maandag 10 november 2014

Kinderachtig

Het is zondag. Jeetje (9) en haar vader zijn naar Helsinki gevlogen en ik fiets met Deetje (4) naar de stad. We hebben 's middags een afspraak bij de kinderkapper. Eenmaal in de Pijp aangekomen, vindt ze de goede oude speeltuin in het Sarphatiepark te kinderachtig. Samen zitten we op de rand van de zandbak, - zij hangt als een reuzenbaby op mijn schoot - en kijken naar het grut. Er spelen drie Aziatische jongetjes in dezelfde rood-blauw gestreepte shirts en dezelfde beige broekjes. In de bosjes rondom de speeltuin loopt een man in een blauwe jas heen en weer.
'Ik wil naar Amerika!' zegt Deetje. 'Wanneer gaan we eens een keer naar Amerika?'
'Jij en ik?
'En papa en Jeetje. Met z'n vieren.'
'Zullen we maar gaan hier?'
Deetje springt meteen op en rent naar de uitgang. Ze verzekert zich ervan dat het hek goed dichtzit, opdat de kinderen niet kunnen ontsnappen. De blauwe jas sluipt nu als een krijger door het struikgewas. Zou hij weten dat het gebladerte dun geworden is en dat wij hem allemaal zien? Deetje geeft aan graag naar een café te willen.
'Eerst naar de kapper.'
De kinderkapper is oké. Ze krijgt snoep. Er is een stoel die een tank voorstelt, een gele brommer en rode brandweerauto. Even later zit ze in de brandweerauto en wordt haar lange haar gekortwiekt.
'Zie je wel. Het was toch best leuk, die kapper?' zeg ik als we in café Krull plaatsnemen.
'Ja,' zegt ze.
'Je zat in die mooie rode brandweerauto.'
'Nou, ik wou liever in een gewone stoel.'
'Die was er niet.'
'Nee, die was er niet.' Ze zucht. 

Geen opmerkingen: