maandag 6 februari 2017

Trouw column, 4 feb

Kleine dingen waar ik stiekem blij van word.

Dat we de komende drie weken minstens twaalf middelbare scholen moeten bezoeken met de elfjarige en daardoor verplicht zijn veel vaker samen te eten dan Het Schema voorschrijft.
Dat we ons sowieso slecht aan ons eigen schema blijken te houden.
Dat het eigenlijk beter met ons gaat als we elkaar door de week wél af en toe zien, dan als wij elkaar helemaal niet zien.
Bij thuiskomst de auto voor onze deur zien staan met een achterbak vol hout voor in de kachel.
Man die voor mij en hem een Indiase curry heeft gemaakt en voor de meisjes spaghetti bolognese. En dat hij als hij de curry serveert, zegt dat er eigenlijk nog verse koriander bij moet en gehakte cashewnoten. Het halve limoentje naast mijn bord, de andere helft knijpt hij fijn boven zijn bord.
“Heb je cashewnoten?” vraagt hij.
Dat ‘je’ verpest de boel heel even.
Er, vlak voor ik naar de les vertrek, toevallig achter komen dat er weer een achterlampje op mijn fiets zit.
Zijn veel te grote skihandschoenen aan hebben.
Dit appje ontvangen: ‘Hoe ging je les?’
Bij thuiskomst op het raam tikken, in plaats van in mijn tas naar de huissleutel zoeken.
Zijn oude legerdumphandtas gebruiken.
Zijn lippen die per ongeluk vijf tellen op de mijne blijven hangen, in plaats van de ene tel die normaal voor een afscheidszoen staat.
Dat we 2017 - ondanks alles – gewoon met z’n vieren onder één dak zijn begonnen, en dat ik voor het eerst in maanden zijn stem weer hoorde in de morgen. Al kwam die uit de logeerkamer.
Zijn stem en de lach van de zesjarige.
Op de eerste dag van het nieuwe jaar met het gezin de uitpuilende afvalcontainers van La Place in Hilversum doorzoeken. Met witte wegwerphandschoenen aan.
We waren alweer bijna in Amsterdam toen de elfjarige erachter kwam dat haar beugel niet in haar mond zat.
Ik had geen beter beeld kunnen bedenken dan dat van het uiteengevallen gezin, op 1 januari, gehurkt op het grauwe achterplaatsje van een restaurantketen, graaiend in vele reuzenvuilniszakken.
Het gezamenlijke doel dat ons bond.
De triomfantelijke kop van man toen hij tenslotte het beugeltje uit een met ketchup doordrenkt servetje viste en omhooghield.
Zijn uitroep: “Zie je wel! Ik vind altijd álles terug!”
Tot nu toe is man inderdaad altijd degene geweest die terugvond wat verloren was geraakt, niet ik.




Geen opmerkingen: