maandag 11 februari 2013

In de onderzeeër.

Ik was gevlucht voor de man die beneden een houtkachel aan kwam leggen en daarvoor het hele huis moest doorboren. Hij had carnaval gevierd en was nog brak.
'Wat zou jij doen als ze aan de tieten van je vrouw begonnen te draaien,' zei hij tegen man. 'Ik snap best dat ze die Amsterdammers op hun bek slaan. Ze pikken gewoon hun wijven af.'
De uitdrukking 'dan sta je toch effe met je pik in het zand' leerde ik nog van hem en toen vertrok ik.
In de centrale bibliotheek van Amsterdam dook ik in de de eerste de beste onderzeeër die ik zag.
Een rond stalen geval waarin een houten bankje en tafel gemaakt was. Een kleine opening. Het ding was bijna rondom gesloten. Aan de binnenkant waren namen geklad. Ik klapte mijn laptop open en opende een document. Mijn vingers waren stijf van de kou. Ik deed mijn sjaal om en al gauw had ik ook mijn jas weer aan. Buiten werden steeds nieuwe groepen tieners rondgeleid. Een keer kwam er een kind de onderzeeër in. 'Wat doe jij hier?' vroeg het kind.
'Ik woon hier.'
'O,' zei het kind en verdween weer.
Er stonden drie onderzeeërs naast elkaar. Af en toe gluurde ik door één van de twee ronde raampjes naar de buur-onderzeeër. In deze omgeving werd niet aan tieten gedraaid, zag ik. Heel nodig moest ik naar de wc, maar ik kon mijn onderzeeër niet in de steek laten natuurlijk. De dag zou lang gaan duren besefte ik. En vol ontberingen zijn.
Ik tuurde steeds langer door het rondje van matglas naar buiten, op zoek naar leven. Tot ik tussen de onderzeeërs plotseling een collega schrijfster ontwaarde. Met twee vuisten tegelijk begon ik op het raampje te bonzen.  Steeds harder. Omdat ik bang was dat ze door zou lopen zonder me te zien.
Maar even later verscheen haar hoofd voor de opening.
'Echt iets voor jou om in dit autistische hok te gaan zitten,' zei ze. En: 'Koffie drinken?'
Zo werd ik uit mijn onderzeeër bevrijd. De wereld bleek groter, lichter en leuker daarbuiten. Maar me concentreren, was er niet echt bij.

Geen opmerkingen: