Picknicktafel
De
witte picknicktafel die voor mijn huis staat, is weer schoon en leeg. Voor het
eerst dit jaar zit ik er, met mijn zonnebril op, krant erbij, en alle kinderen
uit de straat – jong en oud - spelen ‘stand in de bal’. Het loopt tegen vijven.
De buurvrouw schuift ook aan, haar ex loopt net een blokje om. “Ja, hij blijft
eten,” fluistert ze. Ik pak er een fles wijn bij.
Het
duurt niet lang voordat de overbuurvrouw de straat oversteekt, met haar eigen
glaasje. Een stiekem pakje sigaretten.
“We zouden hier eigenlijk een scherm omheen
moeten zetten,” zegt zij.
Was ik vroeger degene die erg kon zeuren over de sociale types op dit nieuwbouweiland, die dag in dag uit bij elkaar op de stoep hangen, tegenwoordig ben ik de eerste die buiten zit.
Was ik vroeger degene die erg kon zeuren over de sociale types op dit nieuwbouweiland, die dag in dag uit bij elkaar op de stoep hangen, tegenwoordig ben ik de eerste die buiten zit.
De
witte picknicktafel kregen we precies een jaar geleden cadeau van mijn schoonmoeder.
Ze
zei het al jaren met klem: “Jullie moeten echt een fatsoenlijk bankje.”
Alsof
ze voorvoelde dat het groen uitgeslagen grofvuilbankje, - en dan vooral het
constante instortingsgevaar ervan - symbool stond voor ons huwelijk.
Ik
weet de dag nog dat ik thuiskwam en man op de stoep het glimmende meubelstuk in
elkaar aan het schroeven was, zo spierwit dat het pijn deed aan mijn ogen. Welke
man die écht gaat vertrekken, zet eerst een picknicktafel in elkaar? dacht ik. In
die kleur nog wel.
Met
mij kregen ook alle buren hoop op een goede afloop. Alsof bij ons de vlag
uithing.
De
witte picknicktafel als het symbool van vrede en overgave. Precies goed
geplaatst op de avondzon. De tafel had inderdaad een verbroederende werking.
Zelfs als wij er even niet waren, zaten er mensen voor onze deur te kletsen.
Maar
in de herfst werd het doodstil, en de tafel grijs en groezelig. Regen kletterde
erop neer. Fietsen werden er tegenaan gezet. Vuilniszakken erbovenop. Man
verdween.
De
tafel mag haar smetteloze uitstraling dan wel definitief zijn kwijtgeraakt, - met
krassen en zwarte brandplekken door een aansteeklont met oud en nieuw – maar ik
zit er nog!
Waar
ik volgend jaar zit, weet ik niet. Niet hier in elk geval. Niet met deze buurvrouwen.
Er
kwamen net twee makelaars langs om ons huis te taxeren. “Een héél gewild pandje”,
zeiden ze, “voor een gezin met kinderen en iemand met kantoor aan huis.”
“En
op de stoep kunnen ze ook leuk zitten,” zei ik.
1 opmerking:
Je Blogs vind ik prachtig. Rauw, intiem en net genoeg humor om het dragelijk te maken. De pijn is zo herkenbaar en je verwoord deze staat van rouw zo eerlijk. Chapeau.
Een reactie posten