zaterdag 28 april 2012

Bewijslast

Bewijs dat u een mens bent, wordt mij hedenochtend door blogger gevraagd. Ik kan niet verder als ik mijn menszijn niet aan kan tonen.
Er moet van alles gebeuren met dit blog, achter de schermen, want anders is mijn account op dertig mei weg, zo waarschuwen ze mij al steeds. Ik haat veranderingen, altijd maar weer die kut-veranderingen waar ik niet om vroeg. Het was toch allemaal goed zo. Blijkbaar was het niet goed zo. Er moest grondig gerenoveerd worden.
Ik had stukjes in mijn hoofd over de reis naar de dierentuin die ik gisteren maakte, hoe ik mijn redacteur in de tram trof, hoe ik een les mee turnde en 's avonds het literaire spektakel bijwoonde in het Torpedotheater. Drie verschillende werelden op één dag. Het moest niet veel gekker worden. Ik had ook nog een tot nadenken stemmend artikel gelezen in de Groene over schrijvers en de middenklasse. Daar wilde ik nog iets mee.
Maar het regent nu. Het zeikt. De lucht is grijs. En ik moet bewijzen dat ik een mens ben. Dat gaat twee keer fout. Uiteindelijk word ik dan op het nippertje als mens beschouwd, hoezee, maar daar heb ik geen donder aan, want nog steeds kan ik niet geactiveerd worden, zeggen ze. En als ik na dertig mei niet meer hier te lezen ben, dan weet u hoe het komt. Dan ben ik toch niet geaccepteerd, als volwaardig mens met een gebruikersnaam en een wachtwoord.

donderdag 26 april 2012

Waar is het goed voor?

Wachtend bij de tramhalte, regen en windstoten, schreef ik een vriendin dat we vooral niet moesten vergeten dat het leven toch ook leuk moest zijn. Het genieten en zo. Voor je het weet jakker je maar door. Tot er niks meer te jakkeren valt. De vraag waar is het allemaal goed voor dringt zich op.
Waar is het allemaal goed voor?
In mijn klasje - er zaten zeven cursisten - zat er één steeds te gapen. Ze deed het met veel geluid, telkens als ik dacht dat het voorbij was, kwam er weer zo'n geeuw. Het moest een enorm vermoeide vrouw zijn. Hier kwam ze bij van haar jachtige leven. Eén keer, toen ze niet gaapte en ik voorzichtig haar kant op keek, betrapte ik haar erop dat ze met haar ogen dicht zat. Nog wel rechtop. In haar dromen is ze het dichtst bij de literatuur, dacht ik. En: het is goed zo. De cursiste zag er met haar ogen dicht lief uit. Als ze sliep, gaapte ze tenminste niet. Al hoopte ik wel dat ik haar na de les nog wakker kon krijgen. Toen ik de tweede keer haar richting uit keek, deed ze ze net open. We keken elkaar per ongeluk recht aan. Ik wist niet hoe snel ik weg moest kijken. Het was alsof zij mij op gluren betrapt had. Al met al heb ik me de hele les nogal veel bezig gehouden met het al dan niet in slaap vallen van de cursiste.
De tramhalte daar was ik gebleven. Het duurde lang voordat tram tien kwam. Noodgedwongen stonden we daar dus allemaal stil. Gelukkig hadden we allemaal zo'n telefoon waardoor we gewoon onze belangrijke boodschappen de wereld in konden blijven sturen. Al mogen die apparaatjes niet te nat worden.

dinsdag 24 april 2012

Er was

Er was een kind dat bij andere mensen de auto vol kotste en met tranen in de ogen tegen mij zei: 'Je moet eens één keer naar mij luisteren. Als ik niet naar een feestje wil gaan, wil ik niet. Waarom moet ik van jou? Een feestje is toch alleen maar omdat het leuk is? Of niet soms.'
'Ja,' zei ik, 'Je hebt gelijk. Sorry.'
Er was het andere kind dat zei: 'Deetje spuugt op de grond.' En dat deed ze.
Er was een feestje vanwege mans verjaardag. We hadden taarten gemaakt in onze nieuwe oven. Het was leuk om ineens weer dingen te koken uit een kookboek Omdat we een geweldig mooi fornuis hebben. Maar verder geen keuken.
Er was het hoofdstuk waarvan ik de ingang maar niet kon vinden. Ik dwaalde er omheen. Zoals je soms niet weet waar je naar binnen moet in een gebouw. Zo dwaal ik trouwens best vaak om m'n werk heen. Als een spook. Maar op een gegeven moment had ik het. Het duurde toch nog lang voor het op papier stond. Echt van negen tot vijf. Zo'n werkdag.
Er was een discussie over stampen met je vuist. Ik vond dat niet kunnen. Het is slaan met je vuist. Stampen doe je met je voeten. Ik had mijn renkleren al aan toen het gesprek op internet begon. En tijdens het rennen heb ik de hele tijd aan werkwoorden gedacht; stampen, rammen, slaan. Terwijl ik aan iets heel anders had willen denken.

vrijdag 20 april 2012

Allemaal vragen

Naast elkaar in de spiegel staan we. Jeetje is haar tanden aan het poetsen. Ik wacht tot ze klaar is. Ze spuugt in de wasbak.
'Het kan gebeuren dat je langer dood bent dan dat je leeft,' zegt ze.
'Ja, hoezo?'
'Dacht ik gewoon.' Jeetje poetst verder, bekijkt zichzelf langdurig in de spiegel en spuugt weer.
'Misschien ben ik wel geestelijk gehandicapt.'
'Hoe kom je daar nou bij?'
'Geestelijk gehandicapten zijn grote mensen die denken als een kind.'
'Onder andere.'
'Nou, ik ben nog een kind. Dus je wéét niet of ik geestelijk gehandicapt ben.'
'Je bent niet geestelijk gehandicapt, Jeetje.'
'Hoe weet je dat?'
'Omdat jij je dit allemaal afvraagt.'
Jeetje kijkt me niet-begrijpend aan.
Voor het slapen gaan lees ik haar de kinderbijbel voor.
'Maar hoe weten ze nou zo zeker dat het god was die tot hen gesproken heeft, terwijl ze hem niet zien?'

donderdag 19 april 2012

Kostenbesparend

Met een van de coördinatoren van CREA zit ik in een reuzenaquarium. Het is middenin de werknemersruimte geplaatst. In het kader van de transparantie.
Ze stelt het uur voorbereidingstijd dat ik betaald krijg ter discussie. Het zou misschien teruggebracht kunnen worden naar een half uur. Om de kosten te drukken. Ook hebben we het over het nieuwe gebouw. Er zijn nog wat opstartproblemen.
'De zelfdenkende computer regelt hier nu alles,' zegt ze, 'het licht, de temperatuur. Maar de pianodocent klaagt dat het te koud is en de dansdocent vindt het veel te heet. En bij muziek wilden ze in het donker naar de muziek luisteren, maar het licht kan niet uit. En soms gaat het licht overdag ineens overal uit.'
'Dan vindt de computer dat het genoeg geweest is,' zeg ik.
'Ja,' zegt ze.
'En die sloten dan,' zeg ik, 'waarom niet gewoon een sleutel? Ik heb het idee dat dit chipsysteem alleen maar heel duur is.'
'Er is een voordeel aan,' zegt ze. 'Ik heb gehoord dat het ergens goed voor is.'
'Wat dan?'
'Na vijf uur kun je deze ruimte afsluiten, zodat niemand anders er meer in kan.'
Stilte.
Dan zegt ze: 'Maar dat kan ook met een gewone sleutel, hè?'

dinsdag 17 april 2012

Telefoongesprek

'Dag vader, ik zag dat je mij vanmiddag gebeld had!'
'Je moeder wilde weten hoe het was op dat festival.'
'Is moeder er niet?'
'Nee.'
'Ben je nu sport aan het kijken?'
'Dat begint zo.'
'Het was leuk op dat festival.'
'O ja.'
'Gisteren had ik een etentje. Dat was ook leuk.'
'Ja, ja.'
'En hoe is het dan met jou?'
'Goed.'
'Goed zo. Naar het werk geweest vandaag?'
'Het is maandag.'
'O ja! Ik dacht dat het dinsdag was. Hoe is het met oma? Jullie hadden haar toch bezocht?'
'Iedere vrijdag.'
'Dat weet ik, maar moeder mailde dat jullie zondag ook geweest waren.'
'Ze is snel moe. Wat wil je.'
'Ja wat wil je.'
'Sport is begonnen. Kijk jij dat niet?'
'Nee.'
'Ik krijg pijn aan m'n oor.'
'O ja.'
'Ik ben wel uitgeluld. Anders hebben we zondag ook niets meer te zeggen.'
'Dat is ook zo. Dag vader.'
'Daag.'

zondag 15 april 2012

De gezelligheid

Het was tien voor half één 's nachts toen ik over de Keizersgracht liep en de keuze had linksaf te slaan, mee de kroeg in, of gewoon rechtdoor lopen tot aan het centraal station. Het twee-minuten festival was net pas afgelopen. Er hadden vijftig schrijvers voorgedragen en daarom moest het kletsen eigenlijk nog beginnen. Ze zeiden 'ga je mee?' en 'een taxi is toch ook nog een optie.' En dat was zo. Ik had zelfs uitgevonden dat er nachtbussen reden van het centrum naar het eiland waar ik woon. De halte was voor de Martinuskerk. Maar ik wist niet precies waar de Martinuskerk was. Het idee van een nachtbus stond me ook tegen. Er was een schrijver bij die niet dronk. 'Maar waarom ga je dan naar de kroeg?' vroeg ik.
'Voor de gezelligheid,' zei hij.
Het was allemaal voor de gezelligheid. Maar na al die gezelligheid, kwam voor mij onherroepelijk de ongezelligheid. Dat gaf de doorslag.
Omdat ik nogal traag was geweest met besluiten, moest ik me haasten. Op vrij hoge hakken ben ik vrij hard de stad door gerend, ik had echt baat bij m'n wekelijkse rondjes, en meteen toen ik tram 26 instapte, gingen de deuren achter mij dicht.

Hier nog een nieuw Torpedo filmpje van mij te zien.

vrijdag 13 april 2012

Reis naar de schoenwinkel

In de tram zat Deetje (bijna 2) tegenover me. Haar rode regenlaarzen kwamen nog niet voorbij de zitting, maar ze wilde niet op schoot zitten. Ze keek uit het raam. Soms benoemde ze zachtjes de dingen: 'auto, vrachtwagen, nóg een tram.'
Op het centraal station namen we de metro naar de Nieuwmarkt. Roltrap af, roltrap op. Daglicht weer in. We waren op weg naar de Nieuwe Hooghstraat om schoenen voor haar te kopen.
Omdat we nog een half uur moesten wachten voor de winkel open was, gingen we de Coffee Company in. We zaten op de krukken voor de etalageruit, ik met een espresso, zij met appelsap.
'Allemaal mensjes,' zei Deetje. 'Allemaal mensjes.'
In de winkel liet ze zich allerlei vreemd schoeisel aantrekken door een vreemde mevrouw. Haar rode regenlaarsjes stonden naast haar.
'Dit zijn mijn laarsjes,' fluisterde ze af en toe. 'Dit zijn mijn laarsjes.' En telkens als ik vroeg of ze de schoenen die ze aan kreeg mooi vond, schudde ze haar hoofd. 'Nee, dit zijn mijn laarsjes.' Op haar laarzen verliet ze de winkel uiteindelijk weer. Ik had de nieuwe schoenen in de tas. We waren nog maar net begonnen aan de terugreis toen ze zei: 'Nee, metro. Ikke niet metro. Ik tram!'
Voor de metroingang ging ze liggen en begon te huilen. Ik heb haar tot onder de grond gedragen. 'Op schoot zitten,' zei ze toen de metro begon te rijden.

donderdag 12 april 2012

2-minuten-festival

Kom aanstaande zaterdag allemaal naar het allereerste 2-minuten-Festival in de Rode Hoed
En ontmoet vijftig schrijvers! Er is ook muziek, er zijn interviews.
Het wordt leuk!

Er staat ook weer een 2-minuten-filmpje van mij op de Torpedosite.
Klik hier

Verslaving

Het principe van verslaving werkt zo:
Alsjeblieft, laten we blijven zitten, laten we toch nog één aflevering Borgen kijken, ik wil dat het nog even zo blijft. Even niets anders om aan te denken.
Ook al is het niet verstandig. Ook al is het al te laat. Ook al weten we nu al dat we morgen spijt hebben. Laten we alsjeblieft nog even net doen alsof er nu niets anders is. Het is precies goed zo.

dinsdag 10 april 2012

Bam

Een gele vrachtwagen met BAM erop (een gigantische zwarte letter) staat midden in een leeg veld. De laatste zonnestraal valt er recht op. De rest van de lucht is zwart bewolkt. Er komt regen aan. De donkerte is bezig in te vallen. Ik pik nog snel een rondje mee na het eten. Het is niet goed, dat weet ik wel. Maar veel eten zonder te bewegen is ook niet goed. En ik voel mijn lijf zachtjes meetrillen als ik ren. Mijn streven is rennen zonder dat er iets trilt.
Naast de BAM vrachtwagen staat een grijze man te springen als een konijn. Bam bam bam. Ik ben nog best een eind weg van de man. En ik weet niet zeker of het springen is, wat hij doet. Ik moet opschieten. Ik moet de duisternis voor blijven.

zaterdag 7 april 2012

Noodlot

Nog voor ik de Nesciobrug op was, liep ik alweer, luisterend naar de stem van Tom Lanoye en het belang van de Griekse tragedie, eenmaal van de trap af, begon ik wel wat te hollen, tot Lanoye was uitgepraat, maar dat was net voorbij het woonwagenkamp al - ik had de eerste helft van het programma een paar dagen geleden beluisterd - stilstaand zocht ik een nieuw geluid op m'n I-pod, het werd Anton Valens, en ik liep en ik rende en ik liep en ik rende, en ik kreeg koude oren, en toen ik de trap van de volgende brug op wandelde, had Anton Valens het net over angst om post open te maken en angst om te groeten, en ik dacht aan mijn eigen gesloten enveloppen van vroeger en nu ook nog wel, en mijn eigen problemen met het groeten, bovenop de brug passeerde ik een paar verwaaide en zo te zien verdwaalde toeristen, die ik niet groette natuurlijk, pas beneden begon ik weer vaart te maken, ik rende camping Zeeburg voorbij en toen wilde ik alwéér heel heel erg graag stoppen, ik dacht; je hebt geen doorzettingsvermogen, dit is je ware aard, als je nou niet doorrent, betekent het dat je je boek nooit afkrijgt en mee dat ik dit dacht stopte ik met alles, er was geen beweging meer in mij te krijgen, omdat ik absoluut maar dan ook absoluut niet van dit toontje gediend ben en ik weiger mee te doen met het noodlotdenken, voor je het weet zijn mijn kinderen weer gestorven als ik nu niet beter mijn best doe, ik ben geen Griekse tragedie, na een tijdje begon ik weer te rennen en dacht ik - tot ik thuis was - aan het verhaal Angst van Biesheuvel waar ik de ochtend mee begonnen was. Hoe geweldig dat was.

donderdag 5 april 2012

Godgeklaagd

Aan de balie van het nieuwe CREA gebouw beklaagde een mevrouw zich erover dat in alle toiletruimtes een bordje hing met: 'handoeken niet in het toilet gooien.'
'En dat voor een universiteit,' zei ze.
'Een Chinees-Surinaamse man maakt hier altijd de bordjes,' zei de baliemedewerker. 'Ik weet ook niet waarom hij die eigenlijk maakt.'
'Ben ik nou echt de eerste die het opmerkt?' vroeg de mevrouw zich af.
'Je wil niet weten hoe lui de mensen zijn,' zei de baliemedewerker. 'Niemand heeft zin om zo'n bordje te lezen.'
Ik zei: 'Ik vind het sowieso van den zotte dat er staat dat je handdoeken niet in de toiletpot mag gooien. Op een universiteit nog wel.'
'Het zijn papieren handdoeken,' zei de baliemedwerker.
'Ik heb wel een foto van de bordjes gemaakt hoor,' zei de mevrouw.
'Je wil ook niet weten hoe vaak de mensen aan mij vragen waar de wc is,' zei de baliemedewerker, 'terwijl het hier overal aangegeven wordt.' Hij wees om zich heen. Aan alle muren hingen bordjes met 'wc' erop en een pijl eronder.
Dat de mensen op de universiteit nog te lui waren om het woordje wc te lezen was godgeklaagd.

dinsdag 3 april 2012

Schoon

Het is 09.32 u. De kinderen naar de opvang gebracht in een eender jurkje. Alles in vrede. Thuisgekomen de koffiebonen gemalen, een dubbele espresso gezet. Die is nu bijna op. De dagelijkse weblogs zijn gelezen. Altijd fijn. Facebook is gecontroleerd. Niets nieuws. Er rest mij niets anders dan te beginnen. Vrij en ongedwongen. In het weekend heb ik Park van Willem Claassen gelezen en dacht daarover: zo kan het ook. Simpel en eerlijk proza. Hij kan zijn hele leven voort. Elke nieuwe fase een nieuw boek. Ik lees nu The turn of the Screw van Henry James en dat is tot nu toe heel erg spannend. Een spel met suggestie. In een recensie van het nieuwe boek van Sanneke van Hassel word ik nog genoemd en Esther Gerritsen en Maartje Wortel. Als schrijvers van chicklit voor denkers. Ik denk dat chicklit voor denkers het hoogst haalbare is als vrouw. De man zal wel gewoon literatuur schrijven. De ochtend begint schoon, de dag is nog lang, alles kan gebeuren. Er hoeft niet geleden te worden vandaag. De zon schijnt. De koffie is echt op. Het is 09.37 uur.

maandag 2 april 2012

Zondagsarm

Deetje viel, niet hard maar kennelijk ongelukkig. Een paar uur later zaten we bij de dokterspost aan de Wibautstraat. Het spreekuur liep anderhalf uur uit.
De dokter zei: 'Hebben papa en mama te hard aan je armpje getrokken?
'We hebben niet aan haar armpje getrokken.'
'Per ongeluk.' Ze lachte. 'We noemen het een zondagsarmpje. Die zien wij hier heel veel.'
'Dat is niet gebeurd.'
'Die armpjes zijn heel snel uit de kom hoor.'
'Dat zal wel, maar we hebben haar niet aangeraakt.'
De romper moest uit over de bewuste arm. De dokter bevoelde de arm. Ze deed er best lomp mee. Dat is vast nodig voor het onderzoek, hield ik mezelf voor. Ik bekeek het doktersgezicht van heel dichtbij. Ze had zwarte donshaartjes.
'De arm is niet uit de kom.' De dokter moest hard praten om boven Deetje uit te komen.
'Zei ik toch.'
Ze dacht aan een scheurtje in het polsgewricht of in de schouder, verwees ons door voor een foto en belde naar het ziekenhuis.

We zaten alweer een uur met een half ontbloot kind in een dekentje gedraaid, in de wachtkamer van de Spoedeisende hulp van het OLVG. Het was een opvallend vieze ruimte. De grond was bezaaid met snoeppapiertjes. De rook van mensen die voor de deur stonden te roken, kwam steeds naar binnen. Deetje zat heel stil op schoot. Als een baby'tje. We wachtten. Het liep al tegen de avond, toen ze de twee vrouwen tegenover ons plotseling aanwees. Met de arm. Een moment daarna klonk haar naam.
'Het hoeft niet meer,' zei ik toen we het glazen hokje inliepen. Het voorportaal voor de volgende wachtruimte.
'Waar was je toen het gebeurde?'
'Ik zat op de bank en...
'O ja, en toen pakte je haar bij het armpje, net iets te hard zeker, en toen sleurde je...'
'Nee,' zei ik, 'het is geen zondagsarmpje. Maar goed, we kunnen wel gaan. Ze heeft niks meer. Kijk maar. Ze is wonderbaarlijk genezen.'
'O, dan is het terug in de kom geschoten,' constateerde de verpleegster.
'We hebben er niet aan getrokken!'
'Dat gebeurt heel vaak hoor.' De verpleegster glimlachte.