vrijdag 6 juli 2012

Opheldering

Ik ging een oogmeting laten doen. Het was de wazigheid die de doorslag gaf.
De wereld begon nu wel erg vaag te worden, letters verloren hun brille, waren van een afstandje niet meer van elkaar te onderscheiden.
Ik nam de bril mee die ik op heb als ik achter de computer zit. Geboren werd ik met politieogen. In die herinnering houd ik mezelf. Ik wist nog wel dat de opticien een jaar of twee geleden zei dat ik het ding altijd op moest, maar dat leek me sterk overdreven voor iemand met zulke goeie ogen. Dat was ook overdreven, ik zag de afgelopen jaren echt prima.
Ik had natuurlijk buiten de ouderdom gerekend. Mijn ogen stelden zichzelf steeds bij maar konden het slechte zicht nu niet meer zelf corrigeren. Ook de oogspieren waren aan het verslappen.
'Het enige wat u moet doen mevrouw, is uw bril opzetten.'
'O.'
'En 'm ook schoonhouden. Want de glazen waren wel èrg smerig.'
'O bedankt.'
'Het steeds maar bijstellen van uw zicht, heeft u veel energie gekost, mevrouw. Dat is zonde. Het geeft veel drukte in uw koppie zonder dat uw daar erg in heeft. Heeft u drukte in uw koppie?'
'Best wel,' fluisterde ik.
De laatste woorden van de opticien, een buitengewoon knappe jongeman, nog mijlenver weg van woorden als verval en bederf, waren: 'Alles wordt alleen maar slechter en niemand ontkomt eraan.'

1 opmerking:

sok zei

zo schoon. en ik maar denken dat het niet meer goed kwam met de jeugd van tegenwoordig. Zo ben ik oud en wijs natuurlijk helemaal kansloos.