maandag 12 juni 2017

Trouw column, 10 juni

Gevangene

Er gebeuren ook leuke dingen door de ellende. Zo ging ik laatst een dagje uit. Naar de gevangenis. Ik had er afgesproken met een vrouw met wie ik – door deze columns - correspondeer, maar die ik nog nooit had ontmoet. Ze was geen gevangene, zei ze. Ze was er de boeddhistisch geestelijk verzorger.
“Kom jij maar eens mee mediteren,” had ze geschreven.
Misschien wilde ze me vermoorden. Maar ik vond zo’n mailwisseling toch een omslachtige voorbereiding op een moord.
Eenmaal binnen, kon ik niet meer terug. Mijn penvriendin had een grote sleutelbos in haar hand en zei: “Welkom.”
Ik vergezelde haar op haar ronde langs de cellen. We liepen door lange lege gangen waaraan: gesloten deuren, waarachter: een mens. Een mens. Een mens. Enz.
De atmosfeer was er benauwend. Er was overal net te weinig lucht.
Van sommige celdeuren opende ze het luikje met een sleutel.
“Mijn dienst begint zo,” zei ze.
Een half uur later zat ik in de bezinningsruimte tussen twaalf gedetineerden op pittenkussentjes en twee bewaarders. Mijn penvriendin in kleermakerszit voor de groep. Ze vroeg of we onze schoenen uit wilden trekken. Ik had Nike-Airs aan, net als de rest. Er kwam een goor luchtje vrij. Ja, zíj hadden allemaal brandschone sokken zag ik. Zij waren vandaag natuurlijk niet met trein en boot gegaan, hadden niet door een dorp gesnelwandeld, waren niet natgeregend en weer droog geworden.
De kleerkast op het pittenkussentje naast me, duwde zijn vingers één voor één in zijn voetkussentje. Liefdevol. Met aandacht. Ik deed hem na. Na de voetmassage sloten we onze ogen. Ik probeerde maar helemaal niet te denken aan frisse lucht. Of lucht in het algemeen.
Mijn penvriendin sprak over de schoonheid van een gebroken vaas die gelijmd was. Ik dacht aan ex die, als er iets kapotging, zei: “dat is juist mooi, nu gaat het léven.”
Nu gaan we leven, dacht ik. En viel in slaap. Tussen de boeven. Kennelijk heb ik duidelijke grenzen nodig om me op m’n gemak te voelen. Een gevangenis. Daarom hang ik zo aan het huwelijk.  Vrijheid die in de beperking zit, zoiets.

Na de dienst sprak ik met een intelligente, aardige man die al elf jaar zat en - naar later bleek - zijn vrouw had vermoord. Ook een manier.  “In mijn geest ben ik vrij,” zei hij, “maar mijn lichaam is niet vrij.”  Bij de meesten van ons is het andersom.

Geen opmerkingen: