woensdag 31 juli 2013

Liefde


We landden zacht dit jaar. Het terugkeren verliep pijnlozer dan ooit tevoren. Er was ook haast geen temperatuurovergang. Het buitenleven kon thuis worden voortgezet. Het was zelfs leuk alle buren weer te zien, misschien hadden we het keuvelen op de stoep wel gemist? Ook de logistiek binnenshuis ging gesmeerd. Op dezelfde dag dat we uit het vliegtuig stapten,  hadden we al vier wassen gedraaid,  waren de koffers teruggezet op de plaats waar ze hoorden en de boodschappen gedaan; pindakaas, drop, vegetarische kruidenworst en dorade voor op de barbecue.
 ’s Avonds gingen we met vijf burenstellen en hun kroost op de stoep barbecueën om het leven te vieren, dat we weer thuis waren, of ter afscheid van de familie die morgen zou vertrekken. We beschilderden hun caravan ‘make love not war.’ De kinderen verfden regenbogen en rode harten terwijl de volwassenen proostten. Als het zo doorging, zou dit weleens uit kunnen lopen op zo’n klef IJburgs lovefeest waar iedereen het altijd over heeft, maar waarvan niemand weet waar of het is.
Tegen half negen zwaait er ergens een deur open. De bewoners komen, met een bel wijn in hun hand, bij ons staan.
‘Ga lekker zitten. Er is nog genoeg.’ In eerste instantie vermoeden we niets. Hun dochter is de caravan aan het beschilderen met de andere kinderen. Deze mensen zijn meestal weg voor hun werk en doen niet aan stoepgekeuvel. Het zijn vooral hun steeds wisselende au-pairs waar we mee te maken hebben. Maar nu zijn ze er dan.
‘Jullie zijn slechte ouders,’ zegt de vrouw. ‘Dat wil ik even zeggen.’
Het wordt in een keer muisstil.
‘Twee jaar lang sluiten jullie met z’n allen onze dochter buiten. Hoe laag is het om een kind stelselmatig te negeren. Als volwassenen! En nu mag ze wel meedoen. Nu kan het ineens wèl, hè? Dit doen jullie alleen maar om goede sier te maken voor de rest van de buurt. Jullie zijn slechte ouders.’
Hierna begint ze de buurvrouw die ze het langst kent en plein public te beledigen. Niemand doet iets. Ik bekijk de tierende, lange vrouw met naast haar de gekromde, tengere echtgenoot. Zijn grote spiegelbril boven strakke kaken. Haar lijkbleke, maskerachtige gelaat. Wat is er ineens in die twee gevaren?
‘Ja, kijk maar niet zo verbaasd.’ Ze richt zich tot mij. ‘Jij weet goed waar ik het over heb. Héél goed. Jij doet het ook. Jij.’
De buurman fluistert dat ik kalm moet blijven. Dat het geen enkele zin heeft.
‘Ik weet van mezelf dat ik een goede moeder ben,’ hoor ik haar zeggen. ‘Een héél goede moeder.’
Het is mooi dat zij daar zo zeker van is. Ik zou het over mezelf niet durven beweren. Misschien is dat wel laf. Maar hun dochter is een  leuk, sprankelend kind. Daar is niets mis mee, nog niet. Juist door er zo min mogelijk voor haar te zijn, bewijst de vrouw haar meisje waarschijnlijk de allergrootste dienst. Dat inzien, is inderdaad goed moederschap. Dat is pure liefde. De goede moeder trekt haar dochter bij ons vandaan en sleurt haar - en haar spiegelman - mee terug hun huis in. De deur slaat dicht. Onze landing is alsnog hard.

Hier alvast de column voor de Brugkrant van augustus! 

dinsdag 30 juli 2013

Roze Princess

Ver na middernacht, het was na tweeën, liep de licht gekromde, tengere man op All Stars door de straat, - zwarte jeans, oversized t-shirt, sigaret tussen opmerkelijk gespannen kaken - met onder zijn arm een roze kinderfietsje. In het licht van de lantaarnpaal zag je dat er Princess op het frame geschreven stond. De spaken waren verroest maar wel versierd met gekleurde kraaltjes. De hoge zijwieltjes als vliegtuigvleugels. Het ijzeren mandje hing scheef aan de bagagedrager in plaats van aan het stuur en hinderde hem steeds bij het lopen. Maar hij liep verder.

In de deuropening rookte hij de laatste peuk voor het slapengaan toen het fietsje daar ineens gestaan had. Pontificaal voor zijn deur. Midden op zijn stukje stoep. Recht voor zijn neus. Hij zag dat driejarige buurmeisje er weer op voorbij sjezen. Hij hoorde haar lachen. Zingen. Terwijl zijn eigen achtjarige meisje binnen zat met het geluid van de televisie voluit om het kletsen van de kinderen niet te hoeven horen.
Zijn kaken verstrakten. Hij stak een nieuwe sigaret op, keek een paar keer om zich heen, pakte toen heel snel het fietsje en verdween ermee in het donker.

Op de steiger aan het einde van de straat hield hij halt, keek schichtig rond, en smeet de roze Princess het water in. Daarna dat rotmandje dat ernaast gevallen was. De plons was goed te horen. Maar vrijwel iedereen sliep toch.



maandag 29 juli 2013

Noe-Noe en Ronnie B.

Veel gebeurtenissen later, waarvan de bosbrand en de evacuatie van een camping in Portugal wat mij betreft het meeste indruk maakte, - niet per se leuk, maar de parallel met het boek dat ik net afgerond had, is op z'n minst vreemd te noemen, ik ben dol op parallellen en toevalligheden (als ze er niet zijn maak ik ze) - zijn we weer thuis. Waar ik de drukproef op de mat vond. Waar het leven weer begint. Voor het eerst sinds jaren, vind ik het terugkomen niet per se erg. Ook wonderlijk is dat.
Maar nu het belangrijkste: De komst van Noe-Noe en Ronnie B (voluit: Ronnie Blacky) gisteravond.  Onze twee nieuwe huisgenoten van twaalf weken oud. Het zijn stoere plattelandskinderen en nu dan, na een autotocht van anderhalf uur, in de stad terechtgekomen. Het eerste wat ze deden was hun kopjes tegen de achterdeur drukken, de vier houten schuttingen van ons tuintje bekijken. Die konden ze gemakkelijk hebben.Vannacht trof ik ze dicht tegen elkaar aan slapend op de gang voor onze slaapkamerdeur. Toen heb ik beneden de twee nieuwe mandjes gehaald. Noe-Noe en Ronnie B. trippelden geruisloos achter mij aan. Trap af en even later trap weer op. Ik zette de mandjes op de door hun gekozen plek neer en zei: 'Ga maar lekker slapen Noe-Noe en Ronnie. Het is goed.' Of ze dat gedaan hebben, weet ik niet. Af en toe schrok ik wakker van een pianotoets die aangeslagen werd. Ook hoorde ik een keer een ontzettend gekrab beneden. Ik hoopte maar dat dat niet het bankstel was. En dat bleek het ook niet te zijn.




donderdag 4 juli 2013

Vakantie

Op 17 oktober a.s. verschijnt De weg naar zee van Elke Geurts. Zo staat het in de catalogus van de uitgever. Zo ziet het boek eruit. En nu begint de vakantiestop. Tot daarna, graag!




Op een hete zomerdag sleept Tessa haar zevenjarige dochter in een bolderkar door een zwartgeblakerd duingebied. Een verzengende tocht, waarin ze de zeven jaren met Summer overdenkt. Het meisje is niet haar gedroomde evenbeeld geworden, maar dat heeft Tessa er nooit van weerhouden alles op alles te zetten om het beste uit haar kind te halen; een goede versie van zichzelf.  Hoe langer ze door het mulle zand loopt, hoe sterker haar het gevoel van mislukking overvalt. 

woensdag 3 juli 2013

Ernst

'Hans straalt een ernst uit die ik lang niet ben tegengekomen: we zijn eraan gewend geraakt te veinzen dat wij zelf ook weten hoe belachelijk we zijn.' Dat schrijft Arnon Grunberg vandaag in zijn column in NRC waarin hij verslag doet van zijn vrijwillige verblijf in een psychiatrisch ziekenhuis.
En dat vind ik een goeie observatie.
Ik denk dat ik ook ernstiger ga worden.

maandag 1 juli 2013

Softijs

In Den Haag ging ik voorlezen. Eerst van het reservaat IJburg af. En daarna ook nog uit het reservaat dat Amsterdam heet. Eenmaal in de trein neem ik me altijd voor om dat meer te doen. Het is goed om te reizen. Andere dingen te zien. Wandelend door Den Haag zag ik alleen de blauwe lijn op het scherm van mijn telefoon. Ik was het blauwe bolletje. Computergestuurd liep ik naar het Nutshuis.
In de tuin waren een man of zeventig, de zon scheen, ze hadden net ontbeten, de sfeer was goed. Het zag er heel gezellig uit. Ik zou zo dadelijk uit mijn boek voorlezen. De allereerste test op het publiek. Het werd stil toen ik aan het woord was, doodstil. De spanning was op een gegeven moment om te snijden. Dat was goed, maar ook werd ik er ongemakkelijk van. Ik was blij dat er na mij nog mooie, zwoele muziek gespeeld werd door café Luna.
'Je had ze wel te pakken,' zei de organisatrice na afloop, 'het is scherp geschreven.'
'Scherp ja.'
Daarna ging ik snel weg. Met mijn jas om mijn arm slenterde ik door Den Haag. Ergens nam ik een softijsje.