vrijdag 30 december 2011

Verhaal Donkere dagen

Vanavond kun je mijn verhaal Dood is dood beluisteren in het radioprogramma de Avonden van de VPRO plus interview!

Ook nog het filmpje Ossegalzeep op Torpedo magazine.

zondag 25 december 2011

Piet is weg

'Klaasje! Klaasje! roept Deetje (1,5) bij het zien van de kerstmannen die overal op de deuren hangen en tegen de ramen zijn geplakt.
'Piet is weg!' zegt ze er achteraan.
Dan gaat ze stilstaan, haalt haar schouders op, steekt haar handen in de lucht, rolt met haar ogen en zegt het nog eens: 'Piet is weg!'
'Ja,' zeg ik, 'Piet is weg.'
'Klaasje!' Ze wijst naar de zoveelste kerstman.
'Ja, Klaasje is er nog.'
'Piet is weg.'
'Ja, die is weg.'
Ook deze dag begonnen we gewoon met Sinterklaas kapoentje en Sinterklaasje bonne, bonne, bonne.

vrijdag 23 december 2011

Trut

We need to talk about Kevin gezien. De film ging over de moeizame verhouding tussen een moeder en een zoon die uiteindelijk een halve klas uit zal moorden. De moeder heeft vanaf het begin moeite van haar zoon te houden. Het schuldvraagstuk komt aan de orde. Maar deze Kevin was zo'n boosaardig, gewetenloos jongetje dat het mij ook erg moeilijk leek van hem te houden. Hij keek z'n moeder constant vuil aan. Je zou zo'n kind maar hebben.
We zaten thuis nog wat na te kletsen toen ik boven gerommel hoorde. Deetje (1,5) zat rechtop in bed in haar rode slaapzakje met witte stippen. Ze keek me met half dichtgeknepen ogen aan, haar wenkbrauwen gefronst. Ik glimlachte. En zij zei: Trut.
'Wat zei je nou, Deetje?'
'TRUT.'
Deetje heeft een naar droompje gehad, dacht ik. Ik kuste haar, aaide haar over haar bolletje, wilde haar weer neerleggen maar dat werkte averechts. Ze begon zo hard te gillen en te krijsen - TRUTTT! - dat ik snel haar weer oppakte.
'Ze zegt de hele tijd Trut tegen mij,' riep ik naar beneden. 'Erg, hè?'
'Ze zegt Dorst,' riep man.
'Heb je Dorst?' vroeg ik Deetje.
'Jaaa,' zei ze verontwaardigd. 'Trut.'

donderdag 22 december 2011

Kerst, slet

Mijn excuses voor het onregelmatige posten van de afgelopen week. (Dit is vooral aan mijn tantes gericht, en mijn oom natuurlijk) Ik houd het erop dat het komt omdat het kerstreces is aangebroken en omdat mijn computer een nieuwe harde schijf kreeg. Ook was ik de afgelopen dagen druk doende met mijn verkoudheid, het maken van gevulde eitjes en een cake met sneeuw voor het kerstdiner en ontbijt van de dametjes. Daarnaast de schrijverij.
'Heb je een boek geschreven?' vroeg gisteren een cursist aan mij. Het was de laatste les.
Verder wil ik nog zeggen, maar dit is alleen voor wie de VPRO gids leest, dat ik nooit het verlangen had dan tenminste vroeger een slet te zijn geweest. Grunberg noemt in zijn column van deze week de vriendinnen van Gerritsen die de wens hadden vroeger een slet te zijn geweest, nu ben ik een vriendin van Gerritsen, maar ik was het niet.
Op de verjaardag van haar dochtertje zag ik de ouders van Gerritsen naar me kijken: zo, die had dus vroeger een slet willen zijn en nog. Waarschijnlijk dachten ze: daar heb je die slet. Ze ziet er sletterig uit. Die broek dat is niet voor niks.
Maar ik wil geen slet zijn, had ook achteraf gezien geen slet willen zijn. Ik ben iemand die juist nog wat meer distantie had willen hebben. Was ik maar helemaal nooit uitgegaan vroeger. Had ik die discobus maar aan me voorbij laten rijden. Ik heb hele zaterdagavonden op het muurtje naast de toiletten doorbracht tot de bus me weer terug naar mijn dorp reed. Ik heb mezelf - achteraf gezien - onnodig vermoeid met het zitten in koude gangen, het gebonk van keiharde muziek op de achtergrond of het buiten in de blubber staan met iemand die mij wou.

maandag 19 december 2011

Dameskrans

We zaten met vier dames in Toomler met bitterballen, nacho chips, muntthee, wijn en bier. Eentje kwam net van een verjaardag van een fotomodel, waar allemaal andere fotomodellen waren, en zei toen ze erbij kwam zitten: 'Ik voelde me de hele tijd zo slonzig, maar nu tenminste niet meer.'
We praatten over de hongerige blik in de ogen van dronken mannen, een vriend die had gezegd: 'ik neem alles wat 37 graden is', een godsdienstleraar die 20 jaar later vreemde berichten begint te sturen, een leraar Frans die je plotseling een brief schrijft over een operatie aan zijn geslacht, een recensent die insinuerende mails stuurt en die je dan toch niet al te grof afkapt omdat het een recensent is, een oudere man die na een lezing op je afkomt en zegt: 'ik hou niet van boeken maar wel heel erg van schrijfsters'. Ik bracht in dat ik eigenlijk nog niets van dat alles had meegemaakt. Nooit een dubieuze brief van een onbekende lezer, (zelfs geen normale brief), laat staan van een recensent, geen enkel levensteken van welke leraar dan ook.
'Maar jij schrijft ook te veel over je kinderen,' zei iemand.
'Ja, je moet het woord piemel gebruiken, dat begrijpen mannen,' zei een ander.
'Dus jij hebt nooit bericht gekregen van mensen die heel erg moest huilen bij je boek en zo?'
'Nee,' zei ik.
'Oei,' zeiden ze.

donderdag 15 december 2011

Was ik maar een beetje manisch

Mijn vriendin mailt me de laatste tijd de meest wilde verhalen, over feestjes tot het ochtendgloren en ze is de dag erna niet moe, nee, ze heeft haast geen slaap meer nodig, lijkt wel. Ze rent drie bruggen over zonder moeite en gaat helemaal 'loos' met schrijven, ze eet heel vaak met haar peuter in restaurants en dat is geweldig en elke dag maakt ze wel een stel nieuwe, interessante vrienden. Griep of verkoudheid hebben zelfs geen vat op haar.
'Het leven is toch héél boeiend!' schrijft ze. 'Vind je niet?'
Ik mail terug dat sommige levens inderdaad heel boeiend zijn.
Net heb ik mijn broek uit de diepvries gehaald, zo moet de spijkerbroek van een lijk voelen. De kauwgom op de achterzakken zou er in bevroren toestand gemakkelijk af gaan. Daarom lag-ie erin. Maar dat is een fabeltje. Ik moet gewoon krabben. Mijn hoofd zit dicht, als ik voorover buk doet het pijn. Mijn werk heb ik gisteren uitgeprint, en geconcludeerd dat ik alles heel ijverig in ongeveer dezelfde kleur geschilderd heb. Ik zal vanaf nu wat licht moeten gaan aanbrengen. Dat is nog heel hard werken. Ik ga op tijd naar bed, maar word al wekenlang 's nachts wakker, of van blaffende kinderen, mijn eigen geblaf, of ik schrik overeind van het eenkleurige doek waar ik aan schilder. Nu wacht ik op de buurvrouw die de sleutel van onze bakfiets komt halen, die hebben wij toch niet meer nodig. En ik sniffer en ik snuif en ik zucht en ik zuif. Het is alweer bijna kerst. Het leven is boeiend.

dinsdag 13 december 2011

In de wereld

Jeetje (6) kijkt elke dag jeugdjournaal in de klas. Ze zit in een combinatiegroep 3,4,5. Bij ons thuis kijkt ze nog gewoon Sesamstraat. Ze vertelt me dat uit onderzoek gebleken is dat kinderen het minst veilig zijn bij hun eigen ouders. 'Van àlle mensen', zei ze, 'heb je de grootste kans dat je eigen ouders je mishandelen.'
Na dat item had de juf gevraagd wie er thuis mishandeld werd.
'Heb jij je hand opgestoken?' vroeg ik.
'Nee,' zei ze. 'Natuurlijk niet.'
'Wie dan wel?'
'Rachid, Khalid en Ryan.'
'Die zullen wel een paar corrigerende tikjes krijgen,' zei ik. 'Dat geeft niks. En de kredietcrisis? Wat weet je daar van af?'
'Nou, die begrijp ik nog niet zo goed.'
'Niet?' zei ik.
'Nee, ik begrijp niet wie er nou echt geld had, Nederland of Griekenland? Griekenland heeft geld uitgegeven dat ze niet hebben en daardoor komen wij dus ook in de problemen. Omdat dat ook ons geld was, maar hoe kan dat als ze dat geld niet eens hadden?'
Ze keek me aan. Ze schaamde zich dat ze de kredietcrisis niet helemaal begreep.

maandag 12 december 2011

Afwijken

Terwijl ik met ons bezoek praatte, kwam ik op het idee voor een personage voor mijn volgende boek. Dit beroep klopt precies bij het onderwerp waar ik het over wil gaan hebben. Hoe fijn is het om over volgende boeken na te denken, nog voor het andere boek af is. Het volgende boek dat beter gaat worden en in alles anders. Het werkt troostend. Dit wilde ik helemaal niet opschrijven nu. Ik wilde een stukje schrijven over de grootste kerstboom die we ooit hadden. Zo gaat het ook met mijn geschrijf. Het lijkt soms alsof ik er de hand niet in heb. Zodra ik een solide plan heb bedacht, wijk ik daar als vanzelf vanaf. Ik zag een programma op tv over schrijvers die alcohol nodig hebben om in hun werk grenzen over te kunnen gaan en nieuwe stappen te durven zetten. Ik vroeg me af wat ik moest drinken om binnen de perken te blijven.

vrijdag 9 december 2011

Wat ik niet zei

De trein naar Amsterdam is in botsing gekomen met een persoon. Koffie en thee gratis verkrijgbaar op het perron. Sorry voor het ongemak. Dit na een gesprek met Jeroen van Kan over geesten voor het programma de Donkere Dagen van de VPRO. Ook stelde hij mij de vraag: 'Wie is jouw held?' en 'Wie moet er dood?' Het kerstverhaal dat ik voorlas heette: 'Dood is dood.' De crèche belde om te zeggen dat de kleine hoge koorts heeft en nu opgehaald moet worden. Ik had een grote plak kauwgum op m'n kont omdat ik daar op de heenweg al middenin was gaan zitten. Zwarte broek, witte kauwgum.
Na mij was Ester Naomi Perquin aan de beurt, die ik 's avonds weer terugzag in de Melkweg. Maartje Wortel had een leuk stel mensen uitgekozen voor het programma 5kwarts. Het hele concept voor zo'n literaire avond is goed. 'Welke mensen zou jij uitkiezen?' hoorde ik Jeroen van Kan al vragen. 's Nachts zat ik met een klein meisje in mijn armen. Zacht huilend. Oververhit. Ze rook een beetje naar kots. Mijn heldinnetje. Maar dat heb ik op de radio niet gezegd, natuurlijk.

donderdag 8 december 2011

Tocht

'Er is iets raars aan de hand,' hoorde ik de trammensen tegen elkaar zeggen. Het was negen uur 's avonds. En wij stonden daar maar. Met z'n allen. Tussen twee haltes in. Alleen de hagel sloeg tegen de ruiten. De wind gierde. Niemand zei wat.
Totdat er een meneer in een donkerblauwe mantel opstond.
'Ik ben over een half uur deze tram uit,' zei hij tegen de jongeman in het glazen hokje.
'Dat weet ik niet,' zei hij.
'Ja, dat weet ik wel,' zei de meneer, 'let jij maar eens op.'
'Sorry, voor de overlast,' zei de jongeman.
Van achter uit de tram riep een vrouw : het is nul - één. En even later riep ze: 'nu is het één - één. Gaat het nu weer beter met je?' De meneer ging zitten.
Hierna vielen we weer terug in die vreemde, doodse stilte. De rug van de meneer trilde misschien iets. Een half uur ging voorbij. Toen gingen de deuren plotseling open.
Even later liep ik op hoge hakken over de rails. Overal, langs de rails en op de vierbaansweg, zwierven losse mensen. Als zelfmoordenaars. Vrouwen met slapende kinderen in hun armen. Ze staken over bij bij de afrit naar de snelweg. Ik moest me vasthouden aan een verkeersbord om de weg niet op te waaien.

woensdag 7 december 2011

Gezellig gesprek

'Ik wil het gewoon niet meer horen,' zegt man.
'Dan zeg ik het wel tegen niemand,' zeg ik, 'dan krop ik het lekker allemaal op.'
'Je mag het niet stééds tegen mij zeggen. Het is zo'n onzin.'
'Het is geen onzin.'
'Je roept het over jezelf af.'
'Het is echt niks.'
'Het gaat altijd zo.'
'Deze keer is het waar.'
'Je stelt je vreselijk aan.'
'Je begrijpt het gewoon niet.'
'Als ik er maar niets meer over hoor.'
'Het is ook alweer kerst en...!'
'Het is nog geen kerst. Nog drie weken.'
'En dit staat niet, hè? Deze broek. Moet je zien. Hier in ben ik een dikke lelijke trol.'
'Niet alleen daar in,' zegt man.

maandag 5 december 2011

Familie idylle

We zaten in de auto terug naar Amsterdam. We moesten anderhalf uur gaan rijden. Jeetje en Deetje hadden hun pyjama's aan en allebei een dekentje. De Sint was onverwacht langsgekomen bij mijn ouders of nou ja hij niet. De wasmand met cadeautjes stond er. 'Klaas! Dootje!' bleef Deetje maar zeggen. Deetje, die zelf op een playmobilpoppetje lijkt, kreeg een playmobilschoolbus. Je zou het moeten zien hoe ze eindeloos lang zo'n poppetje uit de bus haalde en 'm weer terug stopte. Met die mollige handjes en die dikke rode wangen. Jeetje kreeg een microfoon en moest huilen toen ze uiteindelijk met een smoes de kamer uitgestuurd werd. Omdat haar zang door dat ding nogal op de zenuwen begon te werken. 'Maar waarom fòpten jullie mij,' zei ze. 'Waarom zeiden jullie niet gewoon dat jullie het niet mooi vonden hoe ik zong. Ik dacht dat het mooi was.' En ik voelde precies hoe ondraaglijk het was om op die manier in het ootje te worden genomen. Ik beloofde haar dat niet meer zo te doen.
De ananas die mijn moeder me meegegeven had, rolde steeds van het dashboard in mijn schoot. Toen ik omkeek, we hadden nog geen kilometer gereden, zag ik al die twee slapende hoofdjes. Naar elkaar toe gerold. Open mondjes. En ik wilde dat we zo doorreden, zonder dat dit ooit stopte. Alleen die ananas lag niet goed eigenlijk. Die prikte.

zaterdag 3 december 2011

De Verliefde

Tijdens het rennen, kwam ik weer eens op een fijne schrijfopdracht voor mijn cursisten. Het beschrijven van verliefdheid. Hoe beschrijf je iemand die verliefd is zonder het erbij te zeggen en zonder dat die aantrekkelijke Ander in de buurt is. Wat zijn de uiterlijke kenmerken? Hoe beweegt een verliefde zich? Hoe kijkt hij of zij? Wat zegt hij als hij dus niet over het object van zijn verlangen mag praten? Probeer via de omtrekkende bewegingen zo dichtbij mogelijk te komen.
Ik ben benieuwd of we dan op dat universele trekje, blikje, glimpje, uitkomen dat alle verliefden gemeen lijken te hebben. Ik heb ze namelijk nogal om me heen de laatste tijd. Verliefden. Jong, oud, getrouwd; ze vallen bij bosjes lijkt wel. Alsof het in de lucht hangt, zoals ook die blafhoest van de buren in de lucht hangt.

Ik bedenk meestal schrijfopdrachten die voor mijzelf te moeilijk zijn.

vrijdag 2 december 2011

Twee citaten

In een interview met Karl Ove Knausgard in de VPRO gids van deze week las ik:
Voor schrijvers en kunstenaars geldt: je hebt iets diep in je wat het mogelijk maakt om te schrijven. Naar die plek ga je niet toe, want dan maak je het 'op.' Maar ik wilde all the way gaan. Dat is gelukt en daardoor zal ik nooit meer een roman schrijven.

In een NRC interview van 4 november, met David Vann las ik:
Maar ik weet niet beter dat onze beste literatuur over de hel gaat, omdat uiteindelijk ook alle tragedie in de westerse cultuur draait om een onderzoek naar goed en kwaad. De hel, dat is waar we bang voor zijn in onszelf. Dus: mijn boeken beschrijven het landschap in mijzelf waar ik bang voor ben en het is de bedoeling om dat in mijn fictie uit te drijven, of te ontkennen.

Deze citaten hebben iets met elkaar te maken.

donderdag 1 december 2011

Ons bakbeest

Ons bakbeest moest weg. Hij was twintig jaar oud. Het sneeuwde er bijna altijd. De mensen die er op te zien waren, kleurden rood/paars en op sommige dagen gifgroen. De mensen en de dingen begonnen in elkaar over te lopen. Het begon met een kleine klap, maar tegenwoordig moest hij echt afgeranseld worden, voordat-ie aan sprong.
'Maar het is zo'n mooie,' zei Jeetje (6), 'niemand, echt niemand, heeft zo'n mooie televisie als wij.'
'O?'
'Ja, iedereen heeft zo'n platte. Wij hebben een hele mooie grote. En nu moet ie weg. Waarom?'
Ze huilde met grote uithalen. Ze klemde zich aan hem vast. Ze legde haar wang tegen hem aan. Beauty en het bakbeest.

Toen ze uit school kwam, vroeg ze: 'Waar is hij naartoe? Wat heb je met hem gedaan?'
Het verhaal van het omsmelten, hergebruik en het tweede leven werkte averechts.
Even later hoorde ik mezelf vertellen over ons bakbeest en het hele arme gezin waar hij nu stond te schitteren.

dinsdag 29 november 2011

Discipline

Het is een dinsdag. De dinsdag na mijn tournee. Het wordt ook geen andere dag vandaag. Dat is wat we tenminste weten. Ik hou de gordijnen hier gesloten. Ze laten wel licht door. Het schemert al, terwijl het nog maar even na negenen in de ochtend is. Ik zou er zo een fles port bij kunnen zetten. Zoals de schrijvers in boeken doen. Maar ik zet er geen port bij. Ik vul zo een anderhalve literfles met water. Ik drink nog een espresso. Dan open ik echt mijn document. Ik hoop dat het een goeie werkdag wordt vandaag. Ik hoop dat ik ook nog ga rennen. Het gekke is dat het lijkt of ik er zelf niet altijd de hand in heb; hoe de dag loopt. Of zou dat puur gebrek aan discipline zijn?

maandag 28 november 2011

Een nacht

Voorlezen in Nijmegen was goed. Ik begon pas rond half 12 en dus duurde de avond nog lang. Maar zelfs als ik tot 4 uur in de ochtend ergens blijf, heb ik het gevoel de eerste te zijn die vertrekt. Dat was ook zo geloof ik. Ik heb gepraat met Dautzenberg, over pedofilie natuurlijk. Ik weet nog dat ik heel hard riep dat het een ziekte was of dan tenminste ziekelijk, en zijn gezicht dat vol afgrijzen naar me keek. Ik weet ook nog dat hij zei dat hij zijn vriendinnetje ging zoeken en dat ik dat zo aandoenlijk van hem vond. Ik heb in de artiestenfoyer heel lang met de chauffeur/begeleider van Jules Deelder moeten zitten die mij met adviezen overstelpte, me vertelde over het leven dat zo voorbij kan zijn en dat ik daarom nu moet genieten en niet op mijn telefoontje kijken, hij vertelde me over later als ik groot zou zijn en ik een leven opgebouwd zou hebben. Ik dacht: die man weet niet dat ik al groot ben en een heel leven opgebouwd heb, - een leven dat nu thuis in twee bedjes lig te slapen - dat het voor mijn generatie vooral de uitdaging is dat leven niet af te breken. Of juist wel. Ik weet niet wat het beste is. Willem van het Wintertuinfestival kondigde mij aan en daarna Jan van Mersbergen. Willem Claassen die mij ooit 'ontdekt' heeft, en over wie nu in de wandelgangen geruchten gaan dat hij een heel erg goed boek geschreven heeft en dat geloof ik. In het voorjaar komt dat uit. 's Ochtends in het hotel liep ik tegelijk met de jongeman van Clausewitz de trap af, Joost de Vries, die me vroeg of ik goed geslapen had, kort zei ik en toen zei hij dat hij naar het museum ging. 'O, museum! Ik ook,' zei ik, 'maar ik ontbijt eerst nog even.'

vrijdag 25 november 2011

Ik, opwarmertje

Het was druk toen ik bij de Melkweg aankwam, ik dacht: als die lui voor ons komen, lopen we binnen. Maar het optreden van de schrijvers was in de theaterzaal, een fijne zaal, die ook helemaal vol kwam te zitten. Het was een leuk programma. De meeste schrijvers bleken nog wat ernaast te kunnen zoals zingen, grappig presenteren, filmpjes maken, en op ukelele spelen. Daar moet je mij allemaal niet voor vragen. Er was ook een tv-icoon die een boek had geschreven. Die bleek dàt er weer naast te kunnen. Veel multi-talenten in deze wereld. Ik bewonder multi-talenten. Ik, monomaan type. Het enige waar je mij voor kunt vragen is: schrijf een stukje, kom het voordragen en dan ook nog het liefst niet als eerste, zoals gisteren. Ik ben geen geweldig opwarmertje. Daar moet je een losse mond voor hebben. Al is dat nog wel te leren. Als ik het vanavond over zou doen, wist ik het wel.
Maar vraag je mij een liedje te zingen, dan gaat dat echt te ver. Ik kan naast het schrijven helemaal niets.

dinsdag 22 november 2011

De kringmonoloog

In de bieb stonden vijfentwintig stoelen in een kring en daartussen een rode fauteuil, maar het was niet Sinterklaas die daarop zou gaan zitten.
Het was alsof ik jarig was.
Vandaag schiet het de hele dag al door mijn hoofd: Ik heb de gasten niks teruggevraagd. Ze zijn gekomen en ik ben twee uur lang achter elkaar aan het woord geweest. En toen was het feestje afgelopen.

Er was een meisje van vroeger dat haar kledingwinkel net verkocht had omdat het zo slecht ging met de branche. Haar moeder vertelde dat ze echt een hele mooie zaak had gehad. Er was een moeder van een jongen die bij mij op de lagere school zat, die nu in Amerika woont en daar piloot is. Er was iemand van wie in de wandelgangen werd gezegd dat hij mijn oude jeugdliefde was. Er was een vrouw die de volgende ochtend naar een begrafenis zou gaan van iemand die een gelukkige dood had gehad. Er waren mijn tantes die mijn verhalen niet goed kunnen lezen omdat voor hen de realiteit zich teveel met de fictie mengt. Er was iemand die alles van mij las. Mijn oma zat naast me in de gele fauteuil die er, speciaal voor haar, bij werd gezet. Vlak voor ik begon, zei ze: 'Nou, ik ben eens benieuwd wat je allemaal gaat vertellen.'
Een mevrouw zei heel vaak nadat ik iets voorgelezen had: 'Maar dat is heel normaal hoor, dat je dat hebt. Dat heeft iedereen.' Tegen iemand anders hoorde ik haar zeggen: 'Zij denkt dat zij de enige is die daar mee zit.'
Vandaag is het ook al vaak door mijn hoofd geschoten, dat dat niet zo is. Ik denk dat niet. Juist niet. Ik schrijf volgens mij omdat ik hoop - omdat ik vermoed, misschien wel zeker weet - niet de enige te zijn.

maandag 21 november 2011

Een telefoongesprek

Gisteravond telefoneerde ik met mijn moeder over dat ik vandaag bij hen kom eten en over hoe laat ik dan op het station Boxmeer zal arriveren en zo. Vanwege de lezing die ik geef in de bibliotheek waar ik vroeger twee keer in de week kwam om boeken te lenen.
'Weet je eigenlijk hoeveel mensen er komen?' vraag ik na een tijdje.
'Niet veel!'
'O,' zeg ik.
'Nee,' zegt ze, 'het viel de mensen van de bibliotheek ook vies tegen.'
'Misschien hebben ze niet genoeg aan publiciteit gedaan?'
'Toch wel,' zegt mijn moeder, 'het heeft in alle krantjes gestaan.'
'O,' zeg ik. 'Nou, als schrijvers in bibliotheken in uithoeken van het land lezingen geven, komen er nooit erg veel mensen.'
'Ik snap niet dat de bieb niet een avondje creatief schrijven organiseert bijvoorbeeld,' zegt mijn moeder, 'dat is toch veel leuker.'
'Ja,' zeg ik. 'Veel.'
'Ik weet zeker dat daar wèl mensen op af komen.'
'Dat kan ik anders ook wel doen,' zeg ik. 'Wil je liever dat ik dat doe?'
'En ze organiseren in deze bibliotheek vaak echt hele leuke dingen hoor. Echt waar. Cursusavondjes over het bedienen van je I-pad.'
'O leuk!'
'Ik ga zelf ook nooit als er een schrijver in de bieb komt,' zegt mijn moeder. 'Wel als er iemand een lezing komt geven die ergens heel specifiek iets vanaf weet.'
'Dat is ook zo.'
'Maar de mensen in de bieb zeiden dat er vaak nog wel een paar mensen bij komen hoor,' zegt ze dan geruststellend. 'Die niet van tevoren een kaartje hebben gekocht.'

vrijdag 18 november 2011

Tegen de honderd

Maandag geef ik een lezing in de bibliotheek waar ook mijn 96-jarige oma bij zal zijn. Ze woont in haar eigen appartement recht boven die bieb. Ik weet niet zeker of ze er is, want soms is ze te moe om de deur uit te gaan. Ze woont nog altijd op zichzelf. Haar onafhankelijkheid is haar grootste goed. Of eigenlijk: was haar grootste goed. De laatste tijd hoor ik geluiden dat oma van plan is naar het bejaardentehuis te verhuizen. Dat het gezelliger kan zijn om met meer mensen te eten dan in je eentje. Het lijkt mij raar om in de bieb te staan praten met oma erbij. Ik schat dat ze mij uiteindelijk nog altijd in haar hoofd heeft als 12-jarige. En ik denk dat ze eind 70 is, 80 op z'n hoogst. Elke keer als we elkaar zien, schrikken we een beetje. Om de tijd die voorbij blijkt te zijn gegaan. Zonder dat we er echt erg in hadden.
Voor je het weet loop je tegen de honderd.

donderdag 17 november 2011

Regels

'Je mag toch helemaal geen zin beginnen met 'ik'? merkte een cursist van mijn klasje op. 'Dat is een regel.'
'Nee, dat is alleen bij sollicitatiebrieven,' zei iemand anders.
'Je mag sowieso nooit beginnen met ik.' Weer een ander. 'In geen enkele brief, dat is de etiquette.'
'Wel in een liefdesbrief,' riep ik. De discussie ging nog een tijdje voort.

Daarna kwam het woordje 'één' aan de orde, dat moest 'een' zijn volgens de cursist. Ook het accent egu scheen streng verboden te zijn in schriftelijke teksten. Er volgde geharrewar over het al dan niet toestaan van het accent egu.
'In fictie mag alles. ALLES!' bleef de juf maar roepen,'óók het accent egu.'

Na de les, om half elf 's avonds, liep een cursist een stukje met me mee: 'Zo dat was vermoeiend voor jou, hè?' zei hij.
'Nou, en als ze dan ook nog eens allemaal het huiswerk niet begrijpen.'
'Ja,' zei hij begripvol, 'soms begrijp je het zelf wel, maar dat betekent nog niet dat een ander het ook begrijpt. Dat is net als met dromen, die zijn voor jezelf ook heel helder.'
'Aha,' zei ik.

dinsdag 15 november 2011

Nog een maand

Ik kwam bij de fotograaf voor een foto bij mijn column in de Brug, het krantje van stadsdeel Oost. Er hing een heel groot portret van Pim Fortuin in de studio. Er kringelde rook voor zijn gezicht.
'O, die is een week voor zijn dood genomen,' zei de fotograaf.
'Jee,' zei ik.
'Ja,' zei hij, 'veel mensen waar ik foto's van heb gemaakt, zijn nu dood.'
'Jee,' zei ik.
'Ja,' zei hij. 'Heel gek.'
Hij lachte. Hij noemde een paar namen van mensen die hij gefotografeerd had en die een paar weken of een maand later plotseling het leven hadden gelaten.
Tijdens het fotograferen zei ik nog dat het ook een mooie foto moest worden voor bij een overlijdensadvertentie. Hoewel ik me nu bedenk dat daar helemaal geen foto's bij staan.

maandag 14 november 2011

De oma

De oma drukte de kleinkinderen, twee meisjes, dwars door de mensen heen. Door mij heen. Maar dat ging moeilijk. 'Aan de kant' riep de oma steeds. 'Aan de kant! Mogen zij er ook even bij ja! JAA!' Tegen de meisjes fluisterde ze: 'Doorlopen, hup, gewoon doorlopen! Dan moeten ze wel.'
In acht dagen had ik drie massa-bijeenkomsten gehad - respectievelijk een afzwem-evenement in een bomvol zwembad, een concert (alwaar genoeg over gezegd is) en gisteren bevond ik me dus op de dam, rondom de dranghekken, met alleen de blauwe kouwe lucht boven mij. Leeg en stil.
De oma had haar kleinkinderen uiteindelijk toch tot aan het hek weten te manoeuvreren en was naast mij tot stilstand gekomen. Dat bewijst maar weer eens dat de doordouwers de wereld hebben.
We wachtten op de goedheiligman.
Ik dacht ik ineens aan de woorden: 'Iedereen weet dat het gevaarlijk is, maar mensen verzamelen zich steeds weer.' Ook dacht ik aan de damschreeuwer. De burgermeester zat op nog geen steenworp afstand van ons. Daarna dacht ik aan de avond in de melkweg die over angst zal gaan. De angst die er in de maatschappij heerst. Die niet persé berust op waarheid, maar ook niet volledig op fictie, natuurlijk.
De oma naast mij bleef roepen en wuiven: 'Hier hier hier! Piet hier! HIER!' En ze wees op de kruintjes van de meisjes. 'Zij hebben nog niks gehad!'
Toen piet niet snel genoeg was, krijste de oma: 'Bedankt Piet! Bedankt Piet. Bedanhankt!'
De oma kan er ook niets aan doen, dacht ik. Ze wil alleen maar dat haar kleinkinderen niets te kort komen. Ze wil dat zij wèl gezien worden. Ik bedacht ook dat de opa haar vast - een hele tijd geleden al - verlaten had.

donderdag 10 november 2011

Scènes van een anderhalf-jarige

Bij het consultatiebureau wordt ze getest op haar taalvaardigheden en op andere dingen die een anderhalf-jarige behoort te weten. Op alle vragen van de vriendelijke mevrouw, schudt ze zwijgend haar hoofd. Nee schudt ze. Nee, nee.

Elke ochtend rond zessen wordt er geroepen vanuit haar slaapkamer. Een aanhoudend: Mama! Papa!
We horen onze voornamen voorbijkomen, de naam van het zusje. En als er dan nog niemand reageert, roept ze: Pijn! Pijn! Daarna steeds harder: Auw! Auw! Auw! Pijn! Auw!

'Zou ze echt pijn hebben?' vraag ik.
'Nee, ze doet maar alsof.'
'Misschien zit ze met haar voet tussen de spijlen.'
'Nee joh.'
'Ze begint nu toch wel heel erg hard te roepen. Vind je niet?'

En dan komt haar laatste troef: Poep! Poep! Poehoep!'
En dan gaan we toch maar kijken. Voor het overal zit.

dinsdag 8 november 2011

Het concert

'Ben je depressief?' vroeg hij mij.
'Nee,' zei ik. Maar als ik hier nog lang ben wel, dacht ik.
'Ze zegt dat dit het laatste liedjes is,' zei hij.
'Maar dat is het niet,' zei ik. 'Dat zegt ze wel, maar dat klopt nooit.'
Gebrand Bakker en ik zaten op een radiator op het balkon in Paradiso, en keken tegen ruggen aan. Ritmisch bewegende ruggen. We keken naar hoe de mensen opgingen in het concert van Gillian Welch. We keken naar het samenzijn. De eenheid. De verbinding.
Dat wat Jan van Mersbergen - waarschijnlijk - bedoelt met zijn boek over carnaval. Jan stond beneden in de zaal samen met Esther Gerritsen, Robert Haasnoot, Rashid Novaire en een jongeman van Mojo. Daar hadden wij net ook bijgestaan. Tot ik, hangend aan de mouw van Gerbrand, uit de zaal ontsnapte. Nu waren ze verdwenen in een zee van hoofden. Eén groot hoofd dat meedeinde.
'Ik voel me zo'n hork,' zei ik.
'Waarom?' zei hij, 'Wij zijn niet gek. Die mensen zijn gek. Iedereen weet dat een massa hartstikke gevaarlijk is. En toch verzamelen mensen zich steeds.'
Het moet een schitterend concert geweest zijn. Gillian was in topvorm. Ik lees gelukzalige tweets van andere bezoekers. Maar ik heb dat niet meegemaakt. Met al die mensen om me heen kan de muziek niet in mijn buurt komen. Iedereen wordt euforisch en ik denk: hoe lang nog? En waarom trekt ze haar neus steeds zo op als ze zingt. Er stinkt hier iemand naar poep. Waarschijnlijk ben ik dat zelf. Ik moet stokstijf blijven staan anders raak ik lichamen. Nee, ik moet een beetje mee foeperen. Zo doen ze dat.
Dat maakt me het meest ellendig. Ik wil wel, maar ik kan niet. Het is ook niet zo dat ik niet van Gillian Welch hou, ik beluisterde haar liedjes regelmatig.
Maar nu hoef ik haar voorlopig niet te horen. Alsjeblieft niet.

maandag 7 november 2011

Reclameblog

Halverwege de maand november doe ik een mini-tourneetje. Ik kijk er naar uit. Hier alvast de agenda:

21 november: Een lezing in de bibliotheek in Gennep.

24 november: Voordracht in de Melkweg in Amsterdam.

26 november: Jan van Mersbergen en ik hebben allebei een kort verhaal geschreven bij dezelfde filmbeelden. Die verhalen lezen we voor op het Short story cinemal op het Wintertuinfestival in Nijmegen.

donderdag 3 november 2011

Evenwicht

Ik heb bewondering voor mensen die schrijven en leven kunnen combineren. Die snel kunnen schakelen. Ik kan dat niet altijd goed. Op maandag moet ik er in komen, op dinsdag is dat gelukt, - en dan voeder, verzorg en heb ik ook nog interesse in mijn gezin - maar op woensdag heb ik de kinderen, geef ik 's avonds vier uur les en ben ik in zo'n andere toestand terechtgekomen dat ik op donderdag weer van voren af aan kan beginnen, en op vrijdag is de week om 15.00 u weer afgelopen. In het weekend is er zwemles. Literaire avondjes zijn makkelijker te combineren. Behalve dat het dan laat wordt. Het is alsof je dan in die wereld kunt blijven hangen, je hoeft 'm alleen nog maar over te brengen.
Deze stukjes zijn misschien overgangsstukjes?
Voortdurend heb ik het gevoel dat ik mijn personage als een slappe pop, of eigenlijk voor dood, laat liggen als ik van deze plek wegga. Voortdurend het gevoel onderbroken te worden. Ik sta op van mijn stoel, de wereld zakt in elkaar en ik ben bang dat het voorgoed is.
Soms is het, vermoedelijk, goed om een paar weken achter elkaar op de hei te zitten met je werkje, soms moet je juist heel veel leven er naast. Of alleen maar leven. Wie zal het zeggen.

dinsdag 1 november 2011

Ik mis Fabio

's Ochtends staan er twee vrouwen voor de deur. Eén ervan is de vijftigjarige Ana, die sinds vorige week bij ons schoonmaakt. De andere blijkt de overbuurvrouw. Zij fungeert als tolk voor Ana.
'Ana gaat morgen twee maanden naar Brazilië, is het goed als haar vriend alleen komt schoonmaken?' vraagt de overbuurvrouw.
'Problemo?' zegt Ana. 'No problemo?'
'Mmm,' zeg ik. 'Hij is eigenlijk bouwvakker en...'
'Maar dat was Fabio eigenlijk ook,' zegt de overbuurvrouw.
'Fabio!' roep ik uit. 'Ja, Fabio. Maar met Fabio was alles anders. Fabio was gewoon heel erg goed.'
'Fabio werkt al tien jaar voor mij,' zegt de overbuurvrouw. 'Met tussenpozen.'
'Hij komt toch terug?'
'Dat kan héél lang duren. Er heeft weleens een jaar tussen gezeten,' zegt ze, 'eens in de zoveel tijd krijgt hij het op zijn heupen moet je weten, en dan vertrekt hij.' De overbuurvrouw voegt daar vertrouwelijk aan toe: 'Het is natuurlijk ook een behoorlijk uitzichtloos bestaan, hè?'
'Hoezo dàt dan?'
'No problemo!' concludeert Ana.

maandag 31 oktober 2011

Naar de overkant van de brug

Ik heb Naar de overkant van de nacht bijna uit, het van Mersbergen net sluit zich langzaam om mij. Stratenmakers, een stuk of vijftien, ren ik tegemoet. Met van die oranje pekskes aan. Ze hebben hun armen allemaal wijd open, klaar om me op te vangen.
Vrachtwagens, knipperlampen, gevarendriehoeken, ik moet over die dijk waar de wegbedekking vanaf is. Ik moet naar de brug. Een teer vrouwtje op sportschoenen, rode kop met zweet. Ik ben definitief een van Mersbergen personage geworden, in een van Mersbergen universum. Met een sportpekske.
'Ik hoef niet te rennen, ik heb die weg al vijf keer op en neer gelopen!'
'Dat is handig,' zeg ik.
Hij knikt. Hij hijgt. Zijn oranje hesje zit strak om zijn buik. Zijn kop gebruind en van leer. Eeltige handen. Nee, poten. Ik zie de potten bier erin vastgeklemd. Veel bakken gyros gaan daarin, met de hele handel erop. Ik zie hem pissen. Ik zie ze allemaal pissen.
Door het laatste groepje stratenmakers wandel ik. Ze leunen tegen de vrachtwagen die de weg blokkeert. Armen op elkaars schouders. Ze vieren binnenkort allemaal weer Vastelaovend. Allemaal Gymnasium af.
'Goedemorgen juffrouw!' zeg één van hen.
'Ik vraag me af of dat wel een juffrouw is,' hoor ik een ander nog zeggen. Voor ik naar de overkant van de brug loop.

zaterdag 29 oktober 2011

Mijn laksheid

Ik heb veel zin om te zuipen, te roken en om ver weg te gaan. Maar ik zit aan de keukentafel, drink een kopje kruidenthee - eigenlijk is het nog kokend water - en bekijk de thuistest voor een uitstrijkje. Die is mij toegestuurd door het Radboud ziekenhuis te Nijmegen omdat ik gedurende de jaren tot een moeilijk te bereiken doelgroep ben gaan behoren.
'Hoeveel kost dit de maatschappij wel niet?' zegt man.
Misschien mag ik van mijn geloof geen uitstrijkje laten doen bij een arts. Misschien heb ik last van grote schaamte vanwege een traumatische gebeurtenis in het verleden. Ze weten het niet. Ze doen er werkelijk alles aan om mij tòch getest te krijgen op baarmoederhalskanker. Ze voegen geadresseerde enveloppen bij. Er is geen retourporto. Mijn naam staat al op het potje getypt waarin het schraapsel moet.
'Bij één op de drie vrouwen worden onrustige cellen geconstateerd,' leest man voor. 'Als je er op tijd bij bent is het goed te behandelen.'
Het ergste is dat het bij mij gewoon luiigheid is. Domheid. Kop in het zand steken. Dit gedrag zit in de familie. Mijn opa hompelde al rond met binnenbanden van fietsen om zijn opgezwollen voeten gedraaid. Niet lang daarna was hij ook dood. In mijn familie hebben er weinig hun tanden nog.
'Mijn vrienden weten niet dat ik zo laks ben,' zei ik zachtjes.
'Mensen zijn gek,' zei man. 'Steve Jobs deed er ook niks aan. Een jaar later wilde hij zich wel laten opereren, maar toen was het al overal uitgezaaid. Terwijl dat toch een slimme man was.'

donderdag 27 oktober 2011

Rustig blijven (tot 24 november)

Het is moeilijk om rustig te blijven in deze tijd. Ik weet er alles van. Maar we moeten kalm blijven. We moeten ons niet gek laten maken.
Deze mannen zeggen het ook.
Dus vooral geen paniek. Het komt allemaal goed. En onthoudt: suggestie is alleen maar suggestie. Meer niet.

woensdag 26 oktober 2011

Rustig, kalm en tevreden.

Soms, als de onrust toeslaat, begin ik boeken uit de kast te halen en door te bladeren, het is alsof een onzichtbare hand mij naar de desbetreffende boeken leidt, want ik heb geen flauw benul wat ik zal gaan pakken. Dat ligt aan het soort onrust. Zo nam ik gisteren ineens Bonita Avenue van de plank, waarbij ik altijd aan de bloemkooloren van Sigerius denk. Ik kwam kortstondig terecht bij Lust van Elfriede Jelinek, bij de Literaire kring van Marjolein Februari en daarna ging het allemaal heel snel, de boeken gingen erin en eruit. Uiteindelijk had ik Cusk in mijn handen, dat is één van de schrijvers waar ik altijd rustig van word. Heel rustig. Zoals ik tegenwoordig ook rustig word als ik Half Mens van Maartje Wortel nog eens inkijk. Maar gisteren moest ik door, door, door. Het was een vrij onrustige dag.
Bij Jeanette Winterson bleef ik tenslotte hangen. Ik kwam in het verhaal 'Psalm' terecht en ik leunde achterover op mijn bureaustoel. En alles kwam toch nog goed. 's Avonds, na de kinderintocht en uittocht, las ik nog een paar andere verhalen uit De wereld en andere plaatsen. Kalm en tevreden werd ik daarvan.

maandag 24 oktober 2011

Trouw

Waarom het schrijven van een boek je bij tijd en wijlen tegen kan staan, is dat je jezelf steeds tegenkomt in je werkje. De confrontatie met je beperkingen die ook je kwaliteiten zijn.
Dat bespraken de schrijfster en ik gisteren tijdens het eten van de biefstuk. Ik kreeg het stuk vlees niet gemakkelijk doorgesneden omdat het taai en rauw was. Ik probeerde het bloed op mijn bord te negeren.
Tip voor schrijvers die dit lezen en die een tip willen: 'Je werkt zoals jij werkt. Je moet datgene doen, wat jij doet. Ook al denk je: dit is flauw, dit is te simpel, dit is te (zelf invullen). Ook al denk je: o nee, heb je mij weer. Met m'n dit of m'n dat. Ook al hoor je daarbij de stem van die ene recensent. Wees trouw aan jezelf.
Dat betekent dus ook: geen rauwe biefstukken eten als je daar niet van houdt.
Trouw aan jezelf blijven, betekent niet geen vernieuwing.

donderdag 20 oktober 2011

Zo'n dag

Een dag waarop je zes-jarige dochter er eens goed voor gaat zitten, je recht aankijkt en je dan vertelt dat de kleine nog maar één jaar is, en dus niet jouw moeder kan zijn.
Ze vervolgt: 'Dus mama, jij hóéft niet steeds te doen wat zij wil. Jij bent de moeder. Oké?'
Ik knik.
'Goed, wat wil jij, mama?' zegt ze.
Die dag is gelukkig al voorbij.

woensdag 19 oktober 2011

Iets heel anders

Nadat ik gisteren mijn computer afsloot met het idee iets heel anders te gaan doen met mijn leven, iets zinvols, is het nu weer ochtend. De wereld ligt weer open. Er kan snel en efficiënt gewerkt worden, een paar goeie pagina's, een strakke les voor vanavond, waardoor er zelfs nog tijd is voor een ommetje door de stad en een soepje bij de Jaren. Frisse rode wangen. Als ik nu iets anders zou gaan doen mijn leven, moest ik ook wel een hoop terugbetalen. Een voorschot, een beurs.
Dit doet me denken aan toen ik als achttienjarig dennetje auditie ging doen voor de opleiding Dramaschrijven en ik staande in de deuropening, bij de aanblik van shagrokende punkers die op tafels zaten, bedacht dat ik toch iets anders wilde gaan doen. Maar dat dat niet kon omdat mijn moeder al honderd gulden betaald had voor de auditieweek. Dus stapte ik de school binnen. Ik was banger voor mijn moeders toorn dan voor de punkers.
In no-time rookte ik ook shag.
Een klasgenoot (die in Tilburg woonde, een vrouw en drie kinderen had en steeds naar de billen van een meisje uit de klas keek) zei mij: 'Je hoeft niet te gaan roken hoor, om erbij te horen.'

maandag 17 oktober 2011

Papa's I-pad

Op de dag dat Steve Jobs stierf, kreeg mijn vader een I-pad. Met de I-pad opende de digitale wereld zich definitief voor hem. De I-pad is makkelijk te bedienen. De letters op het toetsenbord zitten dicht bij elkaar, dan heb je ze sneller gevonden.
'Waarom zitten die dingen niet gewoon op alfabetische volgorde,' heb ik hem vroeger heel vaak horen zeggen. Met zijn vinger cirkelend boven het toetsenbord op zoek naar de e, en de f die dan weer heel ergens anders staat. Op deze manier kostte het overbrengen van zijn groet te veel tijd, dus mailde hij nooit.
Tegenwoordig ontvang ik mail van hem: 'Hallo Elke, ik zie vanaf mijn I-pad dat je man al heel lang in het café zit op het Kadijksplein. Groet je vader.'
'Dag vader,' schreef ik terug, 'ik ben blij dat jij zijn routes nu ook bijhoudt. Als-ie die navigatiefunctie een keer uitzet, weten wij genoeg. Groet je dochter.'
Waarop mijn moeder tijdens het skypen zegt: 'En jij dan? Waarom kunnen wij op papa's I-pad niet zien waar jij overal naartoe gaat?'

donderdag 13 oktober 2011

Last mensen

Dus ik schrijf het liefst over mensen die mij lastig vallen/tot last zijn/mij storen. Dit zat ik te bedenken in de tram. Daarna kwam ik erop dat welbeschouwd iedereen mij stoorde. Al van jongs af aan. En nog voor de tram het centraal station bereikte, was de hele wereld een grote stoorzender geworden. Ik moet wel een heel erge misantroop zijn, mijmerde ik. Dat zou je niet zeggen als je mij zo zag zitten. Maar waarin stoort iedereen mij zo? Waar ben ik dan zo mee bezig dat ik steeds het gevoel heb lastig gevallen te worden? Ik moest het antwoord schuldig blijven. Daarbij komt dat de jaren waarin ik werkelijk niet werd lastiggevallen, niet mijn gelukkigste waren. De kinderwagen probeerde ik de tram uit te rijden. Dat ging niet.
Als anderen mij niet tot last zijn, ben ik mezelf tot last, concludeerde ik. Zo houd ik altijd wat te schrijven. De tramdeuren waren al aan het dichtgaan. Toen sjouwde ik tenslotte de hele wagen er maar uit.

Even later liep ik met Deetje in de wagen in de stortregen, door de Nieuwendijkstraat. De rolluiken van de winkels zaten nog dicht, behalve die van de Hema. Zeiknat kwamen we de Hema in.
'Poep,' had Deetje al een paar keer gezegd, 'poep.' En als Deetje poep zegt, bedoelt ze ook poep. De toilet was boven. Ik probeerde de wagen de roltrap op te duwen. Deetje gilde toen ze naar achter kwam te vallen in haar wagen. Maar ik kon het ding net tegenhouden. Nat van het zweet en de regen was ik.
'Ik heb maar 20 cent in plaats van 30 cent,' zei ik tegen de toiletjuffrouw, 'mag ik haar toch verschonen?'
'Als je zelf niet gaat plassen,' zei de toiletjuffrouw. 'Verschonen vind ik goed, plassen niet. Als je wil plassen moet je toch echt beneden gaan pinnen.'
'Ik plas niet.'
In het invalidetoilet was ik steeds bang dat de juffrouw dacht dat ik stiekem aan het plassen was, dus vertelde ik mijn handelingen hardop aan Deetje (eigenlijk aan de juffrouw achter de deur). Het luier verwisselen duurde namelijk vrij lang omdat Deetje geen zin had. Die werd nogal gestoord door mij; in haar zijn. Terwijl ze zich dadelijk met een schone luier om veel fijner zou voelen. Maar dat wist ik, dat wist zij niet.

woensdag 12 oktober 2011

Live in de uitzending

Een Torpedomagazine filmpje over toen ik een keer live in een uitzending was en probeerde het hikken tegen te gaan.

dinsdag 11 oktober 2011

Luie schrijver

Ik heb niets meegemaakt vandaag en als ik iets heb meegemaakt schrijf ik daar toch niet over. Hoe curieus. Ik ben nog niet buiten geweest. Mijn haar valt met bossen uit op het toetsenbord. Jawel, ik ben vanmorgen met de kleine naar de crèche gewandeld. Daar heb ik haar achtergelaten. Ik voel nog hoe ze zich aan me vastklemde.
'Je bent heel vaak de deur uit', zei man gisteren, 'daar schrijf je nooit over. Maar wel over bovenbuurvrouwen en schoonmakers. Je bent een luie schrijver.'
Ik heb regelmatig lol als ik aan het werk ben aan boek drie. Ook regelmatig denk ik: Hier ligt Elke G. Na twee boeken heeft ze nooit meer iets af gekregen.
Het gekke is dat ik als ik over de toekomst denk, ik altijd in grafschriften denk. Zo gek is dat ook weer niet.

maandag 10 oktober 2011

Schoonmaakpolitie

'O. Sorry, ik heb nog niet opgeruimd,' zeg ik, 'jullie zijn een uur eerder.'
'Mijn hoofd draait rond,' zegt Fabio.
Lag ik net nog languit op de vloer de krant te lezen, het volgende moment staat er een erg lang en breed Braziliaans echtpaar van een jaar of zestig voor mijn neus. Op sokken. Ze knikken naar me en kijken inspecterend rond. Een Braziliaanse bouwvakker en zijn vrouw is de vervanging die Fabio uiteindelijk voor ons heeft weten te regelen. Ze kunnen alleen Portugees spreken en verstaan. Fabio en ik steken schriel af bij die twee.
'Wat kwamen jullie ook alweer doen?' vraag ik Fabio.
'We komen eten en drinken. We hebben honger! roept hij. 'Nee, ik laat ze even zien waar alles staat.'
Achter Fabio's rug wijst de vrouw met haar vinger naar haar voorhoofd. Ze glimlacht haar gouden voortand bloot. De man schudt meewarig zijn hoofd, en wijst ook naar zijn voorhoofd. Het is alsof hij zijn ouders heeft meegenomen. Fabio laat het huis aan zijn moeder zien en ik blijf met zijn vader beneden achter. Ik durf hem niet aan te kijken.
'Een zestigjarige bouwvakker? Maar heeft hij wel verstand van schoonmaken dan?' had ik al een paar keer aan Fabio gevraagd.

vrijdag 7 oktober 2011

Het heerst echt

's Nachts had ze drie keer overgegeven maar ze wilde 's morgens met alle geweld naar school.
'Alleen als je wat eet,' zei ik. Ze pakte een rijstwafel en besmeerde die traag met pindakaas.
De eerste keer had ze in haar slaap overgegeven en daar in liggen rollen. Ze had blijkbaar veel gegeten die avond. Ik keek of de brokjes, die ik 's nachts niet weg kreeg, nu wel uit haar lange haren waren. Ik rook eraan. Hevige, misselijkmakende shampoo geur. Maar dat was omdat ik de haren vannacht wel drie keer achter elkaar waste en heel veel shampoo gebruikte. Meer shampoo haalt de klonterige stukjes niet weg. Ze had yoghurt met muesly gegeten als toetje.
'Je moet wel een beetje opschieten,' zei ik.
Ze nam een hapje van haar rijstwafel.
'Je moet er wel een beetje zin in hebben,' zei ik.
Dat had ze, zei ze.

Om kwart over twaalf zag ik haar al op het kale schoolplein staan. Haar blonde haren waaiden voor haar gezicht. Ze was smal en lang in haar zwarte legging met zwart t-shirt. Haar spijkerjasje was open. Ze had haar armen en benen tegen elkaar aangedrukt. Zodra ze me zag, begon ze te huilen. Ze stond er al heel lang en ik kwam maar niet.
'Hoe voelde je je vandaag?' vroeg ik toen ze achterop de fiets zat.
'Alleen,' zei ze.

dinsdag 4 oktober 2011

Het heerst

Met Deetje aan mijn hand loop ik van de crèche terug naar huis. Onderweg kom ik de buurman tegen die ziek was vandaag.
'Ben je nog ziek?'
'Het gaat alweer beter.'
'Wat had je?
Hij legt uit wat hij had.
'Nou! Maar goed dat het geen buikgriep was,' zeg ik, 'dat heerst ook.'
Ik weet helemaal niet of dat heerst. Een vriendin van mij mailde dat ze 's nachts gekotst had.
'Nee, het was géén buikgriep,' zegt de buurman.

Thuis is man aan het koken. Ik ga met Jeetje een doos beplakken die ze morgen mee naar school moet nemen. Een ontbijtdoos. Voor bij het voorleesontbijt.
Deetje zit op de bank Bumba te kijken en kotst dan alles onder. Ik zet haar in bad. Als ze weer schoon is, kotst ze weer alles onder. Daarna nog een paar keer. Elke keer als ze net schoon is. Totdat ze als een vaatdoek in mijn armen hangt.
'Ze heeft teveel appeltjes gegeten op de crèche,' zegt man.
'Zo begint hersenvliesontsteking ook,' zeg ik, 'wist je dat? Met kotsen kan het beginnen. Ik heb dat in mijn verhaal geschreven. En dan gebeurt het ook echt. Zul je zien.'
'Stel je niet aan,' zegt man.

maandag 3 oktober 2011

Woef, woef

Nog voor we goed en wel zitten, begint Deetje al te eten. Met plastic vork en lepel valt ze aan op de pasta en de pizza. Wat naast haar bord valt, propt ze met twee handen terug in haar mond. Haar wangen gaan op en neer. Haar gezicht wordt rood van de inspanning en de saus. Haar haren worden vet, nattig en komen vol etensresten. Verse spinazie wordt - hoppa - over de schouder gesmeten. Ze heeft geen tijd om mee te doen met het tafelgesprek.
Als ze klaar is, schreeuwt ze 'Dorst!' Ik mag niets meer vasthouden. Haar klauwtjes omklemmen zelf de beker. Vrijwel haar hele hoofd verdwijnt in de beker. Met grote slokken drinkt ze, drinkt ze, drinkt ze. Tot ze zich verslikt. Een hoestbui volgt. De tranen springen uit haar ogen. Net als ik bang ben dat de kotsreflex in werking gaat treden, stopt de hoest. Ze roept: 'Uit! Uit! UIUIUIT!' Ze strekt haar armen, gooit zich achterover, begint zich uit de triptrap te wringen.
En als je en passant vraagt wat de hond zegt, antwoordt ze altijd weer Woef, woef.

vrijdag 30 september 2011

Denkraam

Hij ziet eruit als een normaal mens. Zoals ik. Maar dan een man. Ik bekijk de foto van wiskundig natuurkunde Edward Witten in de Groene, de opvolger van Albert Einstein, hij wordt momenteel beschouwd als de slimste man ter wereld.
'Hoe kan die man meer begrijpen dan ik.'
'Zijn denkraam is groter,' zegt man.
'Ook groter dan het jouwe.'
'Ja?' zegt man, 'hoezo?'
'Vind je dat niet erg? Je weet dat er dingen zijn, dimensies, die jij niet kunt begrijpen, -  maar een ander mens wel - puur omdat jij daar te weinig capaciteiten voor hebt. Omdat jouw denkraam te beperkt is. Omdat jij het niet kunt vatten. Dat besef.'
'Nee, niet erg.'
'Alleen daarom zou ik dus zelfmoord willen plegen.'
'Dat geeft aan hoe reusachtig dom jij bent,' zegt man.

donderdag 29 september 2011

Honger

In de vroege ochtend, na het rennen, zag ik een Thais kindje lopen, met haar Thaise vader en moeder. Ze stapten in een rode auto. En ik zag er meteen  Thaise loempia's bij. Thaise Garnalen. Hoe ik die in zo'n scherp Thais sausje dipte. En een Thaise rode curry met kip. Gebakken mie. Bamboescheuten.

Onderweg had ik veel konijnenskeletten gezien. Vooral schedeltjes. Een tijdje terug viel het me al op dat ik  overal konijnenlijkjes tegenkwam. En ook overal kraaien die erin pikten. De volgende dag las ik in de krant dat er een konijnenziekte was uitgebroken. Vandaag zag ik dus die schedeltjes liggen, in de zon in het gras. Ze hadden niets meer in hun koppie.

woensdag 28 september 2011

Over jezelf neerzetten

Ze hebben allemaal net een boek uit, behalve ik. We zitten met z'n vieren rond de tafel bij de schrijfster thuis. We zijn met de boot en met de fiets gekomen. We eten sushi en dan curry.  We praten over van alles, maar ook over schrijvers en jezelf een houding aanmeten.

We zeiden hem: 'weet je wel dat iedereen tegen je opkijkt.'
'Omdat ik zo lang ben, natuurlijk,' zei hij meteen.
We lachten.

De gastvrouw pakte haar laptop erbij en liet de website zien van de glamourfotografe die onlangs bij haar thuis was geweest om haar te fotograferen.
 'Moet je zien! Ze zit midden in de modewereld en zo,' zei ze. 'Ik zei tegen haar:  ik ben zeker een tussendoortje.'
'Zei je dat echt?' zeiden wij.
'Ja. Ik moet wel een tussendoortje zijn geweest. Iets oninteressants waar ze snel geld mee kan verdienen.'
We lachten.

dinsdag 27 september 2011

Droomkeuken

Een nieuw filmpje van een oud blogstukje.

maandag 26 september 2011

Wat hen drijft

In de Amstelkerk was ik bij een liedrecital van een bevriende componist en operazangeres. Zij zong zijn repertoire. Het toppunt van liefde, bedacht ik later. Maar wat ik vooral zag was het toppunt van toewijding. Zoveel toewijding dat de tranen haast in mijn ogen sprongen.
Het ging ook over inhoud. Hij vertelde over zijn maakproces. Hoe hij deze liederen gecomponeerd had en waarom. We kregen een kleine lezing over componeren in het algemeen en van hem in het bijzonder. Hij is ook docent muziektheorie aan het conservatorium, dus dat zat wel goed. Hij legde uit waar hij zich al meer dan tien jaar aan één stuk door mee bezig hield, en voor het eerst begreep ik wat die man echt drijft. Wat hen beiden drijft. Ik zag zijn passie en ook die van haar. Haar zwarte ogen kregen iets waanzinnigs terwijl ze aan het zingen was. Er kwam een enorm geluid uit dat smalle lijf. Haar aanwezigheid was enorm. Ze wist precies wat ze aan het doen was. Ze ontstegen zichzelf aan alle kanten. Terwijl in het echte leven hun woonboot soms op het punt staat te zinken.

vrijdag 23 september 2011

Fijne scene

Ik ben al twee dagen een fijne scène aan het schrijven, maar wordt daarin steeds gestoord omdat ik ook nog andere dingen moet dan die fijne scène schrijven. Slapen, eten, leven, boekpresentaties bezoeken, lezen. Er blijft voor die fijne scène verdomde weinig tijd over, blijkt nu, waardoor die scène almaar fijner wordt en beter ook. Hoe minder ik eraan kan werken, hoe geweldiger die scène is. Misschien moet ik die fijne scène wel voor altijd uitstellen. Het gevoel dat er ergens een fijne scène is, is alleen al zo fijn.
Zelf wil ik het liefst van de ene fijne scène in de andere vallen.

woensdag 21 september 2011

Nog vier dingen...

Er kwamen twee UVA studentes binnen om te vragen of ik gelukkig was op de plek waar ik woonde. Ze wilden daar een half uur voor uittrekken.
'Wat leuk dat jullie daar onderzoek naar doen.'
'We doen verder niets met de uitkomst van het onderzoek.'
'O nee.
'We moeten dit onderzoek doen voor de opleiding.' Ze zetten de bandrecorder aan en staken van wal.
'Waarvan wordt u gelukkig?'
'Wat bedoelen jullie?'
'Nou, wat u nodig hebt om gelukkig te kunnen zijn.'
'Wat ik nódig heb...'
'Wat heeft u allemaal nodig om geluk te kunnen ervaren. Vijf dingen.'
'VIJF?'
Het bleef een hele tijd stil.
'Misschien heeft u er nooit zo over nagedacht?' opperden de studentes voorzichtig.
'Als de kinderen ergens gelukkig zijn, ben ik het ook,' zei ik. 'Daar gaat het toch om.'
De bandrecorder liep. De studentes schreven mijn antwoord op. Daarna keken ze me weer aan.
'Goed, jullie overvallen me een beetje met deze vraag,' zei ik.

dinsdag 20 september 2011

Vlak voordat je fantastisch bent

Je moet dingen spelen waarvoor je je eigenlijk schaamt; domme, rare dingen, totdat je ineens iets doet wat je niet had verwacht. Want zo werkt het: vlak voordat je fantastisch bent, ben je hopeloos slecht.
Dit las ik net in een interview met Tom Barman in NRC van zaterdag. Vervang spelen voor schrijven.
Dit ga ik volgende week doceren. Ik denk dat het les 1 wordt.

maandag 19 september 2011

Toewijding

Ik printte vanmiddag ineens een a-vier uit waar zeven keer het woord 'toewijding' opstond. Dat vel papier ligt hier nu op mijn bureau. Het staat er zo lekker simpel.
Het enige wat mij te doen staat. Mij onderwerpen aan de materie. Mij overgeven. Mij er aan toewijden.

Het schrijven van een roman vereist meer toewijding dan het schrijven van verhalen. Je toewijden aan het idee, de personages, het verhaal. Ook wel gelijk aan ergens helemaal in geloven.
Dus typte ik 'toewijding' in vette kapitalen en printte ik het uit. Opdat ik het de komende tijd niet zou vergeten.

vrijdag 16 september 2011

Tik

In onze buurt, op de route van school naar huis, zie ik de rode auto geparkeerd staan. Zoals gewoonlijk heb ik de garagestickers onder alle nummerborden gescand.
Mijn hart maakt een sprongetje. De rode auto komt uit een garage in Groesbeek. Groesbeek!
Ik kom helemaal niet uit Groesbeek, de grootste boeren kwamen uit Groesbeek, maar Heijen ligt er niet ver vandaan. Ik woon nu al langer hier dan dat ik daar ooit gewoond heb, toch kijk ik naar de auto's.
In de straat waar we eerst woonden, stond altijd een auto van garage Cup uit Heijen. Dat was helemaal een vertrouwd gevoel. Misschien waren de auto en ik daar wel ooit tegelijk. Waar we nu wonen, staan alleen maar Hollandse auto's.
Ik doe dit trouwens ook bij fietsen. Overal in Amsterdam ben ik al fietsen van fietsenmaker Koenders uit Heijen tegengekomen. Ze zagen er allemaal nog goed uit.

donderdag 15 september 2011

Ik besta

Fabio gaat terug naar zijn moederland. Voor drie maanden. Of voor altijd. Dat wordt me niet duidelijk.
'Mag ik een foto van jou maken?' vraagt hij.
'Waarom?'
'Ter herinnering.'
'Kom je niet meer terug dan?'
'Jawel, maar het is het bewijs dat ik hier gewerkt heb. De mensen geloven me niet. Ze geloven me nooit.'
'Dan geef je ze toch gewoon mijn telefoonnummer?'
'Dat kan ook.' Stilte. 'Wil je dan van mij een foto maken?' Hij pakt zijn fototoestel.
Ik fotografeer Fabio in een poetsende houding. Het moet drie keer over voor ik hem scherp heb.
'Alles is moeilijk als je niet bestaat, Elkie,' zegt hij.
'Je bestaat wel, hè,' zeg ik. 'Daar heb je nu een foto van.'
Hij knikt. Hij kent dat soort grapjes nu ondertussen wel. 'Mag ik nou ook een foto van jou maken?' vraagt hij.
Even later sta ik voor de camera van Fabio, en wacht tot hij eindelijk klikt. Klik. Flits.
Ik word geflitst.

woensdag 14 september 2011

Dit moet nog anders!

Kijkt u vandaag naar het filmpje: Doucheputje.
Bij een foto in mijn dagboek, van mijzelf als vijftienjarige, staan allemaal pijlen. Met punten van verbetering. De titel die ik boven de foto geschreven heb, luidt: Dit moet nog anders!
Het ziet zwart van de pijlen naar alle delen van mijn lichaam.
Vernietigende kritiek, heel detaillistisch ook, zorgvuldig door mijzelf genoteerd. Dat doen pubers. Zo zijn ze.
Toch heb ik bij zo'n filmpje steeds de neiging hetzelfde te doen. Om een kijkwijzer te maken met verbeterpunten.

dinsdag 13 september 2011

Protest

Deetje (bijna anderhalf) wil niet meelopen naar de crèche, dus draag ik haar. Ze knijpt me hard in mijn nek terwijl ik loop. De glijbaan in de hal vindt ze altijd geweldig. Vandaag ook. Al juicht ze er niet bij. Al glijdt ze er niet vanaf. Vandaag gaat ze achterstevoren de trap op. Rechtopstaand. Achteruitlopend. Ze blijft mij daarbij recht aankijken.
'Je moet je omdraaien, Deetje,' zeg ik. 'Je kunt vallen zo.'
Ze geeft geen krimp, loopt de trap af en gaat dan weer achteruit omhoog. (x 100)

Als ik wegga, ligt ze voor dood - met haar armen en benen gespreid - op de vloer. En kijkt mijn kant op.
Het boekje over de dierentuinbeesten dat ik haar voor wilde lezen, heeft ze een paar keer uit mijn handen geslagen, voordat ze het tenslotte zelf de ruimte in slingert. Ze laat zichzelf achterover op de grond vallen. Zo blijft ze liggen. Tot ze uiteindelijk één been optrekt, en haar ene schoen begint uit te trekken, dan haar andere schoen en haar sokken. Haar donkere wenkbrauwen gefronst, een pruillip.
'Hier zien we een typische boze peuter,' zegt de leidster. 'Dat is normaal.'
Ik zie ook die blik in haar oogjes. Word ik nu nog niet begrepen? zeggen die. Het is mij best duidelijk: ze heeft geen zin vandaag. Maar ze moet van mij. Ik laat haar gewoon achter.

maandag 12 september 2011

Ander imago

Op weg naar huis, met de vioolkoffer op mijn rug, glipte ik de kledingwinkel nog even in. Ik ken de verkoopster. Kennen is een groot woord. Maar toen ik daar een maand of vier, vijf geleden naar binnen liep, vertelde ze mij dat de broek die ik droeg ècht niet kon. Dat die niet stond.
'Wil je die nooit meer dragen?' riep ze uit.
'Het is een oude broek,' zei ik.
'Je lijkt er voller in, dan je bent.'
'Vertel mij wat ik aan moet,' zei ik. 'Ik heb geen idee.'
'O,' zei ze, 'dit had ik nooit mogen zeggen. Sorry. Maar het is zo'n lelijk ding.'
'Verontschuldig je niet,' zei ik, 'ik apprecieer eerlijkheid. Jij bent de specialist, niet ik. Jij redt mij. Ik zou gewoon met deze broek verder de stad ingetrokken zijn.'
Ze kwam met een hele bleke, strakke spijkerbroek. Een beetje gevlekt. Ik moet zeggen; die stond ook beter. Ik leek er minder vet in. Zelfs mijn hoofd leefde op. Ik vroeg of ik 'm meteen aan mocht houden en beloofde haar dat ik de oude broek weg zou gooien.

'Ik heb 'm nooit meer aan gehad hoor!' zei ik nu ter verwelkoming.
'Je moest 'm weggooien,' zei ze.
De verkoopster herkende mij nog wel, maar wist niet wat ze me tenslotte verkocht had.
Deze keer haalde ze meteen een glanzende, zwarte pantalon uit het rek. Een paar andere klassieke broeken met vouw passeerden de revue. Je hoeft maar een vioolkoffer bij je te dragen, dacht ik. Zo simpel is het.
Ze zei: 'Ik zoek kleren voor je uit. En dan speel jij er een mooi stukje viool bij.'
'Jij schat mij verkeerd in.'
'O,' zei ze.
'Ik speel helemaal geen viool.'
'Maar...' Ze wees naar de koffer.
'Ja,' zei ik. 'Ik heb wel een viool bij me.'

vrijdag 9 september 2011

Verborgen humor

De boekpresentatie van 'Wij dansen niet' van Ellen Heijmerikx was bij mijn oude uitgeverij. Het was er vertrouwd. Er waren veel bekenden. Ik stond hier en daar. Ook was ik een tijdje met mijn vroegere uitgeefster en een andere schrijver aan het praten over ditjes en datjes uit de boekenwereld. Een gezellig kletsje.
Ineens zei de uitgeefster: 'Híér behandelen wij iedereen als een ster, wij hebben geen sterauteurs, die moeten wij niet. Maar och, auteurs met sterallures gaan vanzelf bij ons weg.'
Ze liet een stilte vallen, toen zei ze nonchalant: 'naar de Bezige Bij of zo.'
Eh, dit ligt er volgens mij iets te dik bovenop, dacht ik. Waarschijnlijk is het een grap. Bijtende humor. Maar dat mag.
Dus keek ik haar, voorzichtig lachend, aan.
Ze bleef me recht aankijken en vertrok geen enkel spiertje. Niets. Nergens.
En ik maar lachen.

donderdag 8 september 2011

Wachten op Priscilla

Ik kwam het koffietentje binnen en een mevrouw keek meteen op. Ze leek me ouder dan de dame waarmee ik een afspraak had. Maar een foto op internet kan vertekenen. Of verouderd zijn. Of gefotoshopt. Weet ik veel wat. Ze stak haar hand uit. Ik de mijne. We schudden handen.
'Dag Priscilla!' zei ze.
'Wat zegt u?'
'Priscilla?' zei ze.
'Nee,' zei ik. 'Nee.'
'O?'
'Nee,' zei ik weer.
'Ik heb een afspraak met iemand die ik niet ken. Vandaar,' zei ze.
'Ik ook. Vandaar,' zei ik. Ik bestelde een dubbele espresso, en bladerde door het Parool van gisteren waarin ik mijn tekstje tegenkwam. Het filmpje is gisteren op de Torpedo-magazine site gezet. (past u op voor sluikreclame)

Na een tijdje kwam er een dame het koffietentje binnenstappen. De mevrouw en ik keken allebei meteen op. Ik dacht: dat is de mijne. Dat is Priscilla niet. Maar de mevrouw had haar aandacht eerder gevangen. Ik zag ze praten, handen schudden. Ik hoorde de dame nog vragen: 'U bent Elke?'
De mevrouw knikte enthousiast van ja. Zij was Elke. Alles was goed. Ze gingen zitten.
'Ik denk dat je mij moet hebben,' riep ik toen. 'Of heet jij Priscilla?'
'Nee,' zei de dame.
'Ik ben ook Elke,' zei ik.
Verwarring alom. De dame keek naar mij en naar de andere Elke.
'Toevallig dat u Elke heet,' zei ik.
'Ik heet Ellen,' zei de mevrouw.

Ellen is nog een keer naar het toilet toegegaan om haar make-up goed te doen. Ze heeft nog een cappuccino gedronken. Daarna is Ellen vertrokken. Priscilla is niet komen opdagen.

woensdag 7 september 2011

Morgen wordt het niks!

's Nachts werd Deetje om het uur wakker en wilde vooral door mij worden vastgehouden. Dus sta ik daar met dat zware ding in de slaapzak dat in het holst van de nacht tegen mij op aan het kruipen is. Tenslotte zwaar op mij leunt. Mijn armen worden lammer, voeten kouder. De wind giert om het huis alsof het ergens op een open vlakte staat. Het wordt niks met werken morgen als ik niet slaap. Het wordt niks morgen met werken als ik niet slaap. Door dit gedoe kan ik niet meer slapen en dan wordt het niks morgen. Met werken. (dit maal 10.000, geluid over de boksen) Was ik maar iemand die geen slaap nodig heeft, was ik maar...(naar eigen believen invullen, in elk geval: een ander) Want op deze manier wordt het morgen niks. Ik moet goed slapen, mij goed houden nu, mijn tijd goed gebruiken, en effectief. Ik moet focussen. Maar morgen wordt het niks. Stel dat dit zo doorgaat na morgen en alle dagen na morgen, ze wordt elke nacht om het uur wakker. Huilend. Krijsend. Niemand weet waarom. Stel dat er iets in haar gevaren is. Iets psychiatrisch misschien. Helemaal in het begin, als ze nog zo klein zijn, nog geen anderhalf jaar, dan lijkt iedereen nog heel gewoon. Ook iedere gek.

dinsdag 6 september 2011

De dag

Ik bracht Deetje naar de crèche, ze mocht gaan wennen bij dreumesgroep. Onze grote, dappere dame van nog geen anderhalf.

Ik bracht Jeetje naar groep 3. Ze zit nu in een samengestelde klas met groep 3/4/5. De jongen die naast haar zit, zit in groep 5.
'Ik zei al tegen mijn man,' zei zijn moeder, 'die ouders staan hun kind nog zo lang uit te zwaaien. Maar ze komen natuurlijk van de kléúters.'
'Ja, van de kleuters, ja,' zei ik.
De ex-kleuter liet mij haar laatje zien, met de gum, het potlood en zo'n werkboekje en een eigen tekenschrift. Met haar laatje trok ik ook mijn eigen lagere schoollaatje open. Ik voelde de spanning en sensatie die ik toen voelde. Het was enorm.

Thuis opende ik mijn werkmap. Ik sprong er gewoon ergens in. Met je ogen dicht in het ijskoude bad. Ik wilde niet meteen dood.

Ik rende een kort rondje door regen en storm.

Ik zocht de ontbijtkoek voor Jeetje die uit school kwam. Als een waanzinnige. Maar de koek die ik gisteren kocht, is echt spoorloos verdwenen.

Ik ging naar de kapper. Er was daar iets gaande. De baas en een kapster hadden ruzie, als een getrouwd stel. Zij verweet hem niet vriendelijk bejegend te zijn. Hij snapte het niet.

Ik wokte mie met broccoli voor mijn vriendin en Jeetje en Deetje. Man was uit eten. De kinderen waren uitgehongerd en afgedraaid.

maandag 5 september 2011

Het paren

Jeetje (6) en het buurmeisje (7) zitten samen op de bank en bespreken hun gezamenlijke toekomst en de eventuele kinderwens. Het buurmeisje wil met Jeetje trouwen en Jeetje ziet dat ook wel zitten. Dus dat is al gauw geregeld. Maar het buurmeisje wil geen kinderen en Jeetje wil ze wel.
'Als ik met jou ga trouwen, wordt het sowieso moeilijk,' zegt Jeetje.
'Ja,' zegt het buurmeisje.
'We hebben een jongen nodig,' zegt Jeetje.
'Ja, maar we kunnen een jongen even bij ons laten komen.'
'Oké en dan ga ik met hem paren,' zegt Jeetje.
'Ja, en dan kan hij weer weggaan.'
'En dan krijg ik een baby,' zegt Jeetje.
Jeetje en het buurmeisje knikken tevreden. Hebben zij het allemaal even goed opgelost. Ik kan het niet laten te interfereren.
'Maar als jij dan met Jeetje getrouwd ben, heb jij tòch een kind,' zeg ik het buurmeisje. 'En dat wou je niet.'
'O, dat geeft niet,' zegt het buurmeisje, 'ik wil ze gewoon niet zelf krijgen.'
'Bij het paren gaat de piemel in de plasser,' zegt Jeetje dan.
We knikken.
'Maar ik wil niet dat de jongen in mij plast.' Er komen rimpels op Jeetjes voorhoofd.
'De jongen heeft voor het paren al geplast.' Ik stel haar gerust.

vrijdag 2 september 2011

Die schrijver die twee boeken tegelijk uitbrengt

Bij de tramhalte op Centraal Station waar tram 13 zou arriveren wachtten veel mensen. Ik zat op het bankje. Niet ver van mij vandaan stond een jongeman met pikzwarte ogen die opvallend pienter rondkeken. Hij wachtte een beetje, hij keek op zijn I-phone. Ik zag een stukje van de tatoeage in zijn nek. Met rood erbij. Dat zie je niet veel. Het maakte hem onvoorspelbaar. Die gaat daar ook naartoe, dacht ik. Dat moet die jongen zijn die vanavond voor gaat lezen. We wachtten een hele tijd. Ik zei niets. Ik kende die hele jongen niet. Ik denk altijd dat de hele wereld op weg is naar dezelfde bestemming als ik. En trouwens, misschien had hij mij ook al wel gezien. En deed hij alsof van niet.
Tram 13 arriveerde op een ander spoor. We liepen er beiden naartoe. Maar dat zou toeval kunnen zijn. Hij stapte voor in. Achterin de tram typte ik zijn naam in. Henk van Straten. Het was de schrijver van wie binnenkort twee boeken in één keer uitkwamen, die een blog bijhield, een kind had èn een wekelijkse column schreef.
We stapten uit bij dezelfde halte. Hij liep naar de verkeerde kant van de straat en stond daar stil om zijn I-phone te raadplegen.
Even later stonden we samen bij het zebrapad. We staken samen over. We liepen met z'n tweeën door de Marnixstraat. Hij bestudeerde zijn routeplanner, en ik bedacht openingszinnen.
'Hee hoi? Ik had je nog helemaal niet gezien. Jij moet toch ook voorlezen?'

donderdag 1 september 2011

Verlangen

'Waar in Italië ben je geweest?' vroeg iemand me.
'Het was er heel stil,' zei ik. Ik herinnerde me alleen nog het vliegveld. Vandaag een week geleden kwamen we thuis. Daar waren meteen logees, er was een vriendin die plotseling alleen ging wonen.
De heuvels van Volterra lijken nooit bestaan te hebben, behalve dat ik nu steeds denk aan mosterdgele kleedjes om in mijn kamer te leggen.
Het gevoel zit nog wel ergens. Het 'vrije' gevoel. Het gevoel dat alles mogelijk is, maar vooral dat niets hoeft. Ook dat raakt met de dag meer op de achtergrond. Zo gaat dat, zo is het altijd gegaan. Maandag begint de school en daarmee de ijzeren regimes.

Tijdens de vakantie verlangde ik er regelmatig naar om te schrijven. Het was een mooi verlangen. Je weet dat er thuis iets 'leuks' op je wacht. Iets heerlijk ingewikkelds dat nog opgelost moet worden, door jou. Alleen. Het verlangen ernaar is natuurlijk het fijnste.
Maandag moet die rode map weer open en zit ik ermee. Ik alleen.




woensdag 31 augustus 2011

Mededelingen

Morgen lees ik voor bij Literanita met als thema waanzin.
Het waanzinnigste uit mijn leven: de conversaties die ik elke donderdag met de schoonmaker voer. Niet te missen!

In de nieuwe revisor, of hier, kun je alvast een stukje over Erica Van der Poelgeest lezen. Het personage waar ik nu mee bezig ben.

dinsdag 30 augustus 2011

Bewondering

We laten haar achter op het centraal station waar de Thalys zal arriveren. Ze draagt haar grote donkerblauwe mantel, echte Parijse mode uit de jaren vijftig, die ze vorige week in Estland heeft gekocht. Haar man en tweejarig kind zijn gisteren al met het vliegtuig naar Zuid-Frankrijk vertrokken, waar ze wonen. Ze was het liefst met hen mee gegaan, maar moest in het Noorden van Frankrijk nog voor een commissie van wetenschappers verschijnen. Ze brengt de wereld onder de oceaanspiegel in kaart, die net zo groot is als het heelal.
Het is een Nederlands/Engels meisje dat ver weg in de Franse bergen opgroeide. Als kind liep ze anderhalf uur alleen door de bergen om het dichtstbijzijnde vriendinnetje te bezoeken. Met blote handen kan zij een vis vangen. Ik schrijf 'meisje' omdat ze acht jaar jonger is dan ik. Maar ze is een vrouw en als de wereld instort, hoort zij bij de overlevenden. Ik niet.
Ze logeerde een paar dagen bij ons, zoals ze tien jaar geleden een paar maanden bij ons woonde. De vorige keer dat ze even langskwam, was ze zwanger.
Als ik omkijk, zwaait ze nog een keer met haar paraplu. Ze heeft er vandaag vijf gevonden in de stad en meegenomen. Mensen gooien hun paraplu's weg. Ze snapt ook waarom. Ik ken niemand die zo snel van begrip is op het cognitieve én op het sociale vlak.
Ik wilde vooral het moment dat ik naar haar omkeek, vastleggen. Hoe ze daar op het perron stond, in die mantel van warme wol. Met haar oranje rolkoffertje. Dapper en alleen. Zwaaiend met een nieuw gevonden paraplu.

maandag 29 augustus 2011

Collega's

Op de boekpresentatie van 'Liefde is een afspraak' van Marieke Groen zag ik ze weer. Het ene moment loop je nog met man en kinderen door de brandende zon over een Toscaans bergpad, het andere moment sta je, natgeregend, met collega's in een kroegkringetje te praten over een andere schrijfster. Zij had een knuffelbeest willen stelen uit een kinderziekenhuis, maar werd bij de uitgang op de diefstal betrapt. Waarop ze het een paar dagen later gewoon weer probeerde met een knuffel van een ander ziek kind. Deze keer met resultaat.
'Dit verzin je!' zei ik.
'Echt niet,' zei hij.
'Ja, ja,' zei ik. 'Maar waarom zou ze dat dan doen?'
'Gewoon, omdat ze van spanning houdt,' zei hij.
'Hoe verzint ze het?' zei iemand anders.
Ik zei dat ik zoiets wèl zou kunnen verzinnen, maar dat ik nooit echt een knuffel zou stelen uit een kinderziekenhuis.
'Wil je een ademverfrisser?' vroeg mijn buurman plotseling en hij haalde een klein doosje met extra sterke mentholsnoepjes uit zijn zak. 'Je mag er ook wel twee,' zei hij er nog glimlachend bij.

maandag 8 augustus 2011

Zomerreces

Uw Elke Dag blogster is de hele maand augustus op zomerreces. Op deze plaats komt - helaas - geen vervangster. De dame achter Elke Dag wenst u allen een fijne zomer. In september wordt er hier weer elke werkdag gepubliceerd. Tot dan!

woensdag 3 augustus 2011

Het verschil

Sinds een tijdje rennen we allebei onze rondjes door het park. Niet tegelijk. Omdat de kinderen dan alleen zouden zijn. Maar dat spijt me geen seconde. Ik had niet samen met hem door het park willen rennen. Het zou mijn pas verstoren. Ik zou in de zijne gaan rennen. Zo niet, moet ik weer van hem winnen.
Hij heeft binnen de kortste keren al ergens een buurman opgescharreld om mee te rennen. Zoals hij op een dag ook met een compagnon thuiskwam om een bedrijfje mee te beginnen. Dat gaat bij hem vanzelf. Twee weten meer dan één. Het is gezelliger. Samen rennen ze ook een stuk verder. Ik vind het allemaal goed klinken.
Laatst fietste Jeetje (6) voor het eerst met me mee. Eerst holde ik netjes m'n eigen tempo, - 'fiets jij maar vast voorop,' riep ik standvastig - maar al gauw draafde ik veel te hard om haar bij te houden, sneed stukken af over het gras, moest stoppen door steken in mijn zij, wandelde een stuk en was mijn eigen spoor volledig bijster.

maandag 1 augustus 2011

Toevallig

Een vriendin deed boeken weg dus ging ik vluchtig door haar stapel. Veel verdween in mijn Albert Heijn tas. Zo stond ik op een gegeven moment met 'Kort Amerikaans' in mijn hand. Ik had het boek van Jan Wolkers nooit gelezen, noch de verfilming gezien, en ik las de achterflap. Het zat al bijna in de plastic tas, toen ik de naam van de hoofdpersoon pas zag. Eric van Poelgeest (18). Laat mijn hoofdpersonage nou net Erica van der Poelgeest (16) heten.
Toeval.
Toeval is vaak te interessant om links te laten liggen. Of om het bij toeval te laten. Ik wil dat zo'n toevalligheid mij iets vertelt. Dus ben ik nu Kort Amerikaans aan het lezen en zoek naar overeenkomsten. Dwarsverbanden. Betekenis.
Mijn Erica wil kapster worden en Kort Amerikaans is een haarcoupe.
Het thema van Kort Amerikaans is eenzaamheid en dood, ja hoor, kan ik goed mee uit de voeten.
Het is Wolkers' eerste roman, na een verhalenbundel. Goed, ik schreef eerst twee verhalenbundels. Daar kunnen we er wel eentje van wegmoffelen.
Er zijn meer dingen die niet overeenkomen, maar daar gaat het niet om. Jan Wolkers en ik liggen niet direct in elkaars verlengde. Al ben ik ook een buitengewoon aardig mens.
Wil dit toeval mij zeggen dat er meer seks in mijn verhaal moet? Meer zintuiglijkheid? Moet ik het toch in de derde persoon gaan schrijven? Is dat het?
Ik weet het niet.
Toeval is in elk geval belangrijk. De hele mensheid is eraan opgehangen. Dat zei Swaab gisteren ook. Wij zijn er het resultaat van.

vrijdag 29 juli 2011

Agota Kristof

Kut, Agota Kristof is dood. Ik was haar een beetje vergeten. Ik had ook allang niets nieuws meer van haar gelezen, maar ik gebruik haar boek 'Het dikke schrift' nog altijd in mijn les.
Ik lees bij elke cursus weer het hoofdstuk 'Onze lessen' voor en dan zeg ik: 'zo moet het.'
De cursisten stribbelen altijd tegen.
'Waarom moet het zo?'
'Zo gaan we het vandaag doen.'
'Ik schrijf heel anders.'
'Probeer het maar eens.'
'Maar ik hou veel van mooie, poëtische taal.'
'Dat doe je thuis dan maar. Dit is een les. Je moet doen wat ik zeg.'

Een fragment uit het hoofdstuk:
'Om te zien of het 'goed' is of niet 'goed' hebben wij een heel eenvoudige regel: het opstel moet waar zijn. Wij moeten opschrijven wat er is, wat wij horen, wat wij doen. Bijvoorbeeld, het is verboden te schrijven: 'Grootmoeder lijkt op een heks,' wat wel mag is schrijven: 'De mensen noemen Grootmoeder de Heks.'
Het is verboden te schrijven: 'De Kleine Stad is mooi,' want de Kleine Stad kan mooi zijn in onze ogen en lelijk in die van iemand anders. En als wij schrijven: 'De ordonnans is aardig,' is dat geen waarheid, want de ordonnans kan in staat zijn tot gemeenheiden waar wij niet van weten. Wij schrijven dus gewoon: 'De ordonnans geeft ons dekens.'
Wij schrijven: wij eten veel noten. 'En niet: 'Wij houden van noten', want 'houden van' is geen duidelijk woord, het is niet precies en objectief genoeg. 'Van noten houden en 'van onze Moeder houden,' dat kan niet hetzelfde betekenen...'
(...) Woorden die een gevoel aanduiden zijn heel vaag, het is beter het gebruik ervan te vermijden en zich te houden aan de beschrijving van de dingen, van de mensen en van zichzelf, dat wil zeggen aan de getrouwe beschrijving van de feiten.

Mijn scriptie heb ik deels over haar trilogie: Het dikke schrift, Het bewijs en De derde leugen geschreven. Dat is alweer vijftien jaar geleden. Ik weet er nu weinig meer van. Maar ik vind dat iedereen die trilogie moet lezen.
'Moet?'
'Ja. Moet. Of dan tenminste Het dikke schrift.

dinsdag 26 juli 2011

Die nacht kon ze niet slapen

Eén maandag uit het leven van Jeetje (6)

Over de hongersnood in Afrika. Jeetje zit met een vol bord rijst met groenten voor haar neus.
'De mensen zijn zo dun, je ziet hun skelet door hun vel heen schemeren.'
'Maar waarom gaan ze daar dan dood van de honger?' vraagt Jeetje.
'Het is er zo extreem droog gebleven dat alle oogst is mislukt en daarom hebben ze niets te eten. Of heel weinig. Een handje rijst per dag.'
'Maar goed dat het hier vaak regent.'
'Ja, wij wonen in een heel rijk land.' Ik besluit corruptie even buiten beschouwing te laten.
'Dan moeten moeten die mensen maar snel allemaal naar Nederland komen.'
'Ja en dàt mag niet.'
'Waarom niet?'
'Ze passen niet allemaal in ons land.'
'Ik ga pannen met eten daar naartoe brengen,' zegt Jeetje. 'Eh...' Ze zoekt naar een goeie oplossing voor de hongersnood.
'Onze regering geeft wel geld aan die landen, hè, om te helpen. Maar niet genoeg. Ook weer niet zo heel veel.'
'Wij moeten zelf ook geld overhouden,' zegt Jeetje. Ze neemt plotseling grote happen.
'Ik wil niet dat je mijn skelet ziet,' zegt ze. 'Ik ben ook dun.'

Over de dood Amy Winehouse.
'Was ze oud dan of ziek?'
'Nee.'
'Dan is ze zeker doodgemaakt?'
'Nee.'
'Hoe kan het dan dat ze dood is gegaan?'
'Ze dronk zoveel wijn dat ze doodging. Ze at niet, ze dronk wijn. Ze bleef maar wijntjes drinken en kon niet stoppen. Daaraan is ze gestorven.'
'O, dan heeft ze niet goed naar zichzelf geluisterd.'

Ze bezocht Naturalis in Leiden en was thuisgekomen met de dvd Walking With Beasts waarin de levenswijze van uitgestorven diersoorten getoond wordt. Er vloeit nogal wat bloed in die serie. De groten maken de kleinen af.
'Toen waren er nog geen mensen en geen huizen op de aarde,' zegt man opgewekt. 'En misschien zal het over een hele poos wel weer zo zijn. Dan zijn wij mensen weer verdwenen.'
'Verdwenen,' vraagt Jeetje. 'Wanneer?'
'Wij zijn eigenlijk nog maar heel kort hier.' zegt man. 'Wij mensen bestaan nog niet zo lang.'
'Ik ben er toch al best lang?' zegt Jeetje tegen mij. 'En jij nog veel langer, en er zijn voor ons al mensen doodgegaan. En daarvoor ook. En daarvoor.'

'Noorwegen? Wat is er dan precies in Noorwegen gebeurd?'
'O, niks.'

zaterdag 23 juli 2011

Aandacht

Ik wilde hier iets schrijven over het grote nieuws dat schrijver Dautzenberg uit Tilburg-Noord lid is geworden van pedofielenvereniging Martijn. Uit piëteit, vanwege zijn sterk ontwikkelde gevoel voor rechtvaardigheid; omdat iedere andersdenkende in dit land tegenwoordig verguisd wordt. Lees hier .
Ik kon de krant van vorige week niet vinden waarin het interview met een ander lid van die club stond. Ik herinnerde me van het artikel alleen nog de uitspraak: 'Ouders denken dat kinderen van hen zijn, maar ze zijn van iedereen.' Misschien is dat ook wel genoeg.
Wat een dappere schrijver, hè. Om zomaar lid te worden van een pedofielenvereniging. 'Want in onze 'fantasie' mag alles.' En dat is ook zo. Maar het is geen fantasievereniging. De meeste mensen die daar lid van zijn, zijn ook geen schrijvers. Het gaat hen niet om de fantasie.
Het weerloze kind is een onverwoestbaar icoon voor de politiek om kiezers te mobiliseren. Ook voor schrijvers, blijkbaar.
Wat ik wilde schrijven was: wat een aanstellerige, aandachttrekkerige actie. Alsof er niets beters te doen is.

donderdag 21 juli 2011

Verwend volk

Nadat ik het schrijven een beetje zat was, fietste ik naar de stad voor de uitverkoop kinderkleren bij Petit Bateau. Op de terugweg was er een verschrikkelijke wolkbreuk die anderhalf uur zou gaan duren. Maar dat wist ik toen nog niet, ik dacht aan zo'n bui die na vijf minuten weer over is. Dus wachtte ik in een portiekje. Normaal doe ik dat nooit, maar deze keer dacht ik: laat ik verstandig zijn, waarom natregenen? ook dacht ik aan mijn papieren tas met kleding. Een uur later was de regenval alleen maar heviger geworden, het portiekje voller.
'Dit stond al in de bijbel,' zei een mede-schuiler.
'O ja?'
'Dit is de zondvloed,' zei hij dramatisch. 'De zondvloed.'
Thuis heb ik het water van de zondvloed uit mijn schoenen gegoten, terwijl ik een douche nam werden mijn biologische kipkluifjes opgewarmd. 's Avonds las ik in NRC over de hongersnood en zag de foto van een moeder die haar uitgemergelde kleuter voedde. Man was bij de AH ijs aan het halen en drop.

dinsdag 19 juli 2011

Sex appeal

Toen we tijdens het dessert voor elkaar de outfits bedachten, - het surfpak, de verpleegstersschort, een latex pakje - die we onder onze decente mantels zouden dragen, op weg naar de parenclub, kwamen we bij mij uit. Waar was ik nou precies het type voor?
Tot die tijd was het lachen, gieren, brullen geweest. Maar nu viel het stil. Ze keken mij alledrie aan.
'Heidi misschien?' opperde ik.
'Welnee! Heidi is blond en struis.'
Heidi werd afgedaan. Gefronste wenkbrauwen zag ik. Nadenkende blikken.
'Tja,' werd er gezegd.
Ik werd grondig bestudeerd, maar verder dan 'tja' ging het niet. Het lukte zelfs niet mij te visualiseren in een pikant pakje. Moet je nagaan.
'Een masker?' werd er ten slotte geopperd. 'Jij moet gemaskerd.'
'Iets dat hooggesloten is in ieder geval.' Daar was men het over eens.
'Een burka?'
Tijdens de koffie werd het bananenrokje genoemd. Maar dat was meer omdat het zielig voor mij was, dan dat ik er echt het type voor was.

maandag 18 juli 2011

Verrassing

Op onze zoveelste trouwdag zaten we met vrienden in een restaurant. Stel tegenover stel. We hadden het verrassingsmenu gekozen. Eerst ging het over scheidingen, dat we nu zo'n beetje in de fase terechtgekomen waren dat men ging scheiden. Toen kwam de midlifecrisis kort aan bod, direct gevolgd door het fenomeen parenclubs. Dat er meer mensen naar die clubs gingen dan je zou denken. We kenden allemaal wel iemand. Of dan tenminste vrienden van vrienden. Maar er rustte toch nog een taboe op.
'Dat is voor als je op je vrouw bent uitgekeken, maar je wil niet naar de hoeren,' zei man luid.
'Nou zeg,' zei ik, 'doe niet zo ontzettend boertig.' Terwijl ik in mijn entrecote prikte, keek ik kort naar onze vrienden. Ze gaven geen sjoege.
'Het is niet zoveel gedoe als een minnares,' ging man door, 'en goedkoper dan een hoer.'
'Heb je er weleens aan gedacht dat het ook iets met een relatie maken kan hebben?' zei ik, 'dat een stel op een gegeven moment behoefte heeft aan meer uitdaging?'
'O, je hoeft het niet met anderen te doen hoor! Je kunt ook gewoon je eigen partner nemen,' wisten onze vrienden ons ook nog te vertellen.
'O ja!' lachte man, 'dan kijk je rondom je heen en zie je allemaal hele lelijke wijven. Dan zeg je tegen je eigen vrouw: 'nou dan neem ik jou maar.'
Ik keek naar de plas bloed op mijn bord. Dat kreeg je van verrassingsmenu's.

vrijdag 15 juli 2011

Snap je dat?

Fabio moet binnenkort tegen zijn zin voor drie maanden naar zijn thuisland. Wat hij daar precies gaat doen, wordt mij niet duidelijk, maar hij heeft voor vervanging gezorgd. Daar zat ik behoorlijk mee. Moet ik zelf op zoek naar een nieuwe schoonmaker of niet? Ik durfde er niet over te beginnen, omdat het nogal cru klonk. Alsof ik alleen maar bezig was met het schoonhouden van mijn eigen benepen huisje terwijl er mensen zijn die er heel anders voorstaan. Gelukkig begint hij er zelf over. De vervangster is zesentwintig en al een half jaar in Nederland. Ze heeft in Brazilië een man en een kind.
'Ze probeert haar man nu ook hier te krijgen,' zegt Fabio.
'En haar kind natuurlijk,' knik ik enthousiast.
'Nee, die niet,' zegt Fabio.
'Die niet? Moet het kind alleen achterblijven?'
'Bij oma,' zegt hij.
'Vind je dat normaal of zo?'
'Ze willen geld bij elkaar sparen om daar een huis te bouwen.'
'Dat kan jaren duren.'
'Als ze daar blijven, komen ze nooit verder, Elkie.'
'O, maar dat kind dan? Dat is straks achttien en dan komen zijn ouders ook eens aankakken met hun klotehuisje. Ik snap dat niet.'
'Jouw overburen hebben een televisie in hun badkamer!' zegt Fabio, 'snap je dat? Dan merk je niet eens dat je in bad zit. En maar tv kijken. En maar tv kijken. En het water is allang koud geworden.'

donderdag 14 juli 2011

De grote buik van Fabio

De schoonmaker wordt gebeld. Het is een vriend die vanavond bij hem wilde komen eten maar nul op rekest krijgt.
'Ik hou niet van eten, Elkie. Ik vind het onzin,' zegt Fabio als hij klaar is met telefoneren.
'Waarom?'
'Je eet het op, en de volgende dag ligt het in de wc,' zegt hij, 'dat vind ik nutteloos.'
'O, nou, maar.'
'En ik wil dun worden!' zegt hij ferm. 'Hoe kom jij eigenlijk zo dun? Jij bent moeder van twee kinderen.'
'Maar jij bènt toch dun, Fabio?'
'Ik heb een hele grote buik.'
Er staat een kleine, uiterst tengere man in de keuken. De grote buik is nergens te zien. Zelfs een lichte bolling van zijn t-shirt, is met mijn blote oog niet waar te nemen. De analyse is al gemaakt. Er schieten mij ineens wel erg veel gesprekken met hem te binnen over eten, vetzucht en zijn aperte afkeer van de dichtslibbende mens. Hij heeft al heel vaak gevraagd naar mijn voedingspatroon Ook heb ik hem nog nooit iets in zijn mond zien stoppen. Clear.
'Eh?' zeg ik, 'Jij hebt denk ik anorexia nervosa.'
'Wat?'
'Dat is een ziekte. Je dènkt dat je dik bent, maar je bent het helemaal niet. Je ziet in de spiegel iets anders, dan er is. Dat heb jij.'
'Dat heb ik niet,' zegt Fabio, 'ik heb een grote buik.'
Daar laten we het bij voor vandaag. Misschien ontgaat mij iets. Ik wil niet zover gaan dat de schoonmaker nu voor mij zijn t-shirt omhoog moet doen. Dan zal hij zijn kerstpakket, volgestouwd met bonbons - dat eten 'ze' anders nooit - ook wel weggegooid hebben, denk ik meteen.

dinsdag 12 juli 2011

Stappen overslaan

Vanmorgen om kwart voor zeven besloot ik het bed uit te gaan om mijn dagelijkse rondje van 3 kilometer te rennen. Nog in bed zag ik mezelf al gaan in mijn rode korte broek. Het deed me goed. In gedachten vloog ik over het asfalt, was ik in een wip weer thuis. Met een geweldig humeur en rode wangen begon ik het ontbijt voor de hele familie klaar te maken, kopje koffie erbij.
Maar eenmaal op het asfalt waren mijn benen erg zwaar, alsof die nog sliepen. Het lichaam was log. De stront liet zich maar moeilijk uit de ogen verwijderen. Ik besefte: ook een klein rondje, is een rondje. Echt elke meter moet gerend worden. Je kunt niet een paar stappen overslaan. Het blijft zwoegen.
Zo ook met schrijven. In gedachten heb ik al bijna twee boeken geschreven. Ik weet waar ze over gaan. Hoef het alleen nog maar op te schrijven. Een paar maandjes en af is het. Kopje koffie erbij en op naar het volgende idee.
Maar echt elke letter moet opgeschreven worden.

maandag 11 juli 2011

Anekdote overstijgend

Nieuwe opnames van Torpedomagazine stukjes in de Rode Hoed. Ik kwam er om elf uur in de ochtend. Maar goed ook, anders had ik nog de hele dag geschaafd aan mijn stukjes.
Na de opnames, eet ik, - in het illustere gezelschap van A.L Snijders, Joubert Pignon, Tommy Wieringa, Carel Helder & dochter, cameraman Hens en assistente Miep, broodjes ham.
Het was goed gegaan, dus een broodje ging er wel in.
De handdruk van de heer Snijders voel ik, allang weer thuis, nog steeds. Ik was er niet op beducht. Zoals ook bij lezing van het eerste tekstje mijn stem nog te zacht had geklonken. Die moest harder. Het is de instelling van krachtige handdrukken en luide stemmen. Daar moet ik af en toe aan herinnerd worden.
Ik denk nu aan wat we daar bespraken over het schrijven van korte stukjes en hoe ingewikkeld dat feitelijk is, of kan zijn. Omdat het de anekdote moet overstijgen. Ik wil het eigenlijk niet zo serieus nemen. Anders moet ik met dit weblog stoppen. Daar neigt het soms naar.

zaterdag 9 juli 2011

De structuur is helder

'Wanneer schrijf jij nou eens een keer een kinderboek?' zegt Jeetje. 'Ik wil dat jij een kinderboek schrijft!'
Aha. Hier gebeurt iets. Moeder wordt uitgedaagd. Je hoeft bij moeder niet al te hard aan te dringen, of ze heeft deze uitdaging aangenomen. Zeker als haar dochter erom vraagt. Het arme kind wil een fatsoenlijk boek.
'En dan gaan we naar de winkel om jouw boek te kopen,' gaat Jeetje door.
'Nou, als ik dat boek al helemaal geschreven heb, ga ik het natuurlijk niet kopen,' zegt moeder, 'maar waar moet het eigenlijk over gaan?'
'Over een gelukkig en tevreden meisje,' zegt Jeetje meteen.
'O,' zegt moeder teleurgesteld. 'Een gelukkig en tevreden meisje.'
'Ja, een gelukkig en tevreden meisje,' zegt Jeetje.
'Maar,' zegt moeder. 'Wat moet ik daarmee?'
'En op een dag komt ze erachter dat ze kan vliegen,' zegt Jeetje.
'Aha!' Moeder veert op. Vliegen betekent neerstorten, denkt ze. 'En waar wil dat gelukkige meisje dan naartoe vliegen?'
'Naar de hemel,' zegt Jeetje.
'Nou, nou, nou.' Moeder schudt haar hoofd. De hemel is haar te pathetisch en te symbolisch.
'Ze wil naar de hemel, de sterren en de maan vliegen,' zegt Jeetje, 'Wat is daar mis mee?'
'Dan moet er onderweg natuurlijk iets gebeuren,' zegt moeder. 'Een hemelmonster of zo.'
'Ja, hèhè!' Jeetje zucht diep. 'Dat is nou juist het héle boek, dat zijn de hoofdstukken die jij op moet schrijven. Ze kan vliegen. Ze gaat naar het heelal! En onderweg gebeuren er dingen. Misschien een hemelmonster, ik weet niet wat. Als het op het eind maar goed komt. Dan is het meisje weer thuis bij haar papa en haar mama.'
'Maar wàt moet er dan gebeuren onderweg?'
'Ja, eh, jij gaat het boek schrijven. Niet ik,' zegt Jeetje. 'Doei.'

vrijdag 8 juli 2011

Daar zijn geen woorden voor

We staan met de hele familie voor onze gesloten deur. Het regent.
'Geef mij dat deuropenmaakding eens,' zeg ik.
Man kijkt mij aan.
'Wat is er? Geef nou!'
'Het is ernstig dat je het zelf niet eens meer hoort,' zegt hij, 'deuropenmaakding. Het is toch ook veel omslachtiger dan sleutel?'

Een schrijver met woordvindingsproblemen. Hier zit er één.
Het vreemde is dat de woordvindingsproblemen zich nauwelijks voordoen als ik schrijf. Ja, soms moet ik zoiets googelen: 'ding waar je op kunt zitten.' Of: 'het geeft licht.'
Maar bij het schrijven komen de woorden meestal uit een reservoir diep in mij, daar waar ik in het dagelijkse leven niet bij kan.
Daarom heeft het voor mij iets mystieks.

donderdag 7 juli 2011

Het schoolfeest

Om acht uur 's avonds staan de moeder en de zoon voor de deur met één tekening van een luchtballon. Het hadden twéé portretten moeten zijn. Een van de meester en een van de juf, met een leuke quote erbij.
'Ik vind het zo dapper van jullie,' zegt de moeder, 'dat jullie de organisatie van het feest op je nemen. Wat een werk moet dat zijn.' De zoon staat me verwachtingsvol aan te kijken.
'Mooie ballon,' zeg ik, 'knap.'
'Het is niet niks, zo'n eindfeest. Ik zou er niet aan moeten denken. Maar jullie zijn natuurlijk de klassenouders.'
'Klassenvader,' zeg ik. 'Mijn man is klassenvader. Hij organiseert alle festiviteiten. Ik ben zijn assistente. Ik neem de tekeningen in ontvangst.' Ik doe mijn lieftallige glimlach.
'Ik heb morgen speciaal vrij genomen om 14.00 uur.' De moeder glimlacht ook.
'Morgen. Het is morgen toch niet?'
'Jawel, het is morgen,' zegt ze stellig.
'Het moesten trouwens twee tekeningen zijn,' zeg ik zacht. 'Eentje voor de juf en eentje voor de meester.'
'O, dan gaan we naar huis om er nog eentje te maken.' Ze wenkt de zoon.
'Het is volgens mij morgen niet hoor,' zeg ik nog eens.
Maar de moeder en de zoon zijn al weg.

Binnen leest man de krant.
'Ze vinden het allemaal heel dapper en fantastisch dat wij dit al-le-emaal doen,' roep ik. 'Maar we doen helemaal niks! We zijn er helemaal niet mee bezig. Wat moeten we eigenlijk doen? Ze zeggen dat het morgen al is. Iederéén heeft vrij genomen voor dit geweldige feest.'
'Ik koop twee flessen rosé en ranja.' Man slaat een bladzijde van de krant om.
'Maar als ze allemaal vrij genomen hebben, komen er 60 ouders en 30 kinderen,' roep ik.
'Er zit niet meer geld in de pot,' zegt hij.'De ouders betalen niet én ze kunnen niet lezen. Al die tekeningen zijn niet goed. Ik ga ze teruggeven, en dan moet het opnieuw.'
'Maar het is mórgen al.'
'We hebben nu een insect, een boot, een huis, een hijskraan en een luchtballon,' zegt man. 'Dat was de opdracht niet.'

dinsdag 5 juli 2011

En toen wist ik het

Ik was aan het joggen en vroeg me af waarom de konijnen er 's middags niet zijn en 's ochtends en 's avonds met zovelen. Met z'n honderden. Overdrijven mag dan mijn stijlfiguur zijn, maar dit is de absolute waarheid. Er zitten in het Diemerpark honderden bruine, en een tiental zwarte, konijnen gebroederlijk op veldjes bijeen. Mannen, vrouwen, kinderen. Als ik 's ochtends of 's avonds voorbijren, verzet geen konijn een poot.
Ik scheer rakelings langs ze heen, maar het zal de konijnenwereld een rotzorg zijn. Ze zijn met meer, natuurlijk.
Vandaag was het anders. Heel sporadisch zag ik er eentje die, al was ik nog heel ver weg, meteen weer het struikgewas indook. 's Middags is het natuurlijk te warm voor de konijnen, met al die zon, dacht ik. 's Middags zijn de konijnen banger, dacht ik, door al die zon. Het zijn natuurlijk alleen de gekke, schuwe beestjes die dan naar buiten gaan. 's Middags houdt de rest van het konijnenuniversum siësta.
Totdat er plotseling een vos voor mij de weg opschoot.

maandag 4 juli 2011

Op bezoek in Noord

In de Tolhuistuin was een literair festival over verhalen van Amsterdam-Noord. Daar ging ik op de zondagnamiddag naartoe. Ik ging zitten bij collega's en luisterde. Het was een sympathiek festival. Goede verhalen. Ik vond het ook zo leuk omdat ik er in m'n eentje heen kon gaan en voordat ik op de verkeerde pont kon stappen al collega's trof. Zo gingen we samen over het water. Dat heb ik anders nooit. Die vanzelfsprekendheid. Het gevoel van aansluiting.
De middag eindigde met een uitnodiging bij een schrijfster in IJmuiden en ook ik heb mensen uitgenodigd naar IJburg af te reizen. Het stuk land zonder geschiedenis. De leegte is voelbaar. Daar waar wij uiteindelijk tòch besloten te gaan wonen in plaats van in Amsterdam-Noord. En gisteren had ik daar een beetje spijt van.
Het bruiste in Noord.
Ik herinnerde me ook onze fietstochten door Noord. Hoe we voor een geweldig oud schoolgebouw stonden - misschien mijn droomhuis - dat ik had gevonden op Funda. Zoiets vind je alleen in Noord. Maar op de hoek van de straat was een seksshop. De kinderen zouden hier nooit buiten spelen. Er heerste een ander soort leegte. Het bleek geen 'goede' buurt in Noord. De ene straat was er wel 'goed' volgens mensen die het konden weten, maar de straat erachter kon weer helemaal 'fout' zijn.

vrijdag 1 juli 2011

Over omvang en hondjes afmaken

Er komt iemand met een grote omvang voor in het boek.
'Om-vang,' zegt Jeetje (6)
En daar begint het gesprek.
'Kijk, je hebt iemand met een grote omvang en iemand met een kleine omvang.' Ik zie mijzelf op de bedrand zitten mijn handen maken een wijde cirkel rond mijn middel. 'Gro-te omvang.'
'Maar hoezo om-vang?' vraagt Jeetje.
'Nou, het gaat er om hoe iemand omvangen is. Gewoon de omvang dus. Eromheen. Hoe vangt hij of zij om. Snap je?'
Jeetje kijkt mij aan. Ik ben gewoon moe.

De cliffhanger van dit hoofdstuk gaat over Kruimeltjes hond die afgemaakt wordt als hij niet binnen 3 dagen door zijn baas opgehaald zal worden. De tweede betekenis van 'afmaken' heb ik een week geleden al uitgelegd.
'Nu worden honden niet meer zomaar doodgemaakt, hè?' zegt ze als ik met de deurklink al in mijn handen sta.
'Nee, hoor,' zeg ik. 'Zeker niet.'
'Nooit?'
'Nee, nou ja, ze maken weleens een hond af. Maar alleen als hij ziek is en toch al dood zou gaan. Dan verlossen ze de hond uit zijn lijden. Dat is alleen maar heel erg fijn voor hem. Dat-ie dan geen pijn meer voelt.'
'Ja, ja,' zegt Jeetje. 'Maar dat doen ze niet als ze hem nog beter kunnen maken?'
'Nee, alleen als hij zo ziek is dat het geen zin meer heeft.'
'Ook pasgeboren hondjes.'
'Het zijn meestal hele oude honden die zo ziek zijn,' zeg ik nonchalant.
'Je wordt natuurlijk niet metéén ziek, hè. Als je geboren bent.'
'Nee, hoor.'
'Maar Tanja had een baby in haar buik,' zegt Jeetje. 'En Tanja ging dood en de baby ook.'
'Tanja?' Hoe kan mijn vermoeide geheugen een overleden moeder en ongeboren kind vergeten zijn? 'Tanja?' zeg ik nog eens.
'Het nijlpaard,' zegt Jeetje.
'Ah. Tanja het Nijlpaard. Uit Artis?'
'Ook de baby van Tanja ging dood,' zegt Jeetje.
'Goed,' zeg ik. 'We zijn hier van het woord afmaken aan het afdrijven. Volgens mij was dat nijlpaard al stokoud. Maar het zijn allemaal dingen die kunnen gebeuren. Welterusten.'

woensdag 29 juni 2011

Het onbevlekte universum

Ik doe een rap rondje huishouden. Het ondergeschoven kindje. Ik zet alle ramen tegen elkaar open om de bedompte luiergeur in huis te verdrijven, verwijder de beschimmelde courgette uit de koelkast en probeer nog eens effe snel de geur van de vis weg krijgen. Met een vaatdoekje. Net zoals ik gisteren had gedaan. En eergisteren. Maar die lekkende, rotte vis is trots.
Kom ik op de opzichtige kerrievlek in de lichte spijkerbroek. Eenmaal een kerrievlek in mijn lichte spijkerbroek betekent voor altijd een kerrievlek. Zo ook met plas, zweet- en zonnebrandvlekken. Als het te gortig wordt, gooien we de lichte spijkerbroek weg. Maar duurzaamheid is ook iets. Zuinig zijn op je spullen zijn. Aandacht voor de dingen. Behalve de kunst en het kroost, zijn er ook de kerrievlekken die aandacht behoeven.
Dus begint het googelen: hoe verwijder je vlekken uit textiel. Ik bezoek de ene website na de andere. Op mijn lijstje schrijf ik: glycerine, wasbenzine, pure alcohol en ossengalzeep.
'Wist je dat je vlekken uit kleren kunt verwijderen?' roep ik zodra man binnenkomt. 'Wist je dat?'
'Ben je gek.'
'Al die zweetplekken van jou, daar moet je gewoon azijn op doen. En dan zijn ze weg. Serieus!'
'Echt waar?'
'Ja man! Heel cool. Maar kijk, als er zo'n kerrievlek ontstaat, zoals bij mij, moet je dus niet heel rustig blijven zitten, zoals ik deed. Je hoort meteen op te staan, echt meteen, dan spoel je de vlek met lauw water af, dan doe je er een beetje ossengalzeep op en dat laat je intrekken en dan...' Ik hijg.
'Ossengalzeep,' zegt man langzaam, 'dat klinkt mooi.'
'Ja, ossengalzeep dat smeren ze dus overal op, echt overal. Of een sopje dat doen ze ook vaak, sopjes maken en dan laten weken!'
'Hoe wéét jij dat ineens?'
'Dat heb ik op internet gelezen! Op allemaal verschillende sites. Ossengalzeep schijnt het echt he-le-maal te zijn!'

dinsdag 28 juni 2011

Ik weet het niet

Ik mag mijn kunstbroeders en zusters niet laten zitten, maar gisteren liep ik niet mee. Omdat ik geen zin had. Omdat het mijn schrijfdag was. Omdat ik een afkeer heb van massabijeenkomsten. Zoals ik ook een aan haat grenzend gevoel heb jegens creatieve campings. Eén keer ben ik daar geweest om man op te halen. Hij heeft daar hele zomers gewerkt. Het kon man niet groepsprocesserig genoeg. Na elke zomer was hij weer zijn stem kwijt door het schreeuwen. Ik denk aan de Mars der Beschaving als een begeleide wandeltocht met de creatieve camping. Alle richtingen doen mee: dans, muziek, theater, schilderen en ook schrijven (als iemand zich daarvoor ingeschreven had). Met z'n allen komen we beschaafd op voor ons eigen hachje. Dat is niet waar, het is ons te doen om de kunst in het algemeen. De Kunst. Dat moet ik niet vergeten.
De mars waar we witte kruizen dragen tegen de cultuurvernietiging. Het campagnespotje dat door kinderen werd opgezegd, die er boos bij keken of in en in verdrietig. 'Beste po-li-ti-cus. U maakt alles, maar dan ook alles kapot.' Kinderen van een eliteschooltje in Amsterdam die nooit, maar dan ook nooit, aan een gebrek aan kunst zullen lijden. Ja, ik weet dat we ons niet door door zo'n lullige naam en zo'n lullig spotje mogen laten weerhouden. Ons ja, ons. Want ik hoor er ook bij. Toch? En is iets doen niet altijd beter dan niets doen? Ik heb over wel of niet lopen geaarzeld. Want het slaat natuurlijk nergens op, dat beleid.