besproken moest worden.Toen ging de bel. Even later stonden er drie dronken schrijvers in haar kamer en een gemuilkorfde hond. Eén schrijver had een glas bier in zijn hand en was aan tafel gaan zitten. De andere twee bleven staan. Iedereen keek elkaar met open mond aan.
'Het lijkt alsof we naar een andere tijd geflitst zijn,' zei de één.
'Nou!' zei de ander.
De zwarte hond liep tussen onze stoelen heen en weer. Met een geel plastic korfje om zijn bek. De schrijvers hadden alledrie geen trek in een koekje.

dinsdag 5 februari 2013

Glas

Het begon net te hagelen toen ik naar de naschoolse opvang fietste. De leidster aldaar zei dat het al voor de zesde keer die dag hagelde. Ik had er niets van gemerkt. Dat zei ik. Zij vertelde dat ze er al zes keer doorheen had gemoeten. Dat zag ik.  Ze had nog zwarte mascara vlekken op haar wang. Ter hoogte van haar oor. Na een tijdje zei ik toch maar: 'Je hebt daar iets zitten.'
Dit naar aanleiding van de witte tandpasta vlekken op mijn voorhoofd waarmee ik een paar dagen geleden rondliep.  Ik had met minstens vier mensen een gesprek gevoerd voordat iemand me erop wees. Ik nam me toen voor het echt altijd tegen mensen te zeggen als ze vlekken in hun gezicht hadden.
Maar het was geen uitgelopen mascara. Het waren hechtingen. De leidster was twee weken geleden overvallen en de overvaller had met glas in haar gezicht gesneden. Er was daarbij een zenuw geraakt, waardoor haar oog niet meer goed sloot.
Ze zei: 'zo gaat het gewoon tegenwoordig in Nederland.'
'Nou,' zei ik, 'ik zou het toch als iets abnormaals beschouwen.'
De leidster kende nog twee mensen die met glas in hun wang gesneden waren en nu littekens hadden over hun hele gezicht. Eéntje was ook gewoon overvallen en bij de ander was het in een kroeg gebeurd. Ze had tegen de kinderen verteld dat ze door een raam was gevallen. Omdat ze bang was dat ze anders bang zouden worden om over straat te gaan.
Ze zei dat ze nog geluk gehad had omdat ze haar haren erover heen kon doen.

maandag 4 februari 2013

Gezellig

Op vrijdag en zaterdag had ik een feestje gehad en dat voelde ik op zondagochtend. Maar niet vervelend. Het regende en stormde. Ik dronk espresso. De weekendkranten lagen voor me op tafel, Stoner lag er en het net gearriveerde boek Far from the Tree van Solomon. Rond elven kwamen mijn ouders op bezoek. Deetje vloog in oma's armen en knuffelde haar bijna plat.
Toen het niet meer regende, wilde ze laten zien dat ze kon fietsen met zijwieltjes. Ze fietste naar de Turkse groentezaak op de hoek. We haalden Turkse pizza's. Thuis aten we ze op.
 's Middags werd Jeetje teruggebracht. Ze zag er doodmoe en heel tevreden uit. Ze was uit logeren geweest bij een vriendje en wilde graag naar huis toen ze hoorde dat opa en oma er waren. Ze ging languit op de grond liggen en de honderdentwee Dalmatiërs kijken. We verzetten een kast in huis omdat op die plek een houtkachel komt te staan. Aan het eind van de middag liepen mijn vader en ik door een vliegende storm naar de Albert Heijn om boodschappen te doen voor de Thaise curry die man zou gaan maken. Ik vertelde over de Jan Mulders en de Ramsey Nasrs die ik gezien had op het feestje van de uitgever.
 'Maar die mensen praten toch helemaal niet met jou? Die gaan niet met de slechte schrijvers om,' zei mijn vader.
Ik lachte. We liepen verder. Toen we thuiskwamen, waren we lekker uitgewaaid.

vrijdag 1 februari 2013

Avontuur

Ik gaf een workshop op een bedrijfsuitje. Er hadden zich vier mensen ingeschreven voor het schrijven van korte verhalen. Flamenco dans was veel populairder. Na de creatieve workshops was er een borrel voor de mensen georganiseerd.
Ik leerde over het bestaan van een wake-up light wekker. Daar dacht ik aan toen ik vanochtend om half zeven van ver weg werd opgepiept door de wekker van man. Geen wonder dat ik nooit zin heb om op te staan. Dat zou met een wake-up light wekker wel anders zijn. Ik leerde dat één van de cursisten voorgoed gestopt was met drinken en dat hij ADHD had. Tijdens de les mailde of appte hij met zijn vrouw. Eén dame moest erg huilen bij een schrijfopdracht.
Ik zei: 'O jee, sorry voor de opdracht.'
Zij zei: 'Jij kon het niet weten.'
Van de andere dame kwam ik niet veel te weten, behalve dat ze een kat had. De coördinatrice van de workshops deed eigenlijk maar half mee met ons. Ze moest tijdens de les af en toe buiten de deur iets coördineren. Van haar kwam ik te weten dat ze vieze tandpasta had, maar dat bleek fictie. Ook vertelde ze dat ze 's ochtends een tas meenam voor de boodschappen die ze op de terugweg van haar werk zou gaan doen. De dame die een kat had, kocht altijd plastic zakken bij de supermarkt. Ik kwam van haar ook te weten dat ze lief was. Ze legde steeds even een hand op de rug van de dame die het te kwaad kreeg. Er werd mij gevraagd of schrijven echt werk was of dat ik het erbij deed. Ik vertelde hoe het zat met het schrijven. 
Dit was het avontuur van een ontmoeting met andere mensen die ik hierna nooit meer zal zien.