'Wat heb je vandaag gedaan op school?' roep ik.
Jeetje zit voorin de bakfiets tegenover een lege maxi cosi, onder het plastic zeil. Het miezert. We zijn op weg naar Deetje.
'Letters,' roept Jeetje. 'De J en de P in schoolletters.'
'O, leuk.'
Met haar vinger maakt Jeetje de J en P in lopend schrift.
'Heb je dat zelf gekozen of deden jullie dat met heel groep 2?'
Jeetje volgt het Montessori-onderwijs. Daar leer je als kleuter al zelfstandig te werken. Dat lijkt me niet voor ieder kind geschikt. Maar zelfstandig werken is Jeetje op het lijf geschreven.
'Ik ben dat zelf maar gaan doen natuurlijk,' roept ze. 'Ik wil niet dom blijven. Straks ben ik groot en dan kan ik nog niks. Dan kan ik niet lezen en schrijven. Dan kan ik mijn eigen kinderen helemaal niks leren.'
donderdag 30 september 2010
woensdag 29 september 2010
Verboden te fluisteren
'Er mag hier in huis niet gefluisterd worden! Verboden te fluisteren!' roep ik altijd tegen Jeetje en haar vriendinnetje.
Want ook die kleuters onderling zitten vol smerige geheimen. Nu zit het zo; Onder mijn dak geen geheimen (zelfs geen kleine). Geen intriges. Of ander gekonkel. Onder mijn dak alleen maar liefde. Vrede. En eeuwige trouw.
'Wie hier fluistert, kan de gang op. Wie hier nog steeds fluistert, gaat eruit!'
Want ook die kleuters onderling zitten vol smerige geheimen. Nu zit het zo; Onder mijn dak geen geheimen (zelfs geen kleine). Geen intriges. Of ander gekonkel. Onder mijn dak alleen maar liefde. Vrede. En eeuwige trouw.
'Wie hier fluistert, kan de gang op. Wie hier nog steeds fluistert, gaat eruit!'
dinsdag 28 september 2010
Ik mis
Ik ben nu al meer dan een half jaar vrijwel non-stop bezig met concrete zaken. Soms ben ik bang dat het nooit meer terugkomt. Dat ik me altijd op dit vlak zal blijven begeven. Hier, bovengronds. Waar het ook best goed toeven is. Al ontbreekt er iets.
Ik noem het 'kunst'. Maar het is niet (alleen) de aanblik van schilderijen of andere kunstwerken. Het is het ongrijpbare, het wonderlijke, het verbazingwekkende, het verrassende, het meeslepende, het wonderschone, het poëtische, de abstractie van het leven, dat wat erbovenuit stijgt, de muziek, vooruit: het onbenoembare.
Veel van deze dingen zijn ook te terug te vinden in de baby. Maar niet alles.
Wat raaskal ik? Het is natuurlijk gewoon het schrijven. De wereldschokkende dingen die een mens op zijn bureaustoel kan meemaken.
Ik noem het 'kunst'. Maar het is niet (alleen) de aanblik van schilderijen of andere kunstwerken. Het is het ongrijpbare, het wonderlijke, het verbazingwekkende, het verrassende, het meeslepende, het wonderschone, het poëtische, de abstractie van het leven, dat wat erbovenuit stijgt, de muziek, vooruit: het onbenoembare.
Veel van deze dingen zijn ook te terug te vinden in de baby. Maar niet alles.
Wat raaskal ik? Het is natuurlijk gewoon het schrijven. De wereldschokkende dingen die een mens op zijn bureaustoel kan meemaken.
maandag 27 september 2010
Zondag
In onze woonkeuken, of de ruimte die nog een woonkeuken moet worden, zaten mijn vader, moeder, man en een zwangere vriendin die ik al ken sinds de kleuterschool, rond een piepklein tafeltje. Jeetje en het buurmeisje zetten hun regenlaarsjes bij de deur en schoven toen ook aan. Deetje zat bij opa op schoot. Ze bleef zich maar voorover buigen met haar mollige handje (trillend van de spanning) uitgestoken om de appelpunten en de saucijzenbroodjes te pakken te krijgen. Haar mondje ging open en dicht, open en dicht. Ik schonk de kleuters een glaasje chocomelk in, waarna ze met oma gingen knutselen. Huizen bouwen van papier. Deetje kreeg tenslotte zo'n stuk papier te pakken en propte het in haar mond. Ze sneed daarbij haar zachte lipjes niet. Mijn vriendin merkte op dat ze zich niet kon voorstellen dat ze over een half jaar ook zo'n meisje op haar schoot zou hebben zitten. En toen kwam de zon ook nog door, in plaats van dat het ging regenen, zoals voorspeld was.
vrijdag 24 september 2010
Onderzoek
Twee uur fietsen op een dag om je baby onder te brengen, is niet erg economisch met tijd omspringen. Dus ik bekijk de crèche die drie minuten lopen verderop zit.
'Ons profiel is die van het onderzoekende kind,' zegt de manager.
'Mooi,' zeg ik. 'Ik ben helemaal voor het onderzoekende kind.'
'Ja, wij ook!'
'Dat treft.'
De manager die me rond gaat leiden, is een energieke knul. Een jaar of vijfentwintig, schat ik. Tien vrouwenportretten staren me aan vanaf het whiteboard op zijn kantoor. De tien vaste leidsters. Ik kijk naar de manager met zijn vlasbaard. Hij zou hun samenhang moeten bewaken? Onderlinge strubbelingetjes doorzien en oplossen? Met ze gaan praten als ze ergens mee zitten? 'Foei, Elke,' fluister ik. 'Dit is leeftijdsdiscriminatie. Wie weet waartoe deze jongen in staat is, met het managementonderricht nog fris in zijn geheugen.'
Als we door het gebouw lopen, praat de manager honderduit over hun beleid. Over vanalles. Het klinkt goed en het ziet er allemaal mooi uit. Grote lokalen. Een grote buitenspeelplaats. Een atelier om te knutselen. Tot ik, vanuit mijn ooghoek, de baby zie liggen.
'Wat is dat!' Ik onderbreek de manager.
'Een baby?'
'Maar waar ligt-ie in?'
'Een elektronische schommel, hoezo?' zegt de manager.
'Een elektronische schommel?'
'Ja?' De manager snapt er niets van.
We naderen het wanstaltige, plastic ding waar de baby in ligt. Met een lichtblauwe speen in zijn mond staart hij naar een automatisch draaiend, fluorescerend mobiel boven zijn hoofd. Terwijl het onderzoekende kind dus elektronisch heen en weer gewiegd word.
'Hij kan zo niet veel onderzoeken, hè?'
'Nee.' De manager lacht. 'Maar ze hoeven niet steeds te onderzoeken.'
'Is dit de enige elektronische schommel in het gebouw?'
'Op elke groep staat er eentje.'
'O.'
'Je baby hoeft er niet in, als je dat niet wil. Zulke dingen kun je met de leidster overleggen.'
'Nee, nee natuurlijk niet,' zeg ik.
De verdere rondleiding had ik eigenlijk niet hoeven hebben. Maar het was zo'n aardige jongen.
'Ons profiel is die van het onderzoekende kind,' zegt de manager.
'Mooi,' zeg ik. 'Ik ben helemaal voor het onderzoekende kind.'
'Ja, wij ook!'
'Dat treft.'
De manager die me rond gaat leiden, is een energieke knul. Een jaar of vijfentwintig, schat ik. Tien vrouwenportretten staren me aan vanaf het whiteboard op zijn kantoor. De tien vaste leidsters. Ik kijk naar de manager met zijn vlasbaard. Hij zou hun samenhang moeten bewaken? Onderlinge strubbelingetjes doorzien en oplossen? Met ze gaan praten als ze ergens mee zitten? 'Foei, Elke,' fluister ik. 'Dit is leeftijdsdiscriminatie. Wie weet waartoe deze jongen in staat is, met het managementonderricht nog fris in zijn geheugen.'
Als we door het gebouw lopen, praat de manager honderduit over hun beleid. Over vanalles. Het klinkt goed en het ziet er allemaal mooi uit. Grote lokalen. Een grote buitenspeelplaats. Een atelier om te knutselen. Tot ik, vanuit mijn ooghoek, de baby zie liggen.
'Wat is dat!' Ik onderbreek de manager.
'Een baby?'
'Maar waar ligt-ie in?'
'Een elektronische schommel, hoezo?' zegt de manager.
'Een elektronische schommel?'
'Ja?' De manager snapt er niets van.
We naderen het wanstaltige, plastic ding waar de baby in ligt. Met een lichtblauwe speen in zijn mond staart hij naar een automatisch draaiend, fluorescerend mobiel boven zijn hoofd. Terwijl het onderzoekende kind dus elektronisch heen en weer gewiegd word.
'Hij kan zo niet veel onderzoeken, hè?'
'Nee.' De manager lacht. 'Maar ze hoeven niet steeds te onderzoeken.'
'Is dit de enige elektronische schommel in het gebouw?'
'Op elke groep staat er eentje.'
'O.'
'Je baby hoeft er niet in, als je dat niet wil. Zulke dingen kun je met de leidster overleggen.'
'Nee, nee natuurlijk niet,' zeg ik.
De verdere rondleiding had ik eigenlijk niet hoeven hebben. Maar het was zo'n aardige jongen.
donderdag 23 september 2010
De docent
Ik heb net een stukje uit een verhaal voorgelezen.
'Is dit verplicht?' is de eerste reactie van een studente.
'Verplicht?'
'Ja?' zegt de studente.
'Nee,' zeg ik. 'Daarom las ik het niet voor. Maar hoezo?'
'Dus we hoeven het niet verplicht te lezen?'
'Hier is niets verplicht,' zeg ik.
Even later vraag ik me af of ik iets verkeerds gezegd heb. Zou je ze moeten verplichten?
Een docent is geen echt mens. Dat was ik vergeten. Nou ja, de docent is natuurlijk wel een echt mens, dat weet iedereen, maar de docent komt van elders. Het is een wezen waar je geen echt contact mee hoeft te maken. Je luistert ernaar. In het beste geval met interesse. Je komt en je gaat. Het is jouw tijd. Niet die van de docent. Tot gisteren heb ik ook nooit over de docent als mens gedacht. De docent die teveel menselijke trekjes vertoonde vond ik een beetje raar.
'Is dit verplicht?' is de eerste reactie van een studente.
'Verplicht?'
'Ja?' zegt de studente.
'Nee,' zeg ik. 'Daarom las ik het niet voor. Maar hoezo?'
'Dus we hoeven het niet verplicht te lezen?'
'Hier is niets verplicht,' zeg ik.
Even later vraag ik me af of ik iets verkeerds gezegd heb. Zou je ze moeten verplichten?
Een docent is geen echt mens. Dat was ik vergeten. Nou ja, de docent is natuurlijk wel een echt mens, dat weet iedereen, maar de docent komt van elders. Het is een wezen waar je geen echt contact mee hoeft te maken. Je luistert ernaar. In het beste geval met interesse. Je komt en je gaat. Het is jouw tijd. Niet die van de docent. Tot gisteren heb ik ook nooit over de docent als mens gedacht. De docent die teveel menselijke trekjes vertoonde vond ik een beetje raar.
woensdag 22 september 2010
ijsje
Op deze datum, heel wat jaren geleden al, werd ik gebeld en daarna ging ik meteen naar Agnès B. Ik kocht daar een blouse, een jasje en een pantalon. Geen zwart. Een bijzondere kleur rood en het geweldigste grijs. De prijs nog in guldens. Heel veel guldens. Meer dan ik er had. Maar dat kon me niets schelen. Het ging erom dat ik er goed opstond. Op de begrafenis.
Voor het eerst droeg ik mijn eigen tekst voor, die op het bidprentje afgedrukt was. Maar niet in de goede versie. Er stond 'appel' waar ik 'ijsje' neergezet had. Ik had de verandering goedgekeurd - wie maakt zich in tijden van overlijden nou druk om appel of ijsje? - maar nog steeds vind ik dat er ijsje had moeten staan. En ik herinner me dat er in de familie wat rumoer was over het ik-perspectief van het stukje. Terwijl ik daarmee iets algemeens bedoelde, niet alleen ik. Dat is goed gekomen.
Het voordragen in de kapel. Het was de eerste keer dat ik merkte dat het het beste is zelf je tekst te doen, in plaats van acteurs. Jij bent zelf toch degene die iets wil zeggen, niet die ander.
Van die dure blouse kreeg je zweetplekken onder je oksel, dus heb ik 'm nooit meer aangehad.
Voor het eerst droeg ik mijn eigen tekst voor, die op het bidprentje afgedrukt was. Maar niet in de goede versie. Er stond 'appel' waar ik 'ijsje' neergezet had. Ik had de verandering goedgekeurd - wie maakt zich in tijden van overlijden nou druk om appel of ijsje? - maar nog steeds vind ik dat er ijsje had moeten staan. En ik herinner me dat er in de familie wat rumoer was over het ik-perspectief van het stukje. Terwijl ik daarmee iets algemeens bedoelde, niet alleen ik. Dat is goed gekomen.
Het voordragen in de kapel. Het was de eerste keer dat ik merkte dat het het beste is zelf je tekst te doen, in plaats van acteurs. Jij bent zelf toch degene die iets wil zeggen, niet die ander.
Van die dure blouse kreeg je zweetplekken onder je oksel, dus heb ik 'm nooit meer aangehad.
dinsdag 21 september 2010
Gewoon vrij, zoals iedereen
'Tot aan welke leeftijd krijgen Nederlandse vrouwen kinderen?' vraagt de schoonmaker.
'Eh..'
'Welke leeftijd precies?'
'Ik denk zo rond de veertig.'
'Oké, veertig. Daarna niet meer?'
'Ligt eraan. Hoezo?'
'Nou, ik ga trouwen met een Nederlandse vrouw en...'
De schoonmaker is heel onrustig, zegt hij. Hij slaapt 's nachts niet goed. Hij is ten huwelijk gevraagd. Hij heeft 'ja' gezegd, want hij wil vrij zijn. Sindsdien denkt hij er steeds aan. Het is geen liefde. Wil hij het wel echt? Waarom vraagt ze het nu? Wat heeft het voor consequenties? Hij is halverwege de veertig maar zeker niet toe aan kinderen, omdat hij nog moet leren. 'Alles,' zegt hij. 'Ik moet alles nog leren. Van voren af aan. En dan kinderen, dat kan niet.'
Hij wil helemaal vrij zijn. Maar het liefst gewoon vrij, zoals iedereen hier.
'Snapt?' zegt hij.
Ik knik.
'Denk je dat het goed komt?' vraagt hij dan.
'Eh..'
'Welke leeftijd precies?'
'Ik denk zo rond de veertig.'
'Oké, veertig. Daarna niet meer?'
'Ligt eraan. Hoezo?'
'Nou, ik ga trouwen met een Nederlandse vrouw en...'
De schoonmaker is heel onrustig, zegt hij. Hij slaapt 's nachts niet goed. Hij is ten huwelijk gevraagd. Hij heeft 'ja' gezegd, want hij wil vrij zijn. Sindsdien denkt hij er steeds aan. Het is geen liefde. Wil hij het wel echt? Waarom vraagt ze het nu? Wat heeft het voor consequenties? Hij is halverwege de veertig maar zeker niet toe aan kinderen, omdat hij nog moet leren. 'Alles,' zegt hij. 'Ik moet alles nog leren. Van voren af aan. En dan kinderen, dat kan niet.'
Hij wil helemaal vrij zijn. Maar het liefst gewoon vrij, zoals iedereen hier.
'Snapt?' zegt hij.
Ik knik.
'Denk je dat het goed komt?' vraagt hij dan.
maandag 20 september 2010
Atmosfeer
'Ik zou hier net zo goed een naargeestige plek van kunnen maken,' zei ik terwijl ik de ruimte rondkeek. 'Dat maakt niet uit.'
De interviewster had gevraagd of ik speciaal troosteloze plekken opzocht om er over te kunnen schrijven.
Dit was geen troosteloze plek, integendeel. Maar wel een onbestemde. Een wonderlijke. Toen ik hier binnenkwam, was het alsof ik een andere eeuw instapte. Een andere wereld dan waar ik vandaan kwam, in elk geval. Geen wereld van zondagse poepluiers, uitgelaten kinderen, dorst, honger, ravage en vermoeide ouders, maar eentje van kunst, jaren '20 kamermuziek, Hemingway cocktails, muzikale intermezzo's van een man met gitaar, en gedichten naar aanleiding van het gedachtegoed van Theodor Adorno.
Er was ook nog een interactief gedeelte aan het einde van de middag: gedichten maken door in tijdschriften woorden weg te strepen. We streepten, terwijl buiten de donkerte in begon te vallen. Alsof ik met een heel stel vrienden in een huiskamer in tijdschriften aan het krassen was, en ons leven ervan af hing.
Maar vlak voor het echt donker werd, sprong ik toch op de fiets.
Toen ik voor ons huis stond, hoorde ik het gehuil van de baby al.
.
De interviewster had gevraagd of ik speciaal troosteloze plekken opzocht om er over te kunnen schrijven.
Dit was geen troosteloze plek, integendeel. Maar wel een onbestemde. Een wonderlijke. Toen ik hier binnenkwam, was het alsof ik een andere eeuw instapte. Een andere wereld dan waar ik vandaan kwam, in elk geval. Geen wereld van zondagse poepluiers, uitgelaten kinderen, dorst, honger, ravage en vermoeide ouders, maar eentje van kunst, jaren '20 kamermuziek, Hemingway cocktails, muzikale intermezzo's van een man met gitaar, en gedichten naar aanleiding van het gedachtegoed van Theodor Adorno.
Er was ook nog een interactief gedeelte aan het einde van de middag: gedichten maken door in tijdschriften woorden weg te strepen. We streepten, terwijl buiten de donkerte in begon te vallen. Alsof ik met een heel stel vrienden in een huiskamer in tijdschriften aan het krassen was, en ons leven ervan af hing.
Maar vlak voor het echt donker werd, sprong ik toch op de fiets.
Toen ik voor ons huis stond, hoorde ik het gehuil van de baby al.
.
zaterdag 18 september 2010
Delicatessen
Ik nodig iedereen van harte uit om morgenmiddag naar Delicatessen te komen. Frank Keizer komt gedichten voorlezen en ik ga voordragen uit Lastmens. Verder is er live muziek, Graham Greene-daquiri's en wat al niet meer. Tussen 17.00 en 19.00 - en voor wie zin heeft nog gevolgd door een goedkoop bord eten. Verder helemaal gratis. Kom kijken, het wordt leuk!
vrijdag 17 september 2010
Beroemd
Bij de frites en de erwtjes komt deze keer God ter sprake.
'Sommige mensen denken dat Hij echt bestaat, maar ik denk dat het een verhaal is,' zeg ik. 'Een spannend verhaal dat wel.'
'Waarom denken ze dat God bestaat?' vraagt Jeetje. 'Het kan toch helemaal niet. Iemand die in de lucht woont?'
'Ze denken dat God de hele wereld heeft gemaakt. De bomen, de bloemen, de lucht. En ons erbij. '
Jeetje kijkt naar alles wat mogelijk geschapen zou zijn door God en concludeert: 'Dat kan echt niet.'
'Nee, precies. Ik vind het ook niet erg plausibel.'
'Dan zou hij wel héél beroemd moeten zijn,' zegt Jeetje.
'Sommige mensen denken dat Hij echt bestaat, maar ik denk dat het een verhaal is,' zeg ik. 'Een spannend verhaal dat wel.'
'Waarom denken ze dat God bestaat?' vraagt Jeetje. 'Het kan toch helemaal niet. Iemand die in de lucht woont?'
'Ze denken dat God de hele wereld heeft gemaakt. De bomen, de bloemen, de lucht. En ons erbij. '
Jeetje kijkt naar alles wat mogelijk geschapen zou zijn door God en concludeert: 'Dat kan echt niet.'
'Nee, precies. Ik vind het ook niet erg plausibel.'
'Dan zou hij wel héél beroemd moeten zijn,' zegt Jeetje.
donderdag 16 september 2010
Op een existentieel vlak
'Weet je waarom ik het meest jaloers ben op Deetje?' zegt Jeetje tijdens het avondeten.
'Nou?' Nu zullen we het krijgen. Ze is jaloers op Deetje omdat zij zo lekker op mijn schoot mag zitten en geknuffeld wordt, terwijl Jeetje wordt gesommeerd op haar stoel te blijven zitten totdat die drie lauwe bloemkoolroosjes he-le-maal op zijn. ('Wat gebeurt er als ik nu toch van tafel ga? Wat doe je dan?' vroeg ze. 'Dan mag je morgen na school met niemand spelen,' zei ik. 'Oei.' Ze ging rechtop zitten. 'En haal die handen onder je hoofd uit', zei ik, 'zo kun je niet eten.') Ik kan me op dit moment dus allerlei jaloerse gevoelens voorstellen. De kleine Deetje wordt niet gecorrigeerd, noch gesommeerd tot iets, zij wordt alleen maar aangemoedigd en gekust. Maar goed, de jaloezie van haar zuster blijkt zich af te spelen op een heel ander vlak.
'Zij leeft langer dan ik. Daar ben ik zó jaloers op,' zegt Jeetje.
'Hè?'
'Ik ga eerder dood dan Deetje. Dat vind ik gewoon niet leuk, dat ik eerder dood ga.'
'O, zoveel eerder ga jij ook weer niet dood hoor,' zeg ik. 'Echt niet.'
'Hoeveel eerder dan?'
'Ja, dat weet ik ook niet precies.'
'Ik ga toch eerder dood? Want ik ben veel ouder.'
'Eerst gaan wij nog dood hoor. Eerst papa, dan ik. Dan jij pas. En daarna... Eet gewoon die bloemkool op, jij!'
Nu heb ik de dood overzichtelijk proberen te maken door hem leeftijd gebonden te laten zijn. Maar echt geruststellend wordt ons gesprek daarmee niet. In tegendeel.
'Nou?' Nu zullen we het krijgen. Ze is jaloers op Deetje omdat zij zo lekker op mijn schoot mag zitten en geknuffeld wordt, terwijl Jeetje wordt gesommeerd op haar stoel te blijven zitten totdat die drie lauwe bloemkoolroosjes he-le-maal op zijn. ('Wat gebeurt er als ik nu toch van tafel ga? Wat doe je dan?' vroeg ze. 'Dan mag je morgen na school met niemand spelen,' zei ik. 'Oei.' Ze ging rechtop zitten. 'En haal die handen onder je hoofd uit', zei ik, 'zo kun je niet eten.') Ik kan me op dit moment dus allerlei jaloerse gevoelens voorstellen. De kleine Deetje wordt niet gecorrigeerd, noch gesommeerd tot iets, zij wordt alleen maar aangemoedigd en gekust. Maar goed, de jaloezie van haar zuster blijkt zich af te spelen op een heel ander vlak.
'Zij leeft langer dan ik. Daar ben ik zó jaloers op,' zegt Jeetje.
'Hè?'
'Ik ga eerder dood dan Deetje. Dat vind ik gewoon niet leuk, dat ik eerder dood ga.'
'O, zoveel eerder ga jij ook weer niet dood hoor,' zeg ik. 'Echt niet.'
'Hoeveel eerder dan?'
'Ja, dat weet ik ook niet precies.'
'Ik ga toch eerder dood? Want ik ben veel ouder.'
'Eerst gaan wij nog dood hoor. Eerst papa, dan ik. Dan jij pas. En daarna... Eet gewoon die bloemkool op, jij!'
Nu heb ik de dood overzichtelijk proberen te maken door hem leeftijd gebonden te laten zijn. Maar echt geruststellend wordt ons gesprek daarmee niet. In tegendeel.
woensdag 15 september 2010
Je vraagt je af
Daar ga je met je hoofdpijn en je dichtgeklapte bakfiets over bruggen, langs woonwagenkampen, dwars door weilanden op weg naar het middelpunt van de stad. Of was het de aarde? Je hebt windkracht negen tegen en er hangt een zwarte wolkenbrei boven je kop. Het lekt al. Een kwestie van minuten of het barst los. Je vraagt je af of je wel goed bij je hoofd bent. Welke idioot stopt de kleine nou op een kinderdagverblijf dat een dik half uur fietsen verderop ligt? Terwijl je op je eiland omringd wordt door de kinderopvang. Dat is daar misschien wel de core business. In de helft van de gebouwen die er staat is een crèche gevestigd. Is het geen officiële dan wel een clandestiene. Het barst ervan. Je had je er alleen wat beter in moeten verdiepen. Je had er in moeten geloven. Nu word je nat en die wind holt je hoofd uit.
Dat heb je er dus voor over.
Dat heb je er dus voor over.
dinsdag 14 september 2010
We hebben geluk
Beneden is de man uit Brazilië aan het schoonmaken. Op een racefiets is hij naar ons gekomen. Oorspronkelijk komt hij uit een gezin van tien kinderen en tot zijn twintigste is hij nog analfabeet. Dan meldt hij zich aan voor de lagere school. Zodra hij kan lezen en schrijven, vertrekt hij in zijn eentje naar Nederland. Via via heeft hij gehoord dat het leven hier beter moet zijn. Eenmaal op Schiphol geland, is er geen enkel aanknopingspunt. Hij kan nu wel lezen, maar begrijpt niet wat er staat. Hij kent niemand. Hij weet niet waar hij naartoe moet. Dan is er nog de kou.
'Alsof je een blinde bent,' zegt hij, 'je kunt wel zien. Maar je loopt rond als een blinde.'
Nu, een paar jaar later, staat hij in mijn keuken en spreekt vloeiend Nederlands. Zijn mobiel gaat: mensen hebben hem nodig. Hij is heel goed in zijn vak dat zeker nooit zijn vak zou zijn geweest, als hij ergens anders was opgegroeid.
Hierboven zit ik achter mijn laptop en als ik uit mijn raam kijk, zie ik overal mensen achter laptopjes zitten. In hun doorzichtige, zelfontworpen huizen.
'Alsof je een blinde bent,' zegt hij, 'je kunt wel zien. Maar je loopt rond als een blinde.'
Nu, een paar jaar later, staat hij in mijn keuken en spreekt vloeiend Nederlands. Zijn mobiel gaat: mensen hebben hem nodig. Hij is heel goed in zijn vak dat zeker nooit zijn vak zou zijn geweest, als hij ergens anders was opgegroeid.
Hierboven zit ik achter mijn laptop en als ik uit mijn raam kijk, zie ik overal mensen achter laptopjes zitten. In hun doorzichtige, zelfontworpen huizen.
maandag 13 september 2010
Het weekend
1
Een kind is geen kind. Jeetje is uit logeren en aan alleen de baby heb je eigenlijk nauwelijks werk. Waar waren we vroeger dan zo druk mee? Toen Jeetje een baby was namelijk, waren we er in onze herinnering dag en nacht fulltime mee in de weer.
2
'Ik ga dan nog liever koken,' zei man.
'Jij gaat absoluut niet koken. Denk erom,' schreeuwde ik.
'Ik vind het niet erg om te koken.'
'Daar komt niets van in. Dan wordt de hele keuken vies. Krijgen we dat weer.'
Op het eiland waar we wonen is niets om af te halen. Je moet hier wel zelf je maaltijden bereiden. Maar als Jeetje niet thuis is, willen we niet koken. Het ergste aan kinderen hebben, is toch wel dat ze moeten eten. Elke avond. En rond dezelfde tijd.
Daar zouden ze eens onderzoek naar moeten doen.
Tenslotte heb ik ergens uit de binnenstad een Thaise maaltijd laten komen. Man zag het scootertje met zijn curry's al door de velden brommen. Langs het water. Over de witte hangbrug. Door wind en regen. Een zestienjarige courier die compleet verwaaid voor onze deur staat met een doorzichtig plastic tasje met koud voedsel.
Maar man besloot me te laten begaan.
3
In IKEA geweest voor opbergsystemen. Zo kom je er nooit, zo ben je er kind aan huis. Wel liepen we tegen de keer in. Om aan te geven dat we heel anders zijn. De baby die met haar rug tegen mijn borst in het zakje hing, keek haar ogen uit. Zoveel volk had ze nog nooit bij elkaar gezien. Het liefst had ze alles en iedereen even in haar mond gestoken.
4.
Verhuisdozen uitgepakt. Mijn zwarte laarsjes teruggevonden.
'Ik zou niet weten over welke laarsjes je het hebt,' zei man al maanden. 'Zwarte laarsjes. Je hebt zo veel zwarte laarsjes.'
'Ik heb niet veel zo veel zwarte laarsjes,' zei ik. 'Deze laarsjes had ik altijd aan. Weet je dat niet meer? Ik loop al twee jaar op deze zwarte laarsjes. Ik heb nooit andere schoenen aan. Omdat ik geen andere schoenen hèb.'
Man trekt een hoogst verbaasd gezicht.
'Het interesseert jou echt niet hoe ik er uit zie. Dat is nog het ergste.'
Een kind is geen kind. Jeetje is uit logeren en aan alleen de baby heb je eigenlijk nauwelijks werk. Waar waren we vroeger dan zo druk mee? Toen Jeetje een baby was namelijk, waren we er in onze herinnering dag en nacht fulltime mee in de weer.
2
'Ik ga dan nog liever koken,' zei man.
'Jij gaat absoluut niet koken. Denk erom,' schreeuwde ik.
'Ik vind het niet erg om te koken.'
'Daar komt niets van in. Dan wordt de hele keuken vies. Krijgen we dat weer.'
Op het eiland waar we wonen is niets om af te halen. Je moet hier wel zelf je maaltijden bereiden. Maar als Jeetje niet thuis is, willen we niet koken. Het ergste aan kinderen hebben, is toch wel dat ze moeten eten. Elke avond. En rond dezelfde tijd.
Daar zouden ze eens onderzoek naar moeten doen.
Tenslotte heb ik ergens uit de binnenstad een Thaise maaltijd laten komen. Man zag het scootertje met zijn curry's al door de velden brommen. Langs het water. Over de witte hangbrug. Door wind en regen. Een zestienjarige courier die compleet verwaaid voor onze deur staat met een doorzichtig plastic tasje met koud voedsel.
Maar man besloot me te laten begaan.
3
In IKEA geweest voor opbergsystemen. Zo kom je er nooit, zo ben je er kind aan huis. Wel liepen we tegen de keer in. Om aan te geven dat we heel anders zijn. De baby die met haar rug tegen mijn borst in het zakje hing, keek haar ogen uit. Zoveel volk had ze nog nooit bij elkaar gezien. Het liefst had ze alles en iedereen even in haar mond gestoken.
4.
Verhuisdozen uitgepakt. Mijn zwarte laarsjes teruggevonden.
'Ik zou niet weten over welke laarsjes je het hebt,' zei man al maanden. 'Zwarte laarsjes. Je hebt zo veel zwarte laarsjes.'
'Ik heb niet veel zo veel zwarte laarsjes,' zei ik. 'Deze laarsjes had ik altijd aan. Weet je dat niet meer? Ik loop al twee jaar op deze zwarte laarsjes. Ik heb nooit andere schoenen aan. Omdat ik geen andere schoenen hèb.'
Man trekt een hoogst verbaasd gezicht.
'Het interesseert jou echt niet hoe ik er uit zie. Dat is nog het ergste.'
vrijdag 10 september 2010
Overtreffende trap
Mijn vader heeft last van zijn been.
Nu hij zoveel zit, komt hij toe aan het lezen van dikke boeken. Ook dunne boeken. Hij leest eigenlijk alle boeken die hij in handen krijgt. Hij ontpopt zich tot een ware boekenverslinder.
Ook telefoneren we meer. Ik was laatst de dekenkist wit aan het schilderen die hij jaren geleden gemaakt heeft, toen hij me opbelde om zomaar wat te kletsen. We kletsten wat. Over de baby. En over de boeken die hij nu weer uit heeft en waar ik nog aan moet beginnen. Van Nelleke Noordervliet, WF Hermans en Geert Mak.
'Ik heb je kist net geschilderd!' zei ik toen.
Het bleef stil aan de andere kant van de lijn. Ik weet dat er iets mis is met de telefoonverbinding van mijn ouders. De lijn valt regelmatig weg. Dan kan ik hen niet meer horen maar zij mij nog wel. Hun provider is slecht.
'Ben je er nog?' zei ik. 'Ben je weggevallen? Is het weer zover? Papa?'
'Nee,' hoorde ik toen zacht. 'Nee, nee.'
'O! Je bent er nog! Goed. Nou, ik heb je kist dus net wit geschilderd en...'
Weer viel het stil.
'Je kíst, weet je wel, die...' En toen begreep ik de stilte van mijn vader.
'Ik bedoel die dekenkist, hè?' zei ik. 'Die dékenkist! Wat dacht jij dan?'
Het gekke is dat ik het zelf niet eens bedacht had. Deze morbide gedachtengang waar ik best sterk in ben. Hij overtreft mij.
Nu hij zoveel zit, komt hij toe aan het lezen van dikke boeken. Ook dunne boeken. Hij leest eigenlijk alle boeken die hij in handen krijgt. Hij ontpopt zich tot een ware boekenverslinder.
Ook telefoneren we meer. Ik was laatst de dekenkist wit aan het schilderen die hij jaren geleden gemaakt heeft, toen hij me opbelde om zomaar wat te kletsen. We kletsten wat. Over de baby. En over de boeken die hij nu weer uit heeft en waar ik nog aan moet beginnen. Van Nelleke Noordervliet, WF Hermans en Geert Mak.
'Ik heb je kist net geschilderd!' zei ik toen.
Het bleef stil aan de andere kant van de lijn. Ik weet dat er iets mis is met de telefoonverbinding van mijn ouders. De lijn valt regelmatig weg. Dan kan ik hen niet meer horen maar zij mij nog wel. Hun provider is slecht.
'Ben je er nog?' zei ik. 'Ben je weggevallen? Is het weer zover? Papa?'
'Nee,' hoorde ik toen zacht. 'Nee, nee.'
'O! Je bent er nog! Goed. Nou, ik heb je kist dus net wit geschilderd en...'
Weer viel het stil.
'Je kíst, weet je wel, die...' En toen begreep ik de stilte van mijn vader.
'Ik bedoel die dekenkist, hè?' zei ik. 'Die dékenkist! Wat dacht jij dan?'
Het gekke is dat ik het zelf niet eens bedacht had. Deze morbide gedachtengang waar ik best sterk in ben. Hij overtreft mij.
donderdag 9 september 2010
Puur toeval
Mijn eerste dagen op mijn nieuwe werkkamer om de eerste ideeën op te schrijven voor mijn nieuwe boek, begonnen voor mij met een verkoudheidje. Niet alleen de afvoer van ons bad, maar ook die van mijn hoofd bleek verstopt. Het proces ging van zwak, tot matig en is nu stormachtig te noemen. Hedenavond zag ik een paar baby's door de kamer kruipen, terwijl we er maar één hebben en die kan niet eens kruipen. De kamer golft ook heel vreemd op en neer.
Ik denk dat dit helemaal niets wil zeggen over het komende boekenjaar. Het is een toevallige omstandigheid.
'Het besluit van Dola Korstjens' is alsnog op een shortlist terechtgekomen en wel die van de Vrouw & Kultuur Debuutprijs 2010!
In die bundel staat het verhaal De Tussenbuurvrouw waarin de hoofdpersoon op vijf mei een meisje krijgt, en jaren later kreeg ik op die dag een meisje. In het echt.
Ook dit zegt niets.
Ik denk dat dit helemaal niets wil zeggen over het komende boekenjaar. Het is een toevallige omstandigheid.
'Het besluit van Dola Korstjens' is alsnog op een shortlist terechtgekomen en wel die van de Vrouw & Kultuur Debuutprijs 2010!
In die bundel staat het verhaal De Tussenbuurvrouw waarin de hoofdpersoon op vijf mei een meisje krijgt, en jaren later kreeg ik op die dag een meisje. In het echt.
Ook dit zegt niets.
woensdag 8 september 2010
Saamhorigheid
Man met het kleine meisje op zijn arm. 's Ochtends in de deuropening. Een seconde voor ze vertrekken.
Ze draagt het joggingjasje met capuchon dat nog van haar zus geweest is. Als ik geweten had dat het vijf jaar later weer gedragen zou worden, had ik toentertijd een ander jasje gekocht. Een mooier. Dan had ik er op z'n minst iets langer over nagedacht voordat ik het van het rek zou halen.
Ze laat haar lijfje rusten tegen mans' borst. De manier waarop ze dat doet, herken ik plotseling. Zo deed haar zus dat ook. Met diezelfde bravoure. Hetzelfde vertrouwen. In hetzelfde jasje.
Ze houdt haar hoofd fier rechtop. Het - nieuwe - witte wollen mutsje staat haar goed. Opgetrokken wenkbrauwboogjes. Perfecte halve maantjes. Daaronder haar ogen, die me het meest van de tijd - ook nu - hogelijk verbaasd aankijken. Haar wangen maken dat ze door velen 'boeddha' genoemd wordt. Misschien zijn het niet alleen haar wangen.
Ze laat hem haar dragen.
Dan gaat de deur dicht. Vader en dochter zijn weg. De dag in.
Ze draagt het joggingjasje met capuchon dat nog van haar zus geweest is. Als ik geweten had dat het vijf jaar later weer gedragen zou worden, had ik toentertijd een ander jasje gekocht. Een mooier. Dan had ik er op z'n minst iets langer over nagedacht voordat ik het van het rek zou halen.
Ze laat haar lijfje rusten tegen mans' borst. De manier waarop ze dat doet, herken ik plotseling. Zo deed haar zus dat ook. Met diezelfde bravoure. Hetzelfde vertrouwen. In hetzelfde jasje.
Ze houdt haar hoofd fier rechtop. Het - nieuwe - witte wollen mutsje staat haar goed. Opgetrokken wenkbrauwboogjes. Perfecte halve maantjes. Daaronder haar ogen, die me het meest van de tijd - ook nu - hogelijk verbaasd aankijken. Haar wangen maken dat ze door velen 'boeddha' genoemd wordt. Misschien zijn het niet alleen haar wangen.
Ze laat hem haar dragen.
Dan gaat de deur dicht. Vader en dochter zijn weg. De dag in.
dinsdag 7 september 2010
Kennismaking
Er is een jongetje uit haar nieuwe klas mee naar huis gekomen. Ze duiken meteen op de kleine berg zand achterin de tuin en beginnen te spelen. Terwijl ze elkaar in rap tempo bijpraten over de ins en outs van hun privéleven. Hun voor- en afkeur van bepaalde zaken. Ook de namen van oma's, hondjes, grote- en kleine zussen komen voorbij. Het lievelingseten wordt kort benoemd. Dan zijn ze bij het strafblad aanbeland.
'Heb jij wel eens iemand vermoord?' vraagt Jeetje.
'Nee,' zegt hij.
'O, ik ook niet.'
Het jongetje zegt: 'Dan kom je in de gevangenis.'
'Nee, wij niet,' zegt Jeetje.
'Jawel,' weet hij, 'als je iemand vermoord kom je in de gevangenis.'
'Maar kinderen kunnen niet in de gevangenis komen, alleen volwassenen,' zegt Jeetje.
'O,' zegt hij, 'dat wist ik niet.'
'Ja,' zegt Jeetje.
En ze spelen door.
'Heb jij wel eens iemand vermoord?' vraagt Jeetje.
'Nee,' zegt hij.
'O, ik ook niet.'
Het jongetje zegt: 'Dan kom je in de gevangenis.'
'Nee, wij niet,' zegt Jeetje.
'Jawel,' weet hij, 'als je iemand vermoord kom je in de gevangenis.'
'Maar kinderen kunnen niet in de gevangenis komen, alleen volwassenen,' zegt Jeetje.
'O,' zegt hij, 'dat wist ik niet.'
'Ja,' zegt Jeetje.
En ze spelen door.
maandag 6 september 2010
Prik, prik, prik
De wind blijft maar door mijn oorbuizen gieren.
In de ochtend heb ik gelopen op de gifbelt die nu natuurpark geworden is. Ik liep, zoals gewoonlijk, achter mijn groene kinderwagentje over de open vlakte. Er waren geen mensen, maar ik zag wel een stel konijnen die hun kontjes naar me toe keerden. En hingen mijn oogleden 's morgens al zwaar op de neuzen van mijn schoenen, 's avonds struikelde ik erover.
Het is alsof er in mij ook een gesealde gifbelt zit - alsof ik een gesealde gifbelt ben - en hoe vermoeider ik word, hoe meer gaatjes er in die zorgvuldig ingepakte wereld komen.
In de ochtend heb ik gelopen op de gifbelt die nu natuurpark geworden is. Ik liep, zoals gewoonlijk, achter mijn groene kinderwagentje over de open vlakte. Er waren geen mensen, maar ik zag wel een stel konijnen die hun kontjes naar me toe keerden. En hingen mijn oogleden 's morgens al zwaar op de neuzen van mijn schoenen, 's avonds struikelde ik erover.
Het is alsof er in mij ook een gesealde gifbelt zit - alsof ik een gesealde gifbelt ben - en hoe vermoeider ik word, hoe meer gaatjes er in die zorgvuldig ingepakte wereld komen.
zondag 5 september 2010
Levensgeluk?
Jonge kinderen verminderen het levensgeluk van hun ouders stond in het NRC. Ik vraag mij af of er iets ter wereld is wat het levensgeluk aantoonbaar vergroot. Geld maakt niet gelukkig. Verhuizen moet je niet doen om gelukkig van te worden. Op vakantie gaan, werkt stressverhogend, wijzen de onderzoeken uit. Teveel sociale contacten zijn niet goed voor je welbevinden, maar van te weinig vrienden word je ook al niet gelukkiger. Zelfs werken schijnt niet echt bij te dragen aan dat vermaledijde geluksgevoel waar de wetenschappers in hun rapporten over reppen.
Om half twee en om vijf uur vannacht werd Deetje wakker met een onbegrijpelijke honger naar meer. Een honger van het soort waar geen fopspeen tegen bestand is. Dit is nu al de vijfde nacht op een rij. Daar zat ik weer rechtop in bed, voedde het kind en dacht aan het grote geluk. Aan de slaap. Het niet-zijn. Toen ik op een bepaalde manier ging zitten, moest ik mij bedwingen het niet uit te schreeuwen van de pijn. Ik was die dag op mijn achterhoofd en tegelijkertijd op mijn stuitje gevallen. Nadat man gemaand had sneller met die druppende - want zojuist gewassen, want onder gespuugde - slaapzak van de trap af te komen.
'Rennen jij!' riep hij. 'Opschieten. Het hele huis wordt nat!'
Dus begon ik te rennen en gleed halverwege uit. Daar lag ik met de zware, natte deken bovenop mij onderaan de trap en dacht aan niets. Ik werd één met mijn stuit.
Op deze zondagochtend wordt het huis alsnog nat. Zojuist heb ik in het midden van de keuken een emmer gezet.
'De lamp lekt,' zei Jeetje.
Het blijft onverminderd druppen. Ik rapporteer hierbij dat ook lekkage een mens niet veel dichterbij het levensgeluk brengt.
Om half twee en om vijf uur vannacht werd Deetje wakker met een onbegrijpelijke honger naar meer. Een honger van het soort waar geen fopspeen tegen bestand is. Dit is nu al de vijfde nacht op een rij. Daar zat ik weer rechtop in bed, voedde het kind en dacht aan het grote geluk. Aan de slaap. Het niet-zijn. Toen ik op een bepaalde manier ging zitten, moest ik mij bedwingen het niet uit te schreeuwen van de pijn. Ik was die dag op mijn achterhoofd en tegelijkertijd op mijn stuitje gevallen. Nadat man gemaand had sneller met die druppende - want zojuist gewassen, want onder gespuugde - slaapzak van de trap af te komen.
'Rennen jij!' riep hij. 'Opschieten. Het hele huis wordt nat!'
Dus begon ik te rennen en gleed halverwege uit. Daar lag ik met de zware, natte deken bovenop mij onderaan de trap en dacht aan niets. Ik werd één met mijn stuit.
Op deze zondagochtend wordt het huis alsnog nat. Zojuist heb ik in het midden van de keuken een emmer gezet.
'De lamp lekt,' zei Jeetje.
Het blijft onverminderd druppen. Ik rapporteer hierbij dat ook lekkage een mens niet veel dichterbij het levensgeluk brengt.
donderdag 2 september 2010
Combineren
'Bloemkool, friet en vis, is een goeie combinatie,' zegt Jeetje.
'Dat jij het woord combinatie gebruikt,' zegt man.
'Ja. Combinatie,' zegt Jeetje. 'Maar wat is een combinatie eigenlijk precies?'
'Dat zijn verschillende dingen bij elkaar,' zeg ik.
'Verschillende dingen bij elkaar,' zegt Jeetje. Ze bestudeert haar arm. 'Een arm, een hand en vingers? Is dat een combinatie?'
'Nou, nee, niet precies.'
'Maar wat is het dan wèl?'
Vandaag heeft Esther het in haar column in de VPRO gids over de eerste stijve lul die ze ooit in het echt zag. Ik kan me mijn eerste lul totaal niet herinneren. Ik heb er geen op mijn netvlies staan. Wel moest ik meteen denken aan de groeiende pink. Hoe ik een hele tijd in de veronderstelling was dat mijn hand - ergens diep onder de deken - losjes tegen een pink aan lag. Totdat ik het leven in de pink op begon te merken. Het was in het begin nog heel summier, maar het was onmiskenbaar leven. Mijn hand lag onder de deken, controleren kon ik de pink niet. Mijn hoofd stak een heel stuk boven de deken uit, en staarde naar de wekker op het nachtkastje. Terwijl ik zag hoe de tijd verstreek, kwam mijn hand vanzelf steeds verder en verder in de verdrukking. Dit kon nooit een pink zijn. Ik weet nog dat ik overeind schoot, en uitriep dat ik de trein moest halen. Dat ik zonder op of om te kijken, zijn kamer uit stormde. Dat ik zijn moeder in de keuken passeerde. En dat ik de volgende dag door de jongen met de pink gedumpt werd. Met de mededeling dat hij er nog niet aan toe was zich te binden.
Deze twee stukjes: het is geen combinatie.
'Dat jij het woord combinatie gebruikt,' zegt man.
'Ja. Combinatie,' zegt Jeetje. 'Maar wat is een combinatie eigenlijk precies?'
'Dat zijn verschillende dingen bij elkaar,' zeg ik.
'Verschillende dingen bij elkaar,' zegt Jeetje. Ze bestudeert haar arm. 'Een arm, een hand en vingers? Is dat een combinatie?'
'Nou, nee, niet precies.'
'Maar wat is het dan wèl?'
Vandaag heeft Esther het in haar column in de VPRO gids over de eerste stijve lul die ze ooit in het echt zag. Ik kan me mijn eerste lul totaal niet herinneren. Ik heb er geen op mijn netvlies staan. Wel moest ik meteen denken aan de groeiende pink. Hoe ik een hele tijd in de veronderstelling was dat mijn hand - ergens diep onder de deken - losjes tegen een pink aan lag. Totdat ik het leven in de pink op begon te merken. Het was in het begin nog heel summier, maar het was onmiskenbaar leven. Mijn hand lag onder de deken, controleren kon ik de pink niet. Mijn hoofd stak een heel stuk boven de deken uit, en staarde naar de wekker op het nachtkastje. Terwijl ik zag hoe de tijd verstreek, kwam mijn hand vanzelf steeds verder en verder in de verdrukking. Dit kon nooit een pink zijn. Ik weet nog dat ik overeind schoot, en uitriep dat ik de trein moest halen. Dat ik zonder op of om te kijken, zijn kamer uit stormde. Dat ik zijn moeder in de keuken passeerde. En dat ik de volgende dag door de jongen met de pink gedumpt werd. Met de mededeling dat hij er nog niet aan toe was zich te binden.
Deze twee stukjes: het is geen combinatie.
woensdag 1 september 2010
Hoe moet dat nou?
Ik kan beter een jaar huismoeder worden, wil mijn hart niet nog een keer gebroken worden. Hoe belangrijk is het schrijven van een boek? Het is voor niemand van enige importantie, behalve voor mijzelf.
Of man wordt huisvader, inderdaad. Dat zou man ook kunnen doen. En misschien zou hij het best willen doen. Daaraan ligt het niet. De meeste mythes aangaande het schrijverschap zijn in de loop der tijd toch wel ontmanteld, behalve die van het geld. Maar dat is geen mythe. Alleen de prijswinnaars onder ons hebben het.
Het ging over mijn gebroken hart. Was ik alweer afgedwaald naar geld. We luisterden vanmorgen aan het ontbijt toevallig naar een lied over iemand met een gebroken hart - gezongen door Nathalie Merchant - en ik hoor mijzelf nog uitvoerig aan Jeetje vertellen wat het betekent om een gebroken hart te hebben. Dit terwijl mijn hart, telkens als ik naar Deetje keek, bezig was met breken.
Vandaag zou ze voor het eerst gaan wennen op het kinderdagverblijf.
Deetje is ook al vier maanden oud. Ze zijn daar aardig en lief. En ze zullen haar voeden.
Maar Deetje achterlaten, gaat tegen alles in.
Ik ga weer aan het werk. Ik ga weer schrijven. Ik ga lesgeven. Ik heb een intakegesprek bij de sportschool. Het leven zal weer beginnen. (Alsof ik niet juist aan het leven was!) Ik moet Deetje een beetje loslaten. Dat wil ik niet. Maar ook wil ik mijn dagtaak niet tot het moederen alleen beperken. Ik word er gelukkig van hierboven in mijn eentje te zitten, dingen te verwoorden. En mijn hart breekt als ik eraan denk om van Deetje vandaan te fietsen.
Nooit wil ik van Deetje vandaan fietsen. Zoals ik eigenlijk ook nooit van Jeetje vandaan gefietst had willen zijn. Maar toch ben.
Of man wordt huisvader, inderdaad. Dat zou man ook kunnen doen. En misschien zou hij het best willen doen. Daaraan ligt het niet. De meeste mythes aangaande het schrijverschap zijn in de loop der tijd toch wel ontmanteld, behalve die van het geld. Maar dat is geen mythe. Alleen de prijswinnaars onder ons hebben het.
Het ging over mijn gebroken hart. Was ik alweer afgedwaald naar geld. We luisterden vanmorgen aan het ontbijt toevallig naar een lied over iemand met een gebroken hart - gezongen door Nathalie Merchant - en ik hoor mijzelf nog uitvoerig aan Jeetje vertellen wat het betekent om een gebroken hart te hebben. Dit terwijl mijn hart, telkens als ik naar Deetje keek, bezig was met breken.
Vandaag zou ze voor het eerst gaan wennen op het kinderdagverblijf.
Deetje is ook al vier maanden oud. Ze zijn daar aardig en lief. En ze zullen haar voeden.
Maar Deetje achterlaten, gaat tegen alles in.
Ik ga weer aan het werk. Ik ga weer schrijven. Ik ga lesgeven. Ik heb een intakegesprek bij de sportschool. Het leven zal weer beginnen. (Alsof ik niet juist aan het leven was!) Ik moet Deetje een beetje loslaten. Dat wil ik niet. Maar ook wil ik mijn dagtaak niet tot het moederen alleen beperken. Ik word er gelukkig van hierboven in mijn eentje te zitten, dingen te verwoorden. En mijn hart breekt als ik eraan denk om van Deetje vandaan te fietsen.
Nooit wil ik van Deetje vandaan fietsen. Zoals ik eigenlijk ook nooit van Jeetje vandaan gefietst had willen zijn. Maar toch ben.
Abonneren op:
Posts (Atom)