maandag 20 mei 2013

De tramconductrice

Het is nu al weer een week geleden dat ik haar zag. De tramconductrice. Ze paste net in het glazen hokje. Een vrouw met buitengewoon grove gelaatstrekken. Een kop als een buldog en de uitstraling ervan. Grote neus, grote lippen, grote ogen achter glas. De kleur beige en lichtbruin overheerste. Ze keek pislink naar me toen ik instapte. Ze kneep haar ogen samen terwijl ze me in zich opnam. Elke beweging werd gevolgd. Het duurde even voor ik mijn kaartje had. Opgelucht haalde ik 'm tenslotte uit mijn portemonnee en bliepte. Ze vertrok geen spier.  Ik ging op de eerste de beste plek zitten. Recht tegenover haar basis. De hele weg naar het centraal station bekeek ik haar. Ze stond op haar strepen. Geen mens mocht uitstappen op de plaats waar je in hoorde te stappen. Ook al stapte er niemand in. Ze spuwde de haltes uit in de microfoon in het plat Amsterdams. Ik begreep al gauw dat ik het niet persoonlijk op moest vatten. Ook de natgeregende mensen die na mij binnenkwamen, werden als vijanden beschouwd. Alsof het de schuld van de passagiers was dat de vrouw daar zat. Ik zag haar gigantische vingers terwijl ze geld teruggaf aan toeristen. De pincetgreep was nauwelijks nog te doen.
Ik weet nu niet meer wat de aanleiding was maar op een zeker moment, kruisten onze blikken en glimlachte ze naar me. Een grote lieve glimlach. 



2 opmerkingen:

Jan Willems zei

'Al siet men de luy, men kent se niet'

sok zei

De pincetgreep ?