zondag 8 januari 2017

Column Trouw, 7 januari

GRAPJE

We gaan echt uit elkaar, schijnbaar. De meisjes weten het op het moment dat ik dit schrijf nog niet. Maar als deze krant ter perse gaat, moet we het ze samen hebben verteld. Dat hun leven er na de vakantie écht anders uit gaat zien. Met een schema. Een vader daar. Een moeder hier. Met twee keer per week samen eten.
Tenzij alles anders loopt natuurlijk.  Tenzij hij dadelijk eindelijk ‘grapje’ zegt. ‘Grapje, dit was een test om te kijken of je echt van me hield.’  Tenzij het vlammetje bij man - binnen nu en een paar dagen - weer is opgeflakkerd. Het zoú toch kunnen? Als ik maar iets beter m’n best doe.
Dan kunnen we de meisjes zeggen dat het goed komt. Dan kan deze column als fictie beschouwd worden. En schrijf ik in het vervolg stukjes over hervonden liefde. Dat dat bestáát.
Maar nee, we gaan uit elkaar. Ik schrijf dit ook op zodat ik het zelf zwart op wit op papier zie staan. Ik kan nu eenmaal slecht overweg met de werkelijkheid. Dat is een karaktertrek. Ik maak er het liefst iets anders van.
Iemand vertelde me laatst dat maar 4% van jezelf ‘spontaan’ handelt en dat de overige 96% wordt geregeerd door patronen uit je onbewuste. Dus: we doen allemaal maar wat.
Zodra man binnenkomt, staat er in mij een schaduwfiguur op die leuk gevonden wil worden. Ze handelt en denkt volgens haar eigen vermoeiende patronen. Ook al vind ík dat geen slim idee.
Maar wat ik wilde zeggen: we hebben geen verwachting meer over een toekomst als geliefden. Dat is schijnbaar echt waar.
De mevrouw die ons bij dit proces helpt, de kinderbehartiger, heeft gezegd dat we tegen de meisjes in de ‘we’-vorm moeten spreken.
‘Papa en mama zijn niet meer verliefd op elkaar. We hebben besloten dat het beter is dat we uit elkaar gaan.’
Maar officieel zullen we nog niet scheiden.
“Scheiden is zo gepiept,” zei de mevrouw, “het lijkt mij het beste als jullie nu eerst eens een tijdje gewoon gaan zijn.”
“Een proefscheiding?” zei ik.
“Dan lijkt het erop dat het nog goed komt,” zei man.
“We weten niet hoe het loopt als we elkaar écht niet meer zien.”
“Ik wil geen verwachting.”
“Maar we wéten toch ook niet hoe het uiteindelijk loopt?”
“Nee, je weet nooit hoe het loopt.”
“Precies,” zei ik. “We gaan het meemaken.”




Geen opmerkingen: