Gevangene
Er gebeuren ook leuke
dingen door de ellende. Zo ging ik laatst een dagje uit. Naar de gevangenis. Ik
had er afgesproken met een vrouw met wie ik – door deze columns - correspondeer,
maar die ik nog nooit had ontmoet. Ze was geen gevangene, zei ze. Ze was er de
boeddhistisch geestelijk verzorger.
“Kom jij maar eens mee
mediteren,” had ze geschreven.
Misschien wilde ze me vermoorden.
Maar ik vond zo’n mailwisseling toch een omslachtige voorbereiding op een
moord.
Eenmaal binnen, kon ik niet
meer terug. Mijn penvriendin had een grote sleutelbos in haar hand en zei:
“Welkom.”
Ik vergezelde haar op haar
ronde langs de cellen. We liepen door lange lege gangen waaraan: gesloten deuren,
waarachter: een mens. Een mens. Een mens. Enz.
De atmosfeer was er
benauwend. Er was overal net te weinig lucht.
Van sommige celdeuren opende
ze het luikje met een sleutel.
“Mijn dienst begint zo,”
zei ze.
Een half uur later zat ik
in de bezinningsruimte tussen twaalf gedetineerden op pittenkussentjes en twee
bewaarders. Mijn penvriendin in kleermakerszit voor de groep. Ze vroeg of we
onze schoenen uit wilden trekken. Ik had Nike-Airs aan, net als de rest. Er
kwam een goor luchtje vrij. Ja, zíj hadden allemaal brandschone sokken zag ik. Zij
waren vandaag natuurlijk niet met trein en boot gegaan, hadden niet door een dorp
gesnelwandeld, waren niet natgeregend en weer droog geworden.
De kleerkast op het
pittenkussentje naast me, duwde zijn vingers één voor één in zijn
voetkussentje. Liefdevol. Met aandacht. Ik deed hem na. Na de voetmassage
sloten we onze ogen. Ik probeerde maar helemaal niet te denken aan frisse
lucht. Of lucht in het algemeen.
Mijn penvriendin sprak over
de schoonheid van een gebroken vaas die gelijmd was. Ik dacht aan ex die, als
er iets kapotging, zei: “dat is juist mooi, nu gaat het léven.”
Nu gaan we leven, dacht
ik. En viel in slaap. Tussen de boeven. Kennelijk heb ik duidelijke grenzen
nodig om me op m’n gemak te voelen. Een gevangenis. Daarom hang ik zo aan het huwelijk.
Vrijheid die in de beperking zit, zoiets.
Na de dienst sprak ik met
een intelligente, aardige man die al elf jaar zat en - naar later bleek - zijn
vrouw had vermoord. Ook een manier. “In
mijn geest ben ik vrij,” zei hij, “maar mijn lichaam is niet vrij.” Bij de meesten van ons is het andersom.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten