dinsdag 29 november 2011

Discipline

Het is een dinsdag. De dinsdag na mijn tournee. Het wordt ook geen andere dag vandaag. Dat is wat we tenminste weten. Ik hou de gordijnen hier gesloten. Ze laten wel licht door. Het schemert al, terwijl het nog maar even na negenen in de ochtend is. Ik zou er zo een fles port bij kunnen zetten. Zoals de schrijvers in boeken doen. Maar ik zet er geen port bij. Ik vul zo een anderhalve literfles met water. Ik drink nog een espresso. Dan open ik echt mijn document. Ik hoop dat het een goeie werkdag wordt vandaag. Ik hoop dat ik ook nog ga rennen. Het gekke is dat het lijkt of ik er zelf niet altijd de hand in heb; hoe de dag loopt. Of zou dat puur gebrek aan discipline zijn?

maandag 28 november 2011

Een nacht

Voorlezen in Nijmegen was goed. Ik begon pas rond half 12 en dus duurde de avond nog lang. Maar zelfs als ik tot 4 uur in de ochtend ergens blijf, heb ik het gevoel de eerste te zijn die vertrekt. Dat was ook zo geloof ik. Ik heb gepraat met Dautzenberg, over pedofilie natuurlijk. Ik weet nog dat ik heel hard riep dat het een ziekte was of dan tenminste ziekelijk, en zijn gezicht dat vol afgrijzen naar me keek. Ik weet ook nog dat hij zei dat hij zijn vriendinnetje ging zoeken en dat ik dat zo aandoenlijk van hem vond. Ik heb in de artiestenfoyer heel lang met de chauffeur/begeleider van Jules Deelder moeten zitten die mij met adviezen overstelpte, me vertelde over het leven dat zo voorbij kan zijn en dat ik daarom nu moet genieten en niet op mijn telefoontje kijken, hij vertelde me over later als ik groot zou zijn en ik een leven opgebouwd zou hebben. Ik dacht: die man weet niet dat ik al groot ben en een heel leven opgebouwd heb, - een leven dat nu thuis in twee bedjes lig te slapen - dat het voor mijn generatie vooral de uitdaging is dat leven niet af te breken. Of juist wel. Ik weet niet wat het beste is. Willem van het Wintertuinfestival kondigde mij aan en daarna Jan van Mersbergen. Willem Claassen die mij ooit 'ontdekt' heeft, en over wie nu in de wandelgangen geruchten gaan dat hij een heel erg goed boek geschreven heeft en dat geloof ik. In het voorjaar komt dat uit. 's Ochtends in het hotel liep ik tegelijk met de jongeman van Clausewitz de trap af, Joost de Vries, die me vroeg of ik goed geslapen had, kort zei ik en toen zei hij dat hij naar het museum ging. 'O, museum! Ik ook,' zei ik, 'maar ik ontbijt eerst nog even.'

vrijdag 25 november 2011

Ik, opwarmertje

Het was druk toen ik bij de Melkweg aankwam, ik dacht: als die lui voor ons komen, lopen we binnen. Maar het optreden van de schrijvers was in de theaterzaal, een fijne zaal, die ook helemaal vol kwam te zitten. Het was een leuk programma. De meeste schrijvers bleken nog wat ernaast te kunnen zoals zingen, grappig presenteren, filmpjes maken, en op ukelele spelen. Daar moet je mij allemaal niet voor vragen. Er was ook een tv-icoon die een boek had geschreven. Die bleek dàt er weer naast te kunnen. Veel multi-talenten in deze wereld. Ik bewonder multi-talenten. Ik, monomaan type. Het enige waar je mij voor kunt vragen is: schrijf een stukje, kom het voordragen en dan ook nog het liefst niet als eerste, zoals gisteren. Ik ben geen geweldig opwarmertje. Daar moet je een losse mond voor hebben. Al is dat nog wel te leren. Als ik het vanavond over zou doen, wist ik het wel.
Maar vraag je mij een liedje te zingen, dan gaat dat echt te ver. Ik kan naast het schrijven helemaal niets.

dinsdag 22 november 2011

De kringmonoloog

In de bieb stonden vijfentwintig stoelen in een kring en daartussen een rode fauteuil, maar het was niet Sinterklaas die daarop zou gaan zitten.
Het was alsof ik jarig was.
Vandaag schiet het de hele dag al door mijn hoofd: Ik heb de gasten niks teruggevraagd. Ze zijn gekomen en ik ben twee uur lang achter elkaar aan het woord geweest. En toen was het feestje afgelopen.

Er was een meisje van vroeger dat haar kledingwinkel net verkocht had omdat het zo slecht ging met de branche. Haar moeder vertelde dat ze echt een hele mooie zaak had gehad. Er was een moeder van een jongen die bij mij op de lagere school zat, die nu in Amerika woont en daar piloot is. Er was iemand van wie in de wandelgangen werd gezegd dat hij mijn oude jeugdliefde was. Er was een vrouw die de volgende ochtend naar een begrafenis zou gaan van iemand die een gelukkige dood had gehad. Er waren mijn tantes die mijn verhalen niet goed kunnen lezen omdat voor hen de realiteit zich teveel met de fictie mengt. Er was iemand die alles van mij las. Mijn oma zat naast me in de gele fauteuil die er, speciaal voor haar, bij werd gezet. Vlak voor ik begon, zei ze: 'Nou, ik ben eens benieuwd wat je allemaal gaat vertellen.'
Een mevrouw zei heel vaak nadat ik iets voorgelezen had: 'Maar dat is heel normaal hoor, dat je dat hebt. Dat heeft iedereen.' Tegen iemand anders hoorde ik haar zeggen: 'Zij denkt dat zij de enige is die daar mee zit.'
Vandaag is het ook al vaak door mijn hoofd geschoten, dat dat niet zo is. Ik denk dat niet. Juist niet. Ik schrijf volgens mij omdat ik hoop - omdat ik vermoed, misschien wel zeker weet - niet de enige te zijn.

maandag 21 november 2011

Een telefoongesprek

Gisteravond telefoneerde ik met mijn moeder over dat ik vandaag bij hen kom eten en over hoe laat ik dan op het station Boxmeer zal arriveren en zo. Vanwege de lezing die ik geef in de bibliotheek waar ik vroeger twee keer in de week kwam om boeken te lenen.
'Weet je eigenlijk hoeveel mensen er komen?' vraag ik na een tijdje.
'Niet veel!'
'O,' zeg ik.
'Nee,' zegt ze, 'het viel de mensen van de bibliotheek ook vies tegen.'
'Misschien hebben ze niet genoeg aan publiciteit gedaan?'
'Toch wel,' zegt mijn moeder, 'het heeft in alle krantjes gestaan.'
'O,' zeg ik. 'Nou, als schrijvers in bibliotheken in uithoeken van het land lezingen geven, komen er nooit erg veel mensen.'
'Ik snap niet dat de bieb niet een avondje creatief schrijven organiseert bijvoorbeeld,' zegt mijn moeder, 'dat is toch veel leuker.'
'Ja,' zeg ik. 'Veel.'
'Ik weet zeker dat daar wèl mensen op af komen.'
'Dat kan ik anders ook wel doen,' zeg ik. 'Wil je liever dat ik dat doe?'
'En ze organiseren in deze bibliotheek vaak echt hele leuke dingen hoor. Echt waar. Cursusavondjes over het bedienen van je I-pad.'
'O leuk!'
'Ik ga zelf ook nooit als er een schrijver in de bieb komt,' zegt mijn moeder. 'Wel als er iemand een lezing komt geven die ergens heel specifiek iets vanaf weet.'
'Dat is ook zo.'
'Maar de mensen in de bieb zeiden dat er vaak nog wel een paar mensen bij komen hoor,' zegt ze dan geruststellend. 'Die niet van tevoren een kaartje hebben gekocht.'

vrijdag 18 november 2011

Tegen de honderd

Maandag geef ik een lezing in de bibliotheek waar ook mijn 96-jarige oma bij zal zijn. Ze woont in haar eigen appartement recht boven die bieb. Ik weet niet zeker of ze er is, want soms is ze te moe om de deur uit te gaan. Ze woont nog altijd op zichzelf. Haar onafhankelijkheid is haar grootste goed. Of eigenlijk: was haar grootste goed. De laatste tijd hoor ik geluiden dat oma van plan is naar het bejaardentehuis te verhuizen. Dat het gezelliger kan zijn om met meer mensen te eten dan in je eentje. Het lijkt mij raar om in de bieb te staan praten met oma erbij. Ik schat dat ze mij uiteindelijk nog altijd in haar hoofd heeft als 12-jarige. En ik denk dat ze eind 70 is, 80 op z'n hoogst. Elke keer als we elkaar zien, schrikken we een beetje. Om de tijd die voorbij blijkt te zijn gegaan. Zonder dat we er echt erg in hadden.
Voor je het weet loop je tegen de honderd.

donderdag 17 november 2011

Regels

'Je mag toch helemaal geen zin beginnen met 'ik'? merkte een cursist van mijn klasje op. 'Dat is een regel.'
'Nee, dat is alleen bij sollicitatiebrieven,' zei iemand anders.
'Je mag sowieso nooit beginnen met ik.' Weer een ander. 'In geen enkele brief, dat is de etiquette.'
'Wel in een liefdesbrief,' riep ik. De discussie ging nog een tijdje voort.

Daarna kwam het woordje 'één' aan de orde, dat moest 'een' zijn volgens de cursist. Ook het accent egu scheen streng verboden te zijn in schriftelijke teksten. Er volgde geharrewar over het al dan niet toestaan van het accent egu.
'In fictie mag alles. ALLES!' bleef de juf maar roepen,'óók het accent egu.'

Na de les, om half elf 's avonds, liep een cursist een stukje met me mee: 'Zo dat was vermoeiend voor jou, hè?' zei hij.
'Nou, en als ze dan ook nog eens allemaal het huiswerk niet begrijpen.'
'Ja,' zei hij begripvol, 'soms begrijp je het zelf wel, maar dat betekent nog niet dat een ander het ook begrijpt. Dat is net als met dromen, die zijn voor jezelf ook heel helder.'
'Aha,' zei ik.

dinsdag 15 november 2011

Nog een maand

Ik kwam bij de fotograaf voor een foto bij mijn column in de Brug, het krantje van stadsdeel Oost. Er hing een heel groot portret van Pim Fortuin in de studio. Er kringelde rook voor zijn gezicht.
'O, die is een week voor zijn dood genomen,' zei de fotograaf.
'Jee,' zei ik.
'Ja,' zei hij, 'veel mensen waar ik foto's van heb gemaakt, zijn nu dood.'
'Jee,' zei ik.
'Ja,' zei hij. 'Heel gek.'
Hij lachte. Hij noemde een paar namen van mensen die hij gefotografeerd had en die een paar weken of een maand later plotseling het leven hadden gelaten.
Tijdens het fotograferen zei ik nog dat het ook een mooie foto moest worden voor bij een overlijdensadvertentie. Hoewel ik me nu bedenk dat daar helemaal geen foto's bij staan.

maandag 14 november 2011

De oma

De oma drukte de kleinkinderen, twee meisjes, dwars door de mensen heen. Door mij heen. Maar dat ging moeilijk. 'Aan de kant' riep de oma steeds. 'Aan de kant! Mogen zij er ook even bij ja! JAA!' Tegen de meisjes fluisterde ze: 'Doorlopen, hup, gewoon doorlopen! Dan moeten ze wel.'
In acht dagen had ik drie massa-bijeenkomsten gehad - respectievelijk een afzwem-evenement in een bomvol zwembad, een concert (alwaar genoeg over gezegd is) en gisteren bevond ik me dus op de dam, rondom de dranghekken, met alleen de blauwe kouwe lucht boven mij. Leeg en stil.
De oma had haar kleinkinderen uiteindelijk toch tot aan het hek weten te manoeuvreren en was naast mij tot stilstand gekomen. Dat bewijst maar weer eens dat de doordouwers de wereld hebben.
We wachtten op de goedheiligman.
Ik dacht ik ineens aan de woorden: 'Iedereen weet dat het gevaarlijk is, maar mensen verzamelen zich steeds weer.' Ook dacht ik aan de damschreeuwer. De burgermeester zat op nog geen steenworp afstand van ons. Daarna dacht ik aan de avond in de melkweg die over angst zal gaan. De angst die er in de maatschappij heerst. Die niet persé berust op waarheid, maar ook niet volledig op fictie, natuurlijk.
De oma naast mij bleef roepen en wuiven: 'Hier hier hier! Piet hier! HIER!' En ze wees op de kruintjes van de meisjes. 'Zij hebben nog niks gehad!'
Toen piet niet snel genoeg was, krijste de oma: 'Bedankt Piet! Bedankt Piet. Bedanhankt!'
De oma kan er ook niets aan doen, dacht ik. Ze wil alleen maar dat haar kleinkinderen niets te kort komen. Ze wil dat zij wèl gezien worden. Ik bedacht ook dat de opa haar vast - een hele tijd geleden al - verlaten had.

donderdag 10 november 2011

Scènes van een anderhalf-jarige

Bij het consultatiebureau wordt ze getest op haar taalvaardigheden en op andere dingen die een anderhalf-jarige behoort te weten. Op alle vragen van de vriendelijke mevrouw, schudt ze zwijgend haar hoofd. Nee schudt ze. Nee, nee.

Elke ochtend rond zessen wordt er geroepen vanuit haar slaapkamer. Een aanhoudend: Mama! Papa!
We horen onze voornamen voorbijkomen, de naam van het zusje. En als er dan nog niemand reageert, roept ze: Pijn! Pijn! Daarna steeds harder: Auw! Auw! Auw! Pijn! Auw!

'Zou ze echt pijn hebben?' vraag ik.
'Nee, ze doet maar alsof.'
'Misschien zit ze met haar voet tussen de spijlen.'
'Nee joh.'
'Ze begint nu toch wel heel erg hard te roepen. Vind je niet?'

En dan komt haar laatste troef: Poep! Poep! Poehoep!'
En dan gaan we toch maar kijken. Voor het overal zit.

dinsdag 8 november 2011

Het concert

'Ben je depressief?' vroeg hij mij.
'Nee,' zei ik. Maar als ik hier nog lang ben wel, dacht ik.
'Ze zegt dat dit het laatste liedjes is,' zei hij.
'Maar dat is het niet,' zei ik. 'Dat zegt ze wel, maar dat klopt nooit.'
Gebrand Bakker en ik zaten op een radiator op het balkon in Paradiso, en keken tegen ruggen aan. Ritmisch bewegende ruggen. We keken naar hoe de mensen opgingen in het concert van Gillian Welch. We keken naar het samenzijn. De eenheid. De verbinding.
Dat wat Jan van Mersbergen - waarschijnlijk - bedoelt met zijn boek over carnaval. Jan stond beneden in de zaal samen met Esther Gerritsen, Robert Haasnoot, Rashid Novaire en een jongeman van Mojo. Daar hadden wij net ook bijgestaan. Tot ik, hangend aan de mouw van Gerbrand, uit de zaal ontsnapte. Nu waren ze verdwenen in een zee van hoofden. Eén groot hoofd dat meedeinde.
'Ik voel me zo'n hork,' zei ik.
'Waarom?' zei hij, 'Wij zijn niet gek. Die mensen zijn gek. Iedereen weet dat een massa hartstikke gevaarlijk is. En toch verzamelen mensen zich steeds.'
Het moet een schitterend concert geweest zijn. Gillian was in topvorm. Ik lees gelukzalige tweets van andere bezoekers. Maar ik heb dat niet meegemaakt. Met al die mensen om me heen kan de muziek niet in mijn buurt komen. Iedereen wordt euforisch en ik denk: hoe lang nog? En waarom trekt ze haar neus steeds zo op als ze zingt. Er stinkt hier iemand naar poep. Waarschijnlijk ben ik dat zelf. Ik moet stokstijf blijven staan anders raak ik lichamen. Nee, ik moet een beetje mee foeperen. Zo doen ze dat.
Dat maakt me het meest ellendig. Ik wil wel, maar ik kan niet. Het is ook niet zo dat ik niet van Gillian Welch hou, ik beluisterde haar liedjes regelmatig.
Maar nu hoef ik haar voorlopig niet te horen. Alsjeblieft niet.

maandag 7 november 2011

Reclameblog

Halverwege de maand november doe ik een mini-tourneetje. Ik kijk er naar uit. Hier alvast de agenda:

21 november: Een lezing in de bibliotheek in Gennep.

24 november: Voordracht in de Melkweg in Amsterdam.

26 november: Jan van Mersbergen en ik hebben allebei een kort verhaal geschreven bij dezelfde filmbeelden. Die verhalen lezen we voor op het Short story cinemal op het Wintertuinfestival in Nijmegen.

donderdag 3 november 2011

Evenwicht

Ik heb bewondering voor mensen die schrijven en leven kunnen combineren. Die snel kunnen schakelen. Ik kan dat niet altijd goed. Op maandag moet ik er in komen, op dinsdag is dat gelukt, - en dan voeder, verzorg en heb ik ook nog interesse in mijn gezin - maar op woensdag heb ik de kinderen, geef ik 's avonds vier uur les en ben ik in zo'n andere toestand terechtgekomen dat ik op donderdag weer van voren af aan kan beginnen, en op vrijdag is de week om 15.00 u weer afgelopen. In het weekend is er zwemles. Literaire avondjes zijn makkelijker te combineren. Behalve dat het dan laat wordt. Het is alsof je dan in die wereld kunt blijven hangen, je hoeft 'm alleen nog maar over te brengen.
Deze stukjes zijn misschien overgangsstukjes?
Voortdurend heb ik het gevoel dat ik mijn personage als een slappe pop, of eigenlijk voor dood, laat liggen als ik van deze plek wegga. Voortdurend het gevoel onderbroken te worden. Ik sta op van mijn stoel, de wereld zakt in elkaar en ik ben bang dat het voorgoed is.
Soms is het, vermoedelijk, goed om een paar weken achter elkaar op de hei te zitten met je werkje, soms moet je juist heel veel leven er naast. Of alleen maar leven. Wie zal het zeggen.

dinsdag 1 november 2011

Ik mis Fabio

's Ochtends staan er twee vrouwen voor de deur. Eén ervan is de vijftigjarige Ana, die sinds vorige week bij ons schoonmaakt. De andere blijkt de overbuurvrouw. Zij fungeert als tolk voor Ana.
'Ana gaat morgen twee maanden naar Brazilië, is het goed als haar vriend alleen komt schoonmaken?' vraagt de overbuurvrouw.
'Problemo?' zegt Ana. 'No problemo?'
'Mmm,' zeg ik. 'Hij is eigenlijk bouwvakker en...'
'Maar dat was Fabio eigenlijk ook,' zegt de overbuurvrouw.
'Fabio!' roep ik uit. 'Ja, Fabio. Maar met Fabio was alles anders. Fabio was gewoon heel erg goed.'
'Fabio werkt al tien jaar voor mij,' zegt de overbuurvrouw. 'Met tussenpozen.'
'Hij komt toch terug?'
'Dat kan héél lang duren. Er heeft weleens een jaar tussen gezeten,' zegt ze, 'eens in de zoveel tijd krijgt hij het op zijn heupen moet je weten, en dan vertrekt hij.' De overbuurvrouw voegt daar vertrouwelijk aan toe: 'Het is natuurlijk ook een behoorlijk uitzichtloos bestaan, hè?'
'Hoezo dàt dan?'
'No problemo!' concludeert Ana.