Na het lesgeven, zocht ik mijn fiets in de fietsenrekken van de Uva. Het motterde en ik rilde van de kou. Ik dacht aan de schoonmaakster van het universiteitsgebouw die ik bij binnenkomst had zien creperen van de pijn en aan de receptionist die daarnet een thermopanty voor haar aan het uitzoeken was op de Hema-website. De schoonmaakster had reuma, zei hij en kon in dit jaargetijde haast niet bewegen. Maar stoppen met werken was voor haar geen optie. Een ski-broek of een thermopanty zou helpen, meende hij.
'Weet je welke maat ze heeft?' vroeg ik.
Dat was geen probleem. De thermopanty was elastisch dus iedereen paste er in. Ook zij. Al was hij een opmerking tegengekomen van een klant die er uit was gescheurd.
Nu zocht ik al minstens een kwartier mijn fiets en ik probeerde twee uur terug te gaan in de tijd, - hoe was ik hier gekomen?, waar reed ik en waar stapte ik vervolgens af? - maar het bleef volkomen blanco. Ik vond geen enkel aanknopingspunt.
Daarna ging ik alle plekken na waar ik de fiets neergezet zou kunnen hebben, als ik mij was. Pas toen ik de moed opgaf en wilde gaan lopen, zag ik 'm staan.
donderdag 27 november 2014
maandag 24 november 2014
Remmen
Met de vierjarige aan mijn zijde fietste ik door het duister. Ze ging op een roze fietsje de brug op en weer af. 'Niet te hard, hè?' zei ik nog. En: 'Remmen.'
De negenjarige fietste voor me, ik zag haar knalrode achterlicht. Zij weigerde in die 'slakkengang' met ons mee te gaan. Links van ons auto's op weg naar de A10. Anonieme snelle wagens. Ik wachtte op de klap. Dat is niets nieuws.
De benen van het fietsertje naast me gingen snel heen en weer. Die handjes om het stuur. Af en toe slingerde ze even, maar ze corrigeerde zichzelf steeds. Een opgevoerde scooter haalde ons in. Alles ging goed.
Ik legde de vierjarige uit dat ze de volgende keer niet zomaar mocht vertrekken in de winkel, dat ze even moest zéggen als ze op de speelgoedbrommer bij de ingang ging zitten. Jeetje en ik hadden overal gezocht en...
'Waar is Jeetje nu dan?' vroeg ze alleen maar.
Het rode lichtje voor ons was verdwenen. In de verte het kruispunt. De stoplichten - dat zijn geen stoplichten dat zijn verkéérslichten hoor ik mijn opa zaliger als ik dit woord denk of opschrijf altijd zeggen - sprongen op groen. Een zee van lichten. Ik wachtte op de klap.
De negenjarige fietste voor me, ik zag haar knalrode achterlicht. Zij weigerde in die 'slakkengang' met ons mee te gaan. Links van ons auto's op weg naar de A10. Anonieme snelle wagens. Ik wachtte op de klap. Dat is niets nieuws.
De benen van het fietsertje naast me gingen snel heen en weer. Die handjes om het stuur. Af en toe slingerde ze even, maar ze corrigeerde zichzelf steeds. Een opgevoerde scooter haalde ons in. Alles ging goed.
Ik legde de vierjarige uit dat ze de volgende keer niet zomaar mocht vertrekken in de winkel, dat ze even moest zéggen als ze op de speelgoedbrommer bij de ingang ging zitten. Jeetje en ik hadden overal gezocht en...
'Waar is Jeetje nu dan?' vroeg ze alleen maar.
Het rode lichtje voor ons was verdwenen. In de verte het kruispunt. De stoplichten - dat zijn geen stoplichten dat zijn verkéérslichten hoor ik mijn opa zaliger als ik dit woord denk of opschrijf altijd zeggen - sprongen op groen. Een zee van lichten. Ik wachtte op de klap.
vrijdag 21 november 2014
Verzonnen wereld
In een column van Frits Abrahams lees ik over Fictiefrictie. Ofwel: romanmoeheid. Een term van Maarten 't Hart die zelf geen fictie meer leest omdat hij moeite heeft met de verzonnen wereld van de fictie. Het is een kwaal die veel oudere lezers zou bezoeken. Dat heb ik, dacht ik. Ik heb de laatste tijd last van fictiefrictie. En dan vooral met het schrijven ervan. De verzonnen wereld opschrijven. Je kunt wel van alles verzinnen, denk ik steeds maar. Het kan zus of zo of zo.
Met het lezen van fictie heb ik het niet. Ik las laatst Birk van Jaap Robben. Die wereld is nogal verzonnen. Gestileerd zou ik het eerder noemen. Verzonnen vind ik niet goed klinken. Drie mensen op één eiland. Je wil weten wat hen bezielt. Ik kon niet stoppen met lezen. Dat was best lang geleden. Er liggen nogal wat stapels half gelezen boeken op mijn bureau. De stijl is toch het belangrijkst denk ik, maar ik dwaal af.
Het gaat héél slecht met de literatuur, schijnt er vandaag in de krant te staan. Ik heb alleen de kop nog voorbij zien komen op Facebook. Nederland ont-leest het snelst van heel West-Europa!
'Kun jij geen autobiografie van een voetballer schrijven?' oppert mijn vader.
Met het lezen van fictie heb ik het niet. Ik las laatst Birk van Jaap Robben. Die wereld is nogal verzonnen. Gestileerd zou ik het eerder noemen. Verzonnen vind ik niet goed klinken. Drie mensen op één eiland. Je wil weten wat hen bezielt. Ik kon niet stoppen met lezen. Dat was best lang geleden. Er liggen nogal wat stapels half gelezen boeken op mijn bureau. De stijl is toch het belangrijkst denk ik, maar ik dwaal af.
Het gaat héél slecht met de literatuur, schijnt er vandaag in de krant te staan. Ik heb alleen de kop nog voorbij zien komen op Facebook. Nederland ont-leest het snelst van heel West-Europa!
'Kun jij geen autobiografie van een voetballer schrijven?' oppert mijn vader.
donderdag 20 november 2014
TV
Vandaag zag ik Jeetje (9) bij Man Bijt Hond. Dat deed ze goed. Het was de Internationale dag van de rechten van het kind. Ze filmden haar in haar kamer. Ze filmden haar op haar rekstok. Ze filmden haar ondersteboven. Het programma werd aan- en afgekondigd door Jeetje.
Het was jammer dat we geen tv hadden en het op het kleine schermpje van de Ipad moesten kijken. Maar we mochten van geluk spreken dat de Ipad het wel deed.
Er stonden twee computers aan maar NPO liep steeds vast. Sinds we een nieuwe wifi zender hebben, lopen tv uitzendingen vast. Er is natuurlijk uitzending gemist, maar je wil je kind als het op tv komt toch live volgen. Dus lagen we met z'n vieren op het tapijt voor de Ipad, de kachel brandde, en bekeken Jeetje.
Het was jammer dat we geen tv hadden en het op het kleine schermpje van de Ipad moesten kijken. Maar we mochten van geluk spreken dat de Ipad het wel deed.
Er stonden twee computers aan maar NPO liep steeds vast. Sinds we een nieuwe wifi zender hebben, lopen tv uitzendingen vast. Er is natuurlijk uitzending gemist, maar je wil je kind als het op tv komt toch live volgen. Dus lagen we met z'n vieren op het tapijt voor de Ipad, de kachel brandde, en bekeken Jeetje.
woensdag 19 november 2014
Piet precies
Tijdens de woensdagmiddaglunch, een gebakken ei op geroosterd brood, kreeg Deetje post van Sinterklaas. Het was een prachtige pietenpop met blauw haar. In het tasje van de piet zaten twee pepernoten en een briefje voor Deetje met als afzender: Piet.
'Ja, wèlke Piet?' vroeg ze zakelijk. 'Pietje Paniek of de Hoofdpiet of...?'
Er stond alleen Piet. Het konden alle pieten zijn.
'O,' zei ze. Ze liet de pop op de rand van de tafel liggen, at haar boterham helemaal op en begon toen een beschuitje heel secuur met boter te besmeren. Een berg hagelslag erop, die ze ook eerst weer gelijkmatig over het beschuitje verdeelde, overal exact evenveel, voordat ze eindelijk een hapje nam.
'Vind je de piet niet leuk?' vroeg ik.
'Jawel,' zei ze, 'maar hij heeft blauw haar. Ik denk niet dat die echt is.' Ze sprak haar vermoeden uit dat een pietenpop met zúlk haar niet afkomstig kon zijn van de echte Hoofdpiet, maar dat hij hoogstwaarschijnlijk van één van die neppieten kwam, opgeleid door opa Piet.
'Wat zielig,' zei ik, 'denk je dat alleen maar omdat die blauw haar heeft?'
'Ik denk dat deze Piet van oma Piet komt,' zei haar grote zus. 'Oma Piet máákt de poppen natuurlijk.'
Pietje Precies at zwijgend van haar beschuitje hagelslag. Met twee rimpels in haar voorhoofd. Ze nam kleine hapjes rondom. Tot de cirkel rond was. Steeds opnieuw herhaalde zich dat procedé.
'Ja, wèlke Piet?' vroeg ze zakelijk. 'Pietje Paniek of de Hoofdpiet of...?'
Er stond alleen Piet. Het konden alle pieten zijn.
'O,' zei ze. Ze liet de pop op de rand van de tafel liggen, at haar boterham helemaal op en begon toen een beschuitje heel secuur met boter te besmeren. Een berg hagelslag erop, die ze ook eerst weer gelijkmatig over het beschuitje verdeelde, overal exact evenveel, voordat ze eindelijk een hapje nam.
'Vind je de piet niet leuk?' vroeg ik.
'Jawel,' zei ze, 'maar hij heeft blauw haar. Ik denk niet dat die echt is.' Ze sprak haar vermoeden uit dat een pietenpop met zúlk haar niet afkomstig kon zijn van de echte Hoofdpiet, maar dat hij hoogstwaarschijnlijk van één van die neppieten kwam, opgeleid door opa Piet.
'Wat zielig,' zei ik, 'denk je dat alleen maar omdat die blauw haar heeft?'
'Ik denk dat deze Piet van oma Piet komt,' zei haar grote zus. 'Oma Piet máákt de poppen natuurlijk.'
Pietje Precies at zwijgend van haar beschuitje hagelslag. Met twee rimpels in haar voorhoofd. Ze nam kleine hapjes rondom. Tot de cirkel rond was. Steeds opnieuw herhaalde zich dat procedé.
maandag 17 november 2014
Advies
Soms hoor je jezelf advies geven. Je zegt mooie dingen als: 'Je moet zeggen wat je zèlf vindt Jeetje. En niet over je heen laten lopen.'
'Ja, maar ik ben een lief meisje,' zegt Jeetje. 'Ik vind dat wel goed.'
'Ja?'
'Nee.'
'Nee, precies. Jij vindt dat niet goed, maar je zegt er niets van. Dat is wat anders. En je bent helemáál niet lief.'
Ook adviseer ik soms cursisten: 'Je innerlijke criticus zit je teveel dwars, cursist. Laat je niet belemmeren. Het blokkeert je schrijven. Het heeft geen zin ernaar te luisteren.'
Gisteren was ik bij de voorstelling van F. Starik 'Moeder Doen.' En daar hoorde ik de prachtige zin: 'Ik wil niet sterk zijn. Ik wil afwezig zijn.'
Maar dat was vast geen advies.
zaterdag 15 november 2014
Kleur
Deetje en haar vriendje kijken samen de intocht van de Sint in Gouda.
Ze blijft zich zorgen maken over de verdwijning van de echte pieten en is zichtbaar opgelucht als die uiteindelijk toch nog opduiken.
'Weet je dat er ook échte blauwe pieten zijn?' zegt het vriendje dan. 'En paarse, en groene, en rode?'
'Ja, dat weet ik,' zegt Deetje, 'en gele en roze.'
'Hoe weet jij dat eigenlijk?' vraag ik het vriendje. 'Ik zie ze niet. Jij wel?"
We turen naar het scherm. Waar we hier en daar een geel gevlekte piet zien. Maar meer ook niet.
'Ja, ze zijn er nou toevallig even niet,' zegt het vriendje, 'maar ze bestaan wel.'
'Ja, ze bestaan wel,' zegt Deetje.
En ze kijken weer door.
Zo makkelijk is het, dacht ik. Die hele verhaallijn is omslachtig. Ze bestaan gewoon.
Ze blijft zich zorgen maken over de verdwijning van de echte pieten en is zichtbaar opgelucht als die uiteindelijk toch nog opduiken.
'Weet je dat er ook échte blauwe pieten zijn?' zegt het vriendje dan. 'En paarse, en groene, en rode?'
'Ja, dat weet ik,' zegt Deetje, 'en gele en roze.'
'Hoe weet jij dat eigenlijk?' vraag ik het vriendje. 'Ik zie ze niet. Jij wel?"
We turen naar het scherm. Waar we hier en daar een geel gevlekte piet zien. Maar meer ook niet.
'Ja, ze zijn er nou toevallig even niet,' zegt het vriendje, 'maar ze bestaan wel.'
'Ja, ze bestaan wel,' zegt Deetje.
En ze kijken weer door.
Zo makkelijk is het, dacht ik. Die hele verhaallijn is omslachtig. Ze bestaan gewoon.
vrijdag 14 november 2014
Pieten zijn pieten
'Ik hoop wel dat de pieten terugkomen,' zegt Deetje na het sinterklaasjournaal. 'Nu moet Sinterklaas alles alleen doen met de hulppiet.'
'Er komen toch nieuwe pieten. Opa piet is ze aan het leren hoe ze piet moeten worden.'
'Ja, maar dat zijn geen pieten. Dat zijn gewoon ménsen.'
'Zijn pieten dan geen mensen?'
'Nee, pieten zijn pieten.'
'Er komen toch nieuwe pieten. Opa piet is ze aan het leren hoe ze piet moeten worden.'
'Ja, maar dat zijn geen pieten. Dat zijn gewoon ménsen.'
'Zijn pieten dan geen mensen?'
'Nee, pieten zijn pieten.'
woensdag 12 november 2014
Journaal
Op het Finse journaal komt een item waarin Jeetje en man worden geïnterviewd. Eerst is man aan het woord en dan zie ik hoe Jeetje (9) in de microfoon praat en vertelt wat ze van het theaterproject vond waaraan ze daarnet samen hebben meegedaan. Ze vertelt het vlot en zelfverzekerd en haar lach is breed. Ze wordt Fins ondertiteld. Daarna zien we hoe Jeetje en man samen in de donkerte van Helsinki verdwijnen.
Ik kijk er een paar keer naar. Steeds opnieuw zie ik die twee samen het beeld uitlopen.
Zijzelf vindt het niet zo bijzonder.
'Het is gewoon een filmpje,' zegt ze. 'Wat is daar nou aan?'
'Het is wel het journáál,' zeg ik. 'Wie komt er nou op het Finse journaal?'
dinsdag 11 november 2014
Sint Maarten
Er staat een jongen voor mijn deur die, al met de baard in zijn keel, een Sint Maarten lied voor me zingt.
Als hij een trekdrop pakt, zegt hij: 'Dank u wel mevrouw.' Met zijn zware stem. Zwoel haast. Ik twijfel hevig tussen bariton en bas.
Dan loopt hij door naar het volgende huis. Met zijn grote plastic tas boordenvol vol snoep. Nu nog hoor ik zijn zangstem door mijn straat vibreren.
Als hij een trekdrop pakt, zegt hij: 'Dank u wel mevrouw.' Met zijn zware stem. Zwoel haast. Ik twijfel hevig tussen bariton en bas.
Dan loopt hij door naar het volgende huis. Met zijn grote plastic tas boordenvol vol snoep. Nu nog hoor ik zijn zangstem door mijn straat vibreren.
Een afspraak met Anja
Fabio woont in een huis met zeven mensen en fungeert als huistolk. Hij geeft mij een brief om te verifiëren of hij echt goed begrepen heeft wat er staat. Het gaat over het betalen van schoolgeld van een basisschool in Oud-Zuid. Er staat dat een kopie van het belastbare jaarinkomen getoond moet worden, het mag niet boven een bepaald bedrag uitkomen, wil de familie in aanmerking komen voor subsidie.
'Maar hoe moet dat?' zegt Fabio. 'Als je illegaal bent. Een belastbaar inkomen?'
'Dat kan niet.'
'Het kind bestaat niet,' zegt hij, 'maar het zit wel op school, Elkie. Weet jij hoe dat kan?'
'Alle kinderen moeten bij ons naar school,' zeg ik, 'ook de kinderen die niet bestaan. Hoe oud is hij?'
'Zeven,' zegt Fabio. 'Hij is hier nog maar een paar maanden. Elke avond oefen ik Nederlands met hem.'
Onderaan de brief staat dat je contact op kan nemen met Anja als je vragen hebt of iets niet begrijpt. Je kunt op elk moment van de dag bij Anja langslopen.'
'Anja kan het niet schelen wie er illegaal' zeg ik. 'Anja is er altijd en voor iedereen.'
maandag 10 november 2014
Kinderachtig
Het is zondag. Jeetje (9) en haar vader zijn naar Helsinki gevlogen en ik fiets met Deetje (4) naar de stad. We hebben 's middags een afspraak bij de kinderkapper. Eenmaal in de Pijp aangekomen, vindt ze de goede oude speeltuin in het Sarphatiepark te kinderachtig. Samen zitten we op de rand van de zandbak, - zij hangt als een reuzenbaby op mijn schoot - en kijken naar het grut. Er spelen drie Aziatische jongetjes in dezelfde rood-blauw gestreepte shirts en dezelfde beige broekjes. In de bosjes rondom de speeltuin loopt een man in een blauwe jas heen en weer.
'Ik wil naar Amerika!' zegt Deetje. 'Wanneer gaan we eens een keer naar Amerika?'
'Jij en ik?
'En papa en Jeetje. Met z'n vieren.'
'Zullen we maar gaan hier?'
Deetje springt meteen op en rent naar de uitgang. Ze verzekert zich ervan dat het hek goed dichtzit, opdat de kinderen niet kunnen ontsnappen. De blauwe jas sluipt nu als een krijger door het struikgewas. Zou hij weten dat het gebladerte dun geworden is en dat wij hem allemaal zien? Deetje geeft aan graag naar een café te willen.
'Eerst naar de kapper.'
De kinderkapper is oké. Ze krijgt snoep. Er is een stoel die een tank voorstelt, een gele brommer en rode brandweerauto. Even later zit ze in de brandweerauto en wordt haar lange haar gekortwiekt.
'Zie je wel. Het was toch best leuk, die kapper?' zeg ik als we in café Krull plaatsnemen.
'Ja,' zegt ze.
'Je zat in die mooie rode brandweerauto.'
'Nou, ik wou liever in een gewone stoel.'
'Die was er niet.'
'Nee, die was er niet.' Ze zucht.
'Ik wil naar Amerika!' zegt Deetje. 'Wanneer gaan we eens een keer naar Amerika?'
'Jij en ik?
'En papa en Jeetje. Met z'n vieren.'
'Zullen we maar gaan hier?'
Deetje springt meteen op en rent naar de uitgang. Ze verzekert zich ervan dat het hek goed dichtzit, opdat de kinderen niet kunnen ontsnappen. De blauwe jas sluipt nu als een krijger door het struikgewas. Zou hij weten dat het gebladerte dun geworden is en dat wij hem allemaal zien? Deetje geeft aan graag naar een café te willen.
'Eerst naar de kapper.'
De kinderkapper is oké. Ze krijgt snoep. Er is een stoel die een tank voorstelt, een gele brommer en rode brandweerauto. Even later zit ze in de brandweerauto en wordt haar lange haar gekortwiekt.
'Zie je wel. Het was toch best leuk, die kapper?' zeg ik als we in café Krull plaatsnemen.
'Ja,' zegt ze.
'Je zat in die mooie rode brandweerauto.'
'Nou, ik wou liever in een gewone stoel.'
'Die was er niet.'
'Nee, die was er niet.' Ze zucht.
vrijdag 7 november 2014
Werkelijkheid
In de trein van Nijmegen naar Amsterdam zit ik in een volle stiltecoupé en blader in Mindmap, een manifestatie over kunst en psychiatrie.
Aan het gangpad leest een mevrouw de Metro. Ik hoor haar steeds vanachter haar krant boze gesprekken fluisteren. Op een ferme toon. Maar als ik dan nog eens naar haar kijk, lijkt het gewoon een mevrouw in de stiltecoupé die de Metro aan het lezen is. Gisteren, tijdens mijn lezing in Venray, meende ik in het publiek steeds iemand te ontwaren die zijn vinger opstak. Vanuit mijn ooghoek.
Maar telkens als ik dan die kant opkeek, bleek de vinger verdwenen. 'Ik zie de hele tijd een vinger in de lucht,' had ik nog gezegd. 'Maar het is hier natuurlijk geen klas.'
We hebben kunst om niet dood te gaan aan de waarheid staat op de achterflap van het boek dat ik na de lezing cadeau gekregen had. Een quote van Nietzsche.
Aan het gangpad leest een mevrouw de Metro. Ik hoor haar steeds vanachter haar krant boze gesprekken fluisteren. Op een ferme toon. Maar als ik dan nog eens naar haar kijk, lijkt het gewoon een mevrouw in de stiltecoupé die de Metro aan het lezen is. Gisteren, tijdens mijn lezing in Venray, meende ik in het publiek steeds iemand te ontwaren die zijn vinger opstak. Vanuit mijn ooghoek.
Maar telkens als ik dan die kant opkeek, bleek de vinger verdwenen. 'Ik zie de hele tijd een vinger in de lucht,' had ik nog gezegd. 'Maar het is hier natuurlijk geen klas.'
We hebben kunst om niet dood te gaan aan de waarheid staat op de achterflap van het boek dat ik na de lezing cadeau gekregen had. Een quote van Nietzsche.
dinsdag 4 november 2014
A en B
Fabio, de schoonmaker, kent de stad op z'n duimpje. Hij heeft in alle buurten gewoond. En ook op alle plekken, blijkt vandaag.
'In een kelderbox in Buitenveldert?' vraag ik.
'In een kelderbox in Buitenveldert?' vraag ik.
'Ja, waar ze fietsen bewaren, weet je wel?' zegt hij. 'Daar woonde ik.'
'Jee.'
'Ja, 's morgens bracht ik de kinderen van de mensen naar school, dan werkte ik bij de meneer van het huis in de bouw tot 14.00, en daarna haalde ik de kinderen op en bracht ze naar ballet, pianoles of zwemmen. 's Avonds sliep ik in de kelderbox.'
'Een soort au-pair.'
'Ze hadden wel een extra kamer maar die wilden ze liever gebruiken als studeerkamer. Snap je wel?'
'Ze hadden wel een extra kamer maar die wilden ze liever gebruiken als studeerkamer. Snap je wel?'
Ik knik.
'Dan kwam ik 's morgens andere mensen tegen en dan vroegen ze: wat doe jij zo vroeg hier?' zegt Fabio. 'Het was onhandig. Er was daar geen water of niks. Snap je wel?'
'Dan kwam ik 's morgens andere mensen tegen en dan vroegen ze: wat doe jij zo vroeg hier?' zegt Fabio. 'Het was onhandig. Er was daar geen water of niks. Snap je wel?'
'En het toilet?'
'Dat deed ik buiten. Zit je daar 's nachts in de bosjes in Buitenveldert. Dat valt natuurlijk heel erg op.'
'En hoe ging dat met eten?'
'Ik at 's avonds bij de mensen mee, de mevrouw kookte, en daarna ging ik naar de kelderbox.
'Dat deed ik buiten. Zit je daar 's nachts in de bosjes in Buitenveldert. Dat valt natuurlijk heel erg op.'
'En hoe ging dat met eten?'
'Ik at 's avonds bij de mensen mee, de mevrouw kookte, en daarna ging ik naar de kelderbox.
'Hoe lang heb je daar gewoond?'
'Twee jaar.' Fabio pakt de stofzuiger.
'Ik heb gisteren mijn zwemdiploma A gehaald,' zegt hij terwijl hij zijn grote paarse koptelefoon opzet. 'En nu ben ik bezig voor B!'
Abonneren op:
Posts (Atom)