maandag 24 april 2017

Column Trouw, 22 april

Over mij

“Hoe vind jij het gaan?” vraagt de mevrouw die ons helpt bij het proces.
Na drie maanden zitten we hier weer. In die tijd is er veel gebeurd, maar we zijn nu tenminste weer op een punt dat we af en toe met het gezin eten en samen een wijntje drinken. Een voorzichtig contact. Méér dan alleen die autocue voor gescheiden ouders.
“Ik weet het niet,” zeg ik. “Vraag eerst maar aan hem.”
Ex vindt het best oké gaan zo, het is kalmer, hij heeft een plek om te wonen die voorlopig best oké is. Het schema waaraan we ons houden is prettig.
“En jij?” vraagt ze.
Ik wil geen spelbreker zijn. Ik wil dat het ook oké gaat. Het gáát ook best oké. Ik vind het fijn dat we weer samen kunnen zijn. Het is beter dan niks. Al slaap ik daarna een paar nachten nauwelijks. Al vraag ik me om 10 uur ’s ochtends af:  ‘Is het al tijd voor wijn?’
Ik begin over onze andere tijdsbeleving. Of: een verschillende manier van denken. Dat dát het misschien is. Ex denkt lineair. Eerst was er dit, toen dat, nu zijn we uit elkaar. En mijn denken is lemniscatisch. Het één sluit voor mij het ander nooit uit. Bij ‘ik wil je niet’ hoort ook ‘ik wil je wel.’ Een ex is tegelijkertijd een geliefde. Verleden, heden toekomst. Het bestaat voor mij állemaal. Altijd.  Dwars door elkaar heen.
Die ex die hier naast me zit, – meteen is er het moment waarop we deze ruitjesblouse kochten – is ook gewoon de man waarop ik ooit verliefd werd en de man die niet-, maar ook wél mij houdt, met wie ik alles deel en tezelfdertijd niets. En hoe langer we dan thuis aan onze eettafel zitten, met onze meisjes, hoe meer ex naar de achtergrond verdwijnt en man naar voren komt. Mijn man. Ons gezin. Daar ís het allemaal weer! Hoera!
Terwijl ex zo dus helemaal niet denkt. Nee. Na een tijdje vertrekt hij toch echt. Lineair, zeg maar. Van hier naar daar. We houden elkaar even vast in het halletje en foetsie is-ie.
De mevrouw zegt dat het misschien ook té veel door elkaar heen kan lopen. De tijden, de rollen. Ze denkt dat meer afstand voor ons beiden belangrijk is.
“Wat heb jíj nu nodig?” vraagt ze. “Nee, dit gaat niet over je gezin, niet over je ex,  maar over jou."


dinsdag 18 april 2017

Column Trouw, 15 april

Eindpunt IJburg

Dit wordt een stukje over mijn bezoek aan het scheidingshuis. Want ik ben daar geweest.  
Ik wilde iets schrijven over communicatie. Dat het droevig is dat die plotseling beperkt wordt tot informatie over ‘de kinderen’. Een paar frases over ‘het werk’ en een gereserveerde glimlach over en weer.
HOE LANG WAS JE AL VERLIEFD OP DIE ANDER?
We houden ons aan het kader waarbinnen wij nu dienen te praten. We doen het prima als gescheiden mensen. We hebben zo ons eigen leven waarin we onze eigen dingetjes doen. Daar weiden we niet over uit.
IK HEB MET IEMAND GEZOEND. DAT WAS LEUK!
We eten een hapje met het oude gezin. We kijken naar de modeshow die de meisjes voor ons houden. Bij het weggaan, kussen we éérst de kinderen, daarna pas krijgt de ander een zoen. Geen omhelzing meer bij de voordeur. We streven duidelijkheid na.
HOU ME VAST! IK WIL JE VOELEN. GEWOON. EVEN. VOELEN.
Ik wilde iets schrijven over mijn terugkerende gevoel dat wij een gescheiden stel spélen. Het idee dat we de spelregels steeds beter begrijpen.
Maar ik ben uiteindelijk toch naar het scheidingshuis gegaan. Ik wist dat het voor mijzelf niet al te best zou zijn, maar wél goed om over te schrijven.
Bij ‘eindpunt IJburg’ stapte ik uit de tram. De elfjarige was aangenomen op de middelbare school van haar eerste keuze. Dat is in Amsterdam reden voor een feestje.
In de woonkamer van het scheidingshuis voelde ik me onmiddellijk thuis. Een oude bank en wat luie stoelen. Een sfeer van vrijheid. We klonken op de toekomst van onze dochter. Het was gezellig.
Als hij hier nou zo graag wil wonen, nou dan gaan we toch hier wonen, begon ik te denken. En: dit is ons vakantiehuis!
Het stapelbed in de slaapkamer van de meisjes voldeed aan het vakantiebeeld, behalve de bekende dekbedhoezen.
“En hier is de jongenskamer!” zei ex. Op de drempel bleef ik staan. Het eenpersoonsbed. De snoeren en opladers op de vloer. Toen zag ik het enkele gordijntje pas. Exact hetzelfde patchwork als onze gordijnen thuis.
“Heb ik laten maken,” zei hij trots.
De aanblik van dat ene gordijntje – die aan elkaar genaaide zijden zakdoeken - vond ik zo lief, zo eenzaam, zo pijnlijk en mooi tegelijk.
Dit was helemaal geen spel. Dit was de realiteit. HET ECHTE LEVEN, GODBETERT.
Ik kon er heel even naar kijken.

Ik schreef snel een stukje óver het echte leven.

maandag 10 april 2017

Column Trouw, 8 april

Picknicktafel

De witte picknicktafel die voor mijn huis staat, is weer schoon en leeg. Voor het eerst dit jaar zit ik er, met mijn zonnebril op, krant erbij, en alle kinderen uit de straat – jong en oud - spelen ‘stand in de bal’. Het loopt tegen vijven. De buurvrouw schuift ook aan, haar ex loopt net een blokje om. “Ja, hij blijft eten,” fluistert ze. Ik pak er een fles wijn bij.
Het duurt niet lang voordat de overbuurvrouw de straat oversteekt, met haar eigen glaasje. Een stiekem pakje sigaretten.
 “We zouden hier eigenlijk een scherm omheen moeten zetten,” zegt zij.
Was ik vroeger degene die erg kon zeuren over de sociale types op dit nieuwbouweiland, die dag in dag uit bij elkaar op de stoep hangen, tegenwoordig ben ik de eerste die buiten zit.
De witte picknicktafel kregen we precies een jaar geleden cadeau van mijn schoonmoeder.
Ze zei het al jaren met klem: “Jullie moeten echt een fatsoenlijk bankje.”
Alsof ze voorvoelde dat het groen uitgeslagen grofvuilbankje, - en dan vooral het constante instortingsgevaar ervan - symbool stond voor ons huwelijk.
Ik weet de dag nog dat ik thuiskwam en man op de stoep het glimmende meubelstuk in elkaar aan het schroeven was, zo spierwit dat het pijn deed aan mijn ogen. Welke man die écht gaat vertrekken, zet eerst een picknicktafel in elkaar? dacht ik. In die kleur nog wel.
Met mij kregen ook alle buren hoop op een goede afloop. Alsof bij ons de vlag uithing.
De witte picknicktafel als het symbool van vrede en overgave. Precies goed geplaatst op de avondzon. De tafel had inderdaad een verbroederende werking. Zelfs als wij er even niet waren, zaten er mensen voor onze deur te kletsen.
Maar in de herfst werd het doodstil, en de tafel grijs en groezelig. Regen kletterde erop neer. Fietsen werden er tegenaan gezet. Vuilniszakken erbovenop. Man verdween.
De tafel mag haar smetteloze uitstraling dan wel definitief zijn kwijtgeraakt, - met krassen en zwarte brandplekken door een aansteeklont met oud en nieuw – maar ik zit er nog!
Waar ik volgend jaar zit, weet ik niet. Niet hier in elk geval. Niet met deze buurvrouwen.
Er kwamen net twee makelaars langs om ons huis te taxeren. “Een héél gewild pandje”, zeiden ze, “voor een gezin met kinderen en iemand met kantoor aan huis.”
“En op de stoep kunnen ze ook leuk zitten,” zei ik.