Wat ben je toch een zeur! zegt een vader tegen zijn zoontje dat gezellig kletsend voor hem uit de trap oploopt, maar na papa’s opmerking meteen stilvalt.
Ik voel het wezen van het kind gewoon in elkaar krimpen. Wat heb ik toch een teringhekel aan ouders. Ik loop zo snel ik kan die stinkende basisschool uit en denk aan gisteravond na het eten, hoe ik de vaatwasser tegelijk aan het uit en inruimen was, de keuken aan het fatsoeneren, hoe Jeetje en Deetje op de nieuwe gezellige mat eerst nog vredig de lotushouding oefenden maar hoe dat oefenen naadloos overging in schoppen, slaan en ‘ik haat je’ roepen, ik zie weer voor me hoe ik de meisjes met een gore vaatdoek in mijn hand, een foeilelijke, veel te grote spijkerbroek aan m’n reet, toe stond te schreeuwen: ‘Waarom kunnen jullie nou nooit eens een keer normaal doen! Blijf dan uit elkaars buurt! Ik word zo moe van dit gezeik steeds! Jullie verpesten alles! In plaats van mee te helpen! – hoe Deetje toen ineens vlak achter me bleek te staan, – ik struikelde over haar zoals je alleen over een hond kunt struikelen die consequent te dicht op je loopt – met de koelkastdeur in haar hand. ‘Ik ga het toetje vast pakken,’ zei ze. ‘NEE!’ Ik smeet die deur dicht. ‘NU NOG NIET. IK BEN BEZIG. DAT ZIE JE TOCH.’
Ik voel het wezen van het kind gewoon in elkaar krimpen. Wat heb ik toch een teringhekel aan ouders. Ik loop zo snel ik kan die stinkende basisschool uit en denk aan gisteravond na het eten, hoe ik de vaatwasser tegelijk aan het uit en inruimen was, de keuken aan het fatsoeneren, hoe Jeetje en Deetje op de nieuwe gezellige mat eerst nog vredig de lotushouding oefenden maar hoe dat oefenen naadloos overging in schoppen, slaan en ‘ik haat je’ roepen, ik zie weer voor me hoe ik de meisjes met een gore vaatdoek in mijn hand, een foeilelijke, veel te grote spijkerbroek aan m’n reet, toe stond te schreeuwen: ‘Waarom kunnen jullie nou nooit eens een keer normaal doen! Blijf dan uit elkaars buurt! Ik word zo moe van dit gezeik steeds! Jullie verpesten alles! In plaats van mee te helpen! – hoe Deetje toen ineens vlak achter me bleek te staan, – ik struikelde over haar zoals je alleen over een hond kunt struikelen die consequent te dicht op je loopt – met de koelkastdeur in haar hand. ‘Ik ga het toetje vast pakken,’ zei ze. ‘NEE!’ Ik smeet die deur dicht. ‘NU NOG NIET. IK BEN BEZIG. DAT ZIE JE TOCH.’
Hoe ze bevroor.
Het grote ongeloof waarmee de vijfjarige me aankeek. De bekende trillende lip, voor ze in een oprecht en heel verdrietig huilen uitbarstte. Precies op dat moment kwam vader thuis van het werk.
‘Wat is er aan de hand?’ vroeg hij.
‘Ik wilde het toetje pakken en mama wordt ineens boos op mij.’ Ze stortte zich in vaders armen. ‘Zo maar.’
‘Het is allemaal mama’s schuld!’ schreeuwde Jeetje vanaf de mat.
‘Het is jammer dat je net nu thuiskomt,’ zei ik, ‘het was gezellig. Het was hier ècht gezellig.’
‘JA, MAAR MAMA VERPESTTE ALLES!’ Jeetje begon ook te huilen.
‘Wat is er aan de hand?’ vroeg hij.
‘Ik wilde het toetje pakken en mama wordt ineens boos op mij.’ Ze stortte zich in vaders armen. ‘Zo maar.’
‘Het is allemaal mama’s schuld!’ schreeuwde Jeetje vanaf de mat.
‘Het is jammer dat je net nu thuiskomt,’ zei ik, ‘het was gezellig. Het was hier ècht gezellig.’
‘JA, MAAR MAMA VERPESTTE ALLES!’ Jeetje begon ook te huilen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten