Kokhalzend stond ik achter het fornuis, in een hemd met daarover een helblauw Portugees keukenschort met haan. De trui had ik uit voorzorg uitgetrokken. Een stinkende juf is voor niemand prettig. De kinderen zaten achter twee laptops waarvan er eentje het niet fatsoenlijk deed. Waarom hebben we geen tv meer? Die van acht wilde dit kijken, die van drie wilde dat zien. Ze ruzieden. Ik zag het hangoog van de jongste, de donkere kringen onder haar ogen, het gezicht van de oudste was krijtwit, zowat doorschijnend. Het liep al tegen zessen toen ik het gehakt met uitjes en al in de prullenbak kieperde, ik had nog twintig minuten om de zaak goed te krijgen.
Het kokhalzen was al begonnen toen ik het biologische rundergehakt uit de verpakking gehaald had. Maar ik dacht: gehakt heeft altijd iets smerigs, waarom eten wij die troep zo vaak? Ik kots van gehakt. De tartaartjes waren ook ver over de datum. Man appte dat hij er nog niet was.
Toen ik uiteindelijk om tien voor half zeven het pand verliet, liet ik de bleke en de schele achter. 'Zullen jullie geen ruzie maken? Deur niet opendoen, he? Papa staat in de file, maar lang kan het nooit duren.' Ze knikten vaagjes, ik sloeg de deur achter me dicht. De oven staat aan, dacht ik op de fiets, de oven staat aan, de oven staat aan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten