Toen we de straat uitliepen, stopte er een auto. Een rode verweerde vuist stak uit het raampje. Of hij Jeetje kon plezieren met een knikker? Jeetje knikte. Nee zeggen kan altijd nog, moet ze gedacht hebben. Op de eeltige handpalm lag een porseleinen bal. Twee keer zo groot als een bonk.
'Dit is een toverbal', zei de man. 'Als je 'm in je hand houdt komt alles uit wat je wenst. Er zit toverkracht in.'
Niet veel later stonden we in een schitterende sprookjeswereld. De Krijtberg op het Singel. Het was er druk bevolkt. Op het altaar sprak een oude man in een wit kleed over dat we dan wel klein en onbeduidend waren maar dat we ons toch vaak erg groot voelden. We vonden van onszelf dat we heel wat presteerden. En soms meenden we ook dat we beter waren dan de rest van de wereld. Hij zei het mild, kalm en zo vol liefde, het was duidelijk een wijs man, dat we betoverd raakten door zijn stem. En de ambiance. Stil bleven we staan luisteren. De lucht bewierookte ons, de kaarsvlammetjes, de beelden en het gekleurde licht van glas-in-lood. Zolang we hier stonden, was alles goed. Totdat Jeetje de betovering verbrak: 'En waar is Doornróósje nou? Ik zie Doornroosje helemaal nergens!'
We maakten dat we de gewone wereld weer inkwamen.
zondag 18 mei 2008
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten